Berichten

Wat ligt er onder het grastapijt van de Poelpolder

Luchtfoto’s van de Poelpolder na de zeer droge zomer van 2018 geven merkwaardige droge plekken in de weilanden bij het Geriefbosje van Langeveld. De schrijver suggereert dat hiet mogelijke bebouwing of iets dergelijks gestaan heeft. Het is in de buurt van donjon Dever.

Deen Boogerd

Nieuwsblad Jaargang 17 nummer 3 Zomer 2018

Actueel deze zomer op archeologisch gebied was dat door de extreme droogte verborgen verleden zichtbaar werd. Oude funderingen die onder het maaiveld verstopt liggen, werden zichtbaar doordat het grastapijt erboven eerder verdorde dan de rest van het weiland. Ook in Lisse?

Vijf jaar geleden maakte ik deze foto vanaf de Poeldijk. Het viel mij toen op dat er door droogte een onnatuurlijk lijnenspel te zien was.

Met gevaar voor eigen leven, klom ik bovenop het wiebelende hek, met het fototoestel hoog boven mijn hoofd geheven. Resultaat, zes zeer bewogen foto’s en één geslaagde. Die ziet u hierboven. In het verlengde van het hek een diepe greppel die dwars door de polder snijdt. Deze greppels zie je in de hele polder, ze staan in verbinding met de lange vaart die door het midden van de polder loopt. Van daaruit werd de polder leeg gemalen door diverse molens. De greppel die we op de foto zien is op de bodem ongeveer 4,2 meter onder NAP. Dat is kunnen we zeggen best diep, de kruin van de dijk staat op een nul waarde. Die diepte is van belang en daar kom ik op terug. Nadat ik deze foto had gemaakt, hoopte ik erop ooit een goede luchtfoto van het gebied te kunnen maken. Die mogelijkheid had ik al een tijdje geleden besproken met Marc Slootweg, die in het bezit is van een drone uitgerust met een camera. Tijdens de afgelopen droogte was er de mogelijkheid om wat shots te maken, zie het resultaat.

Dronefoto begin juli 2018, dezelfde structuur werd nu ook weer zichtbaar, hier heeft duidelijk wat gestaan, maar wat?

Wat heeft hier gestaan?
Geruchten uit het verleden melden ons dat tijdens het graven van de Ringsloot (1623) om het Poelwater droog te leggen er een achtkantig fundament is opgegraven op grote diepte. Dit schrijft Mr. Simon van Leeuwen in 1667 in zijn Costumen, keuren ende ordonnantiën van het baljuwschap ende lande van Rijnland en Leyden. “in den Ringsloot gevonden ende uytgegraven is, de ruyne van een agtkanten Toorn” Hij schrijft dit toe aan de resten van het oude Ridderlijke Stamhuys. Veel later wordt er door andere schrijvers de afstand van 400 meter ten ZO van het huidige Dever als gegeven bijgevoegd. Waarop zij dit baseerden is niet duidelijk. Op een kaart van Steven van Broeckhuyzen uit 1645 is op die plek wel een boerenhoeve te zien. Het land behoorde voor de drooglegging nog bij Dever. De boerderij van Langeveld en boerderij “de Poeleway”, alsook het huis “de Uytermeer” zijn vrijwel direct na de drooglegging gebouwd. Van de boerderij op de kaart van Broeckhuyzen is weinig bekend. Het lijkt erop dat de tekenaar hier een zuivere voorstelling geeft van de hoeve en geen standaard boerderij heeft getekend omdat andere objecten op de kaart ook verschillend van vorm zijn. Als we naar de dronefoto kijken ligt daar een schaallat van 5 meter op een stuk waaronder iets te vinden zou zijn. Wat kan een basis van die breedte hebben? Een boerderij zou zo een groot fundament niet nodig hebben. Als we naast de greppel kijken, zien we een hoekige structuur die voor een deel lijkt te zijn onderbroken door het graafwerk. Zouden we de lijnen van die structuur doortrekken dan kun je er een achthoek mee vormen.

Oude Prenten

Cornelis van Alkemade 1654-1737

Er zijn prenten van een ouder Dever. De aller oudste van deze prentjes was van Cornelis van Alkemade, Noordwijk 11-05-1654 – R’dam 12-05-1737.Was de prent met de hoekige toren een verzinsel door de beschrijving van de eerder genoemde vondst tijdensde aanleg? De tekening lijkt totaal niet op het huidige Dever.We weten dat Van Alkemade een Nederlandse geschiedschrijver was en een gepassioneerd verzamelaar
van oudheden, zowel van munten als van oude manuscripten. Door zijn vele publicaties verwierf Van Alkemade in zijn tijd een groot gezag
als kenner van oudheden. Dus niet zomaar iemand die flauwe fratsen uithaalde, zou je zeggen. Men kopieerde wel prenten die toen al antiek waren en niet lang meer zouden bestaan. Doel was oudheden voor de toekomst veilig te stellen. Eigenlijk doen wij nu niet anders met het digitaliseren van onze oude bronnen.

Heer van Lys
Lisse was een heerlijkheid en werd door de heren van Lisse bestuurd. De vroegste “d’Ever” komen we tegen als Graaf Willem I van Holland trouwt met Maria de dochter van de Hertog van Brabant. Bij deze “uitruil” krijgt Willem I een groot gedeelte van het goed “Schakerloo” bij de stad Tholen in Zeeland in bezit. De in het Latijn opgestelde akte (1221) aangaande deze schenking geeft ook aan wie er als getuigen bij waren. Opvallend is dat ze allemaal afkomstig zijn uit onze streek, Egmont, Teylingen, Raaphorst, Van Oegstgeest en Van Duivenvoorde. Ook Conradus Aper, wat Latijn is voor Conrad d’ Ever was van de partij. Deze Conrad werd ook wel betiteld als één der eersten met, “Heer van
Lys”. Zo’n heer moest wel ergens wonen. Reinier d’Ever liet het huidige Dever in 1375 bouwen. Hij was toen 29 jaar. Waar verbleven hij en zijn familie voor die tijd? Eerder rijmt Melis Stoke in zijn kroniek dat hier in Lisse het huwelijk plaats vond van Margaretha, de dochter van Graaf Floris, en Diederick van Cleef in 1182 met uitgebreide banketten, feestelijke toernooien en jachtpartijen. Dit soort feesten van een paar dagen flinke lol, organiseerde  je niet in een achteraf boerderijtje. Dat hoorde in stijl bij een hof of burcht met genoeg ruimte voor de kampementen om de hoge adel en hun gevolg onder te brengen. Dan komt zo een kasteel als op het prentje goed van pas, zo centraal gelegen. Goed bereikbaar over land en over water, centraal gelegen tussen twee belangrijke steden. Des Gravenwater gaf de verse vis, des Gravenwildernisse het wild. Tussen meer en duin liepen op de sappige weidegronden zoveel malse stukjes vlees, ganzelevertjes en andersoortige middeleeuwse snacks wat je zelfs met het grootste feest niet op kon maken. Daarbij waren er genoeg boomgaarden met veelsoortig fruit en groenten in overvloed. Lys was niet zomaar een heerlijkheid, Lys was om op te vreten, een paradijsje! Nog steeds trouwens! Zo een klein dorp met zoveel horeca, waar vind je dat?

