STORM TIJDENS DE KERMIS IN 1716

In een notariële akte, getekend op 24 oktober 1716 door Notaris/Schout Jacob van Dorp,  wordt melding van de kermis gemaakt.

Sporen van vroeger (Lisser Nieuws)

20 september 2016

door Nico Groen    

 De kermis komt er weer aan. Het is een gebeurtenis, waar veel Lissers naar uit kijken en waar vele vrijwilligers aan mee werken. Wanneer zal in Lisse de eerste kermis gehouden zijn? In ieder geval was er 300 jaar geleden al kermis in Lisse. Dat weten we, met dank aan Arie de Koning,  omdat er toen in een notariële akte, getekend op 24 oktober 1716 door Notaris/Schout Jacob van Dorp, melding van de kermis wordt gemaakt. Op de dinsdag van de Lissese kermis op 6 oktober 1716 was er een kleine ramp gebeurd.

Op 6 oktober sprak Cornelis van der Meer met Pieter van der Bent, marktschipper van Lisse op Rotterdam op de werf van Van der Bent. Het was tussen 7 en 8 uur en de twee mannen hadden zorgelijk over het weer gesproken en “sy beyde geoordeeld hadde ende geseyd, dit is voor Jacob Vranckenzn een leggert”. Zij doelden hierbij op Jacob Kats, stiefzoon van Cornelis van der Meer en marktschipper van Lisse op Amsterdam. Zij wisten beiden dat Jacob zich in Amsterdam bevond en vandaag weer zou terug varen naar Lisse. Hij zou hiervoor over het IJ moeten varen om bij Spaarndam het Spaarne op te kunnen zeilen.
Beide mannen bestempelden dit als gekkenwerk en namen aan dat Jacob zou blijven “leggen” aan de kade, in Amsterdam wel te verstaan. Het schip was grotendeels beladen met tarwe dat voor de Lissese bakkers, Aagje Broers en Pieter van der Bijl was bestemd.
Aagje Broers, weduwe van Jacob Cranenburgh had 5 Last besteld. Een Last was een scheepsmaat van ongeveer 1926 kilo. Dus Aagje zou 9630 kilo tarwe moeten krijgen. Bakker van der Bijl had 1½ Last besteld, dus ongeveer 2890 kilo tarwe. Over de andere goederen welke waren geladen, werd niet gerept.

Jacob Kats was een zeer ervaren schipper die al diverse jaren met zijn IJkerschip de vaste route Lisse-Amsterdam visa versa bevoer. Een IJkerschip was een soort turfschip met witte horizontale ijkstrepen aan de zijkanten, waaruit de diepgang en dus de grootte van de lading kon worden afgelezen. Dit was belangrijk bij het passeren van sluizen en bruggen ivm tol.
Het was geen super groot schip volgens de koopovereenkomst: “lang over den steeven 48 voet en 9 voet 3 duijm hol, na advenant hierbij verkogt een mast met de wigt, een staag met twee zijdtaakels alles tot mijn volle genoegen ontvangen”.  Het schip is dus ongeveer 16,5 meters lang en 3,40 meter breed. Een veel voorkomend binnenwaterschip in die dagen.
Kats was niet voor een kleintje vervaard, maar overspeelde nu zijn hand door, ondanks het stormachtige weer, het kolkende IJ op te varen richting Lisse. Was het de kermis die hem deed besluiten toch af te varen?
Hij kwam niet ver op het razende water van het IJ dat door de stormwind over zijn dolboorden sloeg en net voor de Saardammer Ton (Saardam =Zaandam), zonk zijn schip.
Jacob werd direct opgepikt door een schuit die vlak naast hem voer en hield alleen een nat pak over.

Maar daar was het nog niet mee afgelopen. De Lissese bakkers stelden Jacob Kats aansprakelijk voor hun verlies. Hij accepteerde dat. Het schip zou door de Scheepsassuradeur getaxeerd worden en een uitkering zou volgen.
En de tarwe welke zich in het wrak bevond? Daarin zat hem nou nèt de winst. Er werd overeengekomen dat Dirck Uyt den Hemel de tarwe uit de IJker zou lossen, drogen en verkopen. De opbrengst zal worden verdeeld in de verhouding 10/13 en 3/13 aan de beide bakkers.

Een voorbeeld van een ijkschaal op een ijkschip. De grootte van de lading kon worden afgelezen. Foto: www.debinnenvaart.nl