STOLPBOERDERIJ VAN LANGEVELD IN OUDE GLORIE HERSTELD
De stolpboerderij van Langeveld in de Poelpolder is in 1642 bebouwd. Bij de restauratie aan het einde van de twintigste eeuw komen veel originele objecten voor in de erg vervallen boerderij.
door Ine Eizinga
NIEUWSBLAD Jaargang 2 nummer 1, januari 2003
Dankzij het feit dat de 17e-eeuwse stolpboerderij aan ’t Lange Rack 2 (vroeger aan de Ruishornlaan) op de rijksmonumenten-lijst is geplaatst, is zij voor de verre toekomst behouden. De restauratie van het vervallen pand was een immens project, dat dankzij de volharding van eigenaar Cees Horsman in samenwerking met de restauratiearchitect Bob C. van Beek is gerealiseerd. Op het terras achter de voormalige schuur van het complex, met uitzicht op de appelboom, vertelt hij graag over hoe een en ander tot stand is gekomen.
In de jaren negentig koopt de gemeente Lisse de als Rijksmonument aangewezen stolpboerderij met het bijbehorende terrein van krap vijf duizend vierkante meter van de heer Langeveld. De stolpboerderij moet gerestaureerd worden en een openbare bestemming krijgen. Het architectenbureau Bob C. van Beek wordt in de arm genomen om te bekijken wat de mogelijkheden zijn. Wanneer hij zijn rapport presenteert, schrikt het gemeentehuis. De boerderij en een aantal omliggende schuren die hoewel geen rijksmonument, maar wel het bewaren waard zijn, verkeren in een zeer slechte staat. Restauratie zal veel geld vragen, wat voor een gemeente niet is op te brengen. In september 1997 biedt de gemeente Lisse de stolpboerderij te koop aan en legt in een brochure uit wat de aankoop inhoudt. De nieuwe koper is verplicht de boerderij te restaureren, naar de normen van het rapport van Van Beek. In samenwerking met hem moet deze zoveel mogelijk in authentieke staat worden teruggebracht, inclusief de tuin. Vlakbij de boerderij staan immers de oudste bomen van de Poelpolder.
Doodschrik
Gemeente Lisse belegt vervolgens een bijeenkomst waarin belangstellenden de boerderij kunnen bezichtigen. Horsman: ‘We, ik denk vijftien personen, kregen een rondleiding door de gebouwen. Het zag er echt heel slecht uit en ik stak dat niet onder stoelen of banken. Toenmalig burgemeester Van der Kroft meende dat ik expres met mijn opmerkingen de andere gegadigden had weggejaagd, maar ik meende echt wat ik zei.’ Horsman aarzelt en vraagt zijn broer een oordeel te geven: ‘Mijn broer zei helemaal niets tijdens de bezichtiging. In de auto vroeg ik hem ‘Wat vind je ervan’ en hij zei dat hij zich dood-geschrokken was van de staat van de gebouwen. Hij vroeg zich af wat ik ermee wilde.’ Cees Horsman wil er gewoon wonen en zijn broer meent: ‘Als je dat echt wilt, dan is alles mogelijk.’ Uiteindelijk blijkt Cees Horsman de enige bieder: ‘Later hoorde ik dat het in 1800 al onbewoonbaar is verklaard. Mijn vrouw Ineke is van mening dat het sindsdien onverklaarbaar bewoond is geweest.’ De boerderij heeft weliswaar elektriciteit, maar is niet aangesloten op leidingwater, noch op de riolering. Horsman: ‘De vorige eigenaar heeft zijn water altijd uit een wel bij de boerderij betrokken.’
Tekeningen
Horsman weet bij de aankoop min of meer waar hij aan toe is. Van Beek heeft de gebouwen nauwgezet opgemeten. De nieuwe eigenaar bezit de tekeningen waarop alle zijden van de te behouden gebouwen staan, zelfs de scheuren staan ingetekend. Van de stolpboerderij staat alles per centimeter op papier, alle balken, maar ook de vroegere voergoot en mestgoot van de koeienstal. Horsman: ‘De stolpboerderij dateert uit 1642, de schuren zijn in 1848 gebouwd en vallen niet onder het Rijksmonument, net zo min als de hooiberg. Vroeger bewaarde men het hooi immers onder de stolp. De hooiberg is veel later gebouwd, met een dak wat in hoogte verstelbaar was, afhankelijk van de hoeveelheid hooi. Van Beek vond het belangrijk het ‘ensemble’ te bewaren, dus ook een deel van de ontwikkelingsgeschiedenis rond de boerderij.’ Horsman vertelt enthousiast: ‘Wist je trouwens dat een drietal kerkorganisaties uit Leiden ooit een claim legden op het water van deze polders? Zij hebben toen de polders droog laten leggen en verkochten vervolgens de gronden. Daarmee werden de kerkgenootschappen min of meer indirect gesubsidieerd. Uit die tijd stamt ook deze boerderij.’ Met de tekeningen in de hand wordt een plan van aanpak opgesteld. Het zal drie jaar duren voordat Horsman opgelucht en trots kan zijn op zijn stolpboerderij.
Verrassingen
‘We konden niet direct aan de slag. Voor de vorige eigenaar moest eerst een nieuwe woning worden gebouwd en dat duurde langer dan gehoopt.’ Het plan ligt in grote lijnen klaar, maar het is onduidelijk hoeveel verrassingen de boerderij nog in petto heeft. Eerst zullen de schuren worden afgebroken, de grond aldaar opgehoogd en twee ervan opnieuw opgebouwd. Van Beek heeft tekeningen gemaakt over een mogelijke indeling:
‘De eerste tekeningen waren nogal uitgebreid, zoveel ruimte hadden we niet nodig. We hebben een lijstje gemaakt: woonruimte, keuken, een grote en twee kleinere slaapkamers, bad en doucheruimte en een werkkamer. Over de deel, de vroegere koeienstal, was nog geen besluit genomen. Als
woonruimte was dat veel te groot Wel overwoog ik de mogelijkheid er een expositieruimte van te maken. Ik kende een aantal Poolse kunstenaars voor wie ik op die manier misschien iets kon betekenen. En dat zou passen binnen het idee van ‘openbare bestemming’ wat de gemeente ooit had.’
