VAN VER GEKOMEN: Hongaarse roots van de familie Paardekooper
In de serie ‘Van Ver Gekomen. wordt deze keer de voorouders van Kees Paardekoopen onder de loep genomen. Op 17 februari 1924 is zijn moeder op 12 jarige leeftijd naar Nederland gekomen.
door Wim Bosch
Nieuwsblad Jaargang 18 nummer 4, december 2019
Kees Paardekooper en zijn vrouw Elly ontvingen mij en mijn vrouw Rina hartelijk in hun woning aan de Heereweg bij het Bevrijdingsbeeld. Kees legde mij met zijn notities van het levensverhaal van zijn Hongaarse moeder Ottilia uit hoe zij in Nederland terecht is gekomen, zijn vader Arie Paardekooper heeft ontmoet en later met hem is getrouwd. Arie Paardekooper was bloembollenkweker. Nelly, de zus van Kees, heeft de prachtige oude foto’s verstrekt voor dit verhaal.
Otillia Valeria Gyurasko, was de officiële meisjesnaam van Ottilia, de vrouw van Arie Paardekooper en moeder van Kees. Zij is in Hongarije geboren op 11 december 1911 als enigst kind van haar ouders. Haar moeder heette Borbala Guyrasko-Sas, geboren in Hongarije en in 1913 overleden aan longontsteking. De vader van Ottilia heette Istvan Gyurasko. Hij werd geboren in Eperjes (Tsjechië) in 1867 en was drukker bij de krant Pesti Hirlap in Boedapest. Hij overleed in 1917 aan een hartaanval. Ottilia werd dus al op zesjarige leeftijd wees. Zij werd in huis genomen en opgevoed door haar tante Róza en oom Istvan, die woonden in Dunapentele aan de Donau, ca. 60 km ten oosten van Boedapest. Haar oom en tante waren goed voor haar. Ottilia kreeg een goede opvoeding, volgde de lagere school en leerde zwemmen in de Donau.
Ottilia naar Nederland

Otillia op jonge leeftijd
Hongarije was toen nog een onderdeel van het Oostenrijkse Habsburgse keizerrijk, de dubbelmonarchie. Die viel in 1918 uit elkaar nadat met Duitsland de Eerste Wereldoorlog was verloren. Hongarije verarmde toen snel en leefde van de opbrengst van de landbouw, maar moest ook schulden aan de geallieerden betalen. Veel gezinnen geraakten toen onder het bestaansminimum. Ook Ottilia’s tante Róza en oom Istvan konden de opvoeding van Ottilia financieel niet meer opbrengen. Het Hongaarse Rode Kruis en de ‘Liga’-organisatie hebben toen besloten om 150.000 kinderen, vooral wezen en kinderen uit zeer verarmde gezinnen, een half jaar lang te laten onderbrengen bij Nederlandse gastouders. Dit was een nationale hulpactie log neutrale Nederland! Ze gaven aan deze Hongaarse kinderen een rustperiode van een half jaar. Zo kwam Ottilia op 17 februari 1924 als twaalfjarig kind naar Nederland. Ze werd toen ondergebracht bij ‘tante Pietje’ van den Berg in Voorhout.

Oma van den Berg, tante Pietje en Ottilia.
Adoptie van Ottilia
De bedoeling van het Rode Kruis was dat de Hongaarse kinderen hier een half jaar zouden blijven. ‘Tante Pietje’ van den Berg had geen kinderen en gaf te kennen dat ze Ottilia graag wilde adopteren. Mede door de hulp van de krant ‘Pesti Hirlap’ in Boedapest, waar Ottilia’s vader jarenlang drukker was geweest, en met behulp van officiële instanties slaagde de adoptie en werd Ottilia de pleegdochter van ‘tante Pietje’. Ottilia kreeg van ‘tante Pietje’ een gedegen katholieke opvoeding: doordeweeks ging ze naar een katholieke school, ‘s zondags naar de kerk en elke dag naar de ochtendmis voor de school begon. Later ging ze naar de huishoudschool en kreeg daar lessen in koken, naaien, breien en alles wat met de huishouding te maken had. Ze slaagde met vlag en wimpel voor de opleiding van coupeuse en kon geweldig goed kleren maken, jurken, jasjes enz. Tante Pietje trouwde op zestigjarige leeftijd met weduwnaar Leen van der Geer en Ottilia kreeg toen in een keer tien broers en zussen en werd helemaal in het gezin opgenomen.
