Roversbroek: familie de Groot

Jan de Groot kwam in 1888 uit Friesland naar de Haarlemmermeer om turf te steken. Later verhuisde hij naar de Rooversbroekdijk om een boerderij te beginnen. De familie en hun werkzaamheden worden besproken.

Door Liesbeth Brouwer

NIEUWSBLAD Jaargang 13 nummer 4, oktober 2014

Familie De Groot kwam van oorsprong uit Friesland, vader Jan de Groot, (1845-1925), moeder Froukje Schaaff (1849-1921) met hun kinderen Karst (of Kerst), Jan, Siebrigje, Koop, Grietje, Frederika, Tjitske, Harm en Janke. Toen in 1811 de Burgerlijke Stand werd ingesteld, moest ook Beerent Willems uit Delfstrahuizen gelegen aan het Tjeukemeer, een achternaam kiezen. Hij gaf aan de Maire op, dat hij de naam “de Groot” wilde aannemen. Omdat hij niet kon schrijven, zette hij op de naamacte “zijn eerste merk” in de vorm van een kruisje. De generaties na Beerent Willems de Groot werden allemaal aangeduid als arbeiders of “turfmakers(sters)”, die werkten in het veen van zuidoost Friesland. Bovengenoemde Jan de Groot was de 3e generatie na Beerent Willems. De familie Schaaf(f) woonde geslachten lang in De Knijpe in Friesland. Het waren vooral timmerlieden. Ook zij hadden in 1811 nog geen achternaam. Voorvader Kerst Sijbes nam daarom de achternaam “Schaaff’ aan. Dat sloot goed aan bij zijn beroep van meester-timmerman. Hij heeft wél een echte handtekening kunnen zetten. De voornaam “Kerst” of “Karst”, die vaak voorkomt in de familie Schaaf(f), is de Friese versie van Chris of Christiaan. Froukje Schaaf, de vrouw van Jan de Groot, was de 3e generatie na Kerst Sijbes.

Turfmaker

Trouwacte van Jan de Groot met Froukje Graaf

Jan de Groot was dus een “turfmaker”. In Friesland had dit gezin gewoond in verschillende plaatsjes rond Heerenveen. Men woonde daar waar turf te steken was. Op de trouwacte van Jan en Froukje staat als beroep van de moeder van Jan vermeld: turfmaakster. Rond Heerenveen werd al eeu­wenlang turf gewonnen. In 1551 werd de op een na oudste naamloze vennootschap in ons land opgericht, de Schoter-landse Veencompagnie. De ‘heeren van het veen’ lieten om het veen af te kunnen voeren, vaarten graven. Op de kruising van waterwegen en de verbinding tussen Zwolle en Leeuwarden ontstond Heeren veen.

In de 2e helft van de 19 eeuw wordt duidelijk dat de toekomst van de veen­gebieden somber is. De ontdekking van steenkool en aardolie betekent con­currentie op brandstofge­bied. Vanaf 1875 gaat het mis. De prijzen voor turf zakken, er komt steeds meer werkloosheid onder de veenarbeiders. Tege­lijk met de veencrisis is er in die tijd een landbouwcrisis in Europa zodat de zuidwesthoek van Friesland dubbel getroffen wordt, wat leidt tot oplopende armoede. Maar turf was er ook in de Haarlemmermeer. Daar zagen de De Groots “brood” in en het gezin (met 9 kinderen) trok in het voorjaar van 1888 naar de nieuwe polder, waar op diverse plaatsen nog turf te steken was. Aanvan­kelijk vestigde het gezin zich in Nieuw Vennep waar al een neef woonde. (De naam De Groot komt ook in Nieuw Vennep nog voor). In de Haarlemmermeer werden nog 2 kinderen geboren. Al snel werd er verhuisd naar de Lisserbroek, naar een huis aan de Ringdijk nabij het hui­dige Turfspoor. (Nummer 57R, Kadasternummer 2007). Daar was immers het werk te doen!