Detail uit de kaart van Floris Balthasarsz. 1610. De rode stip geeft aan waar de foto’s zijn gemaakt. Strategisch gezien een slimme plek achter de hoge rietkragenvvan de Roversbroock, met uitzicht op de toegangen de Grevelyng en het Hellegat. Met een toren als op het plaatje van Cornelis van Alkemade zou het mogelijk zijn om veel meer dan alleen de naaste omgeving in de gaten te houden.

IActuele Hoogte Verschillen Nederland is een site die opmerkelijke dingen kan laten zien doordat ze een reliëfbeeld maakt van de kleinste hoogteverschillen in het landschap in kleur en zwart/wit. Waar je de cursor plaatst laat ze direct een meting zien. Hier een groot deel van Lisse en omstreken in zo een reliëfbeeld. Hoe roder hoe hoger, geel is rond het nulpunt NAP, wat naar groen neigt is er onder. De hoogste delen van Lisse vind je bij de Dorpskerk en uiteraard in het bos. Je ziet ook de glooiing van diverse bruggen. Kijk ook naar de oude stroomgeulen in de Haarlemmeerpolder, die zijn zelfs nu nog zichtbaar na zoveel ploegen, eggen en andere grondbewerkingen.

Op een afstand van 400 meter van het huidige Dever zijn er meer plekken waar de Ringsloot een denkbeeldige cirkel zou doorsnijden. Dat laat ik zien met de bovenstaande illustratie

Hieronder wat oude overleveringen’

‘Het stamhuis van ‘t geslacht der Dev’ren stond voor dezen op dezen grond, maar ’t is vergaan en zonder wezen. Dus sloopt en dus vernielt de tijd, die niets ontziet, Gebouwen in het stof en brengt ze in ‘t eind tot niet’. Zo staat Jan de Graaff een eindje van het huidige Dever af te mijmeren, kijkend naar het Dever dat “zijn hoofd hemelhoog boven de bomen uitsteekt”. Hij staat op grond waar eens het  oude Dever stond. Dat is wat hij dacht, was dat ook zo? Omstreeks  1770 rijmde hij zijn Lisser Arkadia.

Oproep

Samengestelde beelden uit Actuele Hoogteverschillen Nederland, met detail uit cirkel 1.
Site 1 spreekt het meest tot de verbeelding, het reliëf laat verwachtingsvolle patronen zien.

De grond waar de lijnen telkens door de droogte zichtbaar worden, is van STEK zo heb ik mij laten vertellen. Of de polderdijk en de Ringsloot daar ook toe behoren, dat weet ik niet. Je zou haast zeggen dat Hoogheemraadschap daar de zeggenschap over heeft. Maar het is natuurlijk wel zo dat “STEK gronden” veranderen in woonwijken. Daar is niets mis mee, dat is hun taak en mensen moeten nu eenmaal kunnen wonen. Maar aan de hand van wat er te zien is, mogen  we concluderen dat daar iets aan ons zicht is onttrokken en dat daar iets is van behoorlijke afmetingen. Wat  voor de geschiedenis van Lisse in het bijzonder belangrijk kan zijn.

DUS!!!
Voordat er ooit definitieve bouwplannen op tafel komen, wil ik hierbij de nodige instanties oproepen om deze “STEK” veilig te stellen voor nader onderzoek. Gezien ook het feit dat het paardenbosje deel uitmaakt van dat stukje grond, is het goed om instanties hierop te wijzen. Het paardenbosje mogen we scharen onder de noemer monumentaal en beeldbepalend groen. Dus iets waar we zuinig op moeten zijn! In eerste instantie zal ik de gemeente op de hoogte brengen van mijn bevindingen, wellicht opent dat deuren voor een archeologisch veldonderzoek.
De ons bekende archeoloog Jeroen van Zoolingen reageerde als volgt op hetgeen ik hem stuurde; “Maar, wat een prachtige vondst! Ik werd direct enthousiast bij het lezen van je verhaal “. Hij stelt het volgende: “Ik zou willen voorstellen om eerst een non-destructief prospectie onderzoek te doen, middels het zetten van een aantal karterende boringen en vervolgens de bevindingen in kaart brengen. Maar wel toestemming vragen bij al je voorgenomen activiteiten en blijven rapporteren”.
Fijn ook te weten dat hij graag wil meedenken om één en ander in goede banen te leiden. ■

Bronvermeldingen
‘t Roemwaard Lisse A.M. Hulkenberg 1998
Het huis Dever te Lisse, A.M. Hulkenberg 1965
Dichterbij Dever, uitgave van stichting Vrienden van ‘t Huys
Dever 10 jaar Dever bulletin 2009
Rondom Dever, uitgave van stichting Vrienden van ’t Huys
Dever 1988 25 jarig bestaan
Gemeente Archief Lisse
Archief Vereniging Oud Lisse
Actuele Hoogteverschillen
Nederland AHN
Wikipedia
Met dank aan:
Marc Slootweg, de drone piloot
Jeroen van Zoolingen, archeologisch advies

Archeologisch onderzoek Heereweg 191

Archeologisch onderzoek op bouwplek van het voormalig pand Heereweg 191 (Plan Heerehof)Nieuwsflits

Nieuwsflits

NIEUWSBLAD Jaargang 13 nummer 2, april 2014

In opdracht van Castien B.V. heeft het Archeologenbureau Argo begin februari 2014, na de sloop, een archeologische onderzoek uitgevoerd op de locatie, die onderdeel is van het plan Heerehof (Heereweg 185-191A en 197, Kanaalstraat 10A en 12, Kanaalstraat 22 en 22A en Grachtweg l en 3). Het pand Heereweg 191 (zie omslag) was het oudste (18e eeuwse) pand van Lisse en kreeg in 2000 van de toenmalige wethouder Frans Prins de gemeentelijk monument status. Helaas werd het pand in 2004 i.v.m. het toen al gelanceerde plan Heerehof door het volgende college de monumenten status weer ontnomen, ondanks bezwaren hiertegen van Ver. Oud Lisse.

Het (dagelijks aanwezige) veldteam bestond uit twee Senior archeologen. Helaas werden vrijwilligers van onze Ver.Oud Lisse, als kenners van de bouwplek, bij het archeologisch onderzoek ter plaatse niet toegelaten. Wel werden op zondag 2 februari illegale speurders waargenomen met metaal detectors! Na het veldwerk van Argo vindt nu verder onderzoek plaats op hun bureau. Alle resultaten worden in een archeologisch rapport verwerkt dat ook naar de Ver. Oud Lisse zal worden toegestuurd en dat zal worden opgeslagen in het provinciaal archief.

Wat is er aangetroffen?

