Berichten

Lisse 825 jaar, maar de het veen werd al mogelijk al eerder gebruikt

Sporen van vroeger ( LisserNieuws)                                                            

25 april 2023

door Nico Groen

 Lisse bestaat dit jaar op papier 825 jaar. Dit wordt groots gevierd in Lisse. De agenda staat op de website van de gemeente Lisse. De Romeinen schreven al in het jaar 77 dat een armzalig volk aan de kust aardkluiten met hun handen uit de grond trokken en deze verstookten voor het verwarmen van hun verstijfde ledenmaten en voor het koken. In Lisse is al in de 13e eeuw veen gewonnen, zoals bij het gehucht Daerrode.

Onderstaand verhaal is gebaseerd op slechts enkele feiten. Het verhaal moet meer gezien worden als ‘hoe het er in Lisse aan toe gegaan kan zijn’.

Voordat de graven van Holland zich bemoeiden met het in cultuur brengen van veengronden zal op kleine schaal al veen gewonnen zijn in Lisse voor verwarming en koken. Waar kan dit in Lisse geweest zijn? Het moet in ieder geval veengrond en vlak bij het dorp zijn geweest. De plek die daarvoor het meest in aanmerking komt is de vroegere Hoppoel. Dit was in de 17e eeuw op landkaarten een ronde, onnatuurlijke vijver. ‘Hop’ betekende vroeger ‘rond’, tegenwoordig nog te herkennen in het woord ‘hoepel’. Deze poel lag waar nu de Salemkerk, speeltuin Marijke en FloraLis zijn.

De graven van Holland kregen vanaf de 12e eeuw steeds meer macht en bepaalden wat er gebeurde aan het landschap. Doordat er steeds meer mensen en steden bij kwamen, moest het cultuurlandschap worden uitgebreid. In het moerassige land werden sloten en afvoersloten gemaakt, zodat het water gemakkelijker kon wegstromen. Hoogveen werd gewonnen en land in cultuur gebracht. In de Bollenstreek betekende dit dat in de laagvlakten afvoersloten, toen weteringen genoemd, richting de Oude Rijn werden gemaakt en dat het land tot een bepaalde hoogte werd afgeveend, waarna meestal grasland voor het vee overbleef, zoals in de Lageveense polder ten westen van het Keukenduin.

Geestgronden maken

Anders was dit in veengebieden met een kleine laag veen, zoals de strandvlakte vanaf de Achterweg richting Heereweg tot halverwege de huidige boerderij Wassergeest. Vanaf Wassergeest tot de Heereweg behoorde de grond tot de hoge strandwal, de wildernisse genoemd. De toen zo genoemde banheining tussen deze twee gebieden moest er voor zorgen, dat het wild, zoals konijnen, in de wildernisse bleef. De bovenste laag van het veen in de strandvlakte was niet geschikt als turf en werd opzij gelegd. Vervolgens werd het veen tot op het zand verwijderd om te worden gebruikt.  De opzij gelegde bovenlaag kwam weer op het zand. Dit werd gemengd met de bovenste laag zand. Op deze manier ontstonden de beroemde geestgronden, waarop heel goed groenten en kruiden konden worden geteeld. Dit alles is zo ongeveer aan het begin van de 14e eeuw gerealiseerd.

Ten oosten van de Heereweg was het een ander verhaal. Waar nu de Poelpolder is werd er waarschijnlijk op grote schaal tot op de kleilaag veen gedolven in de 12e of 13e eeuw. Op deze manier ontstonden diverse afzonderlijk poelen. De Noordpoel, de Zuidpoel, De Cleypoel en mogelijk Geestwater. Later werd door stormen en hoog water het overgebleven veen weggeslagen.

Foto: Het turfsteken was zwaar werk Foto: Wikipedia

Foto: Het turfsteken was zwaar werk

Foto: Wikipedia

 

Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse”

Van Jaap Kooy en Westergeest via Overvecht naar Intratuin

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                                

6 december 2022

door Nico Groen

Jaap Kooy! Jarenlang een begrip in de Bollenstreek maar ook ver daarbuiten. De opening van tuincentrum Jaap Kooy was in 1981. Hij was één van de eersten die met groots opgezette kerstdorpen op Amerikaanse wijze furore maakte. Pendelbussen reden af en aan van de parkeervelden bij Keukenhof naar het tuincentrum van Jaap Kooy.

 

Naast het wereldberoemde Keukenhof met de voorjaarsbloemententoonstelling, was het tuincentrum van Jaap Kooy een goede tweede grote toeristische attractie in Lisse, maar dan in het najaar. De jaarlijks terugkerende ‘Fuchsiade’ was ook zo’n geweldig evenement dat duizenden fuchsialiefhebbers van heinde en verre naar het tuincentrum lokte. Bij Jaap Kooy was altijd wel wat te doen. Van Paasjubel tot uitvoeringen van harmonie, fanfares en zangverenigingen. Altijd even groots en geweldig: een “organisatorische veelvraat” zou je hem kunnen noemen. Op vrijdag 21 juni 1985 werd op grootse wijze de beeldentuin geopend bij tuincentrum ‘Westergeest’. Weer zo’n project dat niet alleen bij een idee bleef, maar werkelijkheid werd omdat Jaap Kooy ook mensen de ruimte gaf om dingen te verwezenlijken.

Failliet

Maar je kunt op een gegeven moment ook net te veel willen. Jezelf overschatten en daardoor in de schulden terechtkomen, zover dat de bank je geen krediet meer geeft en dan is het einde verhaal. Jammer!!!! Maar gelukkig kwam daar een doorstart onder de naam Overvecht en bijna iedereen van het personeel werd door deze nieuwe firma overgenomen. Zo bleef dit prachtige tuincentrum nog heel wat jaartjes aan de weg timmeren. Totdat andere investeerders zich met Overvecht gingen bemoeien. Juist in een toptijd voor tuincentra gingen ze onder de maat presteren.

Intratuin

Na dit dieptepunt gloorde er weer hoop. Omdat Intratuin Voorschoten plaats moest maken voor woningbouw kwam zij naar deze locatie in Lisse. Er zou weer wat groots komen op diezelfde plek, maar net voor de opening van het intratuin-complex zou plaatsvinden, sloeg het noodlot toe. Een foutje zorgde ervoor dat binnen een mum van tijd vrijwel het hele gebouw in lichterlaaie stond. Een grote vuurzee, ontploffingen en een giga zwarte rookpluim die tot ver in de omtrek te zien was. Na de brand lag het er als het verminkte skelet van een gigant bij. Westergeest had de geest gegeven. Intratuin ging niet bij de pakken neerzitten en bouwde in korte tijd een nieuw tuincentrum. Op 30 november j.l. is de 2e fase (het restaurant) officieel geopend door Herman de Blijker. Het resultaat mag er zijn en VOL wenst Intratuin veel succes en hoopt dat deze eigenaar ook zo’n inspirerende figuur zal zijn als die goeie ouwe Jaap Kooy.

Archief verloren

Bij de brand is een groot gedeelte van het archief verloren gegaan. Daarom een oproep; heeft u materiaal aangaande tuincentrum Westergeest van Jaap Kooy (later Overvecht), deel dat dan met de VOL. Dit artikel is voor een groot deel overgenomen uit het laatste Nieuwsblad van de VOL.

Reactie

In het bovenstaande artikel staat dat Jaap Kooij het tuincentrum in 1981 opende. Diverse mensen reageerden met de opmerking dat het tuincentrum al in de zeventiger jaren bestond. waarvan Acte!!

Een luchtfoto uit het laatste Nieuwsblad van de VOL met een gedeelte van het tuincentrum.
Foto: Oud Lisse

 

EEUWENOUDE BRONNEN

Cornelis Kruseman van buitenplaats Rosendaal schilderde Johannes van den Bosch. Hij was de grote kracht achter de Maatschappij van Weldadigheid. Deze maatschappij stichtten de landbouwkoloniën in Drenthe.

Door Lieseth Brouwer

Jaargang 20 nummer 4, 2021

Dirk Floorijp diept graag verhalen op uit zeer oude archieven. Eeuwenoude aktes worden geraadpleegd, de teksten ervan worden getranscribeerd. Samen met Alfons Verstraeten werkt hij aan hun project “Bewoningsgeschiedenis Lisse“. Daarbij gaat het hen primair om de namen: kennen ze de personen uit een akte, zijn er nieuwe namen, wat is de onderlinge relatie? Kunnen ze personen koppelen aan een pand of locatie, dan worden ze opgenomen in de betreffende bewoningsgeschiedenis. Zo ontstaat een steeds completer beeld van bewoners, eigenaren, personeel en andere betrokkenen die verbonden waren aan de diverse landhuizen in Lisse.

Zo is de bewonersgeschiedenis van de hofstede aan de Veenderlaan (Berkhout), waarover geschreven is in Oud Nieuws van de twee laatste Nieuwsbladen, ontrafeld. In het lentenummer van het Nieuwsblad uit 2018 werd in het verhaal “een generaal op Berkhout” al een opsomming gegeven van eigenaars en bewoners van Berkhout (op de site in te zien). Over de persoon in het hierna volgende verhaal heeft Dirk de informatie uit de gemeenteraadsarchieven gehaald. Het geeft een beeld van hoe we begin 19e eeuw met bedelaars omgingen. In die tijd heerste er grote armoede in Nederland. Armenzorg was geen taak van de overheid. Wel was er de wet op de domicilie van onderstand, wat betekende dat de gemeente waar een hulpbehoevende vandaan kwam voor bepaalde kosten moest opdraaien. Door de armoede waren er veel landlopers en bedelaars. Bedelen was verboden, deze boosdoeners moesten hun leven beteren en werden “opgeborgen”.

Koning Willem I besloot dat er werkhuizen moesten komen om het bedelaarsprobleem op te lossen. De stad Hoorn had daar wel oren naar. Daar hadden ze nog geschikte gebouwen, die van de Admiraliteit waren geweest, leeg waren komen te staan en stonden te verpauperen. Dus werden deze in 1817 ingericht als bedelaarsgesticht. In 1818 kreeg ook een ander initiatief om iets te doen aan het lot van verarmden vaste vorm.

