Berichten

Lisse 825 jaar, maar de het veen werd al mogelijk al eerder gebruikt

Sporen van vroeger ( LisserNieuws)                                                            

25 april 2023

door Nico Groen

 Lisse bestaat dit jaar op papier 825 jaar. Dit wordt groots gevierd in Lisse. De agenda staat op de website van de gemeente Lisse. De Romeinen schreven al in het jaar 77 dat een armzalig volk aan de kust aardkluiten met hun handen uit de grond trokken en deze verstookten voor het verwarmen van hun verstijfde ledenmaten en voor het koken. In Lisse is al in de 13e eeuw veen gewonnen, zoals bij het gehucht Daerrode.

Onderstaand verhaal is gebaseerd op slechts enkele feiten. Het verhaal moet meer gezien worden als ‘hoe het er in Lisse aan toe gegaan kan zijn’.

Voordat de graven van Holland zich bemoeiden met het in cultuur brengen van veengronden zal op kleine schaal al veen gewonnen zijn in Lisse voor verwarming en koken. Waar kan dit in Lisse geweest zijn? Het moet in ieder geval veengrond en vlak bij het dorp zijn geweest. De plek die daarvoor het meest in aanmerking komt is de vroegere Hoppoel. Dit was in de 17e eeuw op landkaarten een ronde, onnatuurlijke vijver. ‘Hop’ betekende vroeger ‘rond’, tegenwoordig nog te herkennen in het woord ‘hoepel’. Deze poel lag waar nu de Salemkerk, speeltuin Marijke en FloraLis zijn.

De graven van Holland kregen vanaf de 12e eeuw steeds meer macht en bepaalden wat er gebeurde aan het landschap. Doordat er steeds meer mensen en steden bij kwamen, moest het cultuurlandschap worden uitgebreid. In het moerassige land werden sloten en afvoersloten gemaakt, zodat het water gemakkelijker kon wegstromen. Hoogveen werd gewonnen en land in cultuur gebracht. In de Bollenstreek betekende dit dat in de laagvlakten afvoersloten, toen weteringen genoemd, richting de Oude Rijn werden gemaakt en dat het land tot een bepaalde hoogte werd afgeveend, waarna meestal grasland voor het vee overbleef, zoals in de Lageveense polder ten westen van het Keukenduin.

Geestgronden maken

Anders was dit in veengebieden met een kleine laag veen, zoals de strandvlakte vanaf de Achterweg richting Heereweg tot halverwege de huidige boerderij Wassergeest. Vanaf Wassergeest tot de Heereweg behoorde de grond tot de hoge strandwal, de wildernisse genoemd. De toen zo genoemde banheining tussen deze twee gebieden moest er voor zorgen, dat het wild, zoals konijnen, in de wildernisse bleef. De bovenste laag van het veen in de strandvlakte was niet geschikt als turf en werd opzij gelegd. Vervolgens werd het veen tot op het zand verwijderd om te worden gebruikt.  De opzij gelegde bovenlaag kwam weer op het zand. Dit werd gemengd met de bovenste laag zand. Op deze manier ontstonden de beroemde geestgronden, waarop heel goed groenten en kruiden konden worden geteeld. Dit alles is zo ongeveer aan het begin van de 14e eeuw gerealiseerd.

Ten oosten van de Heereweg was het een ander verhaal. Waar nu de Poelpolder is werd er waarschijnlijk op grote schaal tot op de kleilaag veen gedolven in de 12e of 13e eeuw. Op deze manier ontstonden diverse afzonderlijk poelen. De Noordpoel, de Zuidpoel, De Cleypoel en mogelijk Geestwater. Later werd door stormen en hoog water het overgebleven veen weggeslagen.

Foto: Het turfsteken was zwaar werk Foto: Wikipedia

Foto: Het turfsteken was zwaar werk

Foto: Wikipedia

 

Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse”

OudNieuws: De bierbrouwers in Haarlem

In de 17e en 18e eeuw betrokken de herbergen in Lisse hun bier uit Haarlem. Veel Haarlemse brouwers waren vaak geheel of gedeeltelijk eigenaar van de herbergen in Lisse.

Dirk Floorijp

Nieuwsblad 22 nummer 1 2023

Herbergen en bier
In de 17e en 18e eeuw betrokken de herbergen in Lisse hun bier van de bierbrouwers uit Haarlem. Het drinkwater was van slechte kwaliteit. Er werd dus veel bier gedronken door de bevolking. Het bier had een laag alcoholpercentage en werd ook wel scharbier genoemd. Het bier werd door schippers in de haven van Lisse aangevoerd, wat veel bedrijvigheid met zich meebracht.
Wie nu op de Grachtweg staat, naast Hoogvliet waar de Waag stond, kan zich die drukte moeilijk voorstellen. Alles werd aan- en afgevoerd via de Grachtweg naar het Vierkant, de enige verbinding naar de haven.

De Kapelsteeg, nu een straat, was maar een handkar breed en liep naar de Broekweg (nu de Kanaalstraat). Bij de molen liep de weg dood. Wist u overigens dat de Kapelstraat het enige is wat nog verwijst naar de vlasindustrie die in de 17e eeuw in Lisse tot grote bloei kwam. Het gebied tussen Kapelstraat, Kanaalstraat, Molenstraat en Grachtweg heette Kapelweide waar het vlas op schoven (kapellen) werd gezet om te drogen.
Biervaten werden in de herbergen regelmatig door controleurs gepeild of de inhoud van de vaten in overeenstemming was met het formulier voor de impost (belasting). Zo kwamen ze ook ’s middags om drie uur bij de waard in “De Engel” bij Willem Jansz Klaverweide en vroegen ze om de sleutel van de kelder. Het bier bleek na peiling in orde maar ze zagen in de kelder een partij boter liggen die buiten de impost was gehouden. Daar stonden zware straffen op en je kon zelfs je vergunning kwijtraken. Ze gingen spoorslag naar Leiden om de deurwaarder er bij te betrekken. Die kwam de volgende morgen want laat in de middag heen en weer naar Leiden kon niet meer. In plaats van de boel te kunnen verzegelen omdat ze illegale boter ontdekt hadden vonden ze de volgende morgen niets van de boter. Die had de waard intussen elders ondergebracht en hij was zich natuurlijk van geen kwaad bewust.
Bijzonder is dat het pand van de Haarlemse brouwerij “De Olyphant” van eind 16e eeuw nog steeds bestaat en gesplitst is in twee panden. De brouwerij was actief tot 1668 en bestond sinds 1550. Door brand is het pand verwoest en herbouwd in 1606. In akten van 1613 tot 1617 lezen we dat Cornelis Claesz, de brouwer, regelmatig gedaagden voor de vierschaar laat verschijnen om te betalen voor geleverde bieren. Achteraf
betalen of op de lat bijschrijven was niet voldoende. Brouwer Joannes Braams, in 1688 bierbrouwer van de brouwerij “Het Hoefyser”, leverde ook bier in Lisse. Er waren ook brouwers die een belang hadden in een herberg.

