Uit de politierapporten van Lisse Deel XV: Zwerver Landman opnieuw in actie, 1847

Zwerver Landman komt in 1847 weer in de politierapprten voor. Hij schold zijn buurman uit en beloofde hem te vermoorden. Hij meende dat de buurman spullen van hem had gestolen.

Door R.J. Pex

Nieuwsblad Jaargang 15 nummer 1, januari 2016

Inleiding

We zijn er een tijdje tussen uit geweest, maar hier hervatten we weer de serie politierapporten!
Deze keer gaat het om een oude bekende: Jude Jacob Landman. Zoals de lezer zich misschien nog herinnert, was Landman aanvankelijk koopman van beroep en gehuwd met Schoontje Machielse de Brave.1 Rond 1830 wonen ze op huisnummer 110 aan de Heereweg. Het huwelijk botert niet goed en al gauw zet Landman zijn vrouw zonder pardon op straat, waarna zij gedwongen is door Lisse rond te zwerven. Ze brengt de nacht door op verschillende adressen. Ook Landman (‘What’s in a name’ zouden wij zeggen!) leidt al gauw een zwervend bestaan. Niemand wil hem echter in huis hebben, want hij had niet zo’n goede reputatie. En zo komt het dan dat een paar spelende kinderen in de middag van 13 november 1847 een lijk van een vrouwspersoon zien drijven in het water van de Gracht. Het blijkt te gaan om Schoontje de Brave, de echtgenote van Landman. Hoewel iedereen wist dat Landman de moord had gepleegd, kon men helaas geen steekhoudende bewijzen vinden. Hij vertrok daarop naar Leiden. In 1849 duikt hij op in Arnhem. Het armbestuur aldaar vraagt dan aan die van Lisse of ze hen willen ontheffen van de kosten van verstrekte kleding. Dat gaat niet zonder enig verzet, want de armenkas van de gemeente Lisse was niet bijzonder rijk gevuld. De burgemeester – J.C. van Rosse (18011875) – draait zich dan ook in alle mogelijke hoeken en gaten teneinde te voorkomen dat het Burgerlijk Armbestuur van Lisse voor de kosten van onderhoud moest opdraaien. En dat is het laatste dat we van Landman vernemen.
En is dit nu het hele verhaal van Jude Jacob Landman? Nee, want ergens in de papieren van de plaatselijke justitie bleek zich nog een politierapport te bevinden. Het is gedateerd 21 juli 1847, dus nog uit de tijd dat Landman een vast adres had en het koopmansberoep uitoefende.

Het gedeelte Heereweg waar zich het verhaal afspeelt, ook wel het Oosteinde genoemd. Het witgepleisterde huis geheel rechts werd in 1840 bewoond door Joseph Martinus Le Feber (later Lefeber), afkomstig uit Den Haag, van beroep broodbakker. Ter plaatse van het postkantoor even verderop bevond zich destijds een boerderij. Het is oorlog, want het bovenste deel van de lantaarnpaal links ontbreekt (vlgs. Hulkenberg, Lisse in oude ansichten I, Zaltbommel, zesde druk 1987, p. 15). Coll. auteur.

Even voorstellen…

In dit verhaal leggen de volgende personen een getuigenverklaring af: zo komen we allereerst Joseph van Diest (1786-1861), van beroep arbeider, tegen en zijn vrouw Trijntje (van Catharina) Coster (17861860). Hij woonde waarschijnlijk aan het gedeelte Heereweg dat in de bevolkingsregisters van die tijd staat aangeduid met de naam ‘Oosteinde’. Dit stukje Heereweg begon ter hoogte van de Stationsweg (‘De Steeg’) en liep door in de richting van Hillegom. Een andere getuige die naar voren treedt is Hendrik Willem Jelters, geboren te Haarlem en Rijkscommies van beroep. Waarschijnlijk was ook hij woonachtig in het ‘Oosteinde’. Guurtje Hovenier (overleden in de gemeente Haarlemmermeer in 1881), gehuwd met Pieter de Wals, arbeider van beroep, heeft ook een en ander gezien en gehoord. Zij woonde met haar man aan de huidige Kanaalstraat (in 1847 nog Broekweg genoemd), naast ’t Hofje. Ook de dienstmeid van Hendrik Josephus Huysmans, woonachtig op het buiten Rosendaal, genaamd Jansje van Opzeeland, was ter plaatse van het navolgende incident. Tenslotte legt de veldwachter, Petrus Johannes Wijting, ook een getuigenverklaring af.
De plek waar zich een en ander afspeelt, is waarschijnlijk het huidige Heereweg 172. In de volksmond staat deze woning bekend onder de naam ‘Bakkerij van Vaneveld’. In 1847 woonde hier echter de van Leeuwarden afkomstige koopman Eleazar Joseph de Vries. Hij woonde als zodanig in bij Petrus Hunnego, geboren te Delft omstreeks 1792, maar deze was na een paar jaar alweer vertrokken.2

Nog steeds bevinden we ons in het Oosteinde van Lisse. Geheel links de ‘bakkerij van Vaneveld’, tegenwoordig Heereweg 172, waar in 1847 koopman Eleazar de Vries woonde. Daarnaast zien we nog net de hekpalen van villa Rosendaal. Zie ook volgende afbeelding. Ansicht verstuurd in 1942. Coll. auteur.

Dief, afzetter, gauwdief!’