Later begon zoon Harm (1883-1964) ook een handeltje in kruidenierswa­ren. Daarom liet vader Jan daar vlak bij een nieuw huis bouwen (later Lis­serdijk 322). Moeder Froukje bediende de winkel en zoon Harm ging de huizen langs om de bestellingen op te nemen en te bezorgen. Door met een roeiboot de Ringvaart over te varen leverde hij ook in de Roversbroek. Vader Jan en zijn andere zonen werkten in het veen in de Lisserbroek. In de archieven van de Haarlemmermeer vind je onder beroep niet meer turfmaker maar wordt gesproken van (veen)arbeider.

Lisserdijk 322.
Foto waarschijnlijk bij het 40-jarige huwelijksjubileum van  Jan en Froukje, met alle zonen, dochters, en schoonkinderen.

De oudste zoon Kerst de Groot (1871-1949) is intussen (op 6 juni 1894) getrouwd met Maria de Ridder (1872-1912). Maria kwam oorspronkelijk uit Wissenkerke, een dorp op Noord Beveland. Het gezin De Ridder trok, net als veel andere mensen uit Zeeland in die tijd deden, naar de Haarlem­mermeer. Maria werkte als dienstmeisje bij boer Hagen in de Lisserbroek. Kerst en Maria betrokken toen ze trouwden ook een woning aan de Lisser­dijk nabij het Turfspoor. (58R, later 84R, daarna 114R) Kerst werkte steeds als veenarbeider. Maar kennelijk raakte het veen op in de Lisserbroek en richtte hij zijn blik over het kanaal (de Ringvaart) naar de Roversbroek, de polder in de gemeente Lisse waarvoor in 1887 octrooi was verleend om die te vervenen.

Dat resulteerde in de aankoop (ca. 1897) van perceel 11 van het onderveld van de Roversbroekpolder (zie Nieuwsblad okt. 2013). De toenmalige notaris gaf hierbij de raad om er een huis op te bouwen. Toen Kerst aangaf, dat hij hiervoor geen geld had, leende de notaris zelf/1000. Het huis werd gebouwd. Voor fundering werd flink gegraven, maar de zandaanvullingen bleken enkele jaren later al onvoldoende draagkracht te hebben, waardoor er al snel scheuren in de muren ontstonden.

Familie Kerst de Groot

Op 24 april 1911 was het zover: het gezin verhuist naar Lisse, naar een andere gemeente en zelfs een andere provincie! De gemeente Haarlemmermeer, waar de Lisserbroek na de drooglegging deel van werd, behoort immers bij Noord Holland! Banden met Lisse waren er al eerder. Men ging er naar school en ter kerke in de Kanaalstraat. Waar nu C&A is stond hun kerk. Jasperina (gewoonlijk. Prien genoemd), de oudste dochter van Kerst en Marie was 6 jaar in 1905 toen de christelijke school aan de Schoolstraat werd gesticht en zij behoorde bij de eerste leerlingen.

In de Roversbroek werd Kerst een zelfstandige ondernemer. Turf ontginnen op zijn eigen perceel. (Zie foto Nieuwsblad januari 2014, waar het gezin grotendeels te zien is, vóór het huis, dus ongeveer waar de Middenweg begon vanaf de Ringsloot.) Bij de verhuizing was Jakoba, de jongste dochter, anderhalf jaar. Zij is geboren in 1909, dus toen woonde het gezin nog in de Lisserbroek. Vader Kerst en moeder Maria hadden afgesproken dat de nieuwe baby vernoemd zou worden naar “tante Ka”, de oudste zuster van Maria. Toen vader Kerst echter onderweg was naar het gemeentehuis in Hoofddorp om het kind aan te geven, dacht hij: “Wat zou de officiële naam van tante Ka nu zijn? Het zal wel van Jakoba zijn.” Deze naam gaf hij daarom op aan de ambtenaar. “Schrijf je dat met een c of met een k?” vroeg deze. “Met een k natuurlijk” was het korte antwoord. Thuis gekomen hoorde hij van zijn vrouw, dat het Catharina moest zijn. De naam kon wel veranderd worden bij de burgerlijke stand, maar dat kostte ƒ25 en dat hadden ze er niet voor over. Het bleef Jakoba. “Maar”, spraken ze af: “we noemen haar toch Catrien”. Haar meisjes-roepnaam werd trouwens ook Ka(atje).