Er zijn twaalf proefsleuven / kijkgaten aangelegd, verspreid over de verschillende delen van het plangebied. Op de locatie van het voormalige pand Heereweg 191 (was het oudste pand van Lisse en voor 2004 een gemeentelijk monument) zijn waardevolle objecten gevonden. Veldwerk leverde stukken aardewerk uit de 18e eeuw op! Met name aan de voorkant langs de Heereweg zijn de resten van een prehistorische akker gevonden. In een proefsleuf zijn resten van aardewerk en munten aangetroffen. Dit geeft aan dat er in de 18e eeuw bewoning is geweest langs de Heereweg. Een waterkelder en waterput behoorde tot Heereweg 191 zijn onderzocht en gedocumenteerd. Dit heeft echter niet tot significante resultaten Op een oude perceelsgrens aan de rand van het terrein is een oude, vermoedelijk 17e eeuwse muur aangetroffen. Deze wordt gedocumenteerd.

Helaas vond wethouder Adri de Roon de vondsten niet van dien aard om nader onderzoek te doen, want hierdoor zou de voortgang van de verdere ontwikkeling van plan Heerehof moeten worden stopgezet. Stopzetten van de bouw kost geld en dat weegt kennelijk niet op tegen verder archeologisch onderzoek…!

Archeologisch onderzoek 2014

Acheologische vondsten in Lisse

Op www.cultureelerfgoed.nl van ARCHIS staan archeologische vondsten in Lisse. Het is niet compleet. Menno Dijkstra zet zich in om niet opgenomen vondsten te registreren.

Nieuwflits

NIEUWSBLAD Jaargang 11 nummer 1, januari 2012

In het vorige nieuwsblad van oktober 2011 meldden wij dat naast de Gemeenten Noordwijk en Teylingen nu ook de Gemeenten Lisse en Noordwijkerhout een archeologische samenwerkingsovereenkomst met Katwijk gesloten hebben. Dit, omdat de gemeente Katwijk een deskundige senior archeoloog in dienst heeft.

Menno Dijkstra, senior archeoloog aan de UvA, constateerde dat de registratie van al verrichte archeologische vondsten in Lisse in ARCHIS incompleet is. ARCHIS is een databestand van de Rijksdienst voor het Cul­turele Erfgoed en kan door iedereen geverifieerd worden op www.cultureelerfgoed.nl . Dit is een bestand met alleen geautoriseerde toegang in passieve (raadple­gen) en actieve (melden) zin. Autorisatie kan alleen verkregen worden  professionele archeologen. Sinds 2004 is het eerst lege gegevensbestand door meldingen vanuit voor­noemde beroepsgroep ingevuld met tienduizenden vondstmeldingen. Menno, die in Lisse verschillende archeologische onderzoeken gedaan en gepubliceerd heeft, wil zich inzetten om de registratie van al verrichte archeologische, maar nog niet in ARCHIS opgenomen, vondsten aan ARCHIS te melden. B.v. de vondsten in het Kaaspakhuisje (Grachtweg 4), huize Rosendaal en andere. Waarvoor onze dank!.

Ook archeologische samenwerking gemeenten Lisse en Noordwijkerhout met Katwijk

De gemeente Lisse heeft een archeologische samenwerkingsovereenkomst gesloten met de gemeente Katwijk. De archeoloog van Katwijk gaat dus ook werken voor Lisse.

Nieuwsflits

NIEUWSBLAD Jaargang 10 nummer 4, oktober 2011

Tijdens een monumenten evaluatie vergadering met de gemeente Lisse op 20 januari 2011, samen met de werkgroep Archeologie van het CHG, hebben we bij de gemeente Lisse aangedrongen om samen te gaan werken met andere streekgemeenten m.b.t. archeologisch onderzoek. Gemeenten krijgen namelijk als gevolg van de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) meer taken en bevoegdheden op het gebied van archeologie. Na het van kracht worden van deze nieuwe wet in 2007 dienen de gemeenten bij de ontwikkeling van projecten te onderzoeken of en hoever het archeologisch erfgoed hiermee in gevaar wordt gebracht.

Archeologische waarden binnen bestemmingsplannen moeten dus worden meegewogen, waarvoor deskundigheid vereist is, die de Gemeente Lisse niet in huis heeft. Omdat de gemeente Katwijk een senior archeoloog in dienst heeft, heeft Katwijk de omliggende gemeenten aangeboden om van hun expertise gebruik te maken.

De gemeenten Teylingen en Noordwijk hebben vorig jaar hiertoe al een samenwerkingsovereenkomst gesloten met Katwijk en wij zijn verheugd dat de gemeenten Lisse en Noordwijkerhout nu ook een archeologische samenwerkingsovereenkomst met Katwijk gesloten hebben.

Archeologisch onderzoek 2014 op Heereweg 191

‘Ze hadden onderduikers op de zolder van hun kaaspakhuis’

 

DOOR WILMA VAN VELZEN

Deel 6 – Hart voor Historie: Grachtweg 1a
Uit het Witte Weekblad van 22 augustus 2007

De Grachtweg in 1885, gezien vanuit het oosten. Links Grachtweg 1a. (Foto: archief VOL)

LISSE – Grachtweg la is te typeren als een pand dat er dankzij particulier initiatief nog staat. De huidige bewoners, Erik Plantenberg en zijn gezin, zijn erin geslaagd het voormalige kaaspakhuis van bouwval te redden. De geschiedenis van Grachtweg la gaat terug tot de zestiende eeuw. Het pand is waarschijnlijk rond 1743 gebouwd door ene Warbout Jurriaanse Vreeburg, ter vervanging van een tot woonhuis omgebouwde schuur.
Plantenberg vertelt, dat zijn woning veel bewoners heeft gekend: ‘Een van hen was Pieter Hendrik Koppenschaar, die hier met zijn gezin leefde. In de gemeentelijke archieven heeft de Lisser historicus Rob Pex kunnen achterhalen, dat deze man in 1838 door burgemeester en wethouders werd aangesteld als bode, aanplakker en omroeper. Een fragment van een affiche uit die periode heb ik tussen de balken aangetroffen. Mogelijk was dit door Koppenschaar in een kier gestopt om de tocht te weren. Uiteraard heb ik het bewaard.’

Kaasstellingen
Rond 1907 komt het pand in bezit van Cornelis Langeveld. Deze richt het woonhuis in als kaaspakhuis. Plantenberg weet nog goed dat, toen hij het pand in 1986 kocht, de kaasstellingen nog aanwezig waren. ‘In het souterrain, waar onze keuken een plekje heeft gevonden, werden de kazen geschraapt. Daarachter bevond zich een geisoleerde ruimte voor het koel houden van de boter. Het naastgelegen pand, waarin thans makelaar Chantal Lefeber is gevestigd, bood ruimte aan een kaaswinkel. Tot het eind van de negentiende eeuw werd het kaasbedrijf voortgezet door Jaap en Theo Langeveld, de jongere generatie. Dit waren overigens twee heldhaftige heren. In de oorlog hadden ze onderduikers op de zolder van hun kaaspakhuis. Nota bene direct onder de neus van de Duitsers, die zich een hoofdkwartier hadden verschaft in de tegenover gelegen oude pastorie!’
Maar Grachtweg la kent meer geheimen. Voor het creëren van meer ruimte besloot Plantenberg, nadat hij bet bestaande gedeelte had gerestaureerd, in dezelfde bouwstijl achter het woonhuis een deel bij te bouwen van oude bouwmaterialen, die hijzelf bijeen had gescharreld. Bij het graven, dat eraan vooraf ging, stuitte hij op de oude beerput. Hierin trof de huidige eigenaar diverse pijpen en scherven van aardewerk en glas aan. Archeologisch onderzoek wees later uit, dat het merendeel van de vondsten afkomstig was uit de vijftiende en zestiende eeuw.

