Raadselen rond ABRAHAM RADEMAKER

Een overzicht van de familie van Abraham Rademaker wordt weergegeven

door Deen Boogerd

NIEUWSBLAD Jaargang 13 nummer 4, oktober 2014

voetnoot: Prof. dr. W. T.M. Frijhojfsch over dit feil in “de paniek van 1734”

De vorige keer sloot ik af met, ‘wordt vervolgd’ want er zijn nog wel wat raadselen op te lossen rond Rademaker. Hier een deel uit de memoires waarin Jan van Gooi over Rademakers laat­ste jaren schrijft. De S int-Jansnacht is de Midzomernacht van 23 op 24 juni, in 1734 was dat de nacht van woensdag op donderdag. Het jaar erna op 22 januari sterft Abraham als gevolg van de beschreven toetakeling. Hij was toen 57 jaar en 5 maanden oud, geen 60 zoals J. van Gooi hier schrijft. Hij schreef ook dat zijn vrouw zeer bedroefd en kinderloos achter bleef. Hier blijkt datje nooit iets klakkeloos moet overnemen, natuurlijk was zijn vrouw wel bedroefd maar het kon wel eens behoorlijk druk zijn geweest bij de begrafenis van Abra­ham. Zijn broer Josias had al zeven kinderen, waarvan de jongste Alletta Josia al bijna 9 jaar was. Zus Sara had in 1706 een zoon, Steijntje. Nog een zus van Abraham was Anna, zij was te Amsterdam geboren in 1686. Hieruit weten we dus ook dat het gezin tussen de doop van Josias en Anna naar Amsterdam is vertrokken. Abraham was bijna 10 jaar toen zus Anna ge­boren werd. Opa Theodorus is niet meer, zijn weduwe Sara Goosens en haar nieuwe man Johan van Geelkercken zijn de doopgetuigen.

Oma Sara en Johan krijgen nog 6 kinderen, Abraham had dus ooms en tan­tes die jonger waren dan hijzelf. Maria zijn vrouw, was het zevende kind uit een gezin van wel twaalf kinderen. Dit alles om aan te geven dat Abraham een flinke familie had. Niet dat ze allemaal bij zijn begrafenis aanwezig wa­ren, maar zijn Maria bleef alleen al daarom niet eenzaam en alleen achter. Van een kind dat te vroeg gestorven zou zijn, zijn we niets tegen gekomen. Wel!! (met de hulp van Jan van der Linden) twee dochters van Abraham en zijn Maria, die beiden tijdens Abrahams sterven toch echt springlevend waren.

Maria Anna is gedoopt op 13-05-1707, Ned, Herv. in de Oudekerk te Am­sterdam, doop getuigen waren opa Frederick Rademaker en oma Anna Lüijters. DTB 16, p.6S(folio 32), nr.3

Margaretha is gedoopt op 09-10-1709, Ned. Herv. in de Amstelkerk te Amsterdam,ook hier was opa Frederick weer doopgetuige samen met de moeder van Maria, Margaretha van Brugge. DTB 122, p.26S(folio 133), nr.3 beide uit het archief van de burgelijkestand van A’dam.

Uit alle kerkelijke huwelijken, begrafenissen en doopgegevens uit de familie van Abraham kunnen we de uitspraak van Jan van Gooi over de eigenzinnigheid van Abrahams geloofsbeleving met een korreltje zout nemen. Logisch zou zijn dat Abraham wel belijdenis van zijn geloof heeft gedaan, dat hoort immers zo als je zelf je kinderen laat dopen. Vader Frederick was heel wat keren getuige van de doop van zijn kleinkinderen. Dat was niet het geval bij Abraham. Zijn dochters trouwden op nogal late leeftijd, zeer ruim over de veertig. Maria Anna huwt op 01-03-1754 met Egedius Laurens Tollens, zij houden twee dochters ten doop, te weten Goline Maria en Sara Margaretha. Van dochter Margaretha weten we dat ze is getrouwd met Jan Bongers. Of zij kinderen hebben gehad is niet duidelijk. ‘Anna de Leuter’ zo stond de naam van Abrahams moeder vermeld in het Lissese doopregister. In alle andere gegevens komen we haar tegen als Anna of Annetie Lüijters, wat toch wel wat deftiger aan doet. Vorige onderzoekers liepen waarschijnlijk vast op de grote verschillen in naamgeving, bv. van Rademaker kom ik wel vijf schrijfwijzes tegen.