Zo is Joost Vergraft, brouwer in “Het rode Hart” te Haarlem, in 1622 eigenaar van herberg “Het rode Hart“ in Lisse. Niclaas Gestranus, brouwer in “De Pelicaan” te Haarlem, is voor de helft eigenaar van “Den Engel” in Lisse. Albertus van Sweringen, brouwer in “Het Fortuyn” te Haarlem, is in 1690 eigenaar van de herberg “Rotterdam”. Deze herberg stond in Lisse aan de Heereweg, ongeveer op de plaats waar nu het appartementencomplex De Madelief is. Verder was er nog de brouwerij. In Lisse was een herberg “Het wapen van Haarlem”. Die heeft gestaan op Heereweg 145. Johannes van Bergum, brouwer in “Het wapen van Haarlem”, is voor ¾ eigenaar van herberg “De Witte Zwaan” in 1680.

 

Bij de hartpagina: Grullemans

Het bedrijf van bollenbedrijf Grullemans staat mooi op een luchtfoto uit 1928. Ook villa Meerenburgh op Heereweg 25 staat en mooi op

Redactie

Nieuwsblad 22 nummer 1 2023
Vorige hartpagina 1926 liet nog niets zien van de Heereweg 25 villa ‘Meerenburgh’. Rechts onder is ze hier te zien, nog maar net opgeleverd, de tuin moet nog uit de kluiten wassen. Bij Grullemans hebben ze ook niet stil gezeten wat een enorme klus hebben ze daar geklaard. Deze geweldige schuur is ontworpen door architect Leen Tol en is gebouwd door bouwbedrijf Van der Zaal aan het Vierkant. De Meerenduinpolder was in het vroege voorjaar nog één grote speciaalzaak van bontgekleurde bollenbedden. De grote foto laat zien dat men net begint om het rieten winterdekbed op te leggen of af te nemen. Wordt de schuit nu vol geladen met exportkisten of wordt er een nieuwe lading kisten gebracht? Zijn de landerijen net met riet gedekt of is men net begonnen om het riet er af te halen? Wie kan ons vertellen of dit een stralende vroege voorjaarsdag is of een eveneens stralende dag in het late najaar. Dat zouden we best wel willen weten.

De grote schuur van Grullemans in aanbouw met op de achtergrond huize Becorsa en de oude schuur van Grullemans.
Foto 1926 met dank aan Mevr. I. Grullemans Erades. Vlnr. Marinus ten Hage, Cees van der Zaal, C. M. Grullemans Sr. en Leen Tol

 

Statig stond ze daar te staan “Meerenburgh” was haar naam. De burcht is al lang niet meer, van het meer is ook geen sprake meer. Vervlogen in de tijd, maar was er ooit. Foto: Mevr. I. Grullemans Erades

 

 

 

 

 

 

Van Jaap Kooy en Westergeest via Overvecht naar Intratuin

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                                

6 december 2022

door Nico Groen

Jaap Kooy! Jarenlang een begrip in de Bollenstreek maar ook ver daarbuiten. De opening van tuincentrum Jaap Kooy was in 1981. Hij was één van de eersten die met groots opgezette kerstdorpen op Amerikaanse wijze furore maakte. Pendelbussen reden af en aan van de parkeervelden bij Keukenhof naar het tuincentrum van Jaap Kooy.

 

Naast het wereldberoemde Keukenhof met de voorjaarsbloemententoonstelling, was het tuincentrum van Jaap Kooy een goede tweede grote toeristische attractie in Lisse, maar dan in het najaar. De jaarlijks terugkerende ‘Fuchsiade’ was ook zo’n geweldig evenement dat duizenden fuchsialiefhebbers van heinde en verre naar het tuincentrum lokte. Bij Jaap Kooy was altijd wel wat te doen. Van Paasjubel tot uitvoeringen van harmonie, fanfares en zangverenigingen. Altijd even groots en geweldig: een “organisatorische veelvraat” zou je hem kunnen noemen. Op vrijdag 21 juni 1985 werd op grootse wijze de beeldentuin geopend bij tuincentrum ‘Westergeest’. Weer zo’n project dat niet alleen bij een idee bleef, maar werkelijkheid werd omdat Jaap Kooy ook mensen de ruimte gaf om dingen te verwezenlijken.

Failliet

Maar je kunt op een gegeven moment ook net te veel willen. Jezelf overschatten en daardoor in de schulden terechtkomen, zover dat de bank je geen krediet meer geeft en dan is het einde verhaal. Jammer!!!! Maar gelukkig kwam daar een doorstart onder de naam Overvecht en bijna iedereen van het personeel werd door deze nieuwe firma overgenomen. Zo bleef dit prachtige tuincentrum nog heel wat jaartjes aan de weg timmeren. Totdat andere investeerders zich met Overvecht gingen bemoeien. Juist in een toptijd voor tuincentra gingen ze onder de maat presteren.

Intratuin

Na dit dieptepunt gloorde er weer hoop. Omdat Intratuin Voorschoten plaats moest maken voor woningbouw kwam zij naar deze locatie in Lisse. Er zou weer wat groots komen op diezelfde plek, maar net voor de opening van het intratuin-complex zou plaatsvinden, sloeg het noodlot toe. Een foutje zorgde ervoor dat binnen een mum van tijd vrijwel het hele gebouw in lichterlaaie stond. Een grote vuurzee, ontploffingen en een giga zwarte rookpluim die tot ver in de omtrek te zien was. Na de brand lag het er als het verminkte skelet van een gigant bij. Westergeest had de geest gegeven. Intratuin ging niet bij de pakken neerzitten en bouwde in korte tijd een nieuw tuincentrum. Op 30 november j.l. is de 2e fase (het restaurant) officieel geopend door Herman de Blijker. Het resultaat mag er zijn en VOL wenst Intratuin veel succes en hoopt dat deze eigenaar ook zo’n inspirerende figuur zal zijn als die goeie ouwe Jaap Kooy.

Archief verloren

Bij de brand is een groot gedeelte van het archief verloren gegaan. Daarom een oproep; heeft u materiaal aangaande tuincentrum Westergeest van Jaap Kooy (later Overvecht), deel dat dan met de VOL. Dit artikel is voor een groot deel overgenomen uit het laatste Nieuwsblad van de VOL.

