Uit de politierapporten van Lisse, deel XI: Een lastig politieonderzoek in 1847
Het lijk van Schoontje de Brave werd in de Gracht gevonden. Ook werd het lijk van een vrouw gevonden. Diverse getuigen worden gehoord. Landman is verdachte, maar er zijn geen bewijzen.
door Rob Pex
NIEUWSBLAD Jaargang 8 nummer 3, juli 2009
Het is 13 november 1847, half drie ’s middags. Langs de Gracht zijn enige jongens bezig een kledingstuk boven water te halen. Maar bij dat boven water halen komt er nog meer tevoorschijn, namelijk het lijk van een vrouwspersoon! Metselaar Leendert Willem Baak komt erbij en bemerkt al gauw dat het gaat om het lijk van Schoontje de Brave, echtgenote van Jude Jacob Landman. Hij haalt het lijk aan de kant en laat de veldwachter komen. Die legt het lijk in een schuitje en vervoert het naar het oude raadhuis.
Voorgeschiedenis
Jude Jacob Landman was omstreeks 1790 geboren te Amsterdam uit Joodse ouders. Hij trouwde aldaar in 1821 met Schoontje Machielse de Brave, eveneens Joods van geboorte(1). Omstreeks 1830 wonen ze te Lisse op huisnummer 110 aan de Heereweg, maar al spoedig verhuizen ze naar een andere woning in het dorp. Landman blijkt geen goede echtgenoot te zijn. Al gauw zet hij zijn vrouw zonder pardon op straat. Gelukkigbvindt ze onderdak op verschillende adressen in Lisse. Eén van hen isbAdrianus Weyers, die op de Broekweg (huidige Kanaalstraat) woonde, ongeveer tegenover de huidige Wagenstraat. In een stal, grenzende aan het woongedeelte, mocht zij haar verblijf houden. Inmiddels was echter ook haar man aan het zwerven geraakt. Hij besloot zijn vrouw op te zoeken teneinde haar om brood en geld te vragen. Zoniet, dan was zij gebonden aan een zwervend bestaan met haar man en dat was ongetwijfeld niet Schoontje’s voorkeur, want niemand wilde Landman in huis hebben… Landman trof zijn vrouw aan in de stal van Adrianus Weyers. Hij vroeg om brood en geld, maar zijn vrouw maakte hem het verwijt haar ‘met eenige centen te hebben laten zitten en nu om brood en geld te komen’. Landman werd woedend, kon zichzelf niet beheersen en smeet zijn vrouw tegen de ‘stalsteden’ aan. Op de jammerkreten van Schoontje kwam de echtgenote
van Weyers aanlopen. Ze dreef hem de stal uit en de deur ging op slot. Landman riep ‘onder verschrikkelijke eede’ tegen zijn vrouw uit ‘dat zij zou sterven’. En verder ook: ‘Dat morgen zij eerst zou sterven en dan hij’. Al met al geen uitspraken die een prettig gevoel achterlaten! Nadat Schoontje de nodige ‘plegtmatigheden’ had verricht in verband met de sabbat, ging ze om 20:00 uur weer de straat op. Vanaf dat moment is het onduidelijk wat er gebeurd is. Weyers had haar die avond weer terug verwacht, maar ze kwam niet opdagen. En ook de volgende ochtend liet ze niks van zich horen of zien. Hij dacht dat ze bij A. van Opzeeland de nacht had doorgebracht, want ze was van plan bij hem een vertrekje te huren. De volgende dag werd ze, zoals we in de inleiding reeds gezien hebben, dood aangetroffen in de Gracht. Het was dus de vraag wat er tussen 12 november, 20:00 uur, en de ochtend van 13 november was gebeurd.
Het getuigenis van Piet van Waveren
Op 13 november verscheen voor de burgemeester Piet van Waveren, marktschipper op Leiden, wonende aan de Grachtweg. Hij verklaart dat Landman ‘met een eenigsints woest voorkomen’ op 12 november om 20:00 uur bij hem was langsgekomen met de vraag of hij de volgende morgen kon meevaren naar Leiden. Dat was inderdaad mogelijk en de morgen daarop verscheen hij met drie pakken linnengoed aan de Gracht om met de schuit naar Leiden vervoerd te worden.
