Roversbroek: Dirk Duivenvoorden trekt naar Lisse
De veenderij in het begin van de 19e eeuw was zwaar werk. Een staking voor meer loon wordt beschreven. Dirk Duivenvoorden wordt in 1895 geboren in de Haarlemmermeer. Zijn jeugdbelevenissen worden beschreven. In de Rooversbroekpolder werden bollen geteeld.
door Liesbeth Brouwer
NIEUWSBLAD Jaargang 13 nummer 1, januari 2014
Inleiding
Augustus 2012: Vereniging Oud Lisse raakt in gesprek met de heer Johan Duivenvoorden en het idee wordt geboren om wat verhalen over de Roversbroek te schrijven. Inmiddels zijn 2 artikelen verschenen en wordt het tijd om de familie Duivenvoorden zelf wat meer voor het voetlicht te brengen. In het vorige Nieuwsblad stond dat Kees Huis bij de familie Duivenvoorden had gewoond. Om het precies te zeggen: hij woonde 2 jaar bij de Duivenvoordens en verhuisde voor de laatste jaren van zijn leven naar Rustoord. Maar eerst gaan we nog een flink eind terug in de tijd.
Veenderij
De veenderij trok mensen aan uit het hele land, zo zagen we al aan het verhaal van de familie Huis. Van een kleinzoon van Kerst de Groot kregen we een foto van rond 1916 van de veenderij, (kavel 11 op het kaartje in het Nieuwsblad van oktober). Kerst de Groot kwam uit een veengebied uit Friesland om hier een bestaan op te bouwen. De zoon van Kerst, Jan de Groot, werd de opvolger in het bedrijf. Jaren later kwamen de heer en mevrouw Duivenvoorden naast familie Jan de Groot te wonen.
Krantenbericht uit 22/4/1901
Maar eerst nog terug naar begin 20e eeuw, naar een krantenbericht uit 1901. Om eens een andere kant van de veenderij te belichten.
Alhier is alweer een werkstaking uitgebroken, ditmaal onder de veenarbeiders. Onder deze gemeente behoort de Roversbroekpolder, die geveend wordt. Vroeger betaalden de veenbazen per roede voor het venen f 1,- later is door hen de prijs per roede op ƒ 0,80 gebracht op grond van de lage turfprijzen. Dezen winter zijn de prijzen van turf ten gevolge van de duurte der steenkolen gerezen met 20 a 25 cts. per duizend. Nu verlangden de veenarbeiders dezer dagen hun loon van f 0,80 er roede weder verhoogd te zien tot f 0,90. Hierop was het antwoord van de veenbazen, dat daarvan niets zou gebeuren. Onmiddellijk verlieten 9 a 10 ploegen het werk. De houding der stakers was Zaterdag niet prijzenswaardig. Den geheelen dag was het een dronkenmanspartij met geschreeuw. De troep bewoog zich om de kroegen langs den Ringdijk van den Haarlemmermeerpolder, die onmiddellijk grenst aan bedoelde veenderij.
Nader wordt gemeld: De werkstaking in den Veenpolder Roversbroek te Lisse kan als geëindigd beschouwd worden. Nadat de stakenden gezamenlijk hen, die nog werkten, gedwongen hadden ook de gereedschappen neder te leggen, zoodat de staking algemeen werd, is door de veenbazen toegegeven en wordt het loon met 10 cts. per roe verhoogd.
Roversbroek en het land aan de overkant van de Ringvaart horen bij elkaar, ook op de kroegentocht! Uit dit krantenartikel blijkt dat de veenderij niet altijd van een leien dakje ging. Zwaar werk, niet altijd goed betaald, hoewel er elders soms nog veel meer armoede geleden werd. Die goeie oude tijd!
