Roversbroek, vervolg familie Duivenvoorden

De geschiedenis van de familie tijdens de 2e Wereldoorlog wordt besproken. Ook Piet van Rijssel komt aan de orde.

Door Liesbeth Brouwer

INHOUD NIEUWSBLAD Jaargang 13 nummer 2, april 2014

Aan de Haarlemmermeerkant was langs de hele Lisserdijk een prikkel­draadversperring aangebracht. Bij een stoep lag dan een rol die je kon ver­plaatsen. Maar bij het Turfspoor moest je dat niet doen, daar lagen mijnen. Familiebezoek bij opoe Duif ging echter gewoon door, zelfs wel wanneer het spertijd was. Met de roeiboot naar de overkant, prikkeldraad aan de kant. En op dezelfde manier weer terug. Wanneer er in Lisse razzia was dan vluchtten er veel mannen uit de bedreigde leeftijdscategorie naar de Ro­versbroek en bleven daar enkele dagen. Daar was het redelijk veilig. Over­dag kwamen er wel eens Duitsers in de polder, maar ’s nachts zeker niet.

In de oorlog werd vanuit de Haarlemmermeer wel graan overgezet en via een smalspoortje gebracht naar de schuur van de ouders van hr. Duiven­voorden. Vandaar zou het door 2 partijen verder gebracht worden. Maar door onbetrouwbaarheid van deze partijen moest vader Dirk besluiten niet langer mee te doen met deze smokkelroute. In de oorlog heeft men veel van de smalsporen weggehaald omdat men bang was dat de Duitsers het materi­aal zouden vorderen. Ook bij Dirk Duivenvoorden was men daar bang voor en besloot men zelf de rails weg te halen. Dat vorderen gebeurde niet, maar door de dreiging dacht men: beter veilig opgeborgen. Er werden wel meer zaken verborgen. Jachtgeweren werden wel onder de dakpannen verstopt.(en soms weer vergeten). Johan Duivenvoorden vertelt over 2 plaatsen waar een dergelijke vondst later is ontdekt. Op een keer ontdekte Johan dat in de schuur kisten stonden. Nieuwsgierig als hij was werd er natuurlijk stiekem in gekeken. Zaten er allemaal radio’s in. Radio’s moesten ingeleverd worden, maar de mensen leverden dikwijls een oud exemplaar in en lieten de goede radio “ver­dwijnen”. Bij de familie Duivenvoorden dus, tot er betere tijden aanbraken.

Kerst de Groot achter de deur van
zijn T-Ford

De oude T-ford van De Groot die woonde op de Mid­denweg naast de huidige woning van fam. Duiven­voorden werd in de oorlog in een turfschuur verstopt en kwam na de oorlog ook weer boven water. Luisteren naar radio Oranje deden Dirk Duivenvoor­den en ook anderen bij Gijs Baars.

In de Roversbroek werd in de oorlog nog op een klein stukje turf gestoken. (Ook bij het land van Zijp in de Ie Poellaan was dat nog het geval). Schepen die over de Ringvaart voeren waren een doelwit voor Engelse jagers. Wanneer ze het aan zagen komen gingen ze aan wal liggen en gebeurde er niets. Maar toch werd een groenteschip een keer geraakt. Liep zonder persoonlijke ongelukken af. Er zat wel een scherf in de klomp van de schipper.

Ongeluk met tram.

Johan Duivenvoorden vertelt nog een verhaal dat hem altijd is bijgebleven. Naast het bedrijf van Dirk Duivenvoorden had Izaak van Rijssel land met een schuur. Hij woonde niet in de Roversbroek. In de oorlog hield hij daar geiten en varkens. Officieel moest al het vlees naar door de bezetter gecon­troleerde instanties die het via een bonnensysteem distribueren. Er was in  40/41 een vleesrantsoen van 500 gr/week per persoon.(Later werd dat veel minder). Ook op andere levensmiddelen waren rantsoenen Op het plat­teland was het illegaal houden van vee een mooie bijverdienste en iedereen was er blij mee want ook de koper had graag dat extraatje. Op een dag moest Johan Duivenvoorden van zijn vader helpen om de bakfiets van Van Rijssel de dijk op te duwen. Bovenop lagen gewone spullen, kisten voor de bollenteelt, en onderin lag, maar dat wist Johan niet, een geslacht varken. In het dorp zag Van Rijssel plotseling politie. Hij schrok zo dat hij onder de tram kwam. Hij overleefde het ongeluk niet en het varken werd natuurlijk in beslag genomen. In het Leidsch Dagblad uit die tijd wordt wel bericht over het dodelijke tramongeluk. Maar het varken zal wel onder de censuur gevallen zijn.