Reactie

In het bovenstaande artikel staat dat Jaap Kooij het tuincentrum in 1981 opende. Diverse mensen reageerden met de opmerking dat het tuincentrum al in de zeventiger jaren bestond. waarvan Acte!!

Een luchtfoto uit het laatste Nieuwsblad van de VOL met een gedeelte van het tuincentrum.
Foto: Oud Lisse

 

Brongas

Er wordt uitgelegd wat brongas is. Het is methaangas van eigen erf. Opgevangen onder een gasdichte ronde bak. Zij stonden in de Lisserbroek. Zijn ze ook ergens in Lisse geweest?

Liesbeth Brouwer

Nieuwsblad 21 nummer 4, 2022

Restanten van een brongasinstallatie Turfspoor Lisserbroek Foto’s Wim Bosch

Het zal rond 1975 zijn geweest dat ik voor het eerst hoorde van gas van eigen erf: brongas. We woonden nog niet zo lang in Hillegom en gingen regelmatig naar familie in het oosten van het land. Route via Alphen, maar voor Alphen passeerden we een boerderij waar ze kaas maakten. Je kwam binnen in een grote keuken en de kazen werden gehaald uit de kaaskelder. Heerlijk, voor herhaling vatbaar. Bij een volgend bezoek haalde de boerin weer kaas uit de kaaskelder terwijl wij zo’n beetje rondkeken in de keuken. Er stond een groot fornuis en alle pitten brandden. Dus toen de boerin terugkwam zei ik maar voorzichtig: “mevrouw, u hebt het gas laten branden”. Tot mijn stomme verbazing was het antwoord: “Ja, lekker, warmt het een beetje bij”. Ze zal gemerkt hebben dat we het in Keulen hoorden donderen, want ze legde uit dat ze hun eigen gasbron hadden. Ik zal wel heel ongelovig hebben staan kijken, want ze begon er over dat ik toch wel eens in de sloot iets omhoog had zien borrelen. Nu, zoiets was het: er kwam met water gas mee omhoog en dat gebruikten ze om te koken, voor verlichting en dus ook om een beetje bij te verwarmen.

Waarnemingen van Friesland tot Amsterdam
Al heel lang is bekend dat er in het westen en noorden van Nederland op geringe diepte gas in de ondergrond voorkomt. De eerste berichten daarover stammen uit het begin van onze jaartelling en komen uit Friesland. Daar zouden in de buurt Staveren een aantal keren spontane branden zijn ontstaan door gas dat uit de aarde kwam. De branden zouden zo groot zijn geweest dat het een paar dagen duurde voor ze uitdoofden. Pas veel later is weer een vermelding te vinden, nl. uit 1729. Er wordt een put gegraven. Ze zijn al op zo’n tien meter diepte wanneer er iets geks gebeurt. Eerst zien ze een paar keer een kleine vlam. Maar dan ineens horen ze een fiks gedruis, dan een heftige knal als een pistoolschot. Onmiddellijk gevolgd door een grote vlam die enkele minuten lang omhoog schoot. Doodeng natuurlijk, ‘dezen vulcaan’ is een gevaar en de put wordt gedempt. In de jaren erna volgen er steeds vaker dit soort verhalen, men kan niks anders doen dan zo’n gevaarlijke put dicht te gooien. Zo wordt bij het boren van diepe putten tussen 1849 en 1851 te Amsterdam vermeld: ‘Op 42,8 meter -A. P. (44m – N.A.P.) gekomen, bemerkte de opzichter een sterke opborreling in de boorbuis. Een bijgebrachte brandende kaars deed het gas ontvlammen, dat met een helderwitte (als gewoon gaslicht), nagenoeg 2 m hoge, vlam brandde en na drie kwartier werd uitgedoofd.’ Brongas in Amsterdam is dus niks ongewoons. Toen het hoofdpostkantoor in Amsterdam tot Magna Plaza werd verbouwd is ook een soort brongasvoorziening vernield. Egbert Thomas, die werkte op het hoofdpostkantoor en ook lid was van de vrijwillige brandweer, heeft daar een mooi verhaal over. Hij werkte hoger in het gebouw maar leidde soms gasten rond. Hoogtepunt van de bezichtiging werd steevast het diepste punt van het gebouw. Daar brandde dag en nacht zo maar uit de tegelvloer een vlammetje waarop soms een keteltje water stond. “Ze hadden”, zegt Egbert, “het idee dat je het gas maar beter kon verbranden dan dat het zomaar in de kelder kwam of misschien, als je het allemaal zou dichtsmeren, het ergens anders zou opduiken. Het was een soort affakkelen wat daar gebeurde en we waren het er allemaal mee eens.”

Brandbaar water
Dat er “brandbaar water” onder de polders zat, was dus al eeuwenlang bekend. Soms komt het gas spontaan aan de oppervlakte. Het land is daar dan wat moerassig en er is grijsachtig schuim. Dat schuim kan worden aangestoken en blijft dan enkele minuten branden. Ligt de bron in een sloot, dan zie je daar gasbelletjes aan de oppervlakte komen. Het is in de winter een leuk spelletje om daar ‘het ijs aan te steken’. Dit gas kreeg vermoedelijk de naam ’brongas’ omdat het voor het eerst gevonden werd bij bronnen, bij het slaan van een wel of het graven van putten zoals we al zagen. De kunst was hoe je dat gas kon gebruiken. In 1875 wordt door een landbouwer in de Beemster een waterpomp geslagen om het water te gebruiken voor de koeling van de melk. Zo werd wel vaker koelwater verkregen. Zulk aangeboord en spontaan omhoogkomend water heeft een constante temperatuur van ongeveer 9 graden. Er bleek ook gas mee omhoog te komen en daar probeerde de boer slim gebruik van te maken voor verlichting van huis en stal. Hij gebruikte echter een open vlam, wat niet voldeed en de poging werd gestaakt. Wat niet betekende dat er niet verder werd geëxperimenteerd. In 1895 kwam er een echt bruikbare installatie op de markt. En toen ging het hard. Een jaar later waren er al meer dan 20 boerenbedrijven die een installatie hadden en die het gas gebruikten voor verlichting, met een gaskousje. Rond 1900 waren er tientallen installaties in Noord-Holland, maar ook in Friesland en Zuid-Holland kwamen er steeds meer. Het is natuurlijk ook wel erg aantrekkelijk, juist voor die gebieden waar meestal geen waterleiding, gasleiding of elektriciteitsvoorzieningen waren. Je slaat op de goede diepte water aan dat gas bevat. Je schaft een brongasinstallatie aan en je hebt je eigen gas dat je kunt gebruiken voor verlichting en voor koken. Het water kun je in de zomer gebruiken als koelwater voor de melk. Snel terugverdiend. De meeste gasbronnen werden aangelegd in tijden van schaarste, bijvoorbeeld in de eerste wereldoorlog. Zo is bekend dat er in de Haarlemmermeer in 1918 een 200 bronnen waren, allen geslagen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Maar soms waren brongaseigenaren iets te optimistisch. Een berichtje uit de krant van 1926 meldt dat een inwoner van Bovenkarspel een stofzuiger bestelde. Modern voor die tijd. Maar toen de leverancier vroeg waar het stopcontact was volgde de teleurstelling: “kan ik dien stofzuiger dan niet aansluiten op
het brongas?”