Dirk Duivenvoorden
De vader van onze gesprekspartner, Dirk Duivenvoorden, werd geboren in 1895. De familie kwam uit de Haarlemmermeer. Ze woonden in de buurt van het Turfspoor, dat toen de naam Veldweg had. Dit is een oud deel van de Roversbroekpolder dat, door het graven van de ringvaart om het Haarlemmermeer droog te maken, van de Roversbroekpolder werd afgesneden. Dirk moest al vroeg meewerken om het gezin draaiende te houden. Hij ging wel even naar school (dat was in Lisse, veel kinderen uit Lisserbroek gingen in Lisse naar school), maar echt tijd om naar school te gaan was er niet, daar aan de Veldweg. Handjes uit de mouwen was het devies! De vader van Dirk, Jan, die in 1866 geboren was en ook wel Stille Jan genoemd werd, had niet zo’n goede gezondheid. Hij stierf toen hij 54 was. Dirk’s moeder, opoe Duif, verloor binnen een jaar haar man Jan en 2 zoons.
Dirk kon later eigenlijk lezen noch schrijven, maar was een man van aanpakken. Je hoefde hem later in de bollenhandel niks wijs te maken! De familie teelde wat bollen en had wat beesten. Maar ook Stille Jan pakte van alles aan. Zo werkte hij nog als houthakker in het bos bij de Laan van Veenenburg (Zwarte Laan). Dat was in die tijd nog een slingerende bosweg en de omgeving was toen nog niet afgezand.
Dirk Duivenvoorden had al jong inzicht in de handel. Zo huurde hij, dat zal zo rond 1920 geweest zijn, een vlet en nam het karwei aan om de gracht (haven) in Lisse uit te baggeren. In de vlet kon zo’n 10 ton (10.000 kg) bagger en om die vol te krijgen was je ongeveer anderhalf uur bezig. De bagger werd opgeslagen aan de Ringvaartdijk in de Poelpolder, ongeveer waar nu het begin van de jachthaven is. Hij huurde daarvoor land van Jan Langeveld, de boer van de 17e eeuwse stolpboerderij in de Poelpolder, waar nu Horsman woont. Bij bloemisten (zo werden indertijd de bollenkwekers genoemd) werd porrie opgehaald en bij de bagger gestort. Porrie is afval van de bollenteelt. De kwekers gooiden die afval in porriehokken, die dan door Dirk Duivenvoorden leeggemaakt werden. Porrie en bagger bleven een poosje liggen en werden daarna goed omgewerkt zodat mooie teelaarde ontstond die weer aan schippers werd verkocht en zo weer bij de boeren belandde. Alles was handwerk. Dat baggeren gebeurde met een soort schepnet aan een lange steel, (baggerbeugel). Steeds weer modder omhooghalen en in de vlet legen tot die vol was. Dan varen naar de Ringvaartdijk, lossen en weer terug om weer te gaan baggeren. Je moet wel ijzersterk zijn!
Dirk Duivenboden werkte ook bij boer Buitenhuis aan het Turfspoor (de Veldweg dus) in Lisserbroek. Een kleinzoon van deze boer zit nu op de boerderij. Het was een gemengd bedrijf, ze hadden akkerbouw, maar ook vee. Dirk was er o.a. melkknecht. Maar ze deden indertijd ook in bollen. Buitenhuis deed het voorstel om samen een bollenbedrijf op te zetten, maar Dirk zag 2 kapiteins op één schip niet zo zitten. Dankzij Buitenhuis kon Duivenvoorden toch een eigen bollenbedrijf stichten. Buitenhuis leende zijn medewerker geld en zo kon hij het eigen bedrijf starten en in de Roversbroekpolder in 1928 een huis bouwen.
Eigen huishouding
In 1929 werd er getrouwd en werd het huis in de Roversbroek betrokken. Het bollenbedrijf liep niet meteen op rolletjes. De winter van 1929 was heel koud. In februari vroor het een week lang meer dan 15 graden. De hele oogst bevroor door de lage temperaturen en het stuiven. Maar ook die problemen werden overwonnen. Hard werken natuurlijk, bij een baas werken en dan de eigen werkzaamheden ’s avonds bij een stormlantaarn doen was geen uitzondering.