Het getuigenis van Klaas Kok
De volgende dag, op 14 november, verscheen Klaas Kok, stalhoudersknecht (2). Hij verklaart dat Landman op 12 november om 19:30 uur ‘aan het erf zijns meesters alhier was gekomen’ om naar de kosten te informeren van een rijtuig die hem naar Leiden zou vervoeren. Vanwege ‘de duurte’ sprong hij echter onderweg al uit het rijtuig. Een kwartier later, dus om 19:45 uur, kwam hij wederom bij hem ‘om naar den spoortrein gebracht te worden’. Ook deze kosten kon Landman echter niet opbrengen. Enige tijd daarna, waarschijnlijk omstreeks de klok van 20:00 uur, had Klaas Kok zich begeven naar zijn moeder. Onderweg kwam hij nog Schoontje de Brave tegen, de echtgenote van Landman, en groette haar. Ze beantwoordde de groet evenwel niet. Van zijn moeder ging hij naar de tapper Marseille. Het moet toen omstreeks 20:30 uur geweest zijn. Kort daarna is hij een kwartier weggeweest, om vervolgens te blijven tot 22:00 uur. ‘En dat altijd Landman daar mede tegenwoordig was geweest’. Het is inderdaad zeer wel mogelijk dat Kok omstreeks 20:00 uur Schoontje tegen het lijf liep. Omstreeks dat uur verliet ze namelijk, zoals we eerder opmerkten, de stal van Adrianus Weyers aan de huidige Kanaalstraat. Omstreeks diezelfde tijd vraagt Landman aan schipper Van Waveren op de Grachtweg of hij de volgende morgen mee mag varen naar Leiden, hetgeen inderdaad mogelijk was. Eerder, om 19:30 en om 19:45 uur had hij aan Klaas Kok gevraagd om per rijtuig vervoerd te worden, maar de prijs was te hoog. Om 20:30 uur ontmoet Kok hem vervolgens bij tapper Marseille en blijft daar tot in ieder geval 22:00 uur. Theoretisch zou Landman dus, indien hij de dader was, de moord kunnen hebben gepleegd tussen 20:00 en 20:30 uur of na 22:00 uur. Het getuigenis van Landman en de veldwachter Op 14 november verscheen voor de burgemeester de veldwachter. Hij deelde mee dat hij ongeveer een half uur geleden Landman had ontmoet. Hij had van het ‘ongeval’ van zijn vrouw gehoord en verlangde bij haar te zijn. De veldwachter bracht hem dus naar het raadhuis op het Vierkant, waar het lijk van zijn vrouw lag. Vervolgens gaf Landman te kennen bij haar te willen waken, volgens Joods gebruik. De veldwachter liet hem zijn gang gaan en ging vlug de burgemeester erbij halen, zodat ze Landman aan een verhoor konden onderwerpen. Bij het raadhuis aangekomen hoorden ze gesnurk. Het was Landman, die bij het waken in slaap was gevallen… Ze wekten hem en begonnen hem aan de tand te voelen. Aangaande de middag en vroege avonduren van 12 november wist hij niets anders dan ‘verwarde en tegenstrijdige opgaven’ te doen. Vervolgens kwamen ze uit bij het cruciale tijdstip tussen 20:00 en 20:30 uur. Wat had Landman toen gedaan? Zoals andere getuigen ook al hadden verklaard, was hij omtrent de klok van 20:00 uur ‘van den Tapper (Marseille) naar de schipper Van Waveren gegaan’. Vervolgens zou hij inderdaad zijn vrouw ‘in den Dorpsstraat’ ontmoet hebben. Hij zou haar gegroet hebben ‘en op haar angstig verzoek van haar niet te molesteren gezegd: God beware’. Met andere woorden: hij zou zijn eerder geuite dreigementen om haar van het leven te beroven niet hebben uitgevoerd en haar zelfs hebben gegroet. Kort daarna – het kan toen inderdaad omstreeks 20:30 uur geweest zijn dus – keerde hij weer terug bij tapper Marseille. Om 20:45 uur zou hij nog bij Kok zijn geweest ‘om naar de spoorwagen te worden gebracht’. Dit is in tegenspraak met de door Kok opgegeven tijdstippen van 19:30 en 19:45 uur. Daar er geen bewijzen konden worden gevonden die Landman aanwezen als de dader van de moord, werd hij weer in vrijheid gesteld. Al met al was het nog steeds mogelijk dat Landman zijn vrouw ombracht tussen 20:00 en 20:30 uur. Maar dan komt Pieter Gerrit Marseille, de reeds eerder genoemde tapper, met een opmerkelijk verhaal.
Tapper Marseille aan het woord

Het gedeelte dorpsstraat tussen het Vierkant en de Kanaalstraat omstreeks 1900 naar het noorden gezien. Rechts het witgepleisterde huis van Heereweg 191. Uiterst rechts het pand van Jan van der Geest, die ‘huishoudelijke artikelen’ verkocht. Hier bevond zich in 1847 de tapperij van Pieter Gerardus Marseille. Bron: A.M. Hulkenberg, Lisse in oude ansichten I (zesde druk, Zaltbommel 1987), p. 12.
