ROVERSBROEK, EILAND, POLDER, VEENDERIJ.
De geschiedenis van de Rooversbroek wordt beschreven. Ook de vervening aan het begin van de 20e eeuw komt aan de orde, evenals de middelen van bestaan. Een kasboek van 1888 tot 1923 wordt uitgebreid beschreven. Ook de verkaveling, bemaling en ontpoldering komt aan de orde.
door Liesbeth Brouwer
NIEUWSBLAD Jaargang 12 nummer 3, juli 2013
Wat vooraf ging
Het is 11 augustus 2012; ’Bollenstreek in Bedrijf’. Vereniging Oud Lisse staat met een kraam bij Het Oude Huis op de Rooversbroekdijk. Daar komt ook de heer J.L. Duivenvoorden, een geboren Roversbroeker en een verteller met een ijzersterk geheugen. Er wordt afgesproken om eens wat verhalen op te tekenen en er iets van te publiceren in het Nieuwsblad.
Kasboek
Bij de eerste afspraak is er al een verrassing. De heer Duivenvoorden laat een oud kasboek zien. Er staat op “Kasboek W. Meyer en P. Huis”. Datering 1888 tot 1923.
Het kasboek kwam bij de familie Duivenvoorden via Kees Huis, zoon van de P. Huis van het kasboek. Kees Huis woonde de laatste jaren van zijn leven in bij de heer en mevrouw Duivenvoorden. De vader van Kees Huis was veender in de Roversbroek. Hij zal de veenderij samen gedaan hebben met W. Meyer. In het kasboek staan, in een mooi handschrift, ontvangsten en uitgaven genoteerd. De moeite waard om nader te bestuderen en de aanleiding om een eerste artikel over de Roversbroek te maken.
Eiland Roversbroek
Het dorp Lisse ontstond op de meest oostelijke strandwal. Oostelijk daarvan lag een groot veen- en plassengebied. In dat veengebied had op grote schaal natte vervening plaatsgevonden (tot onder de waterspiegel). Stormen waren er de oorzaak van dat er een steeds groter wateroppervlak ontstond: het Haarlemmermeer. De Lisser Poel was een water met een open verbinding met de rest van het Meer. Tussen de Poel en het Meer lag het eiland Roversbroek.
Inpoldering
De opbrengsten (vis) van de Lisser Poel waren voor de 3 grote kerken van Leiden: voor de Pieterskerk, voor de Pancras- of Hooglandse kerk en voor de Lieve-Vrouwekerk. Dat bracht echter niet zo veel op en daarom besloot men om De Poel droog te leggen. Dat gebeurde in 1623/24. De Poelpolder werd een feit. Het eiland Roversbroek werd vanaf die tijd omsloten door het (Kager)Meer, door de Greveling, door de ringsloot om de Poelpolder en door het Hellegat. De landen van het eiland Roversbroek liepen al bij een beetje wind onder water en waren dan niet te gebruiken. Reden voor de ingelanden van de Roversbroek om de hoogheemraden van Rijnland te verzoeken of ze hun landen met een kade mochten omgeven en toestemming te krijgen een molen te plaatsen. Die toestemming komt op 10 juli 1632. De Roversbroekpolder was een feit en had een oppervlakte van 177 morgen of 150 hectare.
Haarlemmermeer
Het Haarlemmermeer bleef een bedreiging voor zijn omgeving vormen, maar plannen om deze waterwolf te temmen konden met windmolens niet succesvol uitgevoerd worden. Uiteindelijk lukt het met stoomkracht. In 1852 valt de Haarlemmermeerpolder droog. In de Leydse Courant van 27 nov. 1843 wordt een ‘wetsvoorstelling’ gepubliceerd “houdende vaststelling van de begrooting der kosten voor droogmaking van het Haarlemmermeer. De aanleg van ringvaart en ringdijken, polderkaden en bermslooten wordt begroot op f2,012,300”. In de courant van 4/7/1845 staat dat “de ringvaart overal gegraven is en de bedijking langs dezelve in orde gebragt”. Het ontstaan van de Haarlemmermeerpolder had grote gevolgen voor de Roversbroek. De Ringvaart liep dwars door de Roversbroek en sneed een deel van de polder af. Het eiland verloor ongeveer een kwart van zijn oppervlakte (ruim 31 hectare) aan de Haarlemmermeer. De Roversbroekpolder had hierna als afgrenzing de ringsloot van de Lisserpoelpolder en de ringvaart van de Haarlemmermeerpolder . De polderlasten moesten natuurlijk anders verdeeld gaan worden. Maar tot 1875 betaalden de in de Haarlemmermeerpolder liggende gronden nog mee aan de polderlasten van de Roversbroekpolder!