Het bollenbedrijf
In de Roversbroek werden bollen geteeld. De bedrijven hadden vaak smalspoortjes. De rails lag tussen de Ringvaart en het huis. Er werd ook geteeld bij de Veenenburgerlaan in Hillegom. Zoon Johan Duivenvoorden herinnert zich nog dat ze als kinderen vlak na de oorlog (het bevrijdingsleger reed nog over de weg) slingers verkochten langs de snelweg (A44). Die snelweg was vlak voor de oorlog gereed gekomen. Johan liep dan met zijn broers met zakken slingers over de brug bij De Vlieger. Dan langs de ringvaart richting 3e Poellaan, met de pont over, weer langs de ringvaart naar de snelweg. Dwars door het veld dus naar wat ze toen de Nieuwe weg noemden. Ze verkochten meest aan de Amerikanen die toen nog met hun legervoertuigen de belangrijkste gebruikers van de weg waren. De auto’s stopten gewoon op de snelweg om bij hen narcissenslingers te kopen.
Veenmollen
In zwarte grond, zoals in de Roversbroek, heeft men last van veenmollen. Veenmollen zijn een soort krekels. Ze hebben voorpoten die lijken op de voorpoten van de gewone mol. Veenmollen leven voornamelijk onder de grond en maken met die voorpoten gangenstelsels (rillen). Ze eten plantenwortels en zijn daarom een plaag voor de kwekers.
Een krantenbericht van 2/6/36 laat dat zien:
Tevens werd besloten de veenmollenplaag in de Roversbroekpolder krachtig te bestrijden door en voor rekening van den polder zelve,
Ook in de krant van 21/5/38 worden de veenmollen weer behandeld:
De ingelanden van de Roversbroekpolder vergaderden in het café van den heer Rijkers (in het café van Dorus Rijkers aan de Kanaalstraat werden altijd de poldervergaderingen gehouden). Besloten werd wederom door te gaan met de verdelging van veenmollen
Een jaar later was het weer raak, 6/5/39:
De Roversbroekpolder vergaderde weer bij café Rijkers. Weer kwamen de veenmollen ter sprake. Er werd een bedrag van f 150 voor uitgetrokken.
Vroeger, vertelt de heer Duivenvoorden, was er een bestrijdingsmiddel: Parijsch Groen. Dat kennen we ook van de verf waarvan het giftige pigment schilders als Cézanne, Monet, en Van Gogh kapot maakte. Tegen de veenmol hielp het, maar vanwege het gift werd het verboden. Later ging men over tot het injecteren met een bestrijdingsmiddel. Toen er nog met de truffel gerooid werd, vertelt de heer Duivenvoorden, stuitte je wel eens op een ronde ril. Iets dieper graven en je vindt het nest met de eieren. Vaak meer dan 100. Die kun je vernietigen door ze in de zon te leggen. Nog iets dieper vind je dan de veenmol. Doormidden en dan wordt het een lekkernij voor de vogels!
Roversbroekpolder 26
Dat was het adres van Dirk Duivenvoorden en zijn gezin. Tweede zoon Johan, onze verteller, werd op dit adres geboren. Toen Johan geboren werd, in december 1933, was het net bar sneeuwweer. De dokter was wel gewaarschuwd, maar kon pas 3 dagen later komen kijken of alles goed was gegaan, want de familie was praktisch ingesneeuwd. Ze hadden een dokter uit Sassenheim, maar die kon door de sneeuw het huis in de Roversbroek niet bereiken. Bij de bevalling hielpen opoe Duif van over de Ringvaart en mevrouw van Essen-Slootweg (de vrouw van Dirk van Essen), van de Roversbroekdijk. Zij wisten wel van wanten als het op bakeren aankwam. Namen van wegen waren in de adressering toen (nog) niet nodig. Zoveel huizen telde de Roversbroek nu ook weer niet. Maar het waren er toch wel heel wat meer dan er in de Poelpolder stonden. Later werd er een andere naamgeving ingesteld en werd Roversbroekpolder 26 veranderd in Roversbroekdijk l. Die naamsverandering moet eind 1940 geweest zijn, want uit een verslag over de raadsvergadering van 4 nov. 1940 lezen we ” de benaming der wegen in den Roversbroek eischte eenige discussie. In de Roversbroek komen de Ringdijk, Middenweg, Roversbroekdijk”. Straataanduidingen waren nog lang ongebruikelijk. Nog in 1957 wordt in een advertentie gesproken over Roversbroek met een nummer, zonder straataanduiding er bij. Het huis Roversbroekpolder 26 is al weer lang geleden afgebroken, maar het lag in de buurt van de kop van de Johan Steenstraat.