Hoe ontstond het gas?

Schematische voorstelling vvan het winnen van brongas

Brongas ontstaat wanneer bacteriën planten- en algenresten afbreken. Die resten zitten in zanderige lagen opgesloten onder veen- en kleilagen. We beschreven al dat brongas met water naar boven kwam. Op de diepte waarvan het water opgepompt wordt is de druk vaak zo hoog dat het gas bijna volledig in het water is opgelost. De druk kan flink hoog zijn. In 1870 werd bij Delft een waterput geslagen. Opeens kwam daar water naar boven met zo’n kracht, dat het heiblok werd opgetild. Toen dat blok weg was spoot er een schuimende waterkolom tot veertien meter hoog de lucht in en dat bleef urenlang zo hoog spuiten. Brongas bestaat voor het grootste deel uit methaan, met nog wat CO2 en stikstof.

Lisse
Nu we volop met zorgen zitten vanwege de beëindigde gasleveringen uit Rusland komt zo’n verhaal over dat fornuis dat volop brandde natuurlijk weer boven. Zou die installatie op de boerderij nog steeds werken? Zouden dergelijke installaties veel gebruikt zijn? En misschien nog wel? Zouden ze ook in Lisse geweest zijn? Alle reden om eens te gaan praten met de heer Johan Duivenvoorden die opgroeide in de Poelpolder en heel lang in de Roversbroek woonde. Hij blijkt zelf meerdere keren water aangeboord te hebben. Dat water zat op een zandlaag op zo’n 10-12 m diepte. Eerst werd een grote betonnen put gemaakt van een meter diep. Daarin werd geboord. Een meter diep boren, grond eruit en weer een meter dieper graven. Dat herhaalde je tot je op water kwam. In een aantal fases werd een vierkante houten beschoeiing van planken aangebracht van 1,5 cm dikte en een binnendiameter van 8 cm. Het hout verrotte niet omdat er geen zuurstof bij kwam. Alles oorspronkelijk handwerk en je moest eerst door die fikse laag zeeklei. Eenmaal aangeboord bleef dat water omhoog borrelen want dat stond onder druk. Het was goed water en bevroor niet. Maar van een brongasinstallatie in Lisse heeft hij niet gehoord, wel over installaties in de Haarlemmermeer.

In Lisserbroek aan het Turfspoor is nog een mooi voorbeeld te zien. Dus gingen de buren Johan Duivenvoorden en Wim Bosch op bezoek bij de heer Dirk Molenaar aan het Turfspoor. Daar is de installatie nog tot begin zestiger jaren gebruikt voor het koken en voor de verlichting. Je krijgt een goed idee van de installatie. Er zit een welpijp in de grond tot de laag waar het gashoudende water is. Aan de oppervlakte komt het gas vrij en wordt opgevangen in de gasketel. Het ontgaste water kon overlopen naar de sloot.

Einde brongas
Je zou denken ideaal zo’n eigen installatie. Maar zo simpel ligt het niet. Al gauw kwamen er bezwaren. Er werd gewaarschuwd voor bodemdaling en waterproblemen. Bronhouders kregen een eeuw geleden al een aanslag voor het afvoeren van het extra water. Het ontgaste water werd afgevoerd naar de poldersloten. Dat zorgde weer voor andere protesten. Het water bevatte te veel zouten en daar hadden tuinders last van. In bepaalde gebieden kwamen tuinders en veehouders tegenover elkaar te staan. We hebben het dan over de vijftiger jaren. Vaak waren er op de boerderijen nog geen voorzieningen van nutsbedrijven en was het brongas hard nodig. Langzamerhand kwamen die voorzieningen er wel en konden brongasinstallaties gesloten worden. Zonder slag of stoot ging dat niet. Polderbesturen en provincies namen allerlei maatregelen om het gebruik te ontmoedigen. Nieuwe vergunningen voor een brongasinstallatie kwamen er niet meer. Hoogheemraadschap Rijnland heeft veel bronnen opgekocht. Er werden zoutaanslagen opgelegd aan mensen met een brongasinstallatie. In 1992 werd naar aanleiding van alle commotie zelfs de Vereniging tot behoud van gasbronnen in Noord-Holland opgericht. Deels hadden ze succes, maar veel installaties zijn ook daarna verdwenen. Leuk is het dat je nog steeds met eigen ogen in het Agrarisch Museum Westerhem kunt zien hoe zo’n brongasinstallatie werkt.

Waren ze er nooit?

Johan Duivenvoorden met Dirk Molenaar bij de resten van de brongasinstallatie.

Nog even terug naar Lisse. De heer Duivenvoorden weet dus niet van een brongasinstallatie in Lisse. Maar was de ondergrond in de Poel en de Roversbroek dan zo anders dan in de Lisserbroek? Of is het wel geprobeerd en was de bron snel opgedroogd. In een huis op de Ringdijk zitten gasleidingen aan het plafond en iemand die er als kind woonde weet van de gaskousjes die gebruikt werden voor de verlichting. Maar dat kan voor butagas zijn geweest. Dat werd na de oorlog snel populair. Ook is daar iets in de tuin gevonden dat een restant van een installatie kan zijn geweest. Een andere Lisser denkt er toch wel eens van gehoord te hebben. We worden er niet wijzer van. Mocht iemand zich er nog iets over herinneren, laat het ons weten. Dat brongas kan helpen bij de energiecrisis kunnen we vergeten.

Met dank aan Dirk Molenaar, Johan Duivenvoorden en Wim Bosch.

 

Bij de hartpagina: tuincentrum Jaap Kooy

Het begin van het tuincentrum Jaap Kooy, later Westergeest en Overvecht. Onder anderen met zijn kerstshows.