Middelen van bestaan
Het land in de Roversbroek werd gebruikt als wei- en hooiland. In 1748 staat in de Leydse Courant dat in het Rechthuis in Lisse verkocht zal worden “7 margen 136 Roeden Wey- en Hooyland in Lisserbroek en Roversbroek, alles geleegen onder de Ambargte van Lisse”. Ook in later jaren zijn er aankondigingen dat er wei- en hooiland verkocht gaat worden. Onder de aankondigingen voor “grasverkoopingen” in Hotel “De Witte Zwaan” zien we de Roversbroek ook terug.
Vervening
Tot de 18e eeuw was er hier in de regio sprake van kleinschalige vervening. Eerst was dat turf delven: een landeigenaar groef ieder jaar een deel van een perceel af, de rest bleef bijvoorbeeld in gebruikt als grasland. Later begon men met slagturven. (turf winnen door veen onder water op te baggeren, tot op een klei- of zandlaag). De hoogheemraden van Rijnland hielden min of meer toezicht op de turfwinning. In de 18de eeuw kwam de gereglementeerde veenderij. Rijnland gaf dan vergunning om een aaneengesloten gebied te vervenen, vaak één of twee polders. Op voorwaarde dat het gebied na afgraving meteen moest worden drooggelegd. De aanvragers van de vergunning kregen vaak 30 of 40 jaar de tijd om het gebied uit te venen en droog te maken. Door de verplichting tot droogmaking ging er in de gereglementeerde veenderijen geen land verloren. Ook het polderbestuur van de Roversbroek vroeg zo’n vergunning aan. Daar ging natuurlijk een akkoord van de eigenaren aan vooraf. Op 28/12/1886 staat in het Leidsch Dagblad Door alle eigenaren van den Roversbroekpolder te Lisse, is besloten om tot verveening van dien polder over te gaan, met machtiging aan het bestuur om de daarvoor vereischte concessie aan te vragen Op 24/10 87 vermeldt het Leidsch Dagblad Bij koninklijk besluit is aan het bestuur van den Roversbroekpolder te Lisse, gelegen tusschen de ringvaart van den Haarlemmermeerpolder en de Ringsloot van den Poelpolder, vergunning verleend tot vervening van dien polder, welke ruim 114 HA groot is. In het aanstaande voorjaar zal met het venen een aanvang gemaakt kunnen worden.
Verkopen Veenland
Op 3/12/87 vermeldt het Leidsch Dagblad:
Er volgen nog meer van dit soort veilingen. Van Stockum heeft het druk. Of het land van Meyer en Huis op deze manier verkregen is weten we niet.
De vervening vorderde niet snel. Mogelijk is dat de reden waarom het reglement vervening aangepast werd. Op 10/5/97 wordt door de gedeputeerde staten van Zuid-Holland gemeld: Bepalingen zijn vastgesteld om reeds in het jaar 1898 tot eene gedeeltelijke vervroegde droogmaking te geraken, ten einden alle eigenaren in den polder gelegenheid te kunnen geven om naar verkiezing van af het jaar 1899 droog en nat te kunnen venen. Er zijn nog diverse aankondigingen over verkopingen, aanbestedingen van dijken, schieten van tochten enz. Uiteindelijk is het geheel in 1918 afgerond en was de polder geheel verveend en weer drooggemaakt.