Verkering van Ottilia
Arie Paardekooper, zoon van een herenboer uit Oegstgeest, wilde het bloembollenvak leren en fietste elke dag naar zijn stageadres aan de Boekhorstlaan in Voorhout. Jawel, daar woonde ook Ottilia van den Berg! Ze leerden elkaar kennen en het ’klikte’. Ze werden verliefd en de liefde tussen Ottilia en Arie bleek hecht. Toen de vader van Arie hoorde van de verkering werd hij woest! Voor zijn zoon had hij als vrouw een dochter van een rijke bollenboer in gedachte en zeker niet een arme vluchtelinge uit Hongarije. Het verhaal gaat dat ze plechtig moesten beloven dat ze elkaar twee jaar lang niet zouden zien, spreken of schrijven en op geen enkele wijze nog met elkaar contact zouden hebben. Als de twee jaar voorbij waren en ze waren nog steeds verliefd op elkaar, zou opa zijn zegen geven. Na twee jaar hadden ze dus echt verkering en Arie heeft heel wat afgefietst naar Voorhout. Arie en Ottilia zouden nu trouwen. Maar dit was niet eenvoudig! Veel instanties moesten dit huwelijk goedkeuren en werden daarvoor benaderd, tot en met een brief aan de minister van Binnenlandse Zaken Hendrik van Boeijen, door Ottilia geschreven. Ook de krant ‘Pesti Hirlap’ in Boedapest verleende veel medewerking en tenslotte was aan alle voorwaarden voldaan.
Huwelijk van Arie en Ottilia
Arie en Ottilia trouwden op 11 mei 1938 en gingen wonen in Lisse aan de Heereweg 57. Op de volgende pagina staat de trouwfoto met links naast de bruid ‘tante Pietje’, die toen getrouwd was met Leen van der Geer, die naast haar staat. Rechts van bruidegom Arie staat zijn moeder Clara en zijn vader Kees Paardekooper. Ze kregen zeven kinderen: Carla, Nelly (doopnaam Borbala, de naam van Ottilia’s moeder), Kees, Tilly (doopnaam Ottilia!), Truus, Ad (doopnaam Adrianus Istvan, naar de vader van Ottilia) en tenslotte de jongste die Marian heet. Ad overleed op 1 januari 2002 na een ziekbed op 55-jarige leeftijd.
Latere voorvallen in Ottilia’s leven
Toen de Tweede Wereldoorlog voorbij was, was er op het platteland best nog wat verkrijgbaar. Arie Paardekooper pachtte land aan de Loosterweg en teelde naast bollen ook aardappelen, bonen en tabak. Ottilia naaide de kleren van haar kinderen en verstelde ze, want ze was ontzettend goed met naald en draad! Aan het einde van WO II maakte ze voor Kees uit een lange onderbroek een pakje, mooi blauw geverfd en geborduurd. Tijdens de oorlogsjaren waren de contacten van Ottilia met haar familie in Hongarije heel beperkt. Ook na de oorlog bleef het moeizaam: Hongarije was door de Russen bezet, maar er was wel een briefwisseling van Ottilia met haar nichten Irma en Margit, totdat in 1956 de Hongaarse Opstand uitbrak. Er ontstond chaos in Boedapest met veel doden, gewonden en vluchtelingen. Toch werd door Ottilia nog wel contact gezocht d.m.v. brieven aan Irma en Margit. Er kwam toen een telegram met de tekst: ’Wij leven, help ons’. Er was namelijk aan alles gebrek in Hongarije. Ottilia’s man Arie stuurde een groot pakket met zaken die in Hongarije moeilijk of niet te verkrijgen waren, zoals nylons, lingerie, kleding en voedingswaren. Via de post werd een lijst gestuurd met alles wat er in het pakket moest zitten. Helaas bleek dat meer dan de helft was gestolen! De douane zelf had het gejat! Evengoed hebben Arie en Ottilia nog vele jaren kleding en andere goederen naar Irma en Margit en hun vriendin Erzi gestuurd.