Redactie

Nieuwsblad Jaargang 21 nummer 3, 2022

Jaap Kooy

Jaap Kooy. Jarenlang een begrip in de Bollenstreek maar ook ver daarbuiten. Hij was één van de eersten die met groots opgezette kerstdorpen op Amerikaansachtige wijze furore maakte. Pendelbussen reden af en aan van de parkeervelden bij Keukenhof naar het tuincentrum van Jaap Kooy. Naast het wereldberoemde Keukenhof met de voorjaarsbloemententoonstelling, was het tuincentrum van Jaap Kooy een goede tweede grote toeristische attractie in Lisse, maar dan in het najaar.  De jaarlijks terugkerende ‘Fuchsiade’ was ook zo’n geweldig evenement dat duizenden fuchsialiefhebbers van heinde en verre naar het tuincentrum lokte. Bij Jaap Kooy was altijd wel wat te doen. Van Paasjubel tot uitvoeringen van harmonie, fanfares en zangverenigingen. Altijd even groots en geweldig: een “organisatorische veelvraat” zou je hem kunnen noemen. Op vrijdag 21 juni 1985 werd op grootse wijze de beeldentuin geopend bij tuincentrum ‘Westergeest’. Weer zo een project dat niet alleen maar bij een idee bleef, maar werkelijkheid werd omdat Jaap Kooy ook mensen de ruimte gaf om dingen te verwezenlijken. Maar je kunt op een gegeven moment ook net te veel willen. Jezelf overschatten en daardoor in de schulden terechtkomen, zover dat de bank je geen krediet meer geeft en dan is het einde verhaal. Jammer!!!! Maar gelukkig kwam daar een doorstart onder de naam Overvecht en bijna iederéén van het personeel werd door deze nieuwe firma overgenomen. Zo bleef dit prachtige tuincentrum nog heel wat jaartjes aan de weg timmeren. Totdat andere investeerders zich met Overvecht gingen bemoeien. Juist in een toptijd voor tuincentra gingen ze onder de maat presteren. Na dit dieptepunt gloorde er weer hoop. Omdat Intratuin Voorschoten plaats moest maken voor woningbouw kwamen zij naar deze locatie in Lisse. Er zou weer wat groots komen op diezelfde plek, maar
net voor de opening van het intratuin-complex zou plaatsvinden, sloeg het noodlot toe. Een foutje zorgde ervoor  dat binnen een mum van tijd vrijwel het hele gebouw in lichterlaaie stond. Een grote vuurzee, ontploffingen en een giga zwarte rookpluim die tot ver in de omtrek te zien was. Het harde werken van de brandweerlieden die uit alle windstreken aan kwamen stormen mocht niet baten. Het tuincentrum was niet meer dan een verwrongen stapel staal. Het lag er als het verminkte skelet van een gigant. Westergeest had de geest gegeven. Wie kan daar nog wat van maken………….? Vlak achter het tuincentrum ligt boerderij de Phoenix die ook eens eeuwen geleden uit haar as was herrezen. Nou we kunnen wel zeggen dat hier bij het tuincentrum ook sprake is van een Phoenix die uit haar as aan het herrijzen is. Er moet nog veel gebeuren! Maar het resultaat mag er nu al zijn en wij van VOL wensen Intratuin veel succes en hopen dat deze eigenaar ook zo’n inspirerende figuur zal zijn als die goeie ouwe Jaap Kooy. Jaap Kooy is een verhaal apart en in ons blad willen we daar nog eens goed op terugkomen. Bij de brand is echter een groot gedeelte van het archief verloren gegaan. Daarom een oproep aan al onze lezers en oud-werknemers, heeft u materiaal aangaande tuincentrum Westergeest van Jaap Kooy (later Overvecht) deel dat dan met Cultuur Historische Vereniging “Oud Lisse”.

Makelaars in kennis: boek over Swets & Zeitlinger

Historicus Bram Bouwens schreef een boek over Swets & Zeitlinger 1901-2014.

Nieuwsflits

Nieuwsblad jaargang 21 nummer 1, 2022

De geschiedenis van Swets & Zeitlinger, 1901-2014. (AUP). Historicus Bram Bouwens schreef een boek over een multinational die jarenlang was gevestigd in Lisse. Het is de geschiedenis van de opomst en tragische ondergang van Swets & Zeitlinger, een wereldwijde speler in de handel in wetenschappelijke boeken en tijdschriften. Begonnen in 1901 als handel in oude en nieuwe boeken groeide het bedrijf onder leiding van de naamgevers uit tot een internationaal gerespecteerde firma. Eind jaren zestig werd de voorraad van Amsterdam naar Lisse verhuisd. Al vroeg zag men het belang in van automatisering. In de Lissese vestiging stonden indrukwekkende IBM-computers. In 1997 werd een nieuw pand aan de Heereweg in gebruik genomen. In 2012 vertrok het bedrijf van Lisse naar Leiden en in 2014 viel het doek en was de ooit zo bloeiende onderneming failliet. Voor de vele Lissers die gewerkt hebben bij Swets en geïnteresseerden in bedrijfsgeschiedenis een must. Het boek is verkrijgbaar bij Grimbergen Boeken voor de prijs van €24,95.

 

EEUWENOUDE BRONNEN

Cornelis Kruseman van buitenplaats Rosendaal schilderde Johannes van den Bosch. Hij was de grote kracht achter de Maatschappij van Weldadigheid. Deze maatschappij stichtten de landbouwkoloniën in Drenthe.

Door Liesbeth Brouwer

Jaargang 20 nummer 4, 2021

Dirk Floorijp diept graag verhalen op uit zeer oude archieven. Eeuwenoude aktes worden geraadpleegd, de teksten ervan worden getranscribeerd. Samen met Alfons Verstraeten werkt hij aan hun project “Bewoningsgeschiedenis Lisse“. Daarbij gaat het hen primair om de namen: kennen ze de personen uit een akte, zijn er nieuwe namen, wat is de onderlinge relatie? Kunnen ze personen koppelen aan een pand of locatie, dan worden ze opgenomen in de betreffende bewoningsgeschiedenis. Zo ontstaat een steeds completer beeld van bewoners, eigenaren, personeel en andere betrokkenen die verbonden waren aan de diverse landhuizen in Lisse.

Zo is de bewonersgeschiedenis van de hofstede aan de Veenderlaan (Berkhout), waarover geschreven is in Oud Nieuws van de twee laatste Nieuwsbladen, ontrafeld. In het lentenummer van het Nieuwsblad uit 2018 werd in het verhaal “een generaal op Berkhout” al een opsomming gegeven van eigenaars en bewoners van Berkhout (op de site in te zien). Over de persoon in het hierna volgende verhaal heeft Dirk de informatie uit de gemeenteraadsarchieven gehaald. Het geeft een beeld van hoe we begin 19e eeuw met bedelaars omgingen. In die tijd heerste er grote armoede in Nederland. Armenzorg was geen taak van de overheid. Wel was er de wet op de domicilie van onderstand, wat betekende dat de gemeente waar een hulpbehoevende vandaan kwam voor bepaalde kosten moest opdraaien. Door de armoede waren er veel landlopers en bedelaars. Bedelen was verboden, deze boosdoeners moesten hun leven beteren en werden “opgeborgen”.

