ZO BEGON DE POST IN LISSE: Een houten kastje, 2 meter boven de grond met de brieventasch

door A. van der Meij en Arie in’t Veld

“In die tijd werden de brieven voor Lisse bezorgd vanuit Sassenheim, met een bode s middags en moest voor elke brief vier duiten of 2 cent worden betaald. Buiten de porto. Om een brief van Lisse te ver­zenden moest men ’s middags de bode opwachten of de brief bezorgen bij Jacob van der Veert, schoenmaker ter plaatse en met bijvoeging van 4 duiten of 2,5 cent. Dan nam de bode de brief mee naar Sassenheim ter verdere verzending. Frankering van brieven was toen niet bekend. De ontvanger van een brief moest de port betalen”.

 

De postbezorging van vandaag de dag heeft een hele ontwikkeling moeten doormaken voordat deze is geworden tot wat het nu is. Lisser A. van der Meij nam die ontwikkelingen aan het begin van de vorige eeuw onder de loep en publiceerde daarover in Ons Weekblad van september 1920. In het betreffende artikel legt Van der Meij eerst een band met de lezer(es) door te stellen dat zijn vader een ‘vleeschhouwerij’ had die rond Taschen’ 1837 door hem werd geopend.

Van der Meij spreekt in het artikel het vermoeden uit dat de eerste brieven-gaarder in Lisse in 1840 werd aangesteld: “….. Want het aanleggen van het Hollandsch Spoor en het graven van de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder was in dat jaar gelijktijdig te Lisse en zal daardoor de correspondentie wel aanmerkelijk zijn toegenomen”.

Brievengaarder

Die eerste brievengaarder was vermoedelijk H. Scherpenzeel, de zwager van de toeftmalige burgemeester van Lisse E. J. van den Berg. “Als jongen heb ik die heer Scherpenzeel goed gekend,” zo vervolgt Van der Meij zijn verhaal. “In dien tijd bezorgde hij zelfde brieven in het dorp en had een man, Pieter Mens (wij als kinderen noemden hem Piet Poppejak) die twee­maal daags brieven van het Hollandsch Spoorstation ,Veenenburg’ haalde.Des nachts om 12 uur kwamen de brieven en couranten per postkar van Amsterdam en om 3 uur van Rotterdam. Aan de gevel van het huis van Scherpenzeel was tusschen de deur en het eerste raamkozijn op ongeveer 2 meter boven de grond een houten kastje getimmerd dat van binnen en van buiten gesloten kon worden en waarin hij ’s avonds de brieventasch lag die door de postiljon van de postkar ’s nachts om 12 uur er uit werd gehaald en de post voor Lisse bestemd in een tasch om drie uur ’s nachts er weer in lag. De postiljon had een sleutel van het kastje, zodat de Heer Scherpenzeel ’s nachts niet behoefde op te staan om post af te geven ofte ontvangen,” aldus Van der Meij in zijn verslag waarvan we de diverse eigenaardigheden in het taalgebruik hebben overgenomen. Hij schetste ook dat hij van z’n moeder ooit had gehoord dat haar vader te Sassenheim wel eens brieven uit Berlijn of Leipzig ontving en dan 85 cent porto moest betalen. “Voor kortere afstanden moest in 1852 in ons land 5 cent en voor verdere afstanden 10 cent per gewonen brief betaald worden.Postzegels waren dat jaar reeds inge­voerd doch het was aan het believen van den afzender overgelaten of hij er gebruik van wilde maken. Dit is zo gebleven tot de Postwet van 1875 toen het port werd bepaald op 5 cent per gewonen brief voor het geheele land. Doch geen gedwongen frankeering werd ingevoerd.Het publiek greep even­wel zelf in. ledere handelaar annonceerde namelijk dat hij geen ongefrankeerde brieven wilde ontvangen en leerde alzoo het overige publiek zijn voorbeeld te volgen.Van dien tijd dateert het nog dagelijks (we spreken nog altijd over 1920) voorkomende ,Br.fr.’ in de advertenties in de couranten”.