Op 4 februari 1969 overleed Ottilia’s man Arie Paardekooper plotseling aan een hartstilstand, terwijlhij ter observatie in het Marinehospitaal in Overveen lag. Hij werd maar 56 jaar oud. Daarna brak een zware tijd aan voor moeder Ottilia en haar kinderen. Wel heeft ze veel steun gehad van familie en vrienden. Het woonhuis aan Heerewe 57 werd verkocht aan Ad Paardekooper, de broer van Kees. Ottilia ging in 1971 wonen in een toen nieuwgebouwd huis aan de Nassaustraat 1a in Lisse. Ze kon goed wennen in de Nassaustraat en had veel aanloop van haar kinderen en kleinkinderen, wat voor haar echt een grote troost was. Eind 1969 zei Ottilia tegen haar zoon Kees dat het haar heel grote wens was om nog een keer terug te gaan naar Hongarije. Want ja, er zat al zo’n 45 jaar tussen haar vertrek uit Hongarije en 1969. Maar Hongarije was in 1969 nog bezet, dus erg moeilijk te bezoeken. Visa, reisdocumenten, verblijf en valuta moesten geregeld worden. Uiteindelijk is Ottilia in 1970 met Kees en zijn vrouw Elly vertrokken naar Hongarije. Ze reisden via Duitsland, Zwitserland (Schaffhausen), Oostenrijk (Salzburg en Wenen) naarbBoedapest. De grenscontrole was wel pittig, maar niet zo erg als in Oost-Duitsland en Oost-Berlijn. Op weg naar Irma in Dunapentele aan de Donau hadden ze prachtig weer en reden over mooie landweggetjes en langs wilde rozenstruiken. Ottilia werd heel zenuwachtig, want ze herkende de omgeving, de kerk, de school en natuurlijk het huisje waar ze was opgegroeid
met het nog steeds daarbij aanwezige varkenskot. Uit het boerderijtje tegenover haar oude huis kwam een oud vrouwtje, heel armoedig met slechte tanden, maar wel heel aardig. Ze zei tegen Ottilia: Ik ken je wel niet, maar jij bent Ottilia, die na de grote oorlog naar Holland is gegaan! Toen brak bij beide vrouwen veel emotie los! In het boerderijtje van die oude vrouw was niets veranderd: dezelfde hoekbank en kruisbeeld. Het vrouwtje was wel veranderd, maar toch was ze nog steeds het vroegere buurmeisje. Ook bij haar nicht Irma werd Ottilia later hartelijk ontvangen. Op tafel stond zelfs een foto van Kees’ dochter Ilse, die oma Ottilia aan Irma gestuurd had. Na aankomst gingen ze meteen de boomgaard in, plukten kersen en praatten met elkaar. Kees en Elly waren verbaasd dat moeder Ottilia toch nog redelijk Hongaars sprak! Het was een mooie reis, vooral voor hun moeder. Ze mochten zelfs in de kerk in Dunapentele het originele doopregister van moeder Ottilia inzien! Later zijn Erzi en Irma nog verschillende keren in Nederland geweest bij de familie. Van het communistische bewind mochten oudere mensen die niet meer werkten, het buitenland bezoeken.

Krantenartikel over Hongarije in 1956