Het ging het gezin die eerste jaren beslist niet voor de wind! Moeder Maria werd zwak en ziek en in 1912 is ze overleden. Kerst bleef als weduwnaar met 6 kinderen achter. Maar … bij de familie Van Voorst uit Lisse was toen een huishoudster, Maria Cats, die afkomstig was uit Maassluis. Kerst trouwde met haar op 6 november 1913. Het uithuwelijk bleef kinderloos.

Turfsteken. Kerst de Groot rechts

In de eerste wereldoorlog (1914-1918) waren de prijzen van de turf flink ge­stegen en brak er een betere tijd aan voor het gezin. In die tijd vroeg het schoolbestuur van de christelijke school aan de Schoolstraat advies aan Kerst de Groot of het veen, dat achter de school op het schoolterrein nog aanwezig was, bruikbaar zou zijn als brandstof. Inderdaad is dit veen in 1918 voor brandstof afgegraven. Intussen was de turf voor de verkoop wel zo ongeveer uit­geput. Voor eigen gebruik werd nog wel wat gereserveerd. In de familie wordt nog verteld dat, wanneer het sterk ijs was, opa Kerst met een slee volgeladen met turf naar Leiden ging om daar de turf te verkopen. Hij zal het paard voor de slee gezet hebben. Dan zat er handel in.

Het afgeveende land was nu tuinbouwgrond geworden. Daarop werd een gemengd bedrijf gestart. Omdat het ene perceel voor een boerenbedrijf te weinig was, heeft Kerst 2 stukken nabij gelegen land er bij gekocht, (waarschijnlijk waren dat perceel 13 en 15. Zie binnenkant omslag Nieuwsblad oktober 2013)

De turfschuur zal wel een 2e leven gekregen hebben en er kwam een stal en een hooiberg voor de koeien en een schuur voor de auto en voor het paard en de wagen. Er kwam zelfs een kapwagen, een koets met een open voorkant. Soms reed men met de kapwagen naar de kerk van de Gereformeerde Gemeente in Lisse waar de familie lid was. Eerst naar de Kanaalstraat en vanaf 1936, toen de “nieuwe” kerk in gebruik genomen was, naar de Tulpenstraat.

Het boerenbedrijf uit die dagen lijkt nauwelijks op de melkveehouderijen uit onze tijd. De ondernemende Kerst de Groot had een aantal melkkoeien. Het zullen er niet meer dan 10 geweest zijn. Melken was handwerk en om 6 koeien te melken ben je al gauw een uur bezig. En dat 2X daags. Een melk-knecht was er niet, maar de dochters konden wel melken.

Van kunstmatige inseminatie had men nog nooit gehoord. Het was in 1935 min of meer wereldnieuws toen het eerste kalf, verwekt middels deze tech­niek, in Friesland geboren werd. Maar zo ver was het in de Roversbroek nog lang niet. Daar moest men een uitstapje maken naar de Poelpolder. Daar, bij boer Langeveld, vond men wel een stier bereid dat klusje te kla­ren. Ook bij vragen kon men bij Langeveld terecht. Wanneer er een pro­bleem was met kalven dan kwam de verloskundige. Een veearts zou men niet gauw roepen, dat was veel te duur.

Waar was de schuur van Jan Guldemond?