Eleazar Joseph de Vries en Jude Jacob Landman moeten elkaar goed gekend hebben: beiden waren koopman van beroep en deden dus waarschijnlijk zaken met elkaar, en bovendien waren ze allebei van Joodse afkomst. Op een gegeven ogenblik had Landman een aantal goederen gekocht, die hij voorlopig onderbracht bij collega De Vries. Hij dacht hem te kunnen vertrouwen, maar toen Landman zijn spullen weer kwam ophalen, wilde De Vries ze niet teruggeven! Daar moest je natuurlijk bij zo iemand als Landman niet mee aankomen! We lezen in de verklaring van De Vries dat van hem ‘gewelddadig waren weggenomen de navolgende goederen als 6 sloopen, 6 servetten, 3 kolfballen, 1 wollen deken, 2 ivoren ballen, 1 Bijbel, een vrouwerok.’ Bovendien schold Landman hem uit voor ‘dief, afzetter, gaauwdief, bankroetier, terwijl hij hem tevens gezegd heeft hem te zullen vermoorden. Dat hij zijn sergeant majoor vermoord had en hem zulks ook zoude doen. Dat het mes voor hem klaar lag’. Kennelijk had Jude Jacob, voordat hij in november 1847 zijn vrouw om het leven bracht, in de tijd dat hij diende in het leger, al eerder een moord begaan: zijn sergeant-majoor was het slachtoffer van de driftbuien van Landman. Geen wonder dus dat de angst bij zijn bedreigde collega er goed in zat! We lezen tenslotte: ‘Van welke daadzaken hij als getuigen opgeeft Vrouw Van Diest, vrouw De Wals, Jansje Opzeeland, de meid van dhr. Huysmans, de veldwachter Wijting’.

Gelijkluidende verklaringen

Men besluit alle getuigen te verhoren. Zo verklaart Trijntje Coster, echtgenote van Joseph van Diest, ‘gemelde Landman over de onderdeur 3 van gemelde De Vries te hebben zien heen stappen, daarna denzelven ontgrendelen en daaruit zien komen met een Bijbel met 2 of drie ballen en daarna nog met een arm met (linnen)goed en dat hij hem heeft uit horen schelden voor bankroetier en dat hij f 180 van hem moest hebben’.
Vervolgens zijn Guurtje Hovenier, huisvrouw P. de Wals, en de dienstmeid van de heer Huysmans op Rosendaal, Jansje van Opzeeland, aan de beurt om hun versie van het gebeurde mede te delen. Het volgt nagenoeg het getuigenis van De Vries.
‘Nog compareerde als boven Petrus Johannes Wijting, veldwachter te Lisse, verklarende dat hij door De Vries tot adsistentie in deszelfs huis is geroepen, waarin hij gevonden heeft gem. J.J. Landman gem. De Vries uit scheldende voor dief en afzetter. Hebbende hij hem geen (linnen)goed zien uitbrengen, maar belet om eenige daarliggende gordijnen weg te nemen. Welke verklaring na voorlezing is ondertekend’.

Villa Rosendaal, waar volgens de getuigenverklaringen in 1847 H.J. Huysmans woonde. Hij had het huis in 1844 gekocht van burgemeester Van den Bergh. Coll. auteur.

En wat heeft Landman daarop te zeggen…

Landman kon niet anders dan te bevestigen dat het zo inderdaad was gegaan: de verklaringen waren redelijk gelijkluidend en er waren maar liefst zes getuigen. Hij voegde er echter aan toe ‘dat hij de goederen had weggenomen, omdat die goederen van hem waren en hij daarvan de bewijzen heeft. Gevraagd welke die bewijzen waren, is door hem geantwoord dezelve te bestaan in nota’s of rekeningen van publieke verkoopingen die hij De Vries als kameraad te bewaren had gegeven, welke nota’s of briefjes door De Vries geweigerd zijn terug te geven’.

Conclusie

Het is niet duidelijk of Landman na deze verklaring vrijelijk over zijn gekochte artikelen kon beschikken, noch of hij de f 180,- heeft teruggekregen van De Vries. Maar om hem daarvoor uit te schelden voor ‘dief, afzetter, gauwdief en bankroetier’ en hem bovendien ook nog eens mede te delen ‘dat het mes voor hem klaar lag’, ging toch weer al te ver! Deze keer vielen er geen dodelijke slachtoffers te betreuren. Enige maanden later echter zou het anders lopen: toen benam hij zijn echtgenote van het leven. Nee, met Jude Jacob Landman viel niet te spotten!

Noten

1 Zie Nieuwsblad VOL, jaargangen VIII, nummer 3 (juli 2009) en X, nummer 4 (oktober 2011).

2 Dit was vaker zo met belastingbeambten, zoals hij genoemd wordt in de bevolkingsregisters (letterlijk ‘Rijks Commies’). Na een bepaalde tijd werden ze weer overgeplaatst naar een andere locatie, zodat het mogelijk was dat het verblijf in een bepaalde plaats maar van zeer korte duur was.

3 De voordeuren van de meeste huizen in deze tijd bestonden uit twee helften: een onderdeur en een bovendeur. Het kan dus goed zijn dat Landman gewoon over de onderdeur heen kon stappen, omdat de bovendeur geopend was.

Bronnen

Gemeentearchief Lisse, inv.nr. 1115. GA Lisse, bevolkingsregisters GA Lisse, doop-, trouw- en overlijdensregisters.