Koning Willem I besloot dat er werkhuizen moesten komen om het bedelaarsprobleem op te lossen. De stad Hoorn had daar wel oren naar. Daar hadden ze nog geschikte gebouwen, die van de Admiraliteit waren geweest, leeg waren komen te staan en stonden te verpauperen. Dus werden deze in 1817 ingericht als bedelaarsgesticht. In 1818 kreeg ook een ander initiatief om iets te doen aan het lot van verarmden vaste vorm.

De Ommerschans was de eerste strafkolonie van de Maatschappij van Weldadigheid. Van oorsprong maakte deze schans deel uit van een verdedigingslinie tegen de Spanjaarden, maar ze was al weer heel lang in onbruik. ‘Onwilligen’ uit de vrije koloniën, landlopers en bedelaars werden hier gedwongen ondergebracht. Het ambitieuze plan om de problemen die samenhingen met de heersende armoede op te heffen bleek niet altijd succesvol. De instellingen kregen in de loop der tijd andere functies. Ommerschans werd gesloten. Veenhuizen werd later gevangenis. Suzanne Jansen beschrijft
de geschiedenis van de Koloniën der Weldadigheid prachtig in Het Pauperparadijs, een verhaal over de geschiedenis van vijf vorige generaties uit haar familie. Het verhaal wordt nu in allerlei vormen gebruikt om een bezoek aan de vroegere koloniën te verlevendigen. In het landschap is het patroon van de ontginningen nog steeds herkenbaar. Veel gebouwen uit de tijd van de Maatschappij van Weldadigheid zijn bewaard gebleven. Twee eeuwen na het ontstaan, in juli 2021, zijn de Koloniën in Veenhuizen, Frederiksoord, Wilhelminaoord en Wortel (België) tot UNESCO werelderfgoed benoemd. Voor Dirk Floorijp moet het vinden van de naam van de Kolonie van Weldadigheid Frederiksoord in de gemeentearchieven wel bijzonder zijn geweest. Hij begon lang geleden zijn werkzame leven bij de vroegere Kolonie van Weldadigheid Veenhuizen, toen gevangenis Veenhuizen. Ook Hoorn zal speciale herinneringen opgeroepen hebben. Het bedelaarsgesticht daar werd later gevangenis, in de volksmond de “Krententuin” genoemd. Ook daar werkte Dirk een aantal jaren.

De laatste jaren verdiept Dirk zich dus in de bewoningsgeschiedenis van Lisse. Natuurlijk wordt ook buitenplaats Rosendaal bestudeerd. Inmiddels is een hele reeks bewoners van deze buitenplaats bekend, waaronder de schilder Cornelis Kruseman. Laat nu deze Kruseman een portret geschilderd hebben van de initiatiefnemer van de Maatschappij van Weldadigheid, Johannes van den Bosch, en ook van diens vrouw en zoon. Spitten in de archieven levert zo weer onverwachte, nieuwe, interessante verbanden op.

Cornelis Kruseman schilderde dit portret van Johannes van den Bosch, de grote kracht achter de Maatschappij van Weldadigheid. Zij beoogde armoede te bestrijden door het stichten van landbouwkoloniën. Het waren uiteindelijk heropvoedingsgestichten met als doel zwerven en bedelen tegen te gaan. In Hoorn werden daartoe de oude admiraliteitsmagazijnen op het Oostereiland ingezet als bedelaarsgesticht. De gevelsteen op het 4e gesticht in Veenhuizen zegt al heel wat over de bedoeling.

 

Ontwikkeling van de postcode

Floorijp is vanaf het begin in 1974 betrokken geweest bij ontwikkeling van de Postcode in Nederland.   De problemen en wetenswaardigheden worden uitgebreid beschreven.

Dirk Floorijp

Jaargang 20 nummer 3, 2021

Vanaf het begin in 1974 ben ik bij de opbouw van de postcode betrokken geweest. U weet waarschijnlijk weinig of niets over uw postcode. Ik hoop dat u er tevreden mee bent.

Hoogstwaarschijnlijk is de postcode die u heeft door mij uitgegeven. Ik ben 20 jaar coördinator geweest van NoordHolland, dat liep van Texel tot Sassenheim en viel onder het postdistrict Haarlem. In Noord-Holland vielen Amsterdam en het Gooi hier buiten, die hadden zelf een coördinator. Ik ging over de postcodes 1440 tot en met 2199.
Lisse heeft de postcodes 2160 tot en met 2163 met 2164 als reserve. Wist u overigens dat het woord postcode foutief gebruikt wordt en niets heeft te maken met de postcodeloterij. Officieel werd de term woonplaatscode gebruikt.
De jaren zeventig in de 20e eeuw De wereld zag er anders uit dan nu. Om de toenemende poststromen te verwerken (zou je nu niet meer zeggen) wilde men kijken of dit langs geautomatiseerde weg kon. Er werd gekeken naar Duitsland, Engeland en Canada waar al gewerkt werd met codes. Duitsland viel af omdat die code alleen verwerkt kon worden aan de verzendkant en niet geschikt was aan de ontvangstkant. De Nederlandse code is een combinatie geworden van de Engelse en Canadese code. Wij waren met onze postcode veel landen ver vooruit. Ze wilden die kunst wel van ons afkijken. Zo heb ik eens een postdirecteur met een assistent uit een miljoenenstad in Iran twee dagen meegenomen voor een opname in Spaarndam. Zij kwamen, met een tolk uiteraard, bij ons op werkbezoek. Je moet je voorstellen dat de helft daar in Iran in die tijd nog niet eens een huisnummer had. We gingen in Spaarndam met ze paling eten in een visrestaurant (de baas betaalde). Ze dachten dat ze slangen voorgezet kregen.