Sluikbegraving
Korte tijd daarna deed Plantenberg opnieuw een vondst, maar deze was luguber. Hij stuitte op een skelet. Als voormalig fysiotherapeut herkende hij hierin menselijke resten. Nader onderzoek wees uit, dat het hier een zogenaamde sluikbegraving betrof van nog voor de Wet op de lijkbezorging. In de zestiende eeuw was het niet ongebruikelijk dat mensen die geen geld hadden op eigen erf werden begraven. Een kerkelijke begraving was dan te duur. Evengoed kan het een zelfmoord of een niet-christen betreffen, omdat deze doden niet mochten werden begraven in ‘gewijde’ grond. Hoewel Plantenberg het graag had gewild, hebben onderzoekers het ware verhaal achter de sluikbegraving niet kunnen achterhalen.

Copyright © 2007 Vereniging Oud Lisse

FRAGMENTEN VAN AARDEWERK UIT DE 13E EEUW: Grachtweg 37

Archeologisch onderzoek op de plek van de nieuwbouw van Tibboel aan de Grachtweg 37 in 2004 heeft niet veel resultaten opgeleverd. Via een aantal boorgaten is een waterput uit de 18e eeuw geconstateerd en een slootvulling binnen de rooilijn. Op grond van de vondsten kan deze sloot worden gedateerd tot de 13e eeuw.

Redactie

Jaargang 5 nummer 1, januari 2006

Tijdens en vlak voor de bouw van Tibboels nieuwe pand aan de Grachtweg in Lisse moest er (verplicht en dus duur!) archeologisch onderzoek verricht worden. Dit viel in twee delen uiteen: een inventariserend onderzoek gevolgd door een zogenaamde archeologische begeleiding.

Ondanks hoge verwachtingen vielen de vondsten tegen. Wij publiceren de conclusies van beide onderzoeken in verkorte vorm.

  1. Samenvatting van het inventariserend onderzoek

In opdracht van Architektenburo Ruud van der Kroft heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau op 2 maart 2004 een inventariserend archeo­logisch onderzoek uitgevoerd in verband met~ de realisatie van nieuw­bouw aan de Grachtweg 37 in de gemeente Lisse. Doel van dit onderzoek was eventueel aanwezige archeologische resten op te sporen en, voor zover mogelijk, een eerste indruk te geven van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging ervan. Door de aanwezigheid van bebouwing, oppervlakteverharding en kabels en leidingen in de ondergrond van het plangebied is het inventariserend veldonderzoek beperkt gebleven tot enkele boringen langs de grens van het plangebied.

Hoewel in deze boringen geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen zijn aangetroffen, is het bodemprofiel in het plangebied mogelijk grotendeels intact. Op grond hiervan geldt voor het plangebied een hoge archeologische verwachting. De aanwezigheid van archeologische resten is derhalve niet uit te sluiten.

Als gevolg van de aanwezigheid van bebouwing en oppervlakteverharding bleek het inventariserend veldonderzoek in een groot deel van het plangebied niet mogelijk. Om deze reden wordt (volgens de richtlijnen van de Rijksinspectie voor de Archeologie) archeologische begeleiding van de voorgenomen grondwerkzaamheden aanbevolen.

Uit het rapport:

In landschappelijk opzicht maakt het plangebied deel uit van de kust­strook. In de ondergrond van deze strook komen afzettingen voor die wor­den gerekend tot de Oude Duin- en Strandzanden. Kenmerkend voor de kuststrook zijn de zogenaamde strandwallen: de zee voerde zand aan dat parallel aan de kustlijn werd afgezet, zodat zich geleidelijk een strandwal vormde. Zodra de strandwal ruim boven gemiddeld hoogwater uitkwam, viel deze droog en werden onder invloed van de wind lage duinen gevormd: de Oude Duinen.

De oudste strandwallen in Nederland liggen circa 8 km ten oosten van de huidige kustlijn en zijn rond 3800 voor Chr. ontstaan. Vanaf dat moment verplaatste de kust zich in westelijke richting door de vorming van nieuwe strandwallen. De kustuitbreiding duurde tot omstreeks het begin van de jaartelling en resulteerde in een 6 tot 10 km brede kuststrook, bestaande uit een reeks strandwallen met daartussen lager gelegen strandvlakten. Volgens de geomorfologische kaart maakt het plangebied deel uit van een vlakte die ontstaan is door afgravingen of egalisatie van de Oude Duin- en Strandzanden. Het plangebied ligt op de oostflank van de meest oostelijke strandwal waarop de dorpen Voorhout, Lisse en Hillegom liggen. Omstreeks 2600 voor Chr. vormde deze strandwal de toenmalige kustlijn. Strandwallen zijn in archeologisch opzicht interessant, omdat ze hoger (en derhalve droger) liggen dan de directe omgeving, waardoor ze zeer geschikt waren voor bewoning.

Ten behoeve van de bloembollenteelt zijn de strandwallen sinds de 17e eeuw op grote schaal afgegraven. Het vlakke reliëf van de huidige Bollenstreek hangt samen met deze grootschalige ontginning. Als gevolg van ingrijpende bodemingrepen rest er in de Bollenstreek vrijwel niets meer van de Oude Duinen.

Aanbevelingen

Als gevolg van de aanwezige bebouwing en oppervlakteverharding bleek het uitvoeren van een veldonderzoek in een groot deel van het plangebied niet mogelijk. De aanwezigheid van archeologische resten in het plange­bied valt derhalve niet (geheel) uit te sluiten. Om deze reden wordt, vol­gens de richtlijnen van de Rijksinspectie voor de Archeologie, archeologische begeleiding van de voorgenomen grondwerkzaamheden aan­bevolen. Een archeologische begeleiding houdt in dat tijdens of direct voorafgaand aan grondwerkzaamheden archeologische en geologische waarnemingen worden gedaan. Dit betekent dat eventuele archeologische sporen worden gedocumenteerd en vondstmateriaal wordt verzameld. Daarnaast kunnen eveneens geologische waarnemingen worden gedaan. Uitgangspunt hierbij is dat de grondwerkzaamheden geen vertraging mogen oplopen.

  1. Samenvatting van de archeologische begeleiding

In opdracht van Tibboel Exclusieve Interieurs heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau op 19 en 21 oktober 2004 een archeologische begeleiding uitgevoerd in verband met de realisatie van nieuwbouw aan de Grachtweg 37 in de gemeente Lisse. Doel hiervan was om eventueel bij de graaf-werkzaamheden aan het licht komende archeologische resten te documen­teren.