Thuis was er voor de dochters natuurlijk huishoudelijke arbeid te doen. Het huis, maar ook de melkbussen schoonmaken, de was, het brei- en verstelwerk. In onze huidige wegwerpmaatschappij kunnen we ons nauwelijks meer voorstellen wat men zo al moest doen. Eén periode in het jaar hadden de meisjes het bijzonder druk. Dat was de tijd van het bollenpellen. Konden ze wat bijverdienen zoals te zien is op de foto van de groep pelsters voor de schuur van Jan Guldemond. Het meest linkse meisje is Jasperina en de vijfde van links is Froukje de Groot. Er was een grote rivaliteit tussen de bollenpelsters. Ze kregen per mand uitbetaald, dus werkten ze heel hard om in het (korte) pel-seizoen wat te verdienen. Soms gunden ze zich geen tijd om naar het toilet te gaan. Men hielp elkaar. In de hooibouw e.d. hielpen de mensen uit de buurt. De eerste melk van een koe die net gekalfd heeft, heet biest. Kun je bijvoorbeeld pap van maken, moet eerst geweld worden, maar niet koken want dan gaat het klonteren. Vroeger werd rauwe melk vaak eerst gekookt. Dat deed men omdat er wel tbc voorkwam onder het vee en door te koken werden bacteriën gedood. Nu is rauwe melk weer een populaire drank en kan veilig gebruikt worden omdat de veestapel tbc-vrij is. Overigens werd op de boerderij wel “zo uit de koe” melk gedronken. Kerst had een gemengd bedrijf. Hij teelde o.a. narcissen en aardappelen en groenten. Ook was er een grote boomgaard met fruit met als bijzonderheid een boom die, door enten, 2 soorten appelen gaf. Uit de tijd dat er met schuiten turf werd getransporteerd dateert nog een scheepstoeter die de vrouw van Kerst de Groot later gebruikte om aan te kondigen, dat haar man van het land naar huis kon komen, omdat het eten klaar was. Kerst kocht een vrachtauto, een T-Ford. Hiermee werd hij ook vrachtrijder van anderen in de Roversbroek. Dit was de le vracht-T-Ford in Lisse. Met dit vrachtwagentje vervoerde hij vooral bloembollen naar de veiling in Lisse. Broer Harm, die eerder al kruidenierswaren verkocht, is trouwens ook beurtschipper geweest, die vrachten voor anderen vervoerde. Kerst is ook jaren (van 1923 t/m 1941) lid geweest van het polderbestuur van de Roversbroek.

De Middenweg was ver buiten het dorp Lisse. De Engelenbuurt was ongeveer even ver weg. De weg langs de Ringsloot was de verbinding met Lisse. Kerst heeft er bij het polderbestuur voor gepleit om deze weg zó breed te maken, dat elkaar tegemoetkomende auto’s konden passeren, maar dat werd afgewezen. Er zouden wel uitwijkhaventjes gemaakt worden. Als afscheid kreeg Kerst van het polderbestuur als herinnering een horloge! In 1949 overleed Kerst de Groot, 77 jaar oud. Zijn tweede vrouw Maria Cats stierf in 1952, 86 jaar oud.

Hoe ging het verder met de kinderen van Kerst de Groot?

Zowel vanuit de Lisserbroek als vanuit de Roversbroek moesten de kinderen lopend naar de school aan de Schoolstraat. Alleen vader Kerst had een fiets. Vanuit de Roversbroek liepen ze langs de Ringsloot via de Roversbroekdijk via de klapbrug en de Poelpolder naar de le Poellaan. Via e Heereweg en de Bondstraat naar school. Toen de kinderen groter werden, moesten ze al gauw gaan werken. Zoon Jan werkte o.a. bij bollenkweker Grullemans in Lisse en later ook in de buurt van Monnickendam. Na deze Noord-Hollandse periode kwam hij weer thuis en heeft het “spul” van zijn vader voortgezet. Jan (geb. 1896) bleef vrijgezel en woonde later alleen op de boerderij. Hij hield heel secuur het huis, de schuren, enz. in stand, zoals het bij zijn vader was. De koeien verzorgde hij als zijn kinderen! De woning had geen aansluiting op het elektriciteitsnet, de waterleiding of riolering. De WC was een aangebouwd hokje. Vanuit de bijkeuken was deze plee bereikbaar. De beerput, die afgedekt was met een ijzeren deksel, was buiten. Er waren prima olielampen, met veel kraaltjes versierd, en water kwam uit een “wel” waarop een handpomp was aangesloten. Het regenwater werdverzameld in een regenwaterput. In de keuken was een pomp met een prachtige koperen kraan, waarmee het regenwater opgepompt werd. De koeien kregen in de wintertijd water uit de welput. In 1975 is Jan de Groot overleden. Hij werd 78 jaar.