Voorbereidingen
Het post sorteren was arbeidsintensief werk. Er moesten mensen worden opgeleid die alle plaatsen van Nederland uit het hoofd leerden. Zouden machines dat niet over kunnen nemen? Een expediteur las en sorteerde 3000
brieven per uur. Machines later 30.000 en werden ook niet moe. Vanouds waren er, voordat een brief bij een geadresseerde in de bus viel, al heel wat handelingen verricht. In de plaats van aankomst was gesorteerd. Briefpost, briefpakjes (belstukken) apart. Tot omstreeks 1970 waren er nog 2 bestellingen per dag. Het meeste sorteerwerk gebeurde ’s nachts voor de morgenbestelling (eerste trans). In de ochtenduren werd de post gesorteerd voor de middagwijken (tweede trans). In hun eigen sorteerkast sorteerden de bestellers hun loop op volgorde van de straten. Ten slotte werd elke straat op volgorde van de huisnummers gezet. Dit gebeurde met zetblokken en zetharken. Allemaal handwerk! Na de invoering van de postcode zou machinaal gesorteerd aangeboden worden op postcode/huisnummer.
We hebben 4 jaar voorbereiding gehad eer de postcode werd ingevoerd. Alle huisnummers die door de gemeente waren uitgegeven, moesten ingevoerd worden, al was het maar het nummer van een penhuisje. Waarschijnlijk
kent u deze term nog wel voor een transformatiehuisje van het Provinciale Elektriciteitsbedrijf Noord-Holland ( P.E.N.). Je ziet P.E.N. vaak nog wel op de gebouwtjes staan.

Commercie
Ook de commerciële kant werd bij de inventarisatie meegenomen. Het versturen van gerichte reclames had toekomst. Een firma als Bakker had niets aan appartementen om zijn bollen te slijten, die wilde tuintjes. Zo wilde
een bedrijf in agrarische producten de boerderijen benaderen. Alle winkels kregen een perceelscode W, boerderijen een B, alle eengezinswoningen met tuin een T en dan was er nog de H van hoogbouw. Bedrijven konden bestanden kopen voor hun gerichte reclame. Wehkamp betaalde toen 80 cent per adres voor gerichte reclame.

Postcodes per woonplaats
Er werden afspraken gemaakt met gemeenten die aangaven welke woonplaatsen ze in hun bestanden voor de postcodes wilden opnemen. Gemeenten waren daar autonoom in. Zo werd Julianadorp afgevoerd als woonplaats en
werd een wijk van Den Helder. Oudorp werd door de gemeente Alkmaar niet als woonplaats erkend, maar door acties en protesten van de bewoners is dat teruggedraaid. Dit is Oudorp met één d. Ouddorp met 2 x d ligt op GoereeOverflakkee. Zo bestaat ook Scheveningen niet meer bij de woonplaatsen maar is een wijk van Den Haag. Iedere Nederlander zat minstens 15 keer in overheids- of andere bestanden en dat kostte geld om die om te zetten.

De afspraak was dat er zo weinig mogelijk omnummeringen plaats zouden vinden. Een omnummering kostte de gemeenten toen 100 gulden per adres. Een leuke vraag voor een quiz: wanneer is de postcode ingevoerd? Weet u het? *

Invoering nummering
De nummering van postcodes begint in Amsterdam met 1000 en gaat zo het land door en eindigt in een plaatsje boven in Groningen, het plaatsje Stitswerd met 9999. Niemand kon een postcode aanvragen, wat aan de beurt was dat kreeg je. Eén uitzondering werd er gemaakt. Koningin Beatrix vroeg of ze  decode AA kon krijgen, net als bij haar wagenpark. Dat is haar natuurlijk niet geweigerd. Als iemand wel eens denkt of droomt de postcodeprijs te winnen, vergeet het dan maar, de kans is net zo groot dat u wordt aangereden in het verkeer. Lisse alleen heeft al enkele honderden codes. Voor de inventarisatie van de postcodes in Lisse huurden we twee weken een zaaltje in café Het Haantje (nu eetcafé Lef) op het Vierkant. Voor mij was dit dus een thuiswedstrijd. Zo trokken we met een groepje van een man of tien uit postdistrict Haarlem alle dorpen af om de inventarisatie rond te krijgen.

Startprobleem
De machines werden gemaakt in Japan en ook geïnstalleerd door de Japanners. Groot was de consternatie in de plaats Stitswerd direct na de invoering. Dat plaatsje kreeg toen wel 20 zakken post terwijl ze normaal maar 2 zakjes per dag kregen. Wat was hier aan de hand. Alles wat de machine niet kon lezen gooide die naar het hoogste nummer. Bij het uitgeven van postcodes liepen we ook tegen andersoortige problemen aan. Letters met een oorlogsverleden
mochten niet uitgegeven worden zoals WA, SA, SD, SS. Ook een aantal andere lettercombinaties werden om technische redenen gemeden zoals O, I, IJ, Q, MM en WW. Dat was ook zo in de wegenverkeerswet, op de kentekenplaten. Toen stonden op de kentekenplaten nog twee letters, nu drie. Als je nu in Eindhoven woont
en fan bent van PSV en je krijgt die lettercombinatie dan wil je zo’n auto toch nooit meer kwijt. Dan waren er nog codes die in enkele plaatsen niet gebruikt konden worden. Zoals in Bergen de code AL. Samen zou dat Albergen
vormen en je had ook de plaats Albergen. Dat de postcode zo’n grote vlucht zou nemen konden we ons toen nog niet indenken. In het begin kwam de politie nogal eens bij me langs, ze hadden weer een fiets gevonden en vroegen dan om het adres van die code, die ingegraveerd was in de fiets. Later kregen ze zelf de bestanden. Als dank kwam een motoragent wel eens een stropdas met monogram langsbrengen.

Onbekend en onbemind
Ik heb nooit een telefoontje gehad van iemand die erg tevreden was met de postcode die ik had gegeven, wel het tegendeel. Mensen die het er helemaal niet mee eens waren. Dan belde een kwade meneer die had WC gekregen, ja,
die letter was aan de beurt, maar hij wilde een andere. Dat ging dus niet. Meneer, als u Willem Cornelis Jansen heet, staat u als W.C. Jansen in het telefoonboek en niemand zal er over vallen, dus geen argument. Ik gaf eens de letters BP aan een Shell station, waar ze ook niet blij mee waren. Het meeste last had ik met bepaalde mensen, ik zal maar zeggen met kouwe kak. Mensen kenden het verschil niet tussen gemeente en woonplaats. Een gemeente kan uit meerdere woonplaatsen bestaan. Lisse is één gemeente en één woonplaats maar de Haarlemmermeer heeft wel 13 woonplaatsen en de gemeente bestaat niet als woonplaats. Zo kwamen bewoners van Santpoort-Noord vaak aan de bel trekken: dat ze een code wilden van Bloemendaal, want daar woon ik. Er is een Santpoort-Zuid in gemeente Velsen en Santpoort- Noord in Gemeente Bloemendaal. Er was veel misverstand om uit te leggen dat gemeente iets anders is dan woonplaats. Er waren ook wel eens mensen die vroegen: hoe wisten ze dat wij zwartkijkers waren
(betaalden geen kijk- en luistergeld). De dienst luister- en kijkgelden had een eigen bestand van tv-kijkers. Als ze dat tegen ons bestand afdraaiden, hielden ze de percelen over die in hun bestand niet voor kwamen en hoefden
ze alleen die panden te controleren. Zo liep je soms tegen de lamp.