Het kasboek
Het kasboek begint op 4 februari 1888 met “Uitgaven aan arbeidsloonen, riet, gereedschappen enz.” Het arbeidsloon was bedoeld voor: sloten, veldstellen, grond gelijkmaken, grond vletten, steekturf omzetten en aankruien, stroo overbrengen enz.enz. In 1888 was het tarief voor dit soort werk f1.25 per dag. Wanneer je bedenkt dat alles handwerk was dan besef je eens te meer hoe zwaar de mensen het toen hadden. De bovenste laag aarde werd eerst afgegraven. Daaronder zat het veen dat afgegraven en verkocht werd. Daaronder was een slechte veenlaag, darie en daaronder klei. De afgegraven bovenste laag werd teruggebracht en gemengd met de “slechte” veenlaag. Daaruit ontstond de huidige teellaag. In de Roversbroek teelt men dus bollen in zwarte grond, dit in tegenstelling tot de westelijker gelegen bollengronden waar op zand (wittegrond) geteeld wordt. Er moest ook van alles gekocht worden, bijv. baggerpaaltjes en veenschoppen. Een veenschop kostte in 1888 f0,80.
De eerste ontvangsten worden genoteerd vanaf juni 1888, maar dat betreft nog grasland. In oktober worden de eerste meldingen gemaakt over verkochte turf; f4.50 voor turf, voor steekturf f1,15 en f0,20 voor kluiten, alles per 1000. Als we het kasboek moeten geloven waren de opbrengsten in ’88 f449,015 en de uitgaven f2217,44. De kost gaat voor de baat uit. Gelukkig is 1889 fi nancieel beter en staat de teller f1074,02 positief.
In de volgende jaren zijn er hele reeksen van uitgaven voor werklonen. Zo maar een paar namen van veenwerkers: v. Velsen, v. Heide, Opdam, v. Aalst, v. Meer, v.Zeyl, de Vries, v. Poelgeest Ook bij de lange reeks van ontvangsten voor turf staan vele namen. Zo maar een aantal: Akerboom, Olders, vdZwet, Koek, Buretta, Kortenkaas, v. Grieken, Koelenwegen.
In 1901 komen er voor het eerst kostenposten in het kasboek voor als Grondlasten, Polderlasten en Rijnlands Bundergeld. Het kan zijn dat deze heffi ngen de eerste jaren van de turfwinning niet betaald hoefden te worden. Er waren vaak fi scale voordelen: droogmakers konden vele jaren vrijstelling krijgen van betaling van belasting en waterschapslasten. De lange reeks van veenwerkers is dan al fi ks ingekort. Zou het vervenen al bijna klaar zijn geweest? We zien dan bij de ontvangsten posten voor landhuur. Ook hier weer rijen namen zoals: v. Leeuwen, v. Diemen, Cors, Zoet, d. Regt, Mooyenkind enz.enz. Vanaf 1902 wordt er eigenlijk geen opbrengst van turf meer in het kasboek genoteerd. De landhuur moet het nu doen.
Een bericht uit de Leidsche Courant van 8/12/1909 luidt:
De dijk van de Roversbroek was gisteren op een plaats in zoodanigen toestand, dat het polderbestuur het noodig oordeelde om gedurende den nacht met vijf werklieden te waken tegen een eventuele doorbraak. De oorzaak hiervan was een mollenrit, die door het steeds vallende regenwater al grooter en grooter was geworden. Mollen waren blijkbaar ook een jaar eerder een probleem. In het kasboek staat op 28 dec. 08 genoteerd: betaald voor mollenvangen 1.40 In de courant van 13/3/1915 wordt vermeld: Wegens de mobilisatie hebben de verveners in den Roversbroekpolder een zeer voordeelig jaar, want in tegenstelling met andere jaren zijn thans alle voorraden turf verkocht en voor flinke prijzen. Enkele verveners beginnen dan ook reeds in de volgende week weer met turf steken. Helaas, in ons kasboek worden dan al geen turfopbrengsten meer genoteerd, dus dit voordeel zal onze verveners Huis en Meyer voorbij zijn gegaan.