Bestelling aan huis
Voor de postbode maakte de adressering niet zo veel uit. Hij kende alle bewoners van de polder. Postbode was Pollé. Post rondbrengen gebeurde natuurlijk op de fiets, wat in de polder niet altijd mee viel. Het was bijna een volledige dagtaak. Van de basculebrug tot de molen was alleen maar een smal paadje over de dijk. Maar ook de mensen van de Ringdijk moesten 2 maal per dag hun post bezorgd krijgen. En in die tijd ook nog geldwissels en telegrammen natuurlijk. De postbode kende iedereen. Diverse bakkies koffie onderweg, met de nodige nieuwtjes, was gewoon. En je kon hem ook je eigen brieven meegeven, met geld om te frankeren, het kwam prima voor elkaar. Niet alleen de postbode kwam aan huis, ook de bakker, de slager, enz. Alles werd nog aan huis afgeleverd. Tot in de 60-er jaren kwam er langs de deur een marskramer. Dat was Jaap Rip uit de Kaag. Eerst kwam hij met paard en wagen, later met een busje. Hij verkocht van alles: lucifers, zeep, lampolie, petroleum, vim, garen, elastiek, band enz. enz. Kruidenier was Rinus Korsuize uit Abbenes. Die kwam eerst met een boekje de bestelling ophalen, later werd er afgeleverd. Korsuize deed zijn ronde in de Haarlemmermeer en leverde meteen in de Roversbroek af. Met de roeiboot over de Ringvaart en dan de dijk over. Achter de dijk lag de tocht die afwaterde naar het gemaal. Over de tocht lag een brug naar Roversbroekpolder 26. (Ook naar andere percelen was er een brug). De doos met kruidenierswaren werd dan onder de brug gelegd. Daar stond hij droog en Dirk Duivenvoorden haalde de doos later wel op. Om af te rekenen kwam Korsuize wel een keer aan huis, maar dat stak niet op een week. In de oorlog liep de bestelling een keer helemaal fout. De doos was weg. Meegenomen. Het bleek gezien door de buren Wessels aan de Ringdijk. Die wisten te vertellen dat ze mensen, die bij Duivenvoorden altijd langskwamen om aardappelen te kopen, met de doos hadden zien lopen. Toen was het duidelijk en dus toog vader Dirk naar Leiden om de spullen terug te halen. Er werden verder niet veel woorden aan vuil gemaakt. De mensen konden gewoon blijven komen om aardappelen te kopen. Eind veertiger jaren stopte Korsuize met de bestellingen en kwam Aad Mens uit de Engel de kruidenierswaren brengen met fiets met mand. Later kwam hij met de auto.
Eigen voorziening
Groente kwam van de eigen tuin. Er werd geweckt en de Keulse pot was in gebruik voor de zuurkool en de bonen in ’t zout. De familie had kippen, konijnen en geiten. Die geiten leefden van het gras dat van de dijk afkwam. Vee had men verder niet. In de Roversbroek hadden alleen De Groot, Stolker, Brak en Piet Warmerdam koeien. En dan nog wat mensen die een koetje voor eigen gebruik hadden. Maar zoals gezegd, bij de Duivenvoordens hadden ze geiten. Dus werd er geitenmelk gedronken, maar ook geitenboter gemaakt. De room van de melk werd in een fles gedaan en dan maar schudden. De hele familie werd ingeschakeld. Later, vertelt de heer Duivenvoorden, gebruikten ze ook wel een weckfles met een stamper. Er werd wel eens roomboter (van koeien) gehaald, maar dat kwam dan van een boerderij in Sassenheim.