Postcode
Postcodes kunnen eigenlijk niet worden gewijzigd. Bij gemeentelijke herindelingen blijven de woonplaatsen bestaan. Omdat de postcode aan de woonplaats is opgehangen en niet aan de gemeente, verandert er dus niks. Wel is er sinds
de invoering van de postcode een kleine corrctieslag geweest. Er is op een bepaald moment een afspraak gemaakt tussen PostNL en het ministerie om dorpskernen met een eigen naam ook een eigen postcode te geven. Heusden
gaf als laatste gemeente in Nederland in 2018 gehoor aan deze afspraak tussen PostNL en het ministerie waardoor de inwoners van Doeveren, Heesbeen, Oudheusden, Herpt, Hedikhuizen een andere postcode kregen. Dat bracht natuurlijk nogal wat protesten en problemen met zich mee. Ondernemers werden gecompenseerd voor bedragen van € 100,- tot € 500,-. Dat kostte de gemeente meer dan 50 mille! Normaal zitten er 25 huizen in een postcode. Dat aantal is geënt op een zethark. Voor de postbestelling wordt daarin alles op loopvolgorde gezet. Soms zijn er grote uitzonderingen op het aantal nummers in een postcode. Wanneer er bij afbraak een flat tussen gebouwd wordt, dan zitten er veel meer dan 25 nummers in een postcode en wordt er gewerkt met een subnummer. Met een omnummering van straten loopt het soms ook heel anders. Neem de Irenestraat waar ik woon. Vroeger liep de
nummering van de Koningstraat tot het Nassaupark, altijd links oneven en rechts even. De straat werd afgebroken en er kwam een andere huisnummering. De even zijde liep oorspronkelijk van 2 naar 20 en de oneven zijde van 1 tot
69. Toen is besloten om het om te draaien en de nummers vanaf het Nassaupark te laten lopen, vanwege de postcode. Nu is dus de nummering 1 tot 29, wat vroeger de even kant was, en 2 tot 94, wat eerst oneven was.

Gevolgen voor personeel
Het gebruik van postcodes bracht de nodige veranderingen met zich mee binnen de organisatie van de posterijen. Voor het personeel werd het sorteren langzaam afgeschaft in overleg met de bonden. De sorteerders in Lisse gingen gewoon aan het werk in de bestelling. In de steden waren er expediteurs, die kregen een andere functie.

Historisch materiaal bij VOL
Wanneer je nu een adres bij een postcode wilt weten, of andersom, dan zoek je simpelweg op de computer of op de telefoon. Ook uit de streepjescode die de machine op de enveloppen drukt kan je het adres aflezen en achterhalen. Maar deze snufjes waren er 50 jaar geleden nog niet. Internet kwam in de 80-er jaren van de vorige eeuw. Bij Oud Lisse is een unieke verzameling die je nergens anders zult vinden. Na mijn pensionering heb ik die geschonken.
Het betreft het hele postcodeboek op microfiches, een landelijk stratenregister en een postcodetabel van 1000 tot en met 9999 met een reader om het uit te lezen.

  • (1 mrt. 1978.)

Dirk Floorijp, de “postcodeman”, hard aan het werk om ons van postcodes te voorzien met de modernste apparatuur van toen.

Bij de hartpagina: De watertoren

Een oude luchtfoto van de Steenfabriek en omgeving laat goed zien wat er veranderd is.

Redactie

Nieuwsblad Jaargang 20 nummer 3, 2021

Beetje gluren bij de noorderburen moet kunnen! Vinden jullie ook niet? Het is tenslotte ook onze watertoren die nu in de steigers staat. Op de hartpagina staat de watertoren ook in de steigers. Weliswaar is het nog maar een ukkie! Maar kleintjes worden groot en uiteindelijk is de watertoren een landmark geworden die je al van zeer ver kon zien. Dan wist je dat je bijna thuis was. Links onder zien we nog net een stukje Lisses grondgebied. Heel wat Lissers zijn naar het ‘witte dorpje’ verhuisd om te werken en te wonen bij de kalkzandsteenfabriek de Arnoud. De fabriek werd later overgenomen door concurrent Van Herwaarden. De kalkzandsteenfabriek draait nog op volle toeren. De karakteristieke huisjes zijn gesloopt en het industrieterrein doet nog herinneren aan de naam Arnoud. De watertoren mocht blijven ook al krijgt ze nu een andere functie. De watertoren is ontworpen door architect A.D. Heederik en werd gebouwd in 1925. De watertoren heeft een hoogte van ruim 45 meter en had een waterreservoir van 660 m3. Uit de Leidse Courant van 11 mei 1925 blijkt dat de lokale pers onder de indruk was van de enorme omvang van het gevaarte. Een prijsvraag uitgeschreven door de gemeente Hillegom voor de herbestemming van de watertoren heeft ertoe bijgedragen dat de gemeente Hillegom in 2007 een overeenkomst sloot met projectontwikkelaar SVO Initiatief B.V. In 2008 heeft A. Wijnhout Beheer B.V. de rechten van deze projectontwikkelaar overgenomen en is de naam veranderd naar Watertoren Bollenstreek. Watertoren Bollenstreek heeft samen met architect Lars Bouwman nieuwe tekeningen gemaakt voor een nieuwe en duurzame bestemming voor de watertoren. Aan de watertoren wordt een plint gebouwd waar AW Groep als een van de huurders van Watertoren Bollenstreek, zich gaat vestigen. AW Groep is een dynamisch bedrijf dat werkzaam is op het gebied van grond-, weg- en waterbouw,  betonbouw, groenwerken én de levering en verhandeling van bouwstoffen. Verder komen er in het gebouw diverse werkplekken en vergaderruimten, een barista, een collegezaal en diverse mogelijkheden voor evenementen en educatie. In 2021 is de bouw gestart. Momenteel wordt er volop gewerkt aan de ontwikkeling van de plannen. Naar verwachting opent de Watertoren van de Bollenstreek de deuren in het voorjaar van 2022. Zal dan de verandering bij de kruising N207 met de N208 ook al klaar zijn? Rechtsboven in de hartpagina gaat het gebeuren. De verandering komt er om de verkeersdoorstroming beter te