“DE NACHTEGAAL’ EN DE ZWARTE LAAN; De rommeling. (84)
Door Alfons Hulkenberg
Overgenomen uit “Lisse: De Rommeling” uit 1981. Repro-Holland B.V. Alphen aan de Rijn
In mijn kinderlijke verbeelding waren er twee speeltuinen, een in Groenendaal en een bij “De Nachtegaal”. Als we met moeder naar de speeltuin gingen liepen we naar Heemstede; voor mijn grootmoeder was de speeltuin bij “De Nachtegaal” kennelijk ver genoeg. Deze keer gaan we dus met Oma en dan krijgen we een kogelflesje. Wat heeft een kind toch soms eigenaardige spelletjes of liefhebberijen. Of moet ik het behebtheden noemen? Ik wilde beslist van Hillegom af helemaal midden op de straatweg lopen. Dan telde ik de stappen die ik liep zonder opzij te gaan. Als mijn grootmoeder een snoepje had zou ik beslist niet naar haar toekomen, ook al weigerden mijn zusjes me iets te brengen. Als ze riepen dat er een mooie bloem of een bijzondere plant in de wegberm stond — en dat was voor mij nog heel wat meer dan een snoepje — weigerde ik te komen kijken. Dat komt straks wel, dacht ik. Ik had bijna mijn record van 288 stappen bereikt. En wat een pech; wat voelde je je dan ongelukkig als er hard een auto aan kwam rijden en je dan op het laatste ogenblik toch opzij moest! Maar wat voelde je je anderzijds opgelucht en bevrijd als zo’n auto dan bijtijds ergens afsloeg of een paard-en-wagen met een bocht om je heen reed, zodat je toch door kon lopen …… Ik geloof, dat kleine kinderen heel wat dingen doen, waar wij grote mensen niks van begrijpen. Mijn grootmoeder vond me natuurlijk erg eigenwijs. Maar het was geen eigenwijsheid; ik was gewoon net als ieder kind in zijn eigen wonderwereld, een echt “wónderkind”. Intussen kan ik niemand aanraden, dat spelletje — nee, het was eigenlijk voor mij een heel serieuze zaak — in 1981 nog eens na te doen. Maar goed, nu zijn we dan toch echt bij “De Nachtegaal” en de speeltuin. Nu ja, speeltuin ……. ik geloof dat er alleen maar een kleine draaimolen was met een stel schommels, maar je kon roepen en hollen en overal aanzitten of in je eentje wat prakkezeren tussen de bomen en het eikenhakhout aan de achterkant. En dan was er nog dat kogelflesje. “De Nachtegaal” is gebouwd in 1902. Vroeger moet er aan de overkant van de weg een boerderij hebben gestaan. Nachtegalen heb ik er nooit gehoord. Wel zingende dames, die op fietstocht waren. In “Lisse in oude ansichten”, deel 1, is op bladzijde 34 en 35 al heel wat over het café-restaurant en de eigenaar, de heer Van Zoelen, verteld. Ook over zijn knappe dochters. Daarover kunnen we dus thans zwijgen, ’t Ging trouwens aanvankelijk niet zo best met de zaak, in 1913 werd ze overgenomen door Van der Eerden en Van Zoelen failleerde.
Aan later tijd heb ik weer heel andere herinneringen. Na een dansavond in “De Nachtegaal” — een soiree, heette dat — liep ik met een jongedame uit Lisse de hele Zwartelaan af tot aan de vijvers van Zandvliet toe. ’t Was heel stil, een beetje vriezend; de maan scheen helder door de bomen. ” ’t Is net echt”, zei ik. “Is het dan niet echt?” vroeg ze verschrikt. Ach, ach, wat een situatie! Sint Nicolaas weet alles. Of zou ik toch wat te loslippig zijn geweest? Hoe dan ook, op Sinterklaasavond werd een hele grote pop naar binnen gebracht, die kennelijk op de bewuste jongedame leek. Een heel lang vers erbij, met als refrein: “Als je me ziet, dan kan je het wel gissen; ik ben een boerenmeid uit een gat als Lisse!” Ik geloof, dat er iemand jaloers was.
Maar ja, “De Nachtegaal” wordt nu groot, de romantiek is voorlopig weg en de bomen zijn verdwenen. Ik speel er nu nooit meer met andere kinderen, ik dans er niet meer met jongelui uit Hillegom en Lisse, maar vind er wel steeds weer mijn goede vrienden van de “Probus”. Naast “De Nachtegaal” was de toegang tot de buitenplaats “Veenenburg” met de boswachterswoning van Rias (Zacharias) van der Burg. Ziet U die mooie palen ook goed? Zouden ze er nog staan? Niet zo lang geleden waren ze er nog. En waar zijn ze dan gebleven? Wanneer men jaren lang overpad verleend heeft over zijn eigen grond, dan mag men een weg niet maar zonder meer afsluiten; dat is bekend. En zo is ook langzamerhand wel het gevoelen ontstaan, dat men een paar palen die eeuwen lang aan de weg hebben gestaan niet zo maar zonder meer kan elimineren. Ook al zou toevallig achter het kadasternummer van het betreffende perceel de naam van die of die zijn vermeld …… De Zwartelaan had niet zijn huidige tracé. Hij liep vroeger met fraaie bochten tot vlak voor het huis Veenenburg, dat stond tussen de huidige Veenenburgbrug en de Frederikslaan. Er was daar zeer zwaar geboomte. Het was er ook overdag helemaal donker; vandaar de naam.
De eigenaar van Veenenburg begon op bescheiden schaal zijn duinen af te zanden. In 1888 was men al zo ver gevorderd, dat achter de buitenplaats Wildlust en achter de tegenwoordige “Nachtegaal” al een flink stuk duin weg was. Het land werd aanvankelijk als aardappelland verhuurd, maar met name in droge zomers liet de opbrengst veel te wensen over, omdat men minstens vier voet zand te veel had zitten. Na 1888 werd de zaak grootscheeps aangepakt. Het zand werd verkocht aan een “zandleverantiemaatschappij” te Amsterdam, die het met “bakken” ofwel “blokken”, grote schuiten, deed vervoeren. Anna van Gogh-Kaulbach schreef: “En op de vlakten bewogen mensenlijven, gebukt naar de aarde, werkend, werkend. Plots sidderde de beuk in pijn van den eersten bijlslag, en nu haatte hij de mensen, die eerst de zegening van zijn bladerdak gevraagd hadden en nu wreed hem vermoord hadden, omdat zij de koude vlakte liever hadden dan ’t droomstille, innig warme bos. Toch, in zijn stervenssmart nog hoopte hij, dat heerlijk kleur jubelende bloemen zouden groeien op de plaats, waar hij geleefd had”. (Nu, die beuk heeft zijn zin gekregen.) Later werd door Baron van Hardenbroek, de schoonzoon van de Heer Leembruggen, de kunstzandsteenfabriek opgericht. De Zwartelaan werd rechtgetrokken en al het land aan de zuidwestzijde van de laan met nog een gedeelte aan de andere kant aangekocht door de bloembollenfirma M. Veldhuyzen van Zanten & Zonen. Die zaak was begonnen op “Klein Veenenburg” aan de Loosterweg (“De Lissers”, 24), waarvan men hier een foto ziet van omstreeks 1900, maar ze had zich op korte termijn sterk uitgebreid. Ze meende eigendomsrecht te hebben op een deel van de Zwartelaan, althans van af de — dezer dagen vernieuwde — Zwartebrug tot aan de Loosterweg. Aldus liet ze daar in het voorjaar van 1907 aan de zuidkant van de laan mooie boompjes zetten ……
En toen?
De Zwartelaan was nu binnen de invloedsferen van drie grootmachten gekomen: Keukenhof/Wildlust, Veenenburg/Hardenbroek en M. Veldhuyzen van Zanten & Zonen. Het was algemeen bekend, dat er tussen deze supermachten niet veel liefde gespild werd. Op zekere morgen waren letterlijk alle mooie boompjes omgehakt. Wie dat gedaan had, wist men natuurlijk niet, maar iedereen wees naar Baron van Hardenbroek en zijn boschwachter. Ergernis …… In het najaar van 1907 wilde de firma Van Zanten toen de weg aan de Gemeente Lisse schenken, maar deze hield zich voorlopig wijselijk op een afstand. Een paar jaar later, in 1910, plaatste de firma Van Zanten aan beide einden van de Zwartelaan een bord “Verboden Toegang”. In feite niet verboden voor iedereen, maar voor sommigen wél. Een andere zaak was de gasfabriek. De Gemeente had daartoe van “Piet van Ruiten van Ter Specke” een perceel aangekocht bij de Jannetjesbrug, waar later de “Tuinbouwwinterschoor werd gebouwd. Die plek bleek niet zo geschikt, men zocht een perceel aan een groot vaarwater, het liefst aan het Kanaal, en men had er al verschillende op het oog. Toen bood ineens de Heer Van Zanten, zelf lid der gemeenteraad, een stuk land aan, dat lag langs de Zwartelaan, vlak achter Wildlust, waar de oudste zoon van de eigenaresse van Keukenhof woonde. Uren lang is er in de raadsvergaderingen over gepraat. Aanhouden, stemmen, alles verworpen. “Wat nu?” Graaf Van Lynden richtte zich tot de Raad in een rekest, om de fabriek vooral niet op het terrein van Van Zanten te stichten, omdat in dat geval het verblijf op Wildlust voor hem onmogelijk zou worden gemaakt. De moeder van de graaf wilde de Gemeente Lisse zelfs f 2.000 schenken -dat was wat in die tijd! – als de fabriek geplaatst werd aan de Ringvaart. Bovendien bood ze zelf een perceel aldaar aan. Daarop deelde de Heer Van Zanten mede, dat zijn firma een gelijk bedrag wilde schenken, als de fabriek wel op hun terrein aan de Zwartelaan zou worden gebouwd. Enz., enz.!!! Ten slotte kwam de fabriek aan het Kanaal, maar niet op het terrein aangeboden door “Keukenhof”.
Nu moeten we aan dit Lissese verhaal maar spoedig een einde zien te maken. Achter “De Nachtegaal” heeft de firma M. Veldhuyzen van Zanten & Zonen in 1910 haar royale bedrijfsgebouwen gezet (“De Lissers”, 25). Ze zijn juist dit jaar weer afgebroken. De Stichter van de zaak, die op zijn tachtigste jaar nog het ridderkruis van Oranje-Nassau kreeg opgespeld (“De Lissers”, 2), bouwde de villa Veenenburg, tussen de Zwartelaan en “De Nachtegaal”. Na het overlijden van de “Oude Marinus” werd — zeer wonderlijk — het huis verkocht, steen voor steen afgebroken en precies weer opgebouwd aan het “Laantje van Zwanendrift”. (Dit was, toen de Laan van Rijckevorsel nog niet bestond, de toegangsweg naar de boerderij Zwanendrift). De Heer L. Onderwater, die met de hyacint ‘Marconi’, een sport van ‘Cardinal Wiseman’, goede zaken had gedaan, bezat nu voor f 10.000 een ruime woning. Hij noemde het huis ook “Marconi”, en aldus heeft Lisse nu haar “Marconilaan”. Ter plaatse van het afgebroken huis werd in de typische stijl der twintiger jaren een nieuwe villa “Veenenburg” gebouwd, die thans op haar beurt op de sloper wacht. In 1911 liep het met de prachtige buitenplaats Veenenburg ten einde. De eigenaar, Arnoud baron van Hardenbroek, had zand nodig voor zijn steenfabriek en verkocht Veenenburg uit de hand aan de firma Gebrs. Driehuizen. In 1913 werd het huis gesloopt en een jaar later was de gehele buitenplaats reeds veranderd in tuingrond. De steenfabriek voer er wel bij!