De Ommerschans was de eerste strafkolonie van de Maatschappij van Weldadigheid. Van oorsprong maakte deze schans deel uit van een verdedigingslinie tegen de Spanjaarden, maar ze was al weer heel lang in onbruik. ‘Onwilligen’ uit de vrije koloniën, landlopers en bedelaars werden hier gedwongen ondergebracht. Het ambitieuze plan om de problemen die samenhingen met de heersende armoede op te heffen bleek niet altijd succesvol. De instellingen kregen in de loop der tijd andere functies. Ommerschans werd gesloten. Veenhuizen werd later gevangenis. Suzanne Jansen beschrijft
de geschiedenis van de Koloniën der Weldadigheid prachtig in Het Pauperparadijs, een verhaal over de geschiedenis van vijf vorige generaties uit haar familie. Het verhaal wordt nu in allerlei vormen gebruikt om een bezoek aan de vroegere koloniën te verlevendigen. In het landschap is het patroon van de ontginningen nog steeds herkenbaar. Veel gebouwen uit de tijd van de Maatschappij van Weldadigheid zijn bewaard gebleven. Twee eeuwen na het ontstaan, in juli 2021, zijn de Koloniën in Veenhuizen, Frederiksoord, Wilhelminaoord en Wortel (België) tot UNESCO werelderfgoed benoemd. Voor Dirk Floorijp moet het vinden van de naam van de Kolonie van Weldadigheid Frederiksoord in de gemeentearchieven wel bijzonder zijn geweest. Hij begon lang geleden zijn werkzame leven bij de vroegere Kolonie van Weldadigheid Veenhuizen, toen gevangenis Veenhuizen. Ook Hoorn zal speciale herinneringen opgeroepen hebben. Het bedelaarsgesticht daar werd later gevangenis, in de volksmond de “Krententuin” genoemd. Ook daar werkte Dirk een aantal jaren.

De laatste jaren verdiept Dirk zich dus in de bewoningsgeschiedenis van Lisse. Natuurlijk wordt ook buitenplaats Rosendaal bestudeerd. Inmiddels is een hele reeks bewoners van deze buitenplaats bekend, waaronder de schilder Cornelis Kruseman. Laat nu deze Kruseman een portret geschilderd hebben van de initiatiefnemer van de Maatschappij van Weldadigheid, Johannes van den Bosch, en ook van diens vrouw en zoon. Spitten in de archieven levert zo weer onverwachte, nieuwe, interessante verbanden op.

Cornelis Kruseman schilderde dit portret van Johannes van den Bosch, de grote kracht achter de Maatschappij van Weldadigheid. Zij beoogde armoede te bestrijden door het stichten van landbouwkoloniën. Het waren uiteindelijk heropvoedingsgestichten met als doel zwerven en bedelen tegen te gaan. In Hoorn werden daartoe de oude admiraliteitsmagazijnen op het Oostereiland ingezet als bedelaarsgesticht. De gevelsteen op het 4e gesticht in Veenhuizen zegt al heel wat over de bedoeling.

 

Ontwikkeling van de postcode

Floorijp is vanaf het begin in 1974 betrokken geweest bij ontwikkeling van de Postcode in Nederland.   De problemen en wetenswaardigheden worden uitgebreid beschreven.

Dirk Floorijp

Jaargang 20 nummer 3, 2021

Vanaf het begin in 1974 ben ik bij de opbouw van de postcode betrokken geweest. U weet waarschijnlijk weinig of niets over uw postcode. Ik hoop dat u er tevreden mee bent.

Hoogstwaarschijnlijk is de postcode die u heeft door mij uitgegeven. Ik ben 20 jaar coördinator geweest van NoordHolland, dat liep van Texel tot Sassenheim en viel onder het postdistrict Haarlem. In Noord-Holland vielen Amsterdam en het Gooi hier buiten, die hadden zelf een coördinator. Ik ging over de postcodes 1440 tot en met 2199.
Lisse heeft de postcodes 2160 tot en met 2163 met 2164 als reserve. Wist u overigens dat het woord postcode foutief gebruikt wordt en niets heeft te maken met de postcodeloterij. Officieel werd de term woonplaatscode gebruikt.
De jaren zeventig in de 20e eeuw De wereld zag er anders uit dan nu. Om de toenemende poststromen te verwerken (zou je nu niet meer zeggen) wilde men kijken of dit langs geautomatiseerde weg kon. Er werd gekeken naar Duitsland, Engeland en Canada waar al gewerkt werd met codes. Duitsland viel af omdat die code alleen verwerkt kon worden aan de verzendkant en niet geschikt was aan de ontvangstkant. De Nederlandse code is een combinatie geworden van de Engelse en Canadese code. Wij waren met onze postcode veel landen ver vooruit. Ze wilden die kunst wel van ons afkijken. Zo heb ik eens een postdirecteur met een assistent uit een miljoenenstad in Iran twee dagen meegenomen voor een opname in Spaarndam. Zij kwamen, met een tolk uiteraard, bij ons op werkbezoek. Je moet je voorstellen dat de helft daar in Iran in die tijd nog niet eens een huisnummer had. We gingen in Spaarndam met ze paling eten in een visrestaurant (de baas betaalde). Ze dachten dat ze slangen voorgezet kregen.

Voorbereidingen
Het post sorteren was arbeidsintensief werk. Er moesten mensen worden opgeleid die alle plaatsen van Nederland uit het hoofd leerden. Zouden machines dat niet over kunnen nemen? Een expediteur las en sorteerde 3000
brieven per uur. Machines later 30.000 en werden ook niet moe. Vanouds waren er, voordat een brief bij een geadresseerde in de bus viel, al heel wat handelingen verricht. In de plaats van aankomst was gesorteerd. Briefpost, briefpakjes (belstukken) apart. Tot omstreeks 1970 waren er nog 2 bestellingen per dag. Het meeste sorteerwerk gebeurde ’s nachts voor de morgenbestelling (eerste trans). In de ochtenduren werd de post gesorteerd voor de middagwijken (tweede trans). In hun eigen sorteerkast sorteerden de bestellers hun loop op volgorde van de straten. Ten slotte werd elke straat op volgorde van de huisnummers gezet. Dit gebeurde met zetblokken en zetharken. Allemaal handwerk! Na de invoering van de postcode zou machinaal gesorteerd aangeboden worden op postcode/huisnummer.
We hebben 4 jaar voorbereiding gehad eer de postcode werd ingevoerd. Alle huisnummers die door de gemeente waren uitgegeven, moesten ingevoerd worden, al was het maar het nummer van een penhuisje. Waarschijnlijk
kent u deze term nog wel voor een transformatiehuisje van het Provinciale Elektriciteitsbedrijf Noord-Holland ( P.E.N.). Je ziet P.E.N. vaak nog wel op de gebouwtjes staan.

Commercie
Ook de commerciële kant werd bij de inventarisatie meegenomen. Het versturen van gerichte reclames had toekomst. Een firma als Bakker had niets aan appartementen om zijn bollen te slijten, die wilde tuintjes. Zo wilde
een bedrijf in agrarische producten de boerderijen benaderen. Alle winkels kregen een perceelscode W, boerderijen een B, alle eengezinswoningen met tuin een T en dan was er nog de H van hoogbouw. Bedrijven konden bestanden kopen voor hun gerichte reclame. Wehkamp betaalde toen 80 cent per adres voor gerichte reclame.

Postcodes per woonplaats
Er werden afspraken gemaakt met gemeenten die aangaven welke woonplaatsen ze in hun bestanden voor de postcodes wilden opnemen. Gemeenten waren daar autonoom in. Zo werd Julianadorp afgevoerd als woonplaats en
werd een wijk van Den Helder. Oudorp werd door de gemeente Alkmaar niet als woonplaats erkend, maar door acties en protesten van de bewoners is dat teruggedraaid. Dit is Oudorp met één d. Ouddorp met 2 x d ligt op GoereeOverflakkee. Zo bestaat ook Scheveningen niet meer bij de woonplaatsen maar is een wijk van Den Haag. Iedere Nederlander zat minstens 15 keer in overheids- of andere bestanden en dat kostte geld om die om te zetten.

De afspraak was dat er zo weinig mogelijk omnummeringen plaats zouden vinden. Een omnummering kostte de gemeenten toen 100 gulden per adres. Een leuke vraag voor een quiz: wanneer is de postcode ingevoerd? Weet u het? *

Invoering nummering
De nummering van postcodes begint in Amsterdam met 1000 en gaat zo het land door en eindigt in een plaatsje boven in Groningen, het plaatsje Stitswerd met 9999. Niemand kon een postcode aanvragen, wat aan de beurt was dat kreeg je. Eén uitzondering werd er gemaakt. Koningin Beatrix vroeg of ze  decode AA kon krijgen, net als bij haar wagenpark. Dat is haar natuurlijk niet geweigerd. Als iemand wel eens denkt of droomt de postcodeprijs te winnen, vergeet het dan maar, de kans is net zo groot dat u wordt aangereden in het verkeer. Lisse alleen heeft al enkele honderden codes. Voor de inventarisatie van de postcodes in Lisse huurden we twee weken een zaaltje in café Het Haantje (nu eetcafé Lef) op het Vierkant. Voor mij was dit dus een thuiswedstrijd. Zo trokken we met een groepje van een man of tien uit postdistrict Haarlem alle dorpen af om de inventarisatie rond te krijgen.

Startprobleem
De machines werden gemaakt in Japan en ook geïnstalleerd door de Japanners. Groot was de consternatie in de plaats Stitswerd direct na de invoering. Dat plaatsje kreeg toen wel 20 zakken post terwijl ze normaal maar 2 zakjes per dag kregen. Wat was hier aan de hand. Alles wat de machine niet kon lezen gooide die naar het hoogste nummer. Bij het uitgeven van postcodes liepen we ook tegen andersoortige problemen aan. Letters met een oorlogsverleden
mochten niet uitgegeven worden zoals WA, SA, SD, SS. Ook een aantal andere lettercombinaties werden om technische redenen gemeden zoals O, I, IJ, Q, MM en WW. Dat was ook zo in de wegenverkeerswet, op de kentekenplaten. Toen stonden op de kentekenplaten nog twee letters, nu drie. Als je nu in Eindhoven woont
en fan bent van PSV en je krijgt die lettercombinatie dan wil je zo’n auto toch nooit meer kwijt. Dan waren er nog codes die in enkele plaatsen niet gebruikt konden worden. Zoals in Bergen de code AL. Samen zou dat Albergen
vormen en je had ook de plaats Albergen. Dat de postcode zo’n grote vlucht zou nemen konden we ons toen nog niet indenken. In het begin kwam de politie nogal eens bij me langs, ze hadden weer een fiets gevonden en vroegen dan om het adres van die code, die ingegraveerd was in de fiets. Later kregen ze zelf de bestanden. Als dank kwam een motoragent wel eens een stropdas met monogram langsbrengen.