Er is nog een raadsel om op te lossen en wel waarom is Abraham voor bijna geen geld begraven in de weeskerk te Haarlem. Hij was niet onbemiddeld en normaal gesproken zou het Lucasgilde voor de kosten moeten opdraaien.

Voor een legerstee in de zuidertrans van de Nieuwekerk betaalde men voor ene Anna Schrijver ƒ[4,- en voor een opening (graf) in de Weeskerk staat achter Abrahams naam No40 een 0. Helemaal voor niets was het trouwens ook niet want er moestƒ3,- betaald worden aan zgn. “gaarderskosten”, een belasting op lijkbezorging.

Ook hier grote verschillen! Zo lees ik dat wanneer je niet armlastig was moest je die ƒ3,- betalen. Dus met het vorige gegeven vergeleken is dit ook best vreemd te noemen. Inmiddels weten we dat Abraham best wel goede zaken deed en een graf goed betaald kon worden uit zijn nalatenschap. Een logische verklaring is misschien dat Abraham in zijn laatste dagen werd verpleegd in dit Heilige Geest Huis en daarom uiteindelijk ook begraven werd in de daarbij behorende Weeskerk. Overigens heel vreemd is ook dat de plek in de Weeskerk niet de laatste rustplaats was van Abraham Rademaker. In 1768 moest het Heilige Geest Huis en de daaraan verbonden Weeskerk plaats maken voor de bouw van wat nu het “Hofje van Oorschot” wordt genoemd. De stoffelijke resten en grafstenen zijn toen overgebracht naar de Janskerk iets verderop. Er zouden daar nu nog grafstenen uit die tijd te zien zijn.

Rademakers werk bevat ook nog raadsels, zo kom je een geweldig kasteel tegen met de titel Dever bij Lisse. Andere catalogussen geven aan dat dit grote slot bij Gouda te vinden is geweest. Dat laatste is wel iets geloofwaardiger. Ook van zijn hand, zijn de volgende, Ruin van ’t Oude Huis Devere met er onder ’t Nieuwe Huis Devere. Hier wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen een ouder en een jonger Dever. Zou de bovenste ets weer zo een voorstelling van een tekening zijn die ook voor Rademaker al lang vervlogen tijden weergeeft? Heeft dat half ingestorte gebouw deel uitgemaakt van een Dever als op de volgende pagina? Hetachthoekige fundament wat lang geleden bij dijkwerken zichtbaar werd was dat ook oud Dever? In 1182 moet hier al een “Hüys” zijn geweest want de bruiloft van Diederick van Kleef met Margaretha van Holland hebben ze echt niet in een afgelegen boerenhoeve gevierd maar natuurlijk in en om een behoorlijk edel onderkomen, een slot, burcht of kasteel. Melis Stoke bericht ons hier over in zijn historische rijmkroniek.

Melis Stoke in zijn historische rijmkroniek.

 

 

 

 

 

 

 

Regel 5 vertaald “met groter feesten met hoghen daden”, dat hoghen daden zou je als tournooien moeten uitleggen. Ook in de Schatkamer Der Nederlandse Oudheden wordt melding gemaakt van vroege edelen van Lis, in 1285 Jonkheer Gerard van Lis en in 1321 Jan van Lisse. Met deze gegevens in samenhang met het verhaal van het achthoekig fundament kijken we naar de volgende prent van Rademaker vooral naar de toren.

Het onderschrift luidt, ’t Oude huis in Rijnland niet ver van Lis en de titel ’t Huis Dever. In zo’n Hüijs kun je best een aardig feestje bouwen. Dit ta­fereel is niet uniek, het werd ook door Jacobus Stellingwerf getekend. Hij noemt het ’t huis Dever bij Lisse en bij een tweede ’t oude hüijs te Dever

(zie pag. 2). We kunnen dus stellen dat dit niet zomaar een vrije vormge­ving is van de heren kustenaars. Er was blijkbaar wel degelijk kennis aan­gaande een nog ouder Dever. Zal dat achthoekige fundament nog eens per ongeluk opgedoken worden bij een dijkvernieuwing? Ach….en misschien blijft het wel één van Rademakers raadsels.

bronnen: De nieuwe Schouburg der Nederlantsche Kunstschilders en Schilderessen, door J. van Gooi. Trouw Doop Begraafboeken van Haarlem en Amsterdam. Melis Stoke “Rijmkroniek van Holland” Jan Huygens instituut. Wetenswaardigheden uit “Kasteeltekeningen van Abraham Rademaker” van W. Beelaerts van Blokland en C.Dumas. Afbeeldingen/publicaties uit Archief Historische Vereniging Oud Lisse.