Tijdens de archeologische begeleiding zijn enkele archeologische resten aangetroffen. Deze bestaan uit een ronde, uit rode baksteen opgetrokken en overkoepelde constructie (een waterput, waarschijnlijk te dateren in de 18e eeuw) en een slootvulling aan de kant van de Grachtweg, binnen de rooilijn van de bestaande bebouwing. Op grond van het hierin aange­troffen vondstmateriaal kan de datering van deze sloot tot de 13e eeuw teruggaan.

Het tijdens de archeologische begeleiding uit de slootvulling verzamelde vondstmateriaal bestaat uit enkele scherven gedraaid aardewerk, te dateren in de Late Middeleeuwen (1050-1500 na Chr.) en Nieuwe tijd (1500 na Chr. – heden):

1 fragment aardewerk (gedraaid), roodbakkend geglazuurd; datering: Nieuwe tijd

2 fragment aardewerk (gedraaid), type Frechen; datering: Nieuwe tijd

l fragment aardewerk (gedraaid), type Siegburg; datering: Late Middeleeuwen

l fragment aardewerk (gedraaid), proto-steengoed;datering: Late Middeleeuwen

grachtweg

 

DE SLUIKBEGRAVING AAN DE GRACHTWEG

In een archeologisch rapport over Grachtweg 1A, het kaaspakhuisje van Langeveld, staat dat een beerpunt en een paar afvalkuilen werd gevonden. Er werd ook een houten kist met een skelet gevonden. Het skelet moet vóór 1818 begraven zijn.

door R.J. Pex

Jaargang 4 nummer 4, oktober 2005

Dit artikel is eigenlijk een vervolg op het eerder in dit nieuwsblad verschenen verhaal over de geschiedenis van “het kaaspakhuisje van Langeveld”, ofwel Grachtweg 1a, tegenwoordig bewoond door familie E. Plantenberg. Toen laatstgenoemde een garage naast het huis wilde verbouwen, waarbij wat grondwerk verricht moest worden, stuitte hij op een aantal in archeologisch opzicht interessante zaken, namelijk een beerput en een paar afvalkuilen.

In een beerput werd over het algemeen huishoudelijk afval gedeponeerd. Dit kan archeologen een redelijk inzicht verschaffen in onder meer zaken als de welstand van de bewoners van wie het afval afkomstig is. Thans is een archeologisch rapport van 35 pagina’s opgesteld door Menno Dijkstra (van huis uit archeoloog), Leo den Hollander en Hans van der Meulen. Het behandelt bovengenoemde vondsten, alsook een wat meer lugubere vondst, die reeds in het eerste artikel over Grachtweg 1a ter sprake werd gebracht. Het betreft een menselijke begraving, die tevoorschijn kwam bij het verdiepen van de vloer in het achterste deel van het huis.

De sluikbegraving
De menselijke begraving, door Dijkstra ook wel als sluikbegraving betiteld, bestond uit een houten kist met daarin een skelet. Van het skelet was weinig meer over, daar de begraving zich op de grens met de grondwaterspiegel bevond. Daardoor was het ook niet mogelijk iets meer te zeggen over

Een fraaie vondst betreft een majolica-bord uit omstreeks 1625-1675 met een tulp. Dit is één van de vroegste vondsten. Foto M.F.P. Dijkstra

zaken als leeftijd en geslacht. Om te verklaren waarom de betreffende persoon niet op een reguliere begraafplaats terecht is gekomen, moeten we ingaan op een tweetal vragen, zo lezen we in het rapport, namelijk: Hoe oud kan dit graf zijn? Welke verklaringen zijn er aan te voeren voor de ongebruikelijke locatie?
Over de ouderdom valt helaas niets met zekerheid te zeggen. De begraving moet echter na de bouw van het huis (dus na 1743) hebben plaatsgevonden en vóór 1818. Met betrekking tot de vreemde ligging lezen we dat een aantal verklaringen met elkaar gemeen heeft dat bepaalde begravingen niet in gewijde grond mocht plaatsvinden. Dit was onder meer het geval met zelfmoordenaars, nog niet gedoopte kinderen, niet-christenen, geëxcommuniceerden en ter dood veroordeelden. Toch is deze verklaring niet afdoende, want dergelijke begravingen vonden uiteindelijk toch wel plaats op een afzonderlijk kerkhof. Men zou in dit verband ook kunnen denken aan een misdaadslachtoffer of aan een slachtoffer van onrust of oorlog. Ook in Antwerpen is ooit onder een keldervloer een soortgelijke vondst gedaan als in Grachtweg 1a en ook bij Dever zijn rond 1890 een drietal menselijke geraamten tevoorschijn gekomen bij graafwerkzaamheden.

De twee spaarpotten die gevonden zijn bij het pand Grachtweg 1a: een varkentje (boven) en een haantje (onder). Onder de vleugels van het haantje bevond zich waarschijnlijk een fluitje, zodat men naar zijn geld kon fluiten.

Vondsten uit de beerput en afvalkuilen
Op grond van datering van het vondstmateriaal komen de schrijvers tot de conclusie dat er grofweg drie perioden te onderscheiden zijn, namelijk de periode tussen circa 1675 en 1725, waarbinnen de meeste vondsten gerangschikt kunnen worden, de periode 1775-1825 en 1860-1900.
Het meeste materiaal dat is aangetroffen in de beerput en in de afvalkuilen valt onder de categorie aardewerk. Hieronder kan bijvoorbeeld een mineraalwaterkruik uit omstreeks 1800 gerangschikt worden. Ook is veel rood- en witbakkend aardewerk aangetroffen. Daaronder een bord dat waarschijnlijk is vervaardigd in de plaats Oosterhout in Noord-Brabant omstreeks 1750. Bovendien zijn veel “grapen”naar boven gekomen. Dit type kookpot wordt bij opgravingen veel gevonden en werd gebruikt voor het verwarmen en bereiden van voedsel.

Spaarvarkentje
De vroegste vondst uit deze categorie dateert uit de periode 1625-1675, dus nog van vóór de aanleg van de beerput. Mogelijk is deze kookpot nog lang in gebruik geweest voordat hij tenslotte in het laatste kwart van de zeventiende eeuw in de beerput terecht kwam. Voorts zijn er enkele olielampen geborgen, een kandelaar, een pispot en een tweetal spaarpotten. Eén van de spaarpotten betrof een varkentje van witbakkend aardewerk.