Onbekend en onbemind
Ik heb nooit een telefoontje gehad van iemand die erg tevreden was met de postcode die ik had gegeven, wel het tegendeel. Mensen die het er helemaal niet mee eens waren. Dan belde een kwade meneer die had WC gekregen, ja,
die letter was aan de beurt, maar hij wilde een andere. Dat ging dus niet. Meneer, als u Willem Cornelis Jansen heet, staat u als W.C. Jansen in het telefoonboek en niemand zal er over vallen, dus geen argument. Ik gaf eens de letters BP aan een Shell station, waar ze ook niet blij mee waren. Het meeste last had ik met bepaalde mensen, ik zal maar zeggen met kouwe kak. Mensen kenden het verschil niet tussen gemeente en woonplaats. Een gemeente kan uit meerdere woonplaatsen bestaan. Lisse is één gemeente en één woonplaats maar de Haarlemmermeer heeft wel 13 woonplaatsen en de gemeente bestaat niet als woonplaats. Zo kwamen bewoners van Santpoort-Noord vaak aan de bel trekken: dat ze een code wilden van Bloemendaal, want daar woon ik. Er is een Santpoort-Zuid in gemeente Velsen en Santpoort- Noord in Gemeente Bloemendaal. Er was veel misverstand om uit te leggen dat gemeente iets anders is dan woonplaats. Er waren ook wel eens mensen die vroegen: hoe wisten ze dat wij zwartkijkers waren
(betaalden geen kijk- en luistergeld). De dienst luister- en kijkgelden had een eigen bestand van tv-kijkers. Als ze dat tegen ons bestand afdraaiden, hielden ze de percelen over die in hun bestand niet voor kwamen en hoefden
ze alleen die panden te controleren. Zo liep je soms tegen de lamp.

Postcode
Postcodes kunnen eigenlijk niet worden gewijzigd. Bij gemeentelijke herindelingen blijven de woonplaatsen bestaan. Omdat de postcode aan de woonplaats is opgehangen en niet aan de gemeente, verandert er dus niks. Wel is er sinds
de invoering van de postcode een kleine corrctieslag geweest. Er is op een bepaald moment een afspraak gemaakt tussen PostNL en het ministerie om dorpskernen met een eigen naam ook een eigen postcode te geven. Heusden
gaf als laatste gemeente in Nederland in 2018 gehoor aan deze afspraak tussen PostNL en het ministerie waardoor de inwoners van Doeveren, Heesbeen, Oudheusden, Herpt, Hedikhuizen een andere postcode kregen. Dat bracht natuurlijk nogal wat protesten en problemen met zich mee. Ondernemers werden gecompenseerd voor bedragen van € 100,- tot € 500,-. Dat kostte de gemeente meer dan 50 mille! Normaal zitten er 25 huizen in een postcode. Dat aantal is geënt op een zethark. Voor de postbestelling wordt daarin alles op loopvolgorde gezet. Soms zijn er grote uitzonderingen op het aantal nummers in een postcode. Wanneer er bij afbraak een flat tussen gebouwd wordt, dan zitten er veel meer dan 25 nummers in een postcode en wordt er gewerkt met een subnummer. Met een omnummering van straten loopt het soms ook heel anders. Neem de Irenestraat waar ik woon. Vroeger liep de
nummering van de Koningstraat tot het Nassaupark, altijd links oneven en rechts even. De straat werd afgebroken en er kwam een andere huisnummering. De even zijde liep oorspronkelijk van 2 naar 20 en de oneven zijde van 1 tot
69. Toen is besloten om het om te draaien en de nummers vanaf het Nassaupark te laten lopen, vanwege de postcode. Nu is dus de nummering 1 tot 29, wat vroeger de even kant was, en 2 tot 94, wat eerst oneven was.

Gevolgen voor personeel
Het gebruik van postcodes bracht de nodige veranderingen met zich mee binnen de organisatie van de posterijen. Voor het personeel werd het sorteren langzaam afgeschaft in overleg met de bonden. De sorteerders in Lisse gingen gewoon aan het werk in de bestelling. In de steden waren er expediteurs, die kregen een andere functie.

Historisch materiaal bij VOL
Wanneer je nu een adres bij een postcode wilt weten, of andersom, dan zoek je simpelweg op de computer of op de telefoon. Ook uit de streepjescode die de machine op de enveloppen drukt kan je het adres aflezen en achterhalen. Maar deze snufjes waren er 50 jaar geleden nog niet. Internet kwam in de 80-er jaren van de vorige eeuw. Bij Oud Lisse is een unieke verzameling die je nergens anders zult vinden. Na mijn pensionering heb ik die geschonken.
Het betreft het hele postcodeboek op microfiches, een landelijk stratenregister en een postcodetabel van 1000 tot en met 9999 met een reader om het uit te lezen.

  • (1 mrt. 1978.)

Dirk Floorijp, de “postcodeman”, hard aan het werk om ons van postcodes te voorzien met de modernste apparatuur van toen.

Bij de hartpagina: De watertoren

Een oude luchtfoto van de Steenfabriek en omgeving laat goed zien wat er veranderd is.

Redactie

Nieuwsblad Jaargang 20 nummer 3, 2021

Beetje gluren bij de noorderburen moet kunnen! Vinden jullie ook niet? Het is tenslotte ook onze watertoren die nu in de steigers staat. Op de hartpagina staat de watertoren ook in de steigers. Weliswaar is het nog maar een ukkie! Maar kleintjes worden groot en uiteindelijk is de watertoren een landmark geworden die je al van zeer ver kon zien. Dan wist je dat je bijna thuis was. Links onder zien we nog net een stukje Lisses grondgebied. Heel wat Lissers zijn naar het ‘witte dorpje’ verhuisd om te werken en te wonen bij de kalkzandsteenfabriek de Arnoud. De fabriek werd later overgenomen door concurrent Van Herwaarden. De kalkzandsteenfabriek draait nog op volle toeren. De karakteristieke huisjes zijn gesloopt en het industrieterrein doet nog herinneren aan de naam Arnoud. De watertoren mocht blijven ook al krijgt ze nu een andere functie. De watertoren is ontworpen door architect A.D. Heederik en werd gebouwd in 1925. De watertoren heeft een hoogte van ruim 45 meter en had een waterreservoir van 660 m3. Uit de Leidse Courant van 11 mei 1925 blijkt dat de lokale pers onder de indruk was van de enorme omvang van het gevaarte. Een prijsvraag uitgeschreven door de gemeente Hillegom voor de herbestemming van de watertoren heeft ertoe bijgedragen dat de gemeente Hillegom in 2007 een overeenkomst sloot met projectontwikkelaar SVO Initiatief B.V. In 2008 heeft A. Wijnhout Beheer B.V. de rechten van deze projectontwikkelaar overgenomen en is de naam veranderd naar Watertoren Bollenstreek. Watertoren Bollenstreek heeft samen met architect Lars Bouwman nieuwe tekeningen gemaakt voor een nieuwe en duurzame bestemming voor de watertoren. Aan de watertoren wordt een plint gebouwd waar AW Groep als een van de huurders van Watertoren Bollenstreek, zich gaat vestigen. AW Groep is een dynamisch bedrijf dat werkzaam is op het gebied van grond-, weg- en waterbouw,  betonbouw, groenwerken én de levering en verhandeling van bouwstoffen. Verder komen er in het gebouw diverse werkplekken en vergaderruimten, een barista, een collegezaal en diverse mogelijkheden voor evenementen en educatie. In 2021 is de bouw gestart. Momenteel wordt er volop gewerkt aan de ontwikkeling van de plannen. Naar verwachting opent de Watertoren van de Bollenstreek de deuren in het voorjaar van 2022. Zal dan de verandering bij de kruising N207 met de N208 ook al klaar zijn? Rechtsboven in de hartpagina gaat het gebeuren. De verandering komt er om de verkeersdoorstroming beter te laten verlopen. Wat nu als de brug over de Ringvaart open gaat voor al die zeiljachten die rustig doorstromen en het wegverkeer stil staat?

Het verhaal van de gasfabriek

De Lissese gasfabriek is gesloopt in de zeventiger jaren. De gasfabriek is gesticht in 1905. Arie Raaphorst verhaalt over de perikelen over de plek waar de gasfabriek zou moeten komen. Eigenbelang bij de raadsleden  en familieleden speelde een belangrijke rol in de talrijke raadsvergaderingen.

Arie in ’t Veld

Jaargang 20 nummer 2, 2021

Op de plek aan het einde van de Kanaalstraat langs de Ringvaart verrijst het nieuwe woonwijkje: Nieuw Meerzicht. Met straatnamen die niet zo’n eenvoudige verbinding leggen met hetgeen hier vroeger was gevestigd. Zoals Zonnestraal en Windkracht. De enige straat die nog aan de gasfabriek herinnert is de Gasstraat en daar moeten we het wat de geschiedenis betreft mee doen. Alhoewel…. ooit was in Lisse een perscorrespondent actief die niet alleen voor de media artikelen produceerde, maar ook grote delen van Lisse beschreef. Met name uit het begin van de vorige eeuw. Die scribent was Arie Raaphorst wiens geschrift over het ontstaan van de gasfabriek we nu volgen. Geheel in de schrijfwijze van die tijd. Het complete verhaal is terug te vinden op de website van de VOL.