Op 17/9/17 staat een merkwaardig bericht in de courant onder de titel Brandstoffenvoorziening Het betreft een verzoek. Hierin wordt gevraagd “de turfprijs van turf uit de veenderij Rooversbroek te Lisse, te verlagen van nu f12 op hoogstens f6 per duizend, wat volgens de initiatiefnemers (volksb en Hanze te Warmond) wel kan.” Of er aan dit verzoek is voldaan hebben we niet kunnen nagaan. Ter vergelijking: in het kasboek staat in 1901 voor turf de verkoopprijs van f3.50 per 1000 genoteerd.
In de Leidsche Courant stond op 12/2/19 de volgende advertentie: TE KOOP een stalen vletschouw zoo goed als nieuw, lengte 8 M, breedte 1,90 M, diep op de buitenhelling 0,50M. Te bevragen bij P. HUIS Roversbroek, te Lisse Blijkbaar was de boot ook niet meer nodig. In het kasboek staat geen opbrengst van de vlet vermeld. Misschien viel hij ook wel buiten de samenwerking met Meyer. Het kasboek eindigt in 1923 met op 24 dec. een afbetaling aan Petrus vd. Voort van f0,90. Gelukkig staan er in 1923 diverse ontvangsten voor landhuur tegenover.
Verkaveling
Naast het kasboek ontvingen we van de heer Duivenvoorden ook een notarisakte uit 1919. Van G. Spoor. Deze akte is een vervolg op de vervening. We lezen ”dat de Roversbroekpolder n.a.v. de droogmaking en vervening een verkaveling moet ondergaan.”. De landmeter van het kadaster te Leiden heeft de percelen in kaart gebracht, opgemeten en vernummerd. Een onderlinge ruiling is noodzakelijk en de ondergetekenden zijn overeengekomen om bij deze akte tot die ruiling over te gaan. Er staat een lange reeks eigenaren genoemd. Ook hier weer enkele namen: van Lynden, Verdegaal, Blokhuis, van Parijs, Rotteveel enz. enz. Uiteraard ook de namen Huis en Meyer. G. Spoor had blijkens de akte een perceel van 1 ha. 91 are en 70 ca.
Bemaling
De Roversbroek was tot 1898 bemalen door een molen, die zijn water uitsloeg op de ringsloot van de Lisserpoelpolder. Het land van de Roversbroekpolder kwam door de vervening een fi ks eind lager te liggen. Er werden pogingen gedaan om samen met de Lisserpoelpolder een stoomgemaal te stichten maar de tijd was blijkbaar nog niet rijp voor een dergelijke samenwerking. Een eigen stoomcentrifugaalpompgemaal werd opgericht, ongeveer in het midden van de kade langs de Ringvaart. De molen werd voor f 350,00 verkocht aan het bestuur van de Beekpolder.
Bij het afgraven van de Roversbroekdijk in de jaren zestig kwam ook de oude molengang weer boven. In 1924 werd het stoomgemaal vervangen door een dieselgemaal. De samenwerking met de Lisserpoelpolder kwam er uiteindelijk toch: in 1974 nam de Lisserpoelpolder de bemaling van de Rooversbroekpolder over. De bemaling van zowel de Roversbroek als de Poelpolder geschiedt nu door een elektrisch gemaal. Het gemaal gebouw aan de Ringvaart werd verkocht en is inmiddels fraai opgeknapt en wordt particulier bewoond.
Ontpolderd
In 1978 werd het noordelijk deel van de polder ontpolderd. De Roversbroekpolder werd als zelfstandige polder opgeheven. Bij het hoogheemraadschap van Rijnland vond toen een concentratie van polders plaats. Per 1 januari 1979 kwam de Roversbroekpolder onder het nieuw gevormde waterschap De Oude Veenen te vallen.
In de jaren ‘90 was in Lisse meer woningbouw noodzakelijk. De realisatie van het uitbreidingsplan Poelpolder II van de gemeente leidde tot bouw van woningen in het noordelijk deel van de Roversbroek. Waarschijnlijk realiseren de meeste van de bewoners van dit uitbreidingsplan zich niet dat zij op het voormalige eiland Roversbroek wonen.