Elektriciteit
Elektriciteit was er niet. Om toch elektriciteit te hebben kwam er een windmolen. Speciaal gebouwd door Leen Oldenhage uit Lisserbroek. Die molen was 12 m hoog en had 6 (of 12) wieken. Onder de molen stonden 24 accu’s en zo werd een eigen stroomvoorziening gecreëerd. In de oorlog zijn de Duitsers meerdere keren naar de molen wezen kijken. In de Haarlemmermeer, bij Dirk Molenaar, waren Duitsers ingekwartierd En zo’n 12 m hoog geval wekt natuurlijk wantrouwen. Er kwam dus een Duitser die ophoog klom om te controleren wat er nu aan de hand was. De molen mocht blijven staan. Wel moest er om de zoveel meter een gat gemaakt worden in de ligusterhaag. Kon men vanuit de Haarlemmermeer de zaak in de gaten houden. Een eigen elektriciteitsvoorziening hadden ze ook bij Gijs Baars en bij v.d. Lans. Die hadden een Amerikaans model molen, met l propeller, maar dat was na de oorlog.
School
De familie Duivenvoorden was rooms-katholiek. De Roversbroek was ingedeeld bij de parochie van De Engelenkerk en vanzelf ging je daar dan ook naar school. Lopend en tussen de middag bleef je over. In de winter ging je bijna met donker weg en kwam je met donker weer thuis. Met fikse sneeuw, zoals in twee van de oorlogwinters, had je als kleine jongen moeite om door de sneeuwhopen heen te komen. Ook kinderen van de Buitenkaag en de Binnenkaag gingen op school in de Engel. Die kwamen de Ringvaart over via de Sassemerpont. De Sassemerpont lag aan de zuidkant van de Roversbroekpolder. Ze liepen dus eerst langs de Ringvaart, staken met de Sassemerpont over en liepen verder over de 3e Poellaan.
Wegen
De wegen, als ze er al waren, waren nog niet verhard. De begaanbaarheid van de wegen liet nogal te wensen over. In de Leidsche Courant van 1954 staat zelfs een uitgebreid ingezonden stuk van Van Gerven, die dan in Sassenheim woont, maar voor die tijd 57 jaar in de Roversbroek woonde. Hij reageert ivm de wegenbelasting die dan al 20 jaar wordt geheven.
In de aanhef staat: Ijzeren gordijn in Lisse zonder Russen er achter……
In Lisse doet zich het eigenaardige geval voor, dat bijna in de gehele gemeente de wegen door de gemeente worden onderhouden, behalve in het Oostelijk gedeelte, met name de Rooversbroekpolder… De Rooversbroekers moeten wegenbelasting betalen maar ook hun eigen polderwegen onderhouden. Voor de Roversbroek wordt dit nu teruggestort in de kas van de polder….
De Tweede Poellaan moet onderhouden worden door de Poelpolder en is een groot deel van het jaar onbegaanbaar. Alle mensen die met de bus mee moeten, gaan langs deze weg en dan niet te vergeten de schooljeugd, die voor het merendeel naar de school aan de Beekbrug gaat… Verzuchting van de Rooversbroekers: hadden we in de polder maar een bloemententoonstelling gekregen in plaats van een vuilnisbelt dan waren we er zeker beter aan toe geweest.
Tja, de Rooversbroekers komen er bekaaid van af. Het blijft een eiland. Die vuilnisbelt was na de oorlog gestart op de plaats waar nu ongeveer de waterzuivering zit. Later werd die weer verplaatst naar het einde van de Zwarte Laan.
Een vuilophaaldienst had je nog niet in de Roversbroek. Er was ook veel en veel minder afval dan in deze tijd. Veel werd hergebruikt of gestort aan de kant van de ringvaart. Iets verbranden of afval begraven was toen eigenlijk gewoon.
Wordt vervolgd