Start
“Toen men in het jaar 1905 het initiatief nam in de gemeenteraad tot het stichten van eene gasfabriek, had men voorzeker niet kunnen denken dat de stichting zooveel voeten in de aarde zou hebben en als het ware van een lijdensgeschiedenis zou worden voorafgegaan. Toen men eenmaal tot de stichting van eene gasfabriek had besloten, werd hiervoor een terrein aangekocht ter groote van een half hectare, gelegen aan de Rijksstraatweg en ten noord-oosten grenzende aan de Venne of Venner Zandsloot, in eigendom behorende aan de landbouwer P. van Ruiten bijgenaamd Piet van der Spekke en voor de som van f 10.000,–. Alles ging verder gewoon zijn gang, namelijk de voorbereidende werkzaamheden, tot de verkiezing van de gemeenteraadsleden in de zomer van 1905. Deze verkiezingen brachten onder andere in de Raad de heeren M. Veldhuyzen van Zanten, Jz. en J.W. Lefeber. Deze heeren dan hadden zich per request tot de Raad gericht om een onderzoek te mogen instellen naar een mogelijk beter en voordeliger terrein voor de te stichten gasfabriek. Dit verzoek werd omgezet in een voorstel van dezelfde strekking en kwam in de raadsvergadering van 20 December 1905 in behandeling. De reden waarom de heeren Van Zanten en Lefeber dit voorstel deden waren deze dat namelijk het terrein aan de Vensloot zooals het gewoonlijk werd genoemd niet gelegen was aan groot vaarwater en dus de aanvoer van grondstoffen zoals steenkolen enz. steeds veel geld zou kosten, behalve nog dat het aanbesteding van groot belang zou zijn of het te stichten gebouw gelegen was aan groot vaarwater of niet. Men had natuurlijk op het oog een terrein aan de Ringvaart. Deze motieven waren gegrond, dat was niet tegen te spreken. Niet tegenstaande dit waren het alle raadsleden welke hun stem hadden gegeven aan het besluit tot aankoop van het terrein aan de Vensloot niet met de heeren Van Zanten en Lefeber eens. Vooral de heer J. Pijnacker was zeer sterk tegen dit voorstel gekant. Men begrijpt dat de discussiën over dit voorstel niet zoo heel erg zoetsappig waren: dikmaals kwam het hierbij tot harde woorden, zoo zelfs dat de voorzitter het verschillende malen noodig oordeelde om de openbare zitting te schorsen envvoort te gaan in comité generaal. Enfin,
ik geloof nu echter niet dat het voor het nageslacht van nut kan zijn deze onaangenaamheden te verhalen, want
de veten hierdoor ontstaan, zijn reeds lang weer bijgelegd. Nog moet gezegd worden dat verschillende raadsleden die wel iets gevoelden voor het onderzoek naar een ander terrein, maar niet geheel en al met de inhoud van dit adres instemden, en nog meer speciaal waar gezegd werd om in geen geval de gasfabriek te bouwen op het terrein aan
de Vensloot. Naar aanleiding hiervan diende de heer Prins een amendement in waardoor werd voorgesteld om naar aanleiding van dit adres een onderzoek in te stellen naar een mogelijk beter en voordeliger terrein zonder meer. Dit amendement werd in stemming gebracht en met zeven tegen drie stemmen aangenomen. Voor stemden de heeren Van Parijs, Lefeber, Van Zanten, Van der Zaal, Huijg, Prins en Van der Meij. Tegen de heeren Riggel, Pijnacker en Van der Veld. De heer Tromp was wegens ongesteldheid afwezig. De heer Pijnacker was hierover zoo ontstemd, dat hij staande de vergadering zijn ontslag nam als lid van de gascommissie. De oude gascommissie van drie leden werd op voorstel van de heer Van Zanten ontbonden en een nieuwe van vijf leden zamengesteld. Gekozen werden de heeren Pijnacker, Van der Zaal, Lefeber en Van der Meij terwijl het vijfde lid (de Burgemeester) werd aangewezen door B. en W. Naar aanleiding van dit besluit was door de gascommissie eene oproeping gedaan voor aanbiedingen van terreinen. Aanbiedingen waren gedaan door: Gebroeders Driehuizen van een terrein aan de Ringvaart ten zuid-westen van de Broekweg voor f 30,– en f 15,– per R. Roede en wel f 30,– voor teelland en f 15,– voor weiland. G. Vreeburg eveneens aan de Ringvaart ten noord-oosten van de Broekweg voor f 25,– per R. Roede. M. Veldhuizen van Zanten en Zonen aan de Zwarte Laan voor f 21,43 per R. Roede. Wed. G. Vreeburg aan de Stinksloot voor f 20,– per R. Roede. L. L. Rijnveld aan de Ringvaart voor f40,– per R. Roede. M. Verduijn eveneens aan de Ringvaart voor f 10,– per R. Roede. G. van Egmond het Kruishoorntje voor f 2500,– J. G. van Leeuwen te Lisserbroek eveneens aan de Ringvaart voor f 16,80 per R. Roede. Besloten werd een viertal terreinen te laten onderzoeken namelijk van de heeren M. Veldhuijzen van Zanten en Zonen, M. Verduijn, G. Vreeburg en de Wed. G. Vreeburg. Uit het rapport inzake dit onderzoek bleek, dat van de drie laatstgenoemde terreinen paalfundering noodig was met palen van 13 à 14 meter lengte, terwijl op eerstgenoemd terrein geen paalfundering noodig bleek. En nadat deze terreinkwestie goed in gang was werd er weer eene nieuwe spaak in het wiel gestoken. Men maakte namelijk de opmerking dat men voordeelieger gas kon betrekken van de Gemeente Leiden dan zelf een fabriek te stichten. Het gevolg hiervan was dat de Gemeente Leiden eene aanbieding deed waarover in de raadsvergadering van 4 September 1906 werd afgehandeld. Na breedvoerige discussieen werd een betreffend voorstel in stemming gebracht en met zes tegen drie stemmen verworpen. Voor eigen exploitatie stemden de heeren Lefeber, Huijg, Riggel, Van Zanten, Van der Mey en Van der Veld. Voorgaslevering door Leiden de heeren Van Parijs, Pijna cker en Tromp. De heeren Prins en Van der Zaal waren afwezig. Nadat men dus in acht maanden tijd geen stap was gevorderd werd eindelijk in de raadsvergadering van 4 October 1906 door B. en W. op advies van de gascommissie aan de raad voorgesteld om het terrein van de Fa. M. Verduijn voor de stichting van den gasfabriek aan te koopen. De moeder van de Graaf van Lynden, Douariere Gravin van Lynden stelde een som van f 2000,–  beschikbaar als de gasfabriek werd gesticht aan de Ringvaart. Deze aanbieding nu was weer een doorn in het oog van de heer M. Veldhuizen van Zanten jr., het raadslid namelijk betoogde in den breede dat het terrein van zijn firma het voordeeligste was. De discussien hierover werden echter voortgezet in geheime zitting en toen de vergadering wederom openbaar was, deelde de heer Van Zanten mede dat zijn firma een even groot bedrag beschikbaar stelde als Gravin van Lynden indien de Gasfabriek werd gesticht op hun terrein. Hierna werd het voorstel van de gascommissie in stemming gebracht namelijk het voorstel tot aankoop van het terrein van de heer Verduijn. Het voorstel werd echter met zes tegen vijf stemmen verworpen. Voor stemden de heeren Van Parijs, Van der Zaal, Van der Veld, Van der Meij en Tromp. Tegen stemden de heeren Riggel, Pijnacker, Van Zanten, Huijg, Prins en Lefeber. Daar zat men dus mee. De vergadering werd verdaagd totdat 3 leden voortzetting zouden verlangen. Op Donderdag 11 October 1906 werd de vergadering van 4 October voortgezet en zulks op verzoek van de heeren Van Parijs, Van der Zaal en Van der Meij die zich per request tot de Raad hadden gewend met het verzoek om het op 4 October genomen besluit inzake het terrein van de heer Verduijn terug te willen komen ofwel in het andere geval de geldleening welke reeds was gesloten, met 1 december 1906 af te lossen. Nogmaals werd er eene spaak in het wiel gestoken, want in deze vergadering was ook een schrijven
ingekomen van Gravin van Lynden met de mededeling dat zij de Raad aanbood een terrein voor de Gasfabriek, gelegen aan de Ringvaart en de Zandsloot ter groote van ½ H.ct. voor de som van f 1,– zegge een gulden. Tevens deelde zij ook nog mede dat indien de raad nog mocht besluiten tot de aankoop van het terrein van de heer Verduijn zij een bedrag van f 2000 aan de gemeente zou schenken. Men begrijpe dat dit schrijven weer eens nieuw leven in de
brouwerij bracht want discussiën zonder eind was het liedje weer. Eindelijk werd het voorstel van de heeren Van
Parijs, Van der Zaal en Van der Meij om namelijk op het in de vergadering van 4 October genomen besluit terug
te komen in stemming gebracht en met 7 stemmen voor en 4 blanco aangenomen. Voor stemden de heeren Van der Meij, Van der Zaal, Van der Veld, Van Parijs, Tromp, Pijnacker en Lefeber. Tenslotte werd dus naar aanleiding hiervan het voorstel in stemming gebracht tot aankoop van het terrein van de heer Verduijn voor f 5600,–. Het werk werd gegund aan de heer M. Visser te Papendrecht voor f 10.093,–. De aanbesteding van de andere werken geschiedde daarna in de raadsvergadering van Donderdag 28 Februari 1907. Bestek No 1. Timmer en metselwerk werd opgedragen aan de laagste inschrijver, de heer C. de Vries te Purmerend voor f 27.700,–. Bestek no 2 het heiwerk was reeds gegund. Bestek no 3 de machineriëen enzovoorts werd gegund aan de laagste inschrijving, de firma Bol te Dordrecht voor f 21.870,– met inbegrip van een automatische regulateur. Bestek no 4 ovens enzovoorts werd opgedragen aan de laagste inschrijver de heer Volker te Eindhoven voor f 9844,–. Bestek 5 de Gashouder van 1000 kubieke meter werd gegund aan de laagste inschrijver de naamloze vennootschap Bergse Maas te Heusden
voor f 12.245,–. Bestek no 6 de dienstleidingen werd opgedragen aan de laagste inschrijver de heer Wilson te ‘s
Gravenhage voor f 7685,–. Bestek no 7 de buizenleiding werd opgedragen aan de laagste inschrijver de heer Stokvis te Rotterdam voor f 17.290,– . De begroting vermeldde een totaalbedrag van f 114.406,–. Na de aanbesteding en gunning was de besteding groot: f 106.717,-.

De ontwerper van onze gasfabriek was de heer Adriaanse, directeur van de gasfabriek te Harderwijk. In de raadsvergadering van 15 Maart 1908 werd de directeur van de te stichten gasfabriek benoemd. Benoemd werd als zoodanig de heer G. J. Somer te Groningen met zes van de tien stemmen. De werkzaamheden vorderden voorspoedig want op 3 October 1907 werd de gasfabriek in tegenwoordigheid van B. en W., de raadsleden, de heer Adriaanse en verdere vertegenwoordigers officieel in gebruik genomen. In de raadsvergadering van 28 Maart 1907 werd besloten tot den bouw van eene derden retortsoven in de bij de bouw van de gasfabriek aangebrachte kluis. De aanbesteding hiervan is geschiedt in de vergadering van 14 Mei 1908. Den bouw werd opgedragen aan de laagste inschrijver, de heer H. Burgemeister Jr. te Heerlen voor f 3500. Doordat er al spoedig een gasaflevering was verkregen van 14 à 1600 kubieke meter per etmaal en men slechts eene gasberging had van 1000 kubieke meter achtte de directeur deze toestand ongeschikt omdat men bij de minste stoornis in het bedrijf geen gasvoorraad zou hebben. Het personeel bestond in die tijd uit den directeur, een klerk, 2 eerste stokers, 2 tweede stokers, een baas-gasfitter, een leerling gasfitter, een lantaarnopsteker-geldophaler en twee gewone lantaarnopstekers. De gasprijzen zijn op 1 Juli 1910 met 1 cent per kubieke meter verlaagd en waren de gasprijzen aldus: gewoon metergas 7 cent, meentgas 8 cent en kook- en industriegas 6 cent per kubieke meter, aldus een deel uit de geschriften van Raaphorst.