De twee spaarpotten die gevonden zijn bij het pand Grachtweg la: een varkentje (boven) en een haantje (onder). Onder de vleugels van het haantje bevond zich waarschijnlijk een fluitje, zodat men naar zijn geld kon fluiten

Toen dit voorwerp tevoorschijn kwam, zat er nog enig kleingeld in. Helaas waren de munten onleesbaar en daardoor ondetermineerbaar geworden. Het tweede exemplaar was een haantje. Onder de vleugels heeft waarschijnlijk een fluitje gezeten, zodat men aldus naar zijn/haar geld kon fluiten! Een andere vondstcategorie betreft het porselein. Echter, het gaat hier niet om Chinees porselein, zoals gebruikelijk, maar om een Europese variant ervan. Porselein was namelijk vanaf het begin van de zeventiende eeuw erg populair in Europa. Men ging dus zoeken naar wegen om dit materiaal zelf te kunnen maken. Zo ontstonden er in Europa in de achttiende eeuw diverse productiecentra, zoals Meissen in Duitsland en Limoges in Frankrijk. Naast aardewerk is er ook glaswerk tevoorschijn gekomen en verder natuurlijk veel tabakspijpen, die door hun vorm en grootte altijd vrij goed te dateren zijn. De meeste pijpen(koppen) die zijn gevonden dateren uit omstreeks 1710 en 1780.

Conclusie
Uit de vondsten kan, volgens Dijkstra, niet geconcludeerd worden dat de bewoners van dit deel van het dorp bijzonder rijk waren, noch laat het een bijzondere beroepsachtergrond zien. Het geeft eerder een beeld van “een gemiddeld huishouden”. Hierbij waren ook kinderen betrokken. Daar lijkt althans de aanwezigheid van een tweetal spaarpotten op te duiden.

Grachtweg 1a met deur naar de tuin (2019). Foto Nico Groen

 

 

Archeologie via internet

De cultuurhistorische waarden van archeologie, landschappen en nederzettingen in ZH worden gedigitaliseerd door de provincie. Zij zijn te zien op www.zuid-holland.nl/GS.

Nieuwsflitsen

NIEUWSBLAD Jaargang 4 nummer 1, januari 2005

In 2002 heeft de provincie Zuid-Holland de cultuurhistorische waarden van de archeologie, landschappen en nederzettingen in Zuid-Holland inge­tekend op kaarten en voorzien van toelichtingen, ook die van de Duin- en Bollenstreek. Tot nu toe waren ze alleen in gedrukte vorm beschikbaar. De provincie heeft ze nu gedigitaliseerd en op internet gezet: www.zuid-holland.nl/chs. Hierdoor zijn ze nu voor iedereen gemakkelijk toegankelijk. De Provincie wil met deze activiteit stimuleren dat de cultuurgeschiedenis een grotere rol gaat spelen bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen.

Archeologische kaart Lisse

 

Archeologische kaart Lisse legenda

Archeologie in het Nassaupark

Nieuwsflitsen

NIEUWSBLAD Jaargang 3 nummer 3, juli 2004

In de tuin van een woning aan het Nassaupark (nummer 1) in Lisse was een kleine uitbreiding van een al aanwezige kantoorvleugel voorzien. Via de provincie Zuid-Holland en SOB Research kreeg de AWN (Archeologische Werkgemeenschap Nederland) het verzoek hier een pro­spectief (= terreinonderzoekend) booronderzoek uit te voeren. De twee boringen lieten een opbouw van zandlagen zien met op dieper niveau twee veenlagen. Deze opbouw komt niet overeen met de geologische gegevens, die spreken van kwelder- en wadafzettingen, waarin men klei in enige afzettingsvorm zou verwachten. Archeologische aanwijzingen werden niet aangetroffen.

Kooij, D. van der, 2003 Lisse Nassaupark l Verkennend Archeologisch Booronderzoek. (Renus, Mededelingen van de AWN)

Ligt er nog een lijk in het Kaaspakhuisje aan de Grachtweg?

Erik Plantenberg restaureerde pand aan de Grachtweg

door R. J. Pex

NIEUWSBLAD Jaargang 2 nummer 4, oktober 2003

Het pand van Grachtweg la in Lisse werd vroeger het Kaaspakhuisje van Langeveld genoemd. Het behoort tot de oudere huizen in het cen­trum van Lisse. Weliswaar denkt menigeen dat het huis door de vorm van de kap (een zogenaamde mansardekap) uit de 19e eeuw stamt, doch dit betreft een latere verbouwing. De woning zelf is zeker nog een eeuw ouder. Erik Plantenberg kocht het huis in 1986 en heeft het grondig – en vooral kundig! – gerestaureerd

Het Kaaspakhuisje aan de Grachtweg zoals het er nu, na de grondige restau-ratie, uitziet. Een oud doch fraai pareltje in Lisse.

De heer Plantenberg is te Voorburg in 1957 geboren. In Leiden studeerde hij fysiotherapie. Hij woonde in een hofje en zo ontstond zijn liefde voor oude gebouwen die al dan niet op de monumentenlijst stonden. Plantenberg had daarnaast evenwel nog een andere hobby: het opknappen van oude motor

fietsen en auto’s. Daarvoor had hij echter een garage nodig. Al gauw liet hij dan ook zijn oog vallen op een oud pand in Lisse: Grachtweg la. Hij kocht het in 1986 en ging er wonen samen met Marieke Kop. Tegenwoordig is Plantenberg makelaar en heeft dus een goede kijk op onroerend goed zaken. Erg handig, gezien de discussies over de ontwikkeling van het centrum van Lisse, waar hij zelf alleszins mee te maken heeft.

De restauratie

Tijdens de restauratie werden allerlei interessante bouwkundige details ont­dekt. Zo bleek de mansardedak-constructie niet origineel te zijn. Aanvankelijk was het een zadeldak Een ander interessant detail kwam aan het licht bij het verwijderen van het behang tegen de oorspronkelijke achter­gevel van het huis: de stenen waren hier zwart geblakerd, wat zou kunnen duiden op de vroegere aanwezigheid van een stookplaats. Een tweede stookplaats bevond zich voorheen overigens tussen de oude achtergevel en de voorgevel, waar zich eveneens een (binnen)muur bevond, die later ver­wijderd is.

Ook bij het vernieuwen van de fundering van een van de garagemuren, wer­den interessante zaken ontdekt. Hier bleek zich onder de betonnen vloer een beerput te bevinden. In zo’n put werd in vroeger tijden het afval gestort. En dat laatste bleek ook wel uit de vele vondsten die uit de put werden geborgen.