Briefkaarten

Zijn verhaal vervolgend vertelt Van der Meij dat in 1876 de open briefkaar­ten werden ingevoerd die voor 3 cent aan de postkantoren verkrijgbaar waren en door het gehele land verzonden konden worden. “En nog een paar jaar later werd de postpakketdienst ingevoerd. Dit alles was zoo tot 1919, toen door de verhoogde salarissen en vervoerkosten het tarief is verhoogd voor het binnenland, zoodat een brief 7,5 en een briefkaart 5 cent kost en het pakketposttarief ook aanmerkelijk is verhoogd. Kort na 1875 is door eenige staten de algemeene postvereeniging opgericht, waarbij voor den oorlog bijna alle staten van de wereld waren toegetreden. Die vereeniging hield om de twee jaar op verschillende plaatsen van de wereld een postcongres. Op die congressen werden verschillende nieuwe zaken ingevoerd zoo bijvoorbeeld postwissels, uniform, port voor brieven en briefkaarten over de geheele wereld, postpakketdiensten en verrekenpakketten”. De verteller illu­streert verder dat het tarief ‘voor de gewoone brieven 12,5 cent is en voor briefkaarten 5 cent’. “Gedurende de oorlog (de eerste wereldoorlog, red.) en ook nog niet daarna heeft de vereeniging geen congres gehouden, zoodat door de verhooging van het binnenlandse tarief de malle verhouding is ont­staan dat een brief van bijvoorbeeld hier naar Sassenheim 7 l/2 cent en een briefkaart 5 cent kost en naar landen der vereeniging respectievelijk 12 Vi en 5 cent. Het telegramtarief voor het binnenland was in 1872   30 cent voor 20 woorden, behalve het bestelloon dat de geadresseerde moest betalen. Voor den oorlog en tot 1919 was dit 30 cent voor 10 woorden en geen bestelloon als de geadresseerde binnen de bestelkring van het tele-graafkantoor woont. Thans (1920 dus) is dat 40 cent per 10 woorden en een intercommunaal telefoongesprek van drie minuten kostte tot 1919 25 cents en thans 35 cents. Voor den oorlog konden abonnees van het telefoonnet alhier internationaal van uit hun huis spreken met abonnees van het tele­foonnet te bijvoorbeeld Berlijn, Hamburg, Leipzig, Brussel en vele andere plaatsen”.

Blauw potlood

Na het korte overstapje over de telefonie gaat Van der Meij verder en vertelt dat het betalen van porto voor een brief tot 1875 voor een brief naar Lisse voor een korte afstand, bijvoorbeeld vanuit Haarlem, vijf cent bedroeg. Van verder gelegen plaatsen was dat tien cent. “Hetwelk door de postambtenaren met blauw potlood op het adres werd geschreven. Ook bestond in die tijd nog het dagbladzegel, waardoor het abonnement zeer duur was, zoodat vier of vijf burgers met elkaar de courant lazen en een paar uur per dag ter zijner beschikking kreeg. Mijn vader las (zo vervolgt Van der Meij) het Handelsblad dat ’s avonds 7 uur werd gehaald bij de vorige lezer en de vol­gende dag ’s morgens door de notaris.” Ook vertelt hij dat brievengaarders op den duur ook van buiten de gemeente werden aangesteld. “Waaronder de heer Pieterse. Waarschijnlijk afkomstig uit Sassenheim Na zijn vertrek werd tot brievengaarder aangesteld D. Boeree, horlogemaker alhier die in den beginne dat ambt bij zijn bedrijf waarnam, doch later het horlogemaken moest laten varen.Hij begon zijn ambt met een door hem bezoldigde brievenlooper, daarna werd een officieel aangestelde postbode benoemd in de persoon van N. Reijer, bijgenaamd Klaas Koek en toen hij in 1880 werd gepensioneerd waren er reeds 3 officieel aangestelde postboden.