Sloop van de gasfabriek

Na de sloop van de gashouders in 1970 werd het terrein en de overige bebouwing in gebruik genomen door Openbare Werken van de gemeente Lisse. In de loop van 1981 werd voor het eerst bekend dat het terrein van de voormalige gasfabriek verontreinigd was. Na melding hiervan aan Gedeputeerde Staten werd in 1982 een oriënterend onderzoek uitgevoerd. Hieruit bleek dat zich een te hoge concentratie van benzeen, cyaniden en polycyclische aromaten in de grond bevond. Dit resultaat maakte een nader onderzoek naar de aard en de omvang van de vervuiling noodzakelijk. De gemeente trok daar 110.000 gulden voor uit. In 1985 werd dit nader onderzoek afgerond en een inmiddels ingestelde projectgroep adviseerde Gedeputeerde Staten een saneringsonderzoek in te stellen. Hoewel de gemeente Lisse er in die tijd op rekende in 1986 te kunnen beginnen met de sanering, werd daarmee tot begin van de negentiger jaren gewacht. De gemeente Lisse scoorde met haar sanering namelijk laag op de prioriteitenlijst, omdat risico’s voor de volksgezondheid en hygiëne van het milieu nagenoeg uitgesloten waren. Daarom werd de sanering door Gedeputeerde Staten vooruitgeschoven tot 1992. Protesten van de zijde van het gemeentebestuur mochten niet
baten. Deze procedure bemoeilijkte de aankoop van het perceel aan de Vennestraat door de gemeente. Die had het nodig voor de buitendienst van openbare werken. Na het vertrek van Openbare Werken in 1988 naar de Vennestraat werd de rest van de bebouwing gesloopt, met uitzondering van de woningen en kantoren aan de Kanaalstraat. De grond werd grondig gesaneerd, hier en daar zelfs tot 2 meter diepte. De hiervoor benodigde financiële middelen worden geraamd op 3,5 miljoen gulden. Zij worden voor 90 procent door de provincie ZuidHolland betaald. De gemeente Lisse neemt 390.000 gulden voor haar rekening. Het saneringsplan behelsde het slopen van het gasfabrieksgebouw en de kolenloods, het verwijderen van slib uit de sloot aan de zuidkant van het terrein en het ontgraven van 4500 kubieke meter vervuilde grond. Die grond is nu schoon en aldaar verrijst de woonwijk Nieuw Meerzicht….. Met ….gasloze huizen…

BEDLOO’S ERVEN IN LISSE

De zusjes Bedloo zijn geboren en opgegroeid in Suriname en komen met hun Nederlandse mannen in Lisse te wonen. Zij zijn erfgenamen van plantages in Suriname en zij en hun erven genieten tot de afschaffing van de slavernij in 1863 inkomsten uit de landbouwopbrengsten. Een verhaal over sporen van slavernij in een plattelandsgemeente.

door Ria Grimbergen

Nieuwsblad 20 nummer 1, 2021

Elisabeth Bedloo, een portret door Anthony Andreas de Meijer

Een drukbezochte Suriname tentoonstelling in de Nieuwe Kerk in Amsterdam in 2020; een tentoonstelling in het Rijksmuseum over slavernij in april 2021. De verhalen over ons koloniale verleden kunnen rekenen op veel belangstelling van het publiek. Zijn er sporen van deze gezamenlijke geschiedenis te vinden in Lisse? Jazeker! Dirk Floorijp besteedde eerder al aandacht aan de plantage-eigenaren Kurk en Eijma. Andries van Hasselaar werkte als chirurgijn in Suriname en vond rust in Lisse. Maar in de eerste helft van de negentiende eeuw waren er meer inwoners van Lisse die banden hadden met Suriname.

 

 

 

 

Naar een aquarel van Stedman. Een commando in een moerassig
oerwoud op zoek naar weglopers. De marrons kenden dit gebied
en waren in het voordeel.

Paramaribo 1776.

In het gezin van Willem Bedloo (1734- 1785) en Anna Maria de Nijs (1749-1781) wordt op 16 juli een vijfde kind geboren, een meisje. Bij haar doop twaalf dagen later krijgt zij de namen Sara Maria Andriesa. De ouders zijn gereformeerd en horen tot de witte bovenlaag van de Surinaamse bevolking. Beiden zijn afkomstig uitfamilies die al generaties lang als plantage-eigenaren vooraanstaande posities innemen in de kolonie.

Willem Bedloo zelf is eigenaar van de koffieplantages Wajambo (ook wel Wajamoe) en Hagenbosch en lid van het Hof van Politie. Deze onbetaalde functie geeft hem veel invloed. Na Sara kwam Henriëtte Wilhelmina 20 juni 1778 in Paramaribo ter wereld. Het gezin zal afwisselend in Paramaribo en op de plantage Wajambo hebben gewoond, want daar ziet op 15 september 1781 een meisjestweeling het levenslicht: Carolina Aleta en Elisabeth. Dan slaat het noodlot toe. De moeder overlijdt op 18 september 1781 op de plantage. Twee sterfgevallen volgen. Vader Willem Bedloo op 24 oktober 1784. Grootmoeder Alida Maria Coetzee-Wossink, maar een jaar ouder dan haar schoonzoon, overlijdt op 14 november 1785. Zij bezat de koffieplantage Katwijk. Dat de verweesde kinderen zullen zijn opgevangen door hun overgrootmoeder Maria Anna Wossink-Lemmers, blijkt uit een tekst op haar grafzerk:

Hier rust een Weduwvrouw
Van meer dan veertig jaaren
En meer dan tachtig jaar:
Gesteegd in ouderdom…
’t Was al geen voorspoed, die
Marie is wedervaaren.
Neen wandelaar zij voelde
ook zielsmart van alom
dan zag zij keer op keer
haar lieve panden sterven
zij leefd en stierf tot Heil
van Bedloo’s drie paar Erve

Maria Anna Wossink-Lemmers (1705-1789) was eigena es van de koffieplantage ’s-Gravenhage aan de Pericakreek,
waar ook haar graf was, en de suikerplantages Alida en Karelsberg aan de Cotticarivier. Van de acht kinderen die het
echtpaar Bedloo kreeg, vertrekken er vier eind van de achttiende eeuw naar Nederland: Sara, haar zusjes Henriëtte
en Elisabeth, en broer Everhardus. De andere kinderen zijn vermoedelijk vroegtijdig overleden. De kinderen zijn de erfgenamen van de plantages van hun overgrootmoeder en van hun vaders plantages Wajambo en Hagenbosch. De Surinaamse zaken worden waargenomen door een administrateur, die hiervoor een percentage van de opbrengst ontvangt. Hoewel het economische klimaat in Suriname in het laatste kwart van de achttiende eeuw was verslechterd, brachten de plantages nog veel op. De meisjes Bedloo zullen gewilde en financieel aantrekkelijke huwelijkspartners zijn geweest. Ze trouwen jong en hebben alle drie relaties met Lisse, direct en indirect. De eerste is Sara Maria Andriesa Bedloo (1776-1862). Zij trouwt op 24 oktober 1795 in Leiden met Gerhardus Adrianus Entink of Entinck, die twee jaar daarvoor in Leiden was gepromoveerd in de rechten. De bruidegom werd in 1770 geboren in Beusichem, waar zijn vader gemeentesecretaris was. De jonge jurist krijgt in 1796 een baan als schout en secretaris van de beide Noordwijken, maar verruilt die al eind 1798 voor eenzelfde functie in Lisse. In 1811 wordt hij benoemd tot vrederechter van het kanton Noordwijk, waarook Lisse onder valt. Het echtpaar koopt huis 153 aan de Grachtweg (nu hoek Grachtweg/Kapelstraat).

Sara’s zusje Henriëtte (1778-1820) trouwt in 1796 in Leiden met mr. Jan Diederik Hoeufft, een man die eerder secretaris was van ’s lands vloot. Met zijn bruid vertrekt hij naar Suriname, waar hij in 1801 overlijdt. Met haar tweede man Jacques François Roux, de zoon van een plantage-eigenaar, keert zij terug naar Nederland. Haar dochter Laurencia trouwt met haar neef Pieter Joseph Eijma en bewoont met haar man Keukenhof.