Een lugubere vondst

Maar er werd bij de woning nog meer aangetroffen behalve dozen vol met afval. In het achterste gedeelte van het huis kwam Plantenberg na enig graafwerk een grafkist tegen met daarin de stoffelijke resten van een onbe­kend persoon. Helaas was niet duidelijk of het om een man of een vrouw ging en hoe deze om het leven was gekomen. De kist viel overigens, door contact met de buitenlucht, uit elkaar. Ook de staat waarin de botten ver­keerden was slecht, daar de vondsten op de waterlijn lagen. De vraag echter die men zich bij een dergelijke vondst onwillekeurig stelt is: waarom zijn de stoffelijke overschotten niet op een kerkhof ter aarde besteld? Hadden de bewoners (die bijna allen als niet zeer welgesteld te boek stonden) geen geld voor een begrafenis? Of werden vóór de instelling van de Wet op de Lijkbezorging wel meer overleden gezinsleden vlakbij huis begraven? Of was hier soms een misdaad in het spel? Al gauw verscheen er een artikel in de Weekendkrant Duin- & Bollenstreek (zaterdag 16 mei 1992) over de ver­bouwing van het huis en over de mysterieuze grafvondst. Naar aanleiding daarvan is toen de recherche bij Plantenberg langsgekomen. Er was toen

echter al een betonnen vloer over bet graf gestort en het leek bovendien zodanig oud dat verder onderzoek door de politie niet noodzakelijk werd geacht.   Men ziet: de woning van Grachtweg la geeft niet al zijn geheimen prijs…*

Particulier initiatief

Plantenberg’s belangstelling ligt het meest bij gebouwen van vóór 1900: “Er wordt in Lisse vrij veel aandacht geschonken aan bouw vanaf het begin van de twintigste eeuw. Daar is echter vrij veel van aanwezig. Van daarvoor juist niet”. Plantenberg duidt dan op de historische bebouwing uit de 17e en 18e eeuw. Bij het handhaven van deze bebouwing speelt de gemeente een belangrijke rol. Deze zou aan het particulier initiatief meer ruimte moe­ten geven. Plantenberg: “Mensen die hier (lees: in het centrum van Lisse) gaan wonen, hebben niet zozeer wooncomfort als prioriteit, als wel binding met een stuk cultuur”. Het is ook juist deze groep die bereid is geld in een oud pand te steken, teneinde dat te beschermen tegen verder verval of zelfs sloop. “En”, zo vertelt Plantenberg, “de gemeente moet dat faciliteren.” Zo heeft openbare werken nog kort geleden een aantal oude lantaarnpalen geplaatst langs de Grachtweg, teneinde mede richting te geven aan de sfeer in dit (mooie) gedeelte van Lisse.

Maar laten we nu de archiefstukken laten spreken. Het is 1743. Aan het Vierkant woont, op de plaats van Fotovak Engel, chirurgijn Hiëronimus van Santen. Het is een groot huis van twee etages met een ruime zolder. Eigenaar was vanaf 1742 Rutgerd Veldhuyzen, eveneens chirurgijn. Achter het huis bevindt zich een tot woning verbouwde schuur, waar op dat moment twee mensen in wonen, namelijk Cornelis Adriaanse van der Wolf, die als “slagter” te boek staat, en Maria Cornelis van der Wolf, “naeyster”. De woning is eigendom van timmerman Warbout Jurriaanse Vreeburg. Veldhuyzen zou het huis echter, om onbekende redenen, het liefst weg wil­len hebben en treedt dan ook in onderhandeling met Vreeburg. Zo verschij­nen beiden op 17 mei 1743 voor schout Jacob van Dorp en schepenen van Lisse. Vreeburg verklaart de woning achter het huis van Rutgerd Veldhuyzen verkocht te hebben aan laatstgenoemde. Onder de voorwaarden lezen we onder meer: “Verders sal den kooper mogen setten een houtte kosijn, met vengster in des koopers muur staande tegens den asbak van den verkooper”. Hoogstwaarschijnlijk wordt met deze “asbak” de beerput bedoeld. De koper krijgt het recht om door het voornoemde “vengster” “sijn asse en vulnis in de asbak op des verkoopers grond staande ” te mogen brengen.

De schuur werd afgebroken en iets meer richting de Grachtweg werd een nieuw huis opgetrokken door Warbout Vreeburg. De bewoners van het ges­loopte huis verhuisden nu naar het nieuwe pand aan de Grachtweg. Onze “naeyster” en “slagter” werden dus de eerste bewoners van Grachtweg la.

Kapitein Quirien Dabenis en andere eigenaren, 1755-1808

We komen nu in een periode terecht dat het huis het eigendom zal zijn van lieden van diverse pluimage. Aanvankelijk had Warbout Vreeburg natuurlijk het huis in bezit. Hij werd echter oud en dat leidde ertoe dat hij in 1748 een testament opstelde, waarin hij alvast het huis aan de Grachtweg legateerde aan zijn dochter Maria. Lang heeft zij echter niet van haar bezit genoten; al gauw wilde ze er vanaf. Zo heeft ze dan op 11 februari 1755 het huis per publieke veiling verkocht aan Jan Janse van Wateringen en Anna Maartens Oudshoorn. Laatstgenoemde moet gewoond hebben ergens ter plaatse van De Woelige Stal en had daar een eigen winkeltje. Ook J.J. van Wateringen woonde aan de Grachtweg ; hij was metselaar. Talrijk zijn weer de koop-voorwaarden. Met name de aloude bepaling dat Rutgerd Veldhuyzen het recht had om zijn afval in de beerput van zijn buurman (ofwel de kopers) te storten, wordt wederom vermeld. Overigens werd hierbij ook het huis dat stond op de hoek van de Grachtweg en het Vierkant verkocht aan het duo Oudshoorn/Van Wateringen. Zeven jaren gaan voorbij en ze doen hun bezit alweer in de verkoop. Als nieuwe eigenaar wordt Quirien Dabenis of

d’Abenes genoemd “kapitein ter zee ten dienste dezer landen “. Hij was gehuwd met Maria Garbijn, welke laatste in 1749 in het eigendom was getreden van de Lissese buitenplaats Dubbelhoven aan de Achterweg. Doch in 1768 is onze kapitein overleden en kort daarna lezen we weer van nieuwe eigenaren. In 1792 blijkt de woning in handen te zijn van Gerrit Hendrik Hirs, die het in laatstgenoemd jaar weer overdoet aan Willem Verhoef. De weduwe van Verhoef, Leentje Brero, heeft het huis op haar beurt verkocht aan David Gabliski, terwijl ze zelf in het bezit bleef van de woning op de hoek van de Grachtweg en het Vierkant. Maar met dat alles zijn we alweer in het jaar 1808 terechtgekomen.

De “werkman” en de bode, 1808-1856

Inmiddels treffen we in 1808 weer nieuwe bewoners aan in de door Gabliski aangekochte woning. Het zijn Hendrik den Haan, zijn vrouw Cecilia Cocq en zijn kinderen, waaronder Jacob, die in 1767 in Sassenheim geboren was. In 1829 trad Jacob in het huwelijk met Grietje van Giesbergen. Hij is dan inmiddels de zestig gepasseerd en “werkman “, ofwel arbeider, van beroep. In 1834 is hij overleden en kwam er weer een ander gezin in het huis aan de Grachtweg wonen. Het betreft Pieter Hendrik Koppeschaar, geboren te Monikkendam in 1798, zijn vrouw Jannetje van der Horst en zijn kinderen Suzanna en Gijsbertha.

Aanvankelijk staat Koppeschaar te boek als “kantoorbediende “, doch in 1838 wordt hij door burgemeester en wethouders van Lisse aangesteld tot bode, aanplakker en omroeper. Op een dag had Koppeschaar overal in het dorp affiches aangeplakt, waarin een houtverkoop stond aangekondigd. Thuisgekomen bleek hij er nog een aantal over te hebben. Toevallig zat er een grote scheur in een van de balken van zijn woning. Hij heeft toen een stuk van een affiche afgescheurd en in de spleet gestopt. De huidige bewo­ner, de heer Plantenberg, bewaart dit fragment nog altijd.