Postkantoor

Een ansichtkaart van de Heereweg uit 1910. Links het postkantoor. De traimrails gaat richting Hillegom. De aandacht die de fotograaf met zijn geheimzinnige en onbegrijpelijke apparatuur kreeg, is ontroerend. (Foto: Gemeente Archief Lisse)

Het hulppostkantoor Lisse ressorteerde onder het postkantoor Leiden. In het begin der tachtiger jaren kreeg Boeree van den directeur aldaar maandelijksch f 2,50 aan postzegels voor de verkoop, wat na invoering van den pakketpost werd verhoogd tot vijfhonderd gulden. En van postzegels gesproken: aanvankelijk bedroeg de omzet in Lisse 13 duizend gulden per jaar. Toen het postkantoor in 1890 door het Rijk werd overgenomen was dat 18 duizend gulden en in 1920 zat men niet ver van de 30 duizend gulden per jaar”. Na de pensioneering van Boeree kwam de heer Citter als brievengaarder te Lisse. Volgens Van der Meij een zeer formeel man en niet zeer meegaande voor het publiek. Het hulppostkantoor was toen gevestigd op de Gracht in het huis dat later werd bewoond door de dames van Parijs (thans de supermarkt-red). De Citter is gebleven tot 1900 toen het in 1899 gebouwde posten telegraafkantoor werd geopend met de heer Bondam als directeur. Dat postkantoor was gevestigd in een fiks gebouw op de hoek Heereweg/Stationsweg (de Steeg) – thans de hoek van de Berkhoutlaan, ofwel het pand van ‘De Madelief’. Na die tijd is het postkantoor belast geworden met het overzenden van loonlijsten en het bedrag daarvan aan de Rijksverzeekeringsbank, volgens de Ongevallenwet. Vervolgens de postgirodienst, het wekelijks uitbetalen van ouderdomsrente en het verkopen van loonzegels volgens de invaliditeitswet.

Rijk koopt postkantoor

Het postkantoor van Lisse in het begin van de jaren vijftig. De Heereweg is bestraat met kinderkopjes en de traimrails mist de bovenleiding, wat er op duidt dat de tram niet meer reed. Rechts de garage van Camminga, een heuse Ford dealer en dat niet alleen: juffrouw Camminga was de lieflijke kleuteronderwijzeres! (Foto: Arie in ’t Veld)

Dat bewuste postkantoor heeft de gemeente ongeveer f 22.000,- gekost en deze ontving daarvoor van het Rijk een huur van f l .224,- per jaar. Op een avond in 1908 deelde de burgemeester tijdens de vergadering van de Gascomissie mee dat de inspecteur der posterijen bij hem was geweest om hem mede te delen dat het post- en telegraafkantoor te klein was en hem had voorgesteld de politiepost erbij te betrekken. De burgemeester had de gemeente-opzichter opgedragen van die bijtrekking een begroting te maken, wat ongeveer f 2.000,- zou kosten. Van der Meij, lid van de Gascommissie, zei op die mededeling een beter idee te hebben. “Laat het Rijk het post en telegraafkantoor kopen, dan kan het Rijk zoveel veranderen en bijbouwen als het wil, want wordt bovenstaande verandering nu voor rekening van de gemeente gemaakt, over 3 of 4 jaar is het weer te klein”. Dit voorstel vond bij alle raadsleden in die vergadering bijval. Na verschillende taxaties heeft het Rijk het kantoor uiteindelijk in 1909 gekocht voor f 17.500,- inclusief de bijbehorende woning. De gemeente behield een deel van het achtergelegen terrein. Onmiddellijk nadat het Rijk het pand had gekocht volgde er twee verbouwingen. In 1920 was het opnieuw zover. Het personeelsbestand bestond toen uit de directeur en 12 personen, alsmede 8 vaste postbodes. De verzending van de correspondentie vanuit Lisse naar het Zuiden des lands verliep in die tijd voortreffelijk. Het is mij (A. van der Meij) gebeurd dat ik ’s morgens om elf uur een brief naar Roozendaal op de post deed en den anderen dag ’s morgens om acht uur het antwoord daarop in huis had. Naar het Noorden des lands was de correspondentie minder goed omdat de eerste post uit Lisse te Amsterdam aankomt, wanneer de post naar het noor­den reeds verzonden was en dus bleef liggen tot de verzending met de mid­dag- of avondpost”.