Piet van Rijssel

Over dit trieste verhaal wilden we wel wat meer te weten komen. We zochten contact met Piet van Rijssel, zoon van de verongelukte Izaak. Hij blijkt ook een boeiend verteller te zijn en we geven graag zijn relaas over die periode weer.

Piet was bij het uitbreken van de oorlog 13 jaar en net van school. Zo als dat in die tijd vaak voorkwam kon hij meteen aan het werk bij zijn vader Izaak. Ze hadden het bedrijf in de Roversbroek, naast de familie Duivenvoorden. Ze woonden niet in de Roversbroek, maar in de Wagend­warsstraat. Het werk van Piet was simpel: schoffelen, spitten ed., eenvoudig werk nog.

Zo moest hij in het najaar van 1940 zijn vader helpen die met de boot voor kunst­mest naar de handelsraad aan de Broekweg moest. De basculebrug moest om­hoog en toen vader met de boot voorbij was moest de brug weer omlaag. Piet zal wel onhandig geweest zijn want hij brak daarbij zijn pols. Vader had het wel gezien, maar moest met de boot door. Piet moest eerst terug naar het land waar zijn fiets nog lag. Met een gebroken pols fietsend over de grindweg naar dokter Haase. Die is niet thuis. Ook dokter Hol en dokter Van Dijk zijn niet thuis. Weer teruggefietst naar dokter Haase en gelukkig, die is er en moet Piet naar het wit-gele kruisgebouw. Daar wordt de zaak gezet en gelukkig is daar dan ook vader Van Rijssel. Met 13 jaar heb je je vader echt nog nodig!

Nog geen jaar later heeft Piet weer pech met zijn hand. Er wordt wat gestoeid op het land, waar ook porrie verbrand wordt. Piet glijdt heel ongelukkig uit, zo met zijn hand in de brandende porriehoop. Hij rent naar de buren waar buurvrouw Duivenvoorden zijn verbrande hand zo in een emmer met geitenmelk duwt. Daar­door liep het nog redelijk af, maar er waren wel lelijke brandwonden.

Het werk op het land moest ook in oorlogstijd wel doorgaan. Er werden bollen geteeld, maar de vraag naar bollen was door de oorlog natuurlijk teruggelopen. Dus teelde men vooral bonen en aardappelen. De aardappelen waren ook voor de varkens. Voor het houden van varkens beston­den quota. Er was een regel ingesteld dat men 1 varken voor eigen gebruik mocht hebben wanneer daar een varken voor de regering (bezetter) tegenover stond. Dat werd regelmatig gecontroleerd en dat klopte in de schuur van Van Rijssel. Er stonden daar 2 varkens: een voor eigen gebruik en een die werd afgeleverd. Maar op het land stond een schelf. Die was hol en via de achterkant kon je er in komen en daar stond nog een clandestien varken. Als slacht voor eigen gebruik. In mei 1941, niet de gebruikelijke slachttijd, want dat is in de herfst, werd het clandes­tiene varken geslacht door een huisslachter. Normaal wordt zo’n varken dan nog een dag aan de leer gehangen, maar in dit geval werd het meteen in stukken ge­sneden en onderin een bakfiets gelegd die geleend was van Abbink. Met kistjes e.d. er over leek het een heel gewoon transport. Was natuurlijk heel zwaar trap­pen, vandaar dat Johan Duivenvoorden moest helpen. De Ie Poellaan was in die tijd nog een grindweg die op de Heereweg uitkwam. Daar moest een haakse hoek gemaakt worden om over de Heereweg naar huis te gaan. Bij het politiebureau aan de Vuursteeglaan stonden politiemensen buiten. De spanning van het zien van de politie terwijl hij zijn illegale lading vervoerde moet groot geweest zijn en Van Rijssel zal de tram uit Leiden niet opgemerkt hebben omdat hij schrok.

Het was meteen duidelijk dat hij zeer ernstig gewond was. Hij werd naar huis ge­bracht, maar is de volgende dag overleden. Moeder Van Rijssel bleef achter met 7 kinderen. De oudste, een dochter, is dan 18, het jongste kind is 7. En dat in deze moeilijke tijd van de oorlog. Er was geen geld, geen verzekering, geen uitkering. Het bedrijf werd doorgezet met hulp van een oom. Die was olieboer maar was ook kweker in de Roversbroek. Zo kon het bedrijf van Van Rijssel door de zoons voort­gezet worden. Het bleven wel 2 bedrijven, maar de werkkracht werd uitgewisseld. En de praktijk kon van de oom verder geleerd worden.De vrouw van Piet van Rijssel, in de oorlogsjaren een schoolmeisje uit Lisserbroek, zit op de lagere school in de Schoolstraat. In die tijd staan de kinderen in de rij klaar op het schoolplein om netjes na elkaar naar binnen te gaan. Ze herinnert zich nog dat ze vlak na het ongeluk een paar meisjes hoorde vertellen dat ze vlees van het ongeluk hadden gekregen. Dat vlees was in beslag genomen en werd daarna verkocht.