De 19-jarig Elisabeth Bedloo (1781-1838) trouwt in 1800 in Leiden met de 28-jarige koopman Willem Hendrik Eijma. De bruid woont aan de Oude Vest in Leiden in bij haar nicht Maria Elisabeth Lemmers, die ook haar getuige is. Eijma’s moeder is afkomstig uit de uitgebreide en zeer welgestelde Surinaamse Lemmer, waar ook de meisjes Bedloo aan verwant zijn. Handelshuizen als die van Eijma zorgden voor de verkoop van de Surinaamse produkten op de Nederlandse en buitenlandse markt. Vrij snel na hun huwelijk vertrekt het paar naar Suriname en vestigt zich in Paramaribo, waar Eijma in 1802 wordt benoemd tot lid van het Hof van politie. Op 2 september 1803 wordt daar hun zoon Pieter Joseph geboren. Als Eijma in 1815 overlijdt, hertrouwt Elisabeth met de zes jaar jongere Jean-Jacques von Broun de Bronovo, een marineofficier (1787-1861). Het paar vertrekt naar Nederland, waar zij zich in de jaren twintig met Pieter Joseph en hun twee in Rotterdam geboren kinderen Sara Katharina en Jean-Jacques in Lisse vestigen. De Bronovo wordt benoemd tot postmeester en betrekt een pand aan ’t Vierkant, naast herberg de Witte Zwaan, huisnr. 201. De naam Bronovo heeft ook nu nog een bekende klank. Sara Katharina de Bronovo (1817-1887) was oprichtster en directrice van het gelijknamige Haagse ziekenhuis. door een kogel door zijn hoofd te schieten. Een grapje van de jonge mulattin Yettee valt verkeerd en zij wordt door twee bomen van mannen voor de voordeur gegeseld, haar voeten geketend, tot zij geen huid meer op haar dijen heeft. Een tweede geseling volgt na vijf dagen. Stedman was bang dat zij niet meer zou genezen. Stedman besluit om hier nooit meer terug te keren en reist vervolgens naar de plantage Alida van overgrootmoeder Maria Wossink-Lemmers, waar het niet veel beter is. Al tijdens het ontbijt worden zeven mensen gegeseld met koeienhuid, een vreselijke straf. Op de volgende plantage ’s-Gravenhage, ook van Maria Wossink, ziet hij tot zijn ontsteltenis een jonge geketende mulat, de witte vader is overleden en zijn zoon is veroordeeld tot een bitter lot. Na dit deprimerende uitstapje is hij opgelucht terug te kunnen

keren naar Paramaribo. Het boek van Stedman, verschenen in 1796, was wereldwijd een succes en opende velen de ogen voor de wrede kanten van de slavernij. Veel slaven vluchtten weg van de onmenselijke behandeling op de plantages en trokken het oerwoud in om daar als vrij mens te leven. Deze marrons deden uitvallen naar de plantages en probeerden de slaven over te halen zich bij hen aan te sluiten. In het Gouverneursjournaal van Suriname staat opgetekend dat op 20 februari 1771 het nieuws werd ontvangen dat ‘wegloopers’ de gronden van o.a. mevrouw Wossink aan de Cottica ‘afliepen’, waarbij een blanke werd overvallen en vermoord. Volgens opgave waren er wel
200 weglopers. Een commando werd zonder succes ingezet in het onbegaanbare moerassige gebied, waar het water manshoog tussen de bomen van het oerwoud stond.

Hoe verging het de plantages in de negentiende eeuw?

De plantage Wajambo, groot 1146 akkers, staat tot 1827 op naam van de kinderen Bedloo. Dan wordt ze overgenomen door het fonds Deutz. (In 1818 diende De Bronovo nog een verzoek in bij het Surinaamse Hof van Politie voor de vrijlating van ‘mustice’ Jetta. Zij had drie witte grootouders en behoorde tot de plantage Wajambo. Evenals voor het ‘negermeisje’ Jennij, waarvan hij door ruiling met de ‘manneger’ London eigenaar was geworden. De eerste man van zijn vrouw, W. H. Eijma, had testamentair laten vastleggen dat zij de vrijheid zouden krijgen. Hij verplichtte zich hiermee ervoor zorg te dragen dat zij niet tenlaste komen van de samenleving. Bronovo moet dan al in Nederland hebben gewoond). In 1821 bestaat de koffieplantage ’s-Gravenhage aan de Perica uit 196 akkers. De vier kinderen Bedloo bezitten gezamenlijk de helft van de plantage (op naam van Entink, Bronovo, weduwe Roux, weduwe Everhardus Bedloo). De plantage is in 1827 vervallen aan de plantage Alida evenals de plantage Hagenbosch. (Surinaamsche Almanak, 1827). In 1821 zijn de suikerplantages Hagenbosch en Alida in eigendom van de Bedloo’s onder de namen van G. A Entink, J. J. Bronovo, de weduwe Roux, geboren Bedloo, de weduwe van Everhardus Bedloo, en drie administrateurs. (Surinaamsche almanak 1821). Het is de vraag of die de plantage goed beheerden, in 1827 ontvluchtten achttien ontevreden geslaafde arbeidskrachten Alida. De Surinaamsche almanak van 1830 vermeldt dat de suikerplantage Alida 1000 akkers groot is en de daaraan verbonden koffieplantage Karelsburg, 258 akkers groot. De plantages staan op naam van de vier Bedloo’s en het fonds Deutz. In 1845 administreren J. Zaal, H. G. Roux en J. F. Roux, de laatste twee kinderen van Jean Jacques Roux en Henriëtte Bedloo, de onderneming met een directeur aan het hoofd van 117 geslaafden. De plantage behoort voor de
helft aan De Bronovo. Entink, Roux en Mosmans (nazaat van Everhardus Bedloo) bezitten de andere helft. (Surinaamsche almanak, 1845). Bij de afschaffing van de slavernij in 1863, de emancipatie, staat de plantage voor vierzesde deel op naam van de erven van de kinderen Bedloo en voor het overige deel op naam van het handelshuis Marselis. Zij krijgen een ‘tegemoetkoming’ van f 24.600,= en f 600,= voor 86 geslaafden, die zou zijn gebruikt voor het aflossen van de schuldenlast van de plantage.

Bronnen
Lisse Tijd Reis
Nationaal Archief, archieven over Suriname
Stedman, John Gabriel. Narrative of Five Years Expedition Against the Revolted Negroes of Surinam :
Transcribed for the First Time From the Original 1790
Manuscript, edited by Richard Price, and Sally Price,
Open Road Distribution, 2016. P. 533-534.
Zie voor Stedman ook: Gelder, Roelof van. Dichter in de jungle, John Gabriel Stedman 1744-1797. Amsterdam/
Antwerpen, 2019. In een noot vermeldt Van Gelder het bezoek van Stedman aan de plantages. p. 362.
Philip Dikland https://www.tapatalk.com/groups/surinaamsegenealogie/aleijda-aan-de-cotticarivier-t620.html

HOBAHO 100 jaar

De geschiedenis van de HOBAO wordt beschreven in 5 pagina’s. Het bedrijf is in 1921 opgericht. De eerste veilingen waren in de Hotelrestaurant de Witte Zwaan, vandaar de twee witte zwanen.

door Arie in ’t Veld

Nieuwsblad 20 nummer 1, 2021

Dit jaar is het 100 jaar geleden dat het bloembollenbemiddelingsbedrijf (plus vroegere veiling) Hobaho werd opgericht. Ergens rond Pasen 1970 timmerden de slopershamers er geducht op los en verdween de Witte Zwaan voorgoed en geheel uit beeld. Wat hebben die zaken met elkaar te maken? Welnu: een goede opmerk(st)er zal namelijk in Lisse allang hebben ontdekt dat een groot bedrijf de zwaan jarenlang als beeldmerk voerde. De bloembollenveiling Hobaho en die verwantschap met het etablissement is er niet voor niets, want de wieg van dit veilingbedrijf stond in de Witte Zwaan.

De eerste bloembollenveilingen werden bij de Witte Zwaan gehouden

Om een stukje uit de ontstaansgeschiedenis van het Hollands Bloembollenhuis, ofwel Hobaho (ontstaan uit de samenvoegingen van namen van de oprichters, de heren Homan, Bader en Hogewoning) te belichten, moeten we verder terug in de tijd. Vandaag de dag zijn bloembollen dan weliswaar algemene kost in ons dorp, er was een tijd
dat dit beslist niet zo was. De geschiedenisboekjes leren ons, dat tijdens de kruistochten de eerste exemplaren van tulpenbollen vanuit Turkije Nederland zijn ingevoerd. Doch de eerste feitelijke gegevens over tulpen, hyacinten en narcissen dateren uit de 16de eeuw. Carolus Clusius, hortulanus aan de Hortus Botanicus te Leiden, wordt genoemd als de grote gangmaker van de bloembollenteelt. Spoedig daarop ontstond er op bescheiden schaal ook handel in bloembollen. De bekende windhandel, “de dwaze tulpenmanie”, vormde in 1633 het hoogtepunt van een periode, waarin verzamelaars veel geld aan een enkel exemplaar besteedden. Men had er in die tijd een toer aan om voor fl.3.000,- een enkele tulpen-bol te bemachtigen. (Ter vergelijking: men kocht in die tijd voor fl. 120,- 500 kg kaas of voor fl. 120,- 12 vette). De handel vond voornamelijk plaats in café ’s. In het begin van 1637 volgde hierop een scherpe reactie, waarbij vermogens werden verloren.

Veilen.

F02831 – Aanvoer van bloembollen in 1928. Via een zijkanaal van de Haven liep het water tot in de hal van de Hobaho.

Voor heel veel kwekers, vooral in de verder afgelegen gebieden, was het natuurlijk onmogelijk om regelmatig de beurs te bezoeken. Honderd jaar geschiedenis dus van een vermaard bedrijf. Het voert te ver om alle “ins en outs” uit die periode hier te beschrijven, maar natuurlijk wel over de start en enkele hoogtepunten in de latere jaren. In het begin van de eeuw zwierven de inkopers dan ook door alle teeltgebieden. Zij reisden meestal per openbaar vervoer, zoals met de tram, maar ook per trein waarbij de fiets met hen meereisde; later kwamen er ook, die zich een motorrijwiel of een automobiel aanschaften, maar dat waren uitzonderingen. De inkopers hadden toen zwaar werk, waren veel en vaak meerdere dagen van huis, maar voor hen zat er toch ook wel wat aantrekkelijks en avontuurlijks in. Zij maakten er een sport van om zo goedkoop mogelijk in te kopen en met mooie verhalen de benodigde partijen bij de kweker voor een zacht prijsje in de wacht te slepen. Het feit, dat er geen prijsnoteringen waren, maakte het heel goed mogelijk zo nu en dan wat te “rommelen”. Dit werd echter heel anders toen in het begin van de twintiger jaren de bloembollenveilingen ontstonden. Er kwamen min of meer vaste prijzen, die op de veiling gemaakt waren. De kwekers hadden daardoor wat meer in te brengen bij hun verkoopgesprekken; “Als je ze voor die prijs niet wil hebben, gaan ze naar de veiling….” Zo werd de handel stabieler: een variatie van enkele stuivers was in de plaats gekomen van vage prijsgegevens met verschillen van kwartjes en guldens. Door de veilingen zijn de mogelijkheden om bloembollen in het buitenland te verkopen aanzienlijk uitgebreid. Vroeger kon de kweker zijn partijen BESTEMD VOOR DE EXPORT uitsluitend rechtstreeks aan de exporteur of handelaar verkopen, soms via de beurs. Nu kon hij tot voor kort zijn boembollen laten veilen bij Hobaho of HBG (later CNB) via één van de latere vier In- en Verkoopbureaus verkopen of zelf, dus zonder bemiddeling, een koper voor zijn product zoeken.