IJzel veroorzaakt catastrofe

Nu het volgende over de telegrafische gemeenschap van Lisse met het ove­rige land. “Zoodra de Hollandsche IJzeren Spoorweg zijne telegraaf op alle stations van de lijn Amsterdam-Rotterdam beschikbaar had gesteld voor publiek tot het verzenden of ontvangen van telegrammen, was Lisse en alle Rijkstelegraafkantoren te bereiken. Zeer vlug ging het soms niet, want de Maatschappij had bedongen dat hare diensttelegrammen voorrang zouden hebben en bovendien was bepaald dat alle door publiek aangeboden tele­grammen moesten geseind worden aan het station Den Haag, dat toch al een druk station was en van dat station werden de telegrammen overgeseind naar de Rijkstelegraaf In het jaar 1908 werd het net door het Rijk overgeno­men. Lisse behoorde tot het eerste overgenomen district. Het Rijk had pas de aandeelhouders betaald toen in januari 1909 zo’n hevige ijzel ontstond dat het gehele net tegen de grond sloeg, zoodanig dat de directeur-generaal der posterijen en telegrafie het per auto uit Den Haag kwam opnemen. Het bovengrondsche net was na die catastrophe weder spoedig opgesteld zoodat de abonne’s slechts korten tijd van telefoneren verstoken waren. In Mei 1914 is de bovengrondse geleiding in het dorp langs de Straatweg (nu Heereweg. Red.) door een ondergrondschen kabel vervangen. Op l april 1920 zijn op het net aangesloten 188 abonnee’s te Lisse, 230 te Hillegom, 89 te Sassenheim, 29 te Haarlemmermeer, 21 te Voorhout en 20 te Noordwijkerhout. De technische dienst van de telegraaf en telefoon was in Lisse gevestigd met den heer den Braber als chef en bovendien 9 man. Het geheele personeel van post, telegraaf en telefoon bestond alzoo uit 25 man­nelijke en 8 vrouwelijke personen te zamen dus 33. Dit is een groot verschil met 1860 toen er slechts twee mannelijke personen waren voor de posterij.

De onbillijkheid

Wat geen groot verschil was met zestig jaar eerder, is de brievenbestelling per dag. In 1860 waren er drie en nu (1920) slechts vier. De vierde post bestelling ’s middags is eerst in 1892 gekomen omdat de toenmaligen voor­zitter van de afdeeling Lisse der Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur de heer R Joh. Weijenbergh, de inspecteur der Posterij overtuigde van de onbillijkheid dat de bloembollenhandelaren te Haarlem en Overveen de Engelsche post ’s morgens voor twaalf uur ontvingen en de post te Lisse eerst ’s avonds zeven uur werd bezorgd omdat die post te Leiden of Rotterdam bleef liggen. De inspecteurs der posterij mochten de kaart van Nederland wel eens goed bestuderen, want is het niet bespottelijk dat een buurt van ongeveer duizend zielen zijne brieven en contracten ont­vangt van het hulppostkantoor te Abbenes, ik bedoelde buurt Lisserbroek, terwijl op nog geen 1500 meter afstand het post- en telegraafkantoor Lisse staat en dat de 3e Poellaan vanuit Lisse besteld wordt op een afstand van ruim drie kilometer, terwijl het post-telegraafkantoor van Sassenheim op nog geen duizend meter is gelegen.”

Zo keek je vanuit de Kanaalstraat recht tegen de voorgevel aan van het Postkantoor. Op de plaats van het postkantoor is nu de Berkhoutlaan. (Foto 1966 Gemeente Archief Lisse)