Op 15 november verschijnt tapper P.G. Marseille bij de burgemeester (3). Hij verklaart dat hij ‘omstreeks 7 uuren des avonds van den 12den jl.’ Landman had geholpen een kist met linnengoed over te brengen naar zijn tapperij. Omstreeks 20:00 is hij vervolgens naar schipper Van Waveren getogen. Dit is duidelijk een regelmatig terugkerend gegeven. Tot zover geen tegenstrijdige getuigenissen dus. Alleen vermeldt Marseille in het geheel niets van het bezoek dat Landman bracht aan Kok, waarbij hij aan laatstgenoemde had gevraagd om een rijtuig. Dat was, zoals we reeds vermeldden, om 19:30 en om 19:45 uur. Vervolgens komt het tijdstip aan bod tussen 20:00 en 20:30 uur, waarover we zo graag wat meer zouden willen weten. Nadat Landman beladen met drie pakken linnengoed naar schipper Van Waveren was gegaan, keerde hij weer terug met dezelfde pakken. Hij kon ze helaas niet achterlaten bij de schipper. Inmiddels waren er ongeveer vijf minuten verstreken. Te weinig tijd om zich aan zijn vrouw te vergrijpen dus… Korte tijd daarna ging hij weer weg om na hooguit een kwartier weer terug te keren. In theorie zou Landman in die tussentijd de moord begaan kunnen hebben. De tapperij van Marseille bevond zich namelijk tussen het Vierkant en de Kanaalstraat (in 1840-1850 aangeduid met huisnummer 170). Vandaar naar de Gracht en weer terug is ongeveer 6 minuten lopen. In de resterende 9 minuten zou Landman dus de moord gepleegd hebben, hetgeen inderdaad binnen de mogelijkheden ligt. Vervolgens keerde Landman weer terug aan de tapkast van Pieter Marseille, waar hij tot 22:00 uur is gebleven.

Het Vierkant omstreeks 1905. Het tweede huis van rechts deed in 1847 dienst als raadhuis. Ansicht uit coll. R.J. Pex.
Een voorzichtige voorkeur voor het tijdstip tussen 20:00 en 20:15 (Marseille meldt immers dat hij na een kwartier weer teruggekeerd was) voor wat betreft het moment van de moord lijkt gestaafd te worden door de verklaringen van twee vrouwen die aan de Gracht woonden. Het waren Lena Westerbeek, echtgenote van Casparus Ruigrok, schipper te Lisse, en Jannetje Zimmerman, echtgenote van Piet van der Plas. Ze woonden in het in 1976 gesloopte Grachthuisje aan de Grachtweg (4). Op 15 november verklaren ze dat ze drie dagen eerder omstreeks 20:00 uur angstig ‘geschreeuw of gegil’ gehoord hadden. Het geluid kwam ongeveer vanaf de plek waar Schoontje in de Gracht werd aangetroffen op 13 november. Waarschijnlijk was dit de plek waar de Gracht afboog naar het zuiden,achter de huizen aan het Vierkant langs.
Besluit
Eigenlijk lijkt alles te wijzen op Jude Jacob Landman als degene die de moord heeft begaan. Het betreft hier echter allemaal indirect bewijs. Niemand had Landman de moord daadwerkelijk zien plegen. En dus werd hij weer in vrijheid gesteld… Intussen brengt deze affaire een stukje negentiende-eeuws maatschappelijk leed aan het licht. De negentiende eeuw was eveneens een tijd van gebroken gezinnen, mede ingegeven door overmatig drankgebruik. Zelfs was het mogelijk dat de mannelijke wederhelft van een echtpaar de vrouw op straat zette en tenslotte ook nog een moord beging. De negentiende eeuw een tijd van romantiek? Ja, voor een klein deel van de bevolking misschien. Lang niet voor iedereen.
Bronnen
Gemeentearchief Lisse, inv.nr. 1115 (politierapporten).
1 Gemeentearchief Amsterdam, trouwregisters.
2 Was Klaas Kok stalhoudersknecht op de Witte Zwaan? Hier werden immers de paarden van de reizigers die het logement aandeden ververst. Volgens het bevolkingsregister van 1840-1850 was hij woonachtig in Het Hofje aan de
Kanaalstraat. Hij was geboren te Lisse in 1821.
3 Pieter Gerardus Marseille was rond 1812 in Lisse geboren. Hij trad in 1832 in het huwelijk met Maria Wilderink. Omstreeks 1832 woonde hij op de hoek van het Vierkant en de Grachtweg. Hij stond toen te boek als broodbakker. In 1847 woont hij inmiddels op huisnummer 170 aan de Heereweg. Dat was vlak naast en ten zuiden van het huidige pand Heereweg 191, het witgepleisterde huis tussen de Kanaalstraat en het Vierkant, waarover enige jaren terug zoveel te doen was.
4. GA Lisse, bevolkingsregister 1840-1850