De eerste bloembollenveiling
Rond 1880 ontstonden in Nederland de eerste groenteveilingen, waardoor men bekend raakte met het systeem van verkoop “via de klok”. Het veilen van bloembollen bestond toen nog uitsluitend in de vorm van “groene veilingen”. Groen wil zeggen, dat partijen bloembollen – tijdens, of vlak na de bloei – op het veld bij opbod en afslag worden verkocht. Een systeem van verkopen, dat al in de 17de eeuw werd toegepast. In navolging van de groenten werd in 1919 het veilen van “droge” (geoogste en exportklare) bloembollen in West-Friesland het eerst aangepakt. Een groep kwekers stichtte daar de Coöperatieve Veilingvereniging. De eerste veilinghal werd in Bovenkarspel gebouwd. Eerdere veilingen hield men daar op de kolfbaan van “Het Roode Hert”. Het bleef niet bij die ene bloembollenveiling.
In de loop der jaren kwamen er – naast veiling HBG en Hollands Bloembollenhuis in Lisse – bloembollenveilingen in Hillegom, Haarlem, Beverwijk, Broek op Langedijk en ‘s-Gravenzande. Al deze veilingen zijn echter na korte of langere tijd weer verdwenen, gefuseerd, opgeheven of zijn overgegaan op het veilen van andere producten.

Duo.
Tot 1976 waren er lange tijd drie grote bloembollenveilingen, te weten Hollands Bloembollenhuis N.V. te Lisse en de coöperatieve veilingen H.B.G. en West-Friesland, respectievelijk in Lisse en Bovenkarspel. De beide coöperatieve veilingen gingen in 1976 een fusie aan, hetgeen resulteerde in de Coöperatieve Nederlandse Bloembollen Centrale, de CNB, met als hoofdvestiging Lisse en een nevenvestiging in Bovenkarspel. Voor het overige speelt al het veilinggebeuren  zich dus in Lisse af. Weliswaar heeft Hobaho ook een nevenvestiging in Breezand, maar daar worden reeds lang geen bloembollenveilingen meer gehouden.

Het begin van N.V. Hollands Bloembollenhuis
Toen in West-Friesland de eerste bloembollenveiling werd opgericht opereerden de heren Homan, Bader en Hogewoning reeds een aantal jaren als “groene veiling directie”. Er waren in de Bollenstreek in het verleden wel eens enkele veilingen van “droge” bloembollen gehouden, maar dit gebeurde slechts incidenteel. Na enkele jaren succesvol op het gebied van groene veilingen (veilen van de bollen op het land) samengewerkt te hebben, besloot het eerder genoemde driemanschap in 1921 ook “droge veilingen” te gaan houden. In die lange, hete zomer van 1921 hadden ze alle geluk van de wereld, want ze hadden de reactie op hun initiatief ver onderschat. Ze dachten aan het koetshuis en de overige ruimten van hotel “De Witte Zwaan” in Lisse genoeg te hebben om de aanvoer van hun veilingen op te vangen. Er kwamen echter zoveel bollen, dat het grootste gedeelte buiten moest staan. Zonder deze warme, droge zomer zou de N.V. Hollands Bloembollenhuis wellicht in de kiem zijn gesmoord. De zomers van 1920 en 1922 waren namelijk nat…!

Onderschat initiatief

F02837 – Hal 2 van de Hobaho liep tot aan de gracht (1953).

Maar de heren hadden in dat ene seizoen gezien, dat hun initiatief goede perspectieven bood en zij pakten de zaken meteen groot aan. Aan de Haven te Lisse lieten zij een hal neerzetten van 4200 vierkante meter, waarvan 500 vierkante meter sloot, zodat de aanvoer per schip binnengevaren kon worden. Het was een complete hangar en van heinde en verre kwam men (hoofdschuddend) naar dat bouwsel kijken. In 1924 was het bestaan van de veiling verzekerd. In de hal werd een kantoor en een veilingzaal met afmijntoestel (veilingklok) gebouwd. De kopers raakten hun angst en afkeer voor dat toestel kwijt; de kritiek verstomde en veranderde in waardering. Men was aan de groei van Hobaho gewend geraakt en niemand lachte meer, toen de hal in 1928 met 2.000 vierkante meter werd vergroot. In de loop van de jaren werden er nog drie hallen bijgebouwd, land en panden aangekocht, zodat het totale complex 4.36 ha besloeg. De vier hallen omvatten totaal 10.735 vierkante meter; de kantoren van Hobaho met drukkerij en redactie/afgiftekantoor 1308 vierkante meter. Verder beschikt Hobaho nog over twee parkeerterreinen van respectievelijk 2110 en 1540 vierkante meter. Er is niet echt veel meer dat aan het veilingbedrijf van anno 1920 herinnert. De ontwikkelingen gingen in een razend tempo voort en de veilingen gingen daarin mee en nemen zelfs vaak het voortouw. Dat deze bedrijven binnen enige jaren weer vele veranderingen zouden ondergaan stond vast, want men wilde en moest “bij” blijven om op alle fronten in de markt te kunnen blijven. Tot op heden is bewezen dat men op voortreffelijke wijze op de jongste ontwikkelingen inspeelt en niets wijst erop dat dit in de toekomst niet zal worden voortgezet. Wat de veiling Hobaho betreft begonnen de eerste schreden op het veilingpad dus in De Witte Zwaan. De zwaan vormde het beeldmerk van de veiling, ter herinnering aan de plek van geboorte. De Witte Zwaan is niet meer, maar in herinnering leefde dit etablissement voort via het beeldmerk van Hobaho, waarvan u dus de ontstaansgeschiedenis nu kent.

Even nog wat cijfers
Nog enkele snelle cijfers en gegevens…en dan niet perse in chronologische volgorde, maar zoals het in het verhaal past….:In 1924 was er de bouw van een veilingzaal met 250 stoelen en een elektrisch afmijntoestel (veilingklok). In 1925 werd gestart met een eigen weekblad, “de Hobaho” later Vakwerk en in eerste instantie gedrukt bij Drukkerij Imperator, daarna (1975) in eigen beheer bij Hobaho zelf. De vooroorlogse crisis brak uit en veel bedrijven gingen ten onder ook in de bloembollensector. Maar Hobaho overleeft en komt door de crisis heen! En dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit en weer komen er magere jaren. In 1941 komt de “Coöperatieve Veilingvereniging Hillegom”, die in 1928 was gestart, te koop. Hobaho is geïnteresseerd maar ook dè grote concurrent, de Coöperatieve Veiling H.B.G te Lisse. De leden van de vereniging Hillegom kozen, via een stemming. In mei 1945 wordt het hele pand van Hobaho voor de festiviteiten van de bevrijding in gebruik genomen. Op het grote parkeerterrein is elke avond een dansfeest. Een band van Canadese militairen zorgt voor nieuwe muziek en de Hokipoki wordt elke avond door heel Lisse gedanst. Er wordt een groot podium in de hal opgericht. Verder werd in overleg met de Gemeente Lisse in de Prinsessestraat een serie nieuwe woningen aangekocht. Deze werden ter beschikking gesteld aan medewerkers die geen woning hadden. Ook wordt het Bloemencorso van de Bollenstreek geïnitieerd! Hobaho zorgt voor bemanning en ruimte en regelt allerlei facilitaire zaken. Bovendien rijdt Hobaho met een eigen praalwagen mee en ook dat zorgt voor een grote binding met de sector. In de loop der jaren werden de hallen trouwens voor talloze evenementen gebruikt, zoals het corso, feestelijkheden van de middenstand (Elfesta feesten,) de beurs Holland’s Glorie, occasionshows, paarden spektakel, sjoelkampioenschappen, de jaarlijkse Mechanisatietentoonstelling waar het nieuwste van het nieuwste op het gebied van de mechanisatie werd geshowd. Verder oldtimershows, beurzen, grote verenigingsgebeurtenissen, rommelmarkten, in de winter het onderkomen van de weekmarkt en noem maar op. In de zestiger jaren deed de computer zijn intrede. Dat waren zware machines en het gehele kantoorgedeelte werd inpandig gesloopt. Er moest geheid worden om een sterke vloer te maken voor de installaties.

De veilingzaal wordt gemoderniseerd.

De klok wordt computergestuurd en de bekende 5 op een rij stoeltjes veranderen in 2 x 2 waardoor iedereen direct in een gangpad kan komen. Inmiddels is het 1971 en bestaat Hobaho 50 jaar. Dat wordt groots gevierd. In Treslong, in Motel Sassenheim, op Kasteel Keukenhof met medewerkers en klanten. In 1975 staat drukkerij Imperator, het pand naast Hobaho te koop. Het verouderde bedrijf wordt gekocht en helemaal opgeknapt en het wordt de huisvesting van de automatiseringsafdeling. De Fustpool wordt in 1979 opgericht. Plastic kratten in plaats van de manden. Er is een bestand van 600.000 kratten opgebouwd en op deze manier is een kostenpost veranderd in een inkomstenbron. In 1986 wordt het idee voor een Testcentrum opgestart dat bij de meest recente verhuizing is mee verhuisd en dus aan de Prof. van Slochterenweg staat. In 1996 wordt Hal II compleet omgebouwd tot Congres en Partycentrum en met alle medewerkers en heel veel relaties werd het 75-jarige bestaan groots gevierd. Een andere wetenswaardigheid is dat in 2003 de veilingklok werd opgeheven. Ook CNB heeft er dan een punt achter gezet. Toen de veilingklok was opgeheven kon er afscheid genomen worden van de vertrouwde locatie aan de Haven. Na een pittige verbouwing neemt Hobaho zijn intrek in een groot pand aan de overkant van het bedrijf aan de Haven. Nu werd het Grachtweg. Hobaho deed in de loop der jaren vele aankopen om zich te versterken, maar werd ook nogal eens overgenomen. Onder andere door de bloemenveiling Aalsmeer. Later hing een samengaan met de CNB in de lucht maar dat werd
afgeblazen en rond de eeuwwisseling nam Dümmen Orange de touwtjes in handen. In die periode kwamen overigens ook de beide zwanen terug die aanvankelijk bovenop het pand aan de Grachtweg waren geplaatst, maar door de vorige directie werden verwijderd. De zwanen werden bewaard en staan sinds oktober 2018 bij het pand van Hobaho aan de Prof. Van Slochterenweg waar de nieuwe locatie van Hobaho en Testcentrum nu zijn gevestigd. De voormalige veilinggebouwen zijn inmiddels ontwikkeld tot een nieuw stukje van het Centrum van Lisse: Het Nieuwe Havenkwartier dat in 2019 een feit werd.