De boerderij, die al veel ouderdomsverschijnselen vertoonde werd verkocht en in ca. 1977 gesloopt. Dochter Jasperina werkte o.a. in de huishouding bij tante Frederika Biemond-de Groot in Abbenes. Johannes Biemond, haar man, had daar een boerderij. Later is Jasperina met bloemenkweker Leen Tamboer getrouwd en woonde in Abbenes. Dochter Froukje werkte als meisje in diverse “dienstjes” in de huishouding. Later trouwde ze met Cornelis van Waveren, die vanuit Lisse een bollenkwekerij begon in Julianadorp bij Den Helder. Enkele jaren later zijn zij weer naar Lisse teruggekomen.  Dochter Siebregje werkte in de huishouding bij een rijke familie in Noordwijk. Zij trouwde met de weduwnaar Adriaan Hartman uit Den Haag, waar zij ook gingen wonen. Zoon Marinus had geen ambitie voor het boerenwerk. Hij wilde dolgraag naar de marechaussee, de bereden militaire politie. Die wens is ook vervuld. In de grensplaats Winschoten waar hij een tijd gelegerd was, vond hij Riek Koopman, die zijn vrouw werd. Veel jaren heeft hij als adjudant les gegeven op de opleidingsschool in Apeldoorn.

Hoe ging het met de jongste dochter Kaatje / Catrien / Jakoba?

Bij boer Piet Warmerdam

Omstreeks 1932 was er een Duitse jongeman in de polder komen wonen: Christian Heinrich Brandemann (“Henk” in het Nederlands). Hij was uit Hamburg afkomstig en in 1923 door de economische crisis aldaar naar Nederland gekomen. Hij had enige jaren in Almen (bij Zutphen) op een boerderij gewerkt, waar hij heel snel goed Nederlands leerde spreken en schrijven. Hij volgde diverse cursussen en werkte bij een boerenbedrijven voor de coöperatieve landbouworganisatie aldaar. Later verhuisde hij naar Lisse. Hij vond namelijk werk bij boer Piet Warmerdam in de Roversbroek, waar hij als kostganger intern woonde. Daar leerde hij het gezin De Groot kennen, waarvan de kinderen allen de deur uit waren, behalve de oudste zoon Jan en de jongste dochter Catrien. Toen Henk hoorde, dat dit niet “het jonge echtpaar” was, zoals hij eerst dacht, waagde hij een kans.

En het gevolg?

Catrien de Groot (links) in een bootje in de ringsloot met leden van haar a.s. schoonfamilie, foto ca.1935. Rechts de Roversbroek met de ringdijk

In 1937 zijn ze getrouwd. Eerst hebben zij een kort poosje in Den Haag en Scheveningen gewoond. Eind 1938 zijn ze naar onze streek teruggekomen en vestigden zij zich op Hillegommerdijk nr. 58 in Lisserbroek. Henk is in 1983 op 82 jarige leeftijd overleden. Catrien, die nog enige jaren in Rustoord te Lisse heeft gewoond, is daar in 1991 op de leeftijd van 81 jaar overleden. Zij kregen 5 kinderen, Maria Alwine (Ria), Heinrich (Hein of Henk), Kerst (onze verteller), Johanna Cornelia (Hanneke) en Jan Leonardus (Jan). Zij gingen allemaal in Lisse op school. Eerst, net als de vorige generatie, lopend. Later kregen ze allemaal een fiets.