Natuurlijk bleef het armoe troef bij de Van Rijssels. Maar in die oorlogstijd was je al blij dat er eten was. En dat was er dank zij de Roversbroek. Niet dat het altijd op rolletjes liep. In de hongerwinter werd er bijvoorbeeld 2x per dag aardappels gegeten omdat er niets anders was. En die aardappels waren soms ook niet veilig. Die moesten na de oogst bewaard worden tot de volgende oogst. Ze hadden een pet (soort afgedekte kuil) voor de consumptieaardappels en ook een pet voor de kriel dat bestemd was voor varkensvoer. Op een kwade dag bleek de laatste pet leeggeroofd. Er waren wel sporen. Het leken mensen uit de stad te zijn. Daar was de nood ook zeer hoog gestegen!

Terug naar het relaas van de familie Duivenvoorden

Verhuizing naar het dorp

.In ’54 ging het gezin Duivenvoorden verhuizen naar Heereweg 294. Daar woonde een mej. Segers. Het huis van Roversbroekdijk 1 werd verkocht aan Jan Visser. Jan Visser was zoon van een boer uit Overijssel en werkte als boerendaggelder bij een boer aan de Binnenkaag. Kreeg daar verkering en woonde eerst in een klein huisje aan de Binnenkaag. Jan Visser verdien­de wat bij door het houden van wat vee. Eigenlijk ging de aankoop van de woning zijn draagkracht te boven. Visser was een goudeerlijk man. Jaren­lang werd de schuld afgelost door wekelijks verse eieren te brengen, (diens zoon Henk was jarenlang verkoper bij Tissing en later bij herenmodezaak Stevens).

In 1954 was er vanwege de woningnood nog de verplichting om een huis splitsen. Dat gebeurde ook aan de Heereweg. Het huis werd gesplitst en in de andere helft van de woning kwam familie Chris Steenwinkel. Hij was medewerker van het arbeidsbureau maar ook journalist van Ons Weekblad (later de Lisser) en het Leidsch Dagblad. Achter Heereweg 294 werd een bedrijfsschuur gebouwd. Om de schuur bereikbaar te krijgen werd nog een serre van het huis afgebroken. Moet je je voorstellen hoe groot het oorspronkelijke huis was! Het bedrijf was toen al Duivenvoorden en Zonen omdat alle 3 de zonen in het bedrijf van vader Dirk waren gekomen. Dirk Duivenvoorden werd ook wel Vader Dirk genoemd. Later gingen de zonen ieder voor zichzelf beginnen en werd het bedrijf weer opgesplitst.

Vader Dirk leefde nog tot 1981 en woonde, voordat hij naar Berkhout ver­huisde, de laatste jaren van zijn leven in bij zijn jongste zoon op Heereweg 294.

Middenweg 5, terug naar de Roversbroek

Heer en mevr. J Duivenvoorden voor hun
huis op Middenweg 5 foto: Chris Balkenende

Zoon Johan Duivenvoorden kocht zijn huis, Middenweg 5, van Kees Brak, in mei is dat 55 jaargeleden. Hij kocht huis en omliggende gronden. In het huis woonden toen de oude heer Brak en het gezin van diens zoon Wim. De oude heer Brak was weduwnaar. Het huis was rond 1928 gebouwd door Van Rooyen. Van Rooyen trouwde de dochter van vener Wessels (kavel 12 op het kaartje uit het Nieuwsblad van okt. 2013). Zowel Wessels als Van Rooyen kwamen uit de Haarlemmermeer. Van Rooyen begon er een bloembollenbedrijf, het venen was toen al achter de rug. In de tijd dat hr. Duivenvoorden het huis kocht was de Middenweg nog niet verhard. Die had een paardenspoor in het midden en daaromheen 2 karresporen. En het zou nog wel een poosje duren voordat de weg verhard werd.

Huizen

Na de veenderij is de polder verkaveld (rond 1920). De sloten liggen niet op gelijke afstanden, zoals bij oudere veenderijen vaak wel het geval is. Beroemd zijn de oude copelandschappen in het Groene Hart. Daar zie je een verkaveling met vaste maten. Dat het hier niet zo is lag aan de diverse eigenaren. Aan de ringvaart maar ook bij de huizen in de polder stonden turfschuren (met rietmatten er omheen).

De heer Duivenvoorden lepelt nog zo de bewoners van de huizen op (we hebben het over eindjaren 50):

De woonark van Van Tol was een grote woonark die er al voor de oorlog was komen te liggen. De boot was toen niet meer vaarwaardig. Met vereen­de krachten en al hozend is hij naar de definitieve, laatste, plaats gevaren. Er omheen werd allerlei grond en afval gestort. Van Tol was voorzitter van de geitenfokvereniging. Als je je geit wilde laten dekken kon je bij Van Tol terecht. De woonark van vd Veek was een fikse slag kleiner.

Voorzieningen

Toen de Duivenvoordens het huis kochten was er nog geen elektriciteit en ook geen waterleiding. Water kwam uit de pomp, maar dat bevatte erg veel roest. Gelukkig was er ook water beschikbaar van het dak. Dat werd opgeslagen in de put die er nog steeds is. De put heeft een inhoud van 2 kub. Prima water voor een kopje koffie! En voor de was. De familie Duivenvoorden had toen ze het huis kochten op voorhand een installatie voor elektriciteit en water aan laten leggen. De aansluiting daar­van liet dus even op zich wachten.

Johan Duivenvoorden vertelt dat hij als jongen met zijn oom nog een wel heeft geslagen bij de Roversbroekdijk. Die kunst was weer overgebracht van vader op zoon. Van Stille Jan dus. Er werd dan een ijzeren pijp de grond in geslagen. Tot iets voorbij de eerste zandlaag. Wanneer ze bij de wel waren werd de ijzeren pijp er uitgehaald en vervangen door een houten buis. Dat was op zo’n meter of 10 a 13. Het water dat spontaan omhoog kwam bevroor nooit. Later werd dieper naar water geboord. Op zo’n 30 m. Dat gebeurde vaak met Norton pompen.

Toen ze het huis kochten stond er een waterfornuis in het achterhuis. Daar werd door de familie Brak het voer voor de varkens (aardappelen) op ge­kookt. De familie Duivenvoorden heeft zelf nooit vee gehad. Maar het fornuis werd wel gebruikt. Het water voor de was werd gekookt op het wa­terfornuis. Het fornuis werd gestookt met hout. Natuurlijk ging dat gepaard met veel rook en dat was de reden waarom het fornuis naar buiten werd geplaatst. Overigens werd het fornuis ook gebruikt voor de weck. Riolering was er ook niet. Men had een beerput die wanneer dat nodig was leeggepompt werd. Dat deed Wijsman, over wie een anekdote volgt:

Op een dag ging Wijsman verhuizen naar het dorp. Wijsman woonde aan de Heereweg, richting Sassenheim, vlak bij de nieuwe rotonde. De huisraad en andere spullen stonden aan de weg klaar om met de verhuiswagen mee te gaan. Helaas kwam voor die tijd de vuilnisophaaldienst langs. Het laat zich raden: al­les werd opgeladen en de spullen waren verdwenen voor er verhuisd kon worden.

Waterproblemen

Een bericht uit de krant van 5/7/57

In de Roversbroekpolder is nog geen waterleiding. Men moet zich behelpen met regenwater. Door de langdurige droogte is men verplicht of naar de overkant aan de Haarlemmerdijk (Haarlemmermeer) te gaan of met een bus naar Lisse te fietsen. Er wordt in de polder verwijtend over het gemeentebestuur gesproken. Waarom niet met een tankwagen water brengen. Al eerder had de voorzitter van het polderbestuur om hulp gevraagd. Er is nog niets van het gemeentebestuur vernomen….

Ander bericht van 9/7/57 vertelt dat er in 27 woningen geen waterleiding, gas of elektriciteit is. Het waswater komt uit de sloot.

Vanaf 8 juli rijdt er een tankauto.

Op 14/10/58 is er een bericht over een beslissing voor elektrificatie van de Roversbroekpolder door HLS. Omdat er al eerder sprake is van omlegging van dijken is HLS beducht dat dit voor de kabels weer extra kosten voor omlegging zou betekenen. Er wordt een garantie gegeven door de gemeen­te om indien noodzakelijk een deel van de kosten te zullen dragen. Watervoorziening wordt ook uitgesteld. Voor ’58 worden maatregelen toe­gezegd om de watervoorziening tijdelijk te regelen.

De heer en mevr. Duivenvoorden herinneren zich niet dat zij grote proble­men met het water hebben gehad. Wanneer er geen water meer in de put was dan werd de gemeente gebeld. Er werd dan water met een tankwagen gebracht. Eerst was dat gratis, maar na protesten daarover van de bewoners uit andere delen van Lisse dat zij toch ook voor hun water moesten betalen werd er 25 cent per kub water afgerekend. Overigens was zo’n droge periode wel een goed moment om de put schoon te maken, want er ontstond natuurlijk wel aanslag van algen in de put. De put is er nog. Het water wordt ook nog gebruikt: bijv. voor de planten, de schoonmaak rond het huis.