Op de veilingdagen was het een drukte van belang. Het ging goed met de veiling en ook met de bloembollenhandelaar

De gashouders zijn 50 jaar geleden gesloopt

Sporen van vroeger  

6 oktober 2020

 door Nico Groen

De nieuwe woonwijk tussen de Gasstraat en de Ringvaart heet Nieuw Meerzicht. De start van de 1e fase van de nieuwbouw is begonnen. Voorheen was hier een bedrijventerrein. Het bekendste bedrijf was ongetwijfeld de Gasfabriek. De gashouders zijn gesloopt in 1970. Precies 50 jaar geleden dus. Door de komst van aardgas was de gasfabriek niet meer nodig.

De gasfabriek is gesticht in 1907. Daaraan voorafgaand waren er heftige discussies en veel stemrondes in de gemeenteraad over de plaats voor de gasfabriek. Eigenbelang bij de raadsleden en hun familie speelde een belangrijke rol in de talrijke raadsvergaderingen. Arie Raaphorst, de plaatselijke correspondent uit die tijd, schreef een verhaal over de perikelen. Daarover heeft Arie in ’t Veld geschreven in 2009 in het Nieuwsblad, het kwartaalblad van de VOL.

Toen men tot de stichting van een gasfabriek had besloten, werd in 1905 hiervoor een terrein aangekocht aan de Heereweg bij de Vennesloot, waar later de Middelbare Tuinbouwschool (nu De Loft) werd gebouwd. Dit werd gekocht van landbouwer P. van Ruiten, bijgenaamd Piet van der Spekke, voor de som van f 10.000,–.

Geharrewar in de gemeenteraad

Na de gemeenteraadsverkiezingen in de zomer van 1905 kwamen M. Veldhuijzen van Zanten Jz. en J.W. Lefeber in de raad. Zij vonden het terrein aan de ‘Vensloot’ totaal ongeschikt voor een gasfabriek. Het lag niet aan diep vaarwater. De exploitatie zou erg duur worden door de aanvoer van steenkool en dergelijke. Men had daarom het oog op een terrein aan de Ringvaart laten vallen. Deze motieven waren gegrond: dat was niet tegen te spreken. Maar veel persoonlijke motieven van gemeenteraadsleden speelden een rol. De doorslag werd uiteindelijk gegeven door een handtekeningenactie door 195 ingezetenen van Lisse. Daarin werd breedvoerig gewezen op de totale ongeschiktheid van het terrein aan de Vennesloot voor het stichten van een gasfabriek. Uiteindelijk werd na veel gedoe een weiland van M. Verduijn aan de Ringvaart gekocht, waar uiteindelijk de fabriek werd gebouwd.

De ontwerper van de gasfabriek was de heer Adriaanse, directeur van de gasfabriek te Harderwijk. Het geheel bestond uit een ronde gashouder, waarin het gas werd opgeslagen. Verder werd o.a. een kolenloods en een stokerij gebouwd. Op de kade langs de Ringvaart stond de motorkamer voor het aandrijven van de kraan waarmee kolen uit een schip werden gehesen en aan een rail naar de kolenloods werden getransporteerd. Op 3 oktober 1907 werd de gasfabriek officieel in gebruik genomen. De gasverkoop liep zo voorspoedig dat er een paar jaar later uitbreidingen kwamen in de vorm van een tweede gashouder.

Openbare werken

Na de sloop van de gashouders in 1970 werd het terrein en de overige bebouwing in gebruik genomen door Openbare Werken van de gemeente Lisse. Na het vertrek van Openbare Werken in 1988 naar de Vennestraat werd de rest van de bebouwing gesloopt, met uitzondering van de woningen en kantoren aan de Kanaalstraat. De grond werd grondig gesaneerd, hier en daar zelfs tot 2 meter diepte.

Foto: De gashouder in aanbouw.
Foto: Arie in ‘t Veld

Groenten-drogerij en -inmakerij  “CODRO” en die van Leo van Grieken door  A. Raaphorst Hz

Tijdens de eerste wereldoorlog waren de bollen niets waard. Daarom werd er massaal overgegaan op het telen van groente. Daartoe had Leo van Grieken een groentedrogerij en groente-inmakerij aan de Leidsche Trekvaart. Een grote coöperatieve drogerij was Cordo, die een drogerij bij Piet Gijzenbrug had. De leden verhandelden het meeste.

Opgetekend door Arie de Koning

1 juni 2020

De Grote Europese Oorlog 1914 – 1918 heeft zeer vele wantoestanden geschapen, maar ook eveneens vele andere, betere en nieuwere dingen tot stand gebracht.  De grote tegenslag in de Bloembollencultuur heeft de kwekers er noodgedwongen toe gebracht om zich te gaan toeleggen op het telen van allerlei soorten van groenten. Het gevolg hiervan was dat vooral in het jaar 1917 bij alle kwekers alle beschikbare grond en paden met allerlei soorten groenten was beplant. Dat voor de reeds in 1916 verbazende grote hoeveelheden groenten een afzetgebied moest worden gevonden behoeft geen betoog, En dat werd dan ook gevonden, deels in het uitvoeren in versche staat naar Duitschland en deels door drogen en verduurzamen en dan uitvoeren naar alle streken der wereld. Hiervoor werden op vele plaatsen inmakerijen en drogerijen opgericht. Lisse had ook zijne eerste groente drogerij en inmakerij, die gebouwd werd aan de Leidsche Trekvaart en voor rekening van de Bloembollen Exporteur Leo van Grieken die in 1917 zelfs niet eens reizigers heeft uitgezonden om bloembollen te verkopen omdat in de groenten grote kapitalen werden verdient en doordat de bloembollenhandel nu eenmaal aan  allerlei omstandigheden  onderhevig  was.

Wegens  de door de oorlogstoestand geschapen abnormale omstandigheden voor de Bloembollen cultuur, en het feit dat door alle kwekers het telen van groenten op grote schaal in toepassing werd gebracht, werd in het voorjaar van 1917, op initiatief van eenige kwekers opgericht: De Eerste Coöperatieve Groenten – drogerij –  Inmakerij en Handel  voor de Bloembollenstreek: “CODRO”  Deze Vereniging stelde zich ten doel om de door de bonafide bloembollenkwekers  geteelde groenten  langs Coöperatieve weg te drogen, in te maken  of in versche staat te verhandelen. Van deze Vereniging konden alleen diegene lid worden die het bloembollen kwekersbedrijf als hoofdbedrijf uitoefenden. Het bestuur van deze Vereniging met de Heer Krelage aan het hoofd verkreeg van de Minister van Landbouw het voorrecht, dat voor de leden van Codro, inzake de uitvoer der groenten zeer gunstige bepalingen werden gesteld. De Minister stelde zijnerzijds de bepaling dat Codro zich ten doel stelde de instandhouding van het bloembollen bedrijf. Alleen op deze voorwaarde beloofde de Minister gunstige bepalingen omdat hij zich alleen dan kon verantwoorden tegenover andere groentetelers die geen lid konden worden van Codro. Tegenover de kritiek die deze bevoorrechting heeft ondervonden van de zijde der andere groentetelers, is het goed dat dit geschreven wordt, anders zouden niet ingewijden ook tot de conclusie komen dat de Minister werkelijk de een bevoorrechtte boven de ander. Deze bevoorrechting bestond hieruit dat de Leden van Codro van elke soort groente een groter percentage voor de export mochten verkopen dan de niet leden. Bij voorbeeld de groene uien mochten voor 100% door Codro uitgevoerd worden en door niet leden maar 60%. Men zou algemeen verwachten dat alle bollenkwekers direct lid van Codro zouden worden, maar dit was lang niet het geval.  Doordat de oprichting van Codro voor de particuliere handelaars en exporteurs in groenten een strop was behoeft geen betoog en door dezen zoveel mogelijk werd afgetakeld. Het gevolg was dat vele kwekers zich lieten ompraten en geen lid werden, voor al niet omdat er nogal enig financieel bezwaar aan was verbonden, want de leden van Codro moesten voor elke hectare die zij in cultuur hadden een aandeel nemen van ƒ100,- en voor elke hectare bovendien een contributie betalen van ƒ5,- en voor elke hectare ƒ1,50 voor registratie. Op de aandelen behoefde echter voorlopig maar ƒ25,- per aandeel gestort te worden waarvoor een rente vergoed werd van 5%. Toen men echter zag welke voordelen het lidmaatschap van Codro direct afwierp, werd de toeloop groter zodat wij op het ogenblik (1917) gerust durven veronderstellen dat minstens 95% van de kwekers als leden zijn toegetreden. Door Codro werd ene eigen groenten-drogerij en inmakerij gesticht aan de Piet Gijzenbrug, terwijl zij tal van andere drogerijen heeft gecontracteerd voor het drogen van de groenten van de leden. Behalve voor verschillende soorten van groenten hebben de leden van Codro zich ook verplicht om de Bloembollen voor abnormaal gebruik, bijvoorbeeld voor veevoeder alleen te verkopen door middel van Codro, om te voorkomen dat deze bollen als veevoeder in het buitenland verkocht niet als normaal gebruik worden gebezigd en zo een hogere prijs af te kunnen bedingen. Van de handel in bloembollen voor abnormaal gebruik is intussen niet veel terecht gekomen, omdat de Minister van Landbouw de uitvoer van Hyacinten, Tulpen en Krokussen voor abnormaal gebruik niet heeft toegestaan en deze bestemd moesten blijven als veevoeder voor het binnenland. Dit was voor de bollenkwekers een grote tegenvaller omdat de prijzen in het binnenland minstens 50% lager waren als de prijzen die in het buitenland konden worden bedongen. Alleen Narcissen konden worden uitgevoerd maar hiervoor kon weer geen vervoer worden gesteld. Door een bloembollenfirma in Lisse, de Gebr. Rijnveld, werden de Narcissen opgekocht voor 4ct per kilo waarna deze firma deze bollen verwerkte in stijfsel en lijm. Maar ook deze handel moest worden stopgezet omdat het Rijks Kolen bureau voor dit bedrijf geen brandstof ter beschikkeng kon stellen. De Heinrich Riesen die door de kwekers in grote hoeveelheden voor zaad werden geteeld en in het buitenland konden worden verkocht voor ƒ200,- per 100 kilogram, moesten echter aan de regering worden afgestaan voor ƒ50,- per 100 kilogram.  Het heeft lang geduurd voor de teelt en verkoop van bloembollen zich had hersteld.

Bron:

Arie Raaphorst Hzn. Boek No.172 A breed

         Bibliotheek Vereniging Oud Lisse