“Eene portefeuille”

Als bode moest Koppeschaar boodschappen van en naar het gemeentehuis van Lisse overbrengen, welk raadhuis zich overigens maar op een steen-worp afstand bevond van het huis van de bode aan de Grachtweg. Zo moest hij tevens mensen aanmanen hun belasting te betalen. Men kon zich wel een leukere bezigheid voorstellen! Afijn, hiertoe beschikte Koppeschaar thuis over de volledige administratie inzake ontvangsten en uitgaven van de gemeente Lisse. Hij moest het allemaal nauwgezet bij zien te houden. Zo lezen we in de boedelinventaris die na zijn dood is opgemaakt over “eene portefeuille inhoudende de staten van begrooting van ontvangst en uitgaaf over de j aren 1832 tot en met 1854″. Een ander kohier behelst ((de hoofde­lijke omslag (belasting) over de jaren 1840 tot en met 1853 ” en zo is er ook nog “eene portefeuille inhoudende instructie voor den ontvanger der Gemeente Lisse” en “eenpaketprovinciale bladen van Zuid-Holland’\ etc, etc.

Inmiddels was de echtgenote van Koppeschaar, Jannetje van der Horst, reeds in 1847 overleden. Hij hertrouwde met Maaike Arends de Boer, gebo­ren te Heerenveen in 1801. Met haar is Koppeschaar zo’n negen jaar in het huwelijk verbonden geweest, totdat hij in 1856 zelf kwam te overlijden. Het gezin was toen al verhuisd van het huidige Grachtweg la naar de naastgele­gen woning. Wie toen de nieuwe bewoners werden is helaas niet duidelijk geworden uit de soms wat warrige bevolkingsregisters van die tijd.

Eigenaren, 1808-1885

Grachtweg la was dus in 1808 in het bezit gekomen van David Gabliski. Deze wat Russisch aandoende naam komen we op verschillende plaatsen in de archieven tegen. Zo wordt hij in 1810 “Dienaer en Cipier der Justitie van Lisse, Noordwijkerhout, Hillegom en Voorhout” genoemd. Hij bezat verscheidene huizen aan de Broekweg (tegenwoordig Kanaalstraat), Veenderweg (Stationsweg) en natuurlijk het latere kaaspakhuisje aan de Grachtweg. Na zijn overlijden in 1828 ging het huis over in het bezit van de

familie Van der Horst. Rond 1830 had Jannetje van der Horst, gehuwd met Pieter Hendrik Koppeschaar, de ene helft van de nalatenschap van Gabliski in handen en Cornelia Maria van der Horst, gehuwd met Daudeij, de andere helft. Na het overlijden van Cornelia in 1836 is haar aandeel overgegaan in handen van haar vier kinderen. Hetzelfde gold voor de vier kinderen van Jannetje van der Horst die in 1847 was overleden. Na het overlijden van Pieter Hendrik Koppeschaar in 1856 moest ook zijn nalatenschap verdeeld worden. Met name voor wat betreft zijn aandelen lag dat wat moeilijk. Bovendien verkeerden de geërfde huizen in zeer slechte staat van onder­houd. Repareren zou een te dure aangelegenheid worden en verkopen was daarom nog de beste optie. Op 9 maart 1857 is daartoe toestemming gevraagd en verkregen van de arrondissementsrechtbank te Leiden. Het huis aan de Grachtweg kwam nu in handen van de weduwe Koppeschaar, Maaike Arends de Boer. Inmiddels woonde zij allang niet meer op Grachtweg la, maar elders in het dorp. Het huis blijkt in 1885 voor f2,- per week verhuurd te zijn aan Arie Balkenende.

Verkoop, 1886

Maaike Arends de Boer was inmiddels hertrouwd met Pieter van Waveren, “koopman ” van beroep. Hij kwam in 1885 te overlijden. Zijn weduwe heeft toen haar onroerendgoedbezit, waaronder tevens het huis aan de Grachtweg, verkocht en is daarop naar Den Haag vertrokken. Nieuwe eigenaar werd timmerman Johannes Theodorus Barnhoorn, geboren te Lisse in 1861. Hij woonde in het begin van de 20s*e eeuw in het huis dat vlak naast Grachtweg la gelegen was. Tegen die tijd lijkt laatstgenoemd pand echter geen woonfunctie meer te hebben gehad, maar diende het tot kaaspakhuis. Maar we zijn dan inmiddels in de periode Langeveld terechtgekomen.

Zadeldak

Van de Grachtweg – en dan specifiek van Grachtweg la en omgeving -bestaat een schilderijtje, gedateerd 1885 en gesigneerd door een zekere Van der Meer. Links is nog net een stuk muur van de pastorietuin waar te nemen. En gelijk rechts daarvan.. .het latere kaaspakhuisje, ofwel Grachtweg la! Het heeft evenwel niet een mansardedak zoals dat tegen­woordig aanwezig is, maar een zadeldak. We mogen aannemen dat dit tevens de oorspronkelijke situatie was uit de 18^e eeuw. In het witte huis rechts van het tegenwoordige Grachtweg la woonde later tandarts Simonis. Hier is kardinaal Simonis geboren en getogen. Het kaaspakhuis van Langeveld

Rond 1907 heeft Barnhoorn Grachtweg la verkocht aan Cornelis Langeveld. Hij heeft waarschijnlijk het huis ingericht tot kaaspakhuis en dat is nog lang zo gebleven.

In 1986 heeft de heer Erik Plantenberg het eigendom verworven van de
woning en kreeg het zijn aloude woonfunctie weer terug.                               j

Bronnen: Bevolkingsregister Gemeente Archief Lisse, notarieel Lis s e 1843-1895 en Rechterlijk Archief Lisse in Nationaal Archief te Den Haag.

* Wij hebben het Politiekorps Hollands Midden om commentaar gevraagd. Voorlichter Yvette Verboon van het Bureau Communicatie van het Korps verklaar­de na ampel onderzoek en ruggespraak met collega’s die indertijd in Lisse werkten: “Indertijd in 1992 hadden we nog Rijkspolitie en Gemeentepolitie. Dat er bij de heer Plantenberg als gevolg van het verhaal over het lijk in de Weekendkrant recherche aan de deur is geweest, kunnen wij niet meer nagaan, omdat de dagrap­porten na vijfjaar worden vernietigd. Maar het komt mij en mijn collega’s ondenk­baar voor dat de politie zo gereageerd heeft als wordt beweerd. Normaal zou zijn geweest, dat er overleg was gepleegd met het Openbaar Ministerie en dat de gemeente op de hoogte gebracht zou zijn. Dat de politiemensen hebben gezegd dat verder onderzoek niet nodig was, komt mij hoogst onwaarschijnlijk voor. Op dit moment hebben wij te weinig concrete informatie om te moeten optreden.’

Zo zag het Kaaspakhuisje eruit in 1930. Er kan geen twijfel over bestaan want op de daklijst staat geschilderd: Kaashandel (Foto: Collectie Plantenberg)