Schuiframen
In augustus 1999 is het zover, de schuren kunnen worden afgebroken en weer opgebouwd aan de hand van de gemaakte tekeningen in oorspronkelijke stijl. Deze bijgebouwen krijgen als bestemming het slaap- en woongedeelte. ‘In mei 2000 konden we die gebouwen betrekken. In de kozijnen zijn weer schuiframen gezet, maar nu met veren in plaats van het altijd zo onhandige brok ijzer, om de ramen open te houden. De keuken zou een plek krijgen in de stolpboerderij, we hebben tijdelijk een keukenblok in de slaapschuur geplaatst.’
Oude plavuizen
De stolpboerderij zelf is nu aan de beurt. Uit onderzoek is gebleken dat het pand opnieuw onderheid moet worden. ‘De muren van de boerderij stonden op een gemetselde fundering. We hebben binnen de grond tot tachtig centimeter uitgegraven. Bij het verwijderen van de houten vloer kwamen we nog plavuizen tegen die bewaard zijn en later opnieuw gelegd. Er bleken er niet voldoende te zijn, vandaar dat we een rand van andere, overigens ook oude, plavuizen hebben gemaakt. We ontdekten ook restanten van de fundering van een open haard die midden in de keukenruimte moet hebben gestaan. Omdat we er niet achter konden komen hoe die er ooit heeft uitgezien, hebben we daar verder niets mee gedaan. Ook rond het gebouw is een een meter brede strook van tachtig centimeter diep weggehaald. Dat was een heel spannend moment. Er zat beweging in het gehele pand, er bestond een reëel risico dat het zou instorten. En een ingestort gebouw is geen monument meer.
We moesten ondersteuning aanbrengen op allerlei plekken en op regelmatige afstanden gaten maken in de gemetselde fundering, zodat de dertig centimeter dikke laag beton die we zouden storten naar buiten door die gaten kon lopen. Overal is bekisting aangebracht zodat het beton niet verder kon dan waar we het wilden hebben’.
Bekisting
Maar behalve de betonnen vloer is heien noodzakelijk. Voordat het beton wordt gestort, is er op maar liefst tachtig plaatsen een houten bekisting aangebracht als uitsparing voor de heipalen. Ook dat heien is een klus op zich. Ouderwets heien is uiteraard niet mogelijk vanwege het trillingsgevaar en het feit dat een hei-installatie niet binnen in een gebouw zijn werk kan doen: ‘Holle buizen met een lengte van anderhalve meter werden de grond ingebracht, door deze te verzwaren. Wanneer ze nog een randje boven de grond uitstaken, werd er een nieuw stuk aangetast en vervolgens ook weer de grond ingebracht’. En dat tachtig maal tot een lengte van ongeveer veertien meter per buis! De monumentale stolpboerderij heeft nu een degelijk basis. Een nieuwe fase in de werkzaamheden breekt aan.
Rotte sporen
Driekwart van het metsel werk wordt hersteld, een tijdrovend werk: ‘Alle kozijnen gingen eruit en opnieuw erin. Alle scheuren zijn hersteld’. Het houtwerk wordt grotendeels vervangen. Horsman: ‘Toen het rieten dak, of wat daar nog van over was, eraf ging, bleken ook alle sporen verrot (sporen zijn de balken die het rieten dak dragen). Dat was wel te verwachten, het rieten dak was zo slecht dat het binnen vrijwel net zo hard regende als buiten. Bovendien hebben deze balken altijd veel last van vocht gehad, een koeienstal is nu eenmaal vochtig’. De zware houtconstructie blijkt erg aangetast door ondermeer boktorren en alles wat graag in hout zetelt, maar nog wel bruikbaar: ‘Het was gatenkaas. Maar de torren tasten de randen aan en komen nooit in de harde kern van het hout. Omdat die grenen balken zo dik waren, was er geen risico. We hebben die balkenconstructie kunnen behouden, behandeld en hersteld. Er is een nieuw geïmpregneerd rieten dak opgelegd volgens de huidige normen van het bouwbesluit. En de muren zijn voorzien van een vochtwerend middel’.
Opkamer
En dan volgt de ‘inrichting’. De binnenmuren worden hersteld, het houtwerk in de verf gezet. De prachtige gewelven van de kelder missen een gedeelte, ooit ingestort. Ook dat ontsnapt niet aan de aandacht en wordt hersteld, drie van de treden naar beneden zijn authentiek. De opkamer, huidige werkkamer van Cees Horsman, heeft nog steeds zijn voor de Nederlander van tegenwoordig te lage deur, maar wel de echte, die uit liefde een extra laagje verf heeft gekregen. De hard stenen drinkbakken in de paardenstal hebben voor het huishouden van Horsman geen functie meer, maar worden wel in ere gehouden. Ineke Horsman verzorgt de maaltijden op de plek waar dat eeuwenlang is gedaan. Er wordt echter geen kaas meer gemaakt en de bak waar de melkbussen stonden, ontbreekt. Ook de tuin doet denken aan vroeger, de moestuin bijvoorbeeld, het weitje. Horsman: ‘Wat kon, is gebleven. We zijn hier ontzettend blij mee, dit is een geweldige plek’.