LISSER BAARZEN!; De rommeling. (73)

Door Alfons Hulkenberg

Overgenomen uit “Lisse: De Rommeling” uit 1981. Repro-Holland B.V. Alphen aan de Rijn

Lisse is nu alom bekend vanwege haar “Keukenhof”. Al eerder waren er de bloeiende bloemenvelden en eeuwen lang sprak men over Lisse vanwege het uitge­breide turfsteken op de veenderijen. Tot aan het droogleggen van het Haarlemmer Meer was Lisse ook befaamd wegens de beroemde Lisser baarzen, die je ook ner­gens zo lekker als in Lisse zelf kon eten. A.W. Kroon schrijft daarover in de “Te­genwoordige staat van Zuid-Holland” van omstreeks 1860.

“Langs een aangenamen weg bereiken wij het naburige dorp Lisse, dat bijna gelijke voortbrengselen oplevert als het pas verla­ten Hillegom. Vroeger was de veenderij hier een der voornaamste takken van be­staan, thans echter beoefent men er voor­namelijk den landbouw, de veeteelt en be­reidt men er boter en kaas, welke tot de Leidsche soorten worden gerekend; voorts teelt men er bloemzaden, kruiden, veler­lei groenten, terwijl de afgezande streken zijn bepoot met aardappelen en de duingronden met houtgewas. Wordt Hillegom om zijne bevallige ligging en verscheidenheid, welke de natuur ons aanbiedt, door zeer velen bezocht, grooter stellig was het aantal vreemden, dat zich vroeger gedurende het zomerseizoen naar Lisse begaf. Het dorp had den roem ver­worven, dat nergens een zoo smakelijk geregt van geschubde waterbewoners kon worden genoten als hier in deze plaats. Geen baars in het gansche land was zoo blank van visch, zoo fijn van smaak, geen kok ter wereld in staat zoo het juiste ogenblik te bepalen, waarop de visch aan het ziedend vocht moest worden onttogen om hem dien graad van hardheid te doen verkrijgen, waarvoor de baars van Lis­se zoo heinde en verre was beroemd. Dui­zenden bij duizenden begaven zich elken zomer als in bedevaart herwaarts. Onuit­puttelijk was de bron, welke dit smakelijk geregt in den ruimsten overvloed tot in de verwijderste tijdperken scheen te zullen opleveren. Maar hoe wuft en onbestemd is alle menschelijke grootheid! Hoe zwak de grondslag van het gebouw, hetwelk men hier voor het laatste nageslacht scheen te hebben opge­trokken en dat, ter naauwernood voltooid, reeds tot een puinhoop werd! Het onaf­zienbare meer in de nabijheid van het dorp gelegen, was de onuitputtelijke bron, welke gedurende eeuwen onberekenbare winsten aan deze nederige landelijke gemeente be­loofde. Met het oog der verbeelding had welligt menigeen het dorp de grootste herscheppingen zien ondergaan. Reeds waren ten gevolge daarvan gebouwen verrezen, gelijk Lisse vroeger nimmer had aan­schouwd. En de naburige hoogeschool te Leiden gevestigd, welke ruime voordeelen bragt zij het stille dorp, vooral sommige zijner bewoners niet aan! Waren deze bei­de rijke bronnen niet in staat het dorp een ongekenden, voorbeeldeloozen trap van welvaart te doen bereiken, en dit te meer dewijl elk op zich zelve niet slechts onuit­puttelijk scheen, maar allengs ruimer cijns beloofde? Maar het Haarlemmermeer werd met een hoogen ringwal omsingel, de gol­vende vlakte in een starren bodem her­schapen en de geschubde bewoners, waar­op Lisse zo trotsch was, verdwenen schier geheel. Andere oorzaken oefenden gelijken invloed uit op de andere, vroeger zoo mildelijk vloeiende bron. Wat baat het den bewo­ners eener verwijderde streek, vroeger ruim besproeid door het kristalheldere vocht eener beek, of zij later nabij haren oor­sprong of op een geringen afstand van daar in den grond wegsijpelt? Het gevolg is toch voor hen hetzelfde”. Enz., enz.

Ik denk, dat de heer Kroon met Gerrit Veldhorst, de waard in “De Witte Zwaan”, heeft gesproken. Hij had van de “geschubde waterbewoners” en de liefhebbers daarvan en tevens ook van de Leidse stu­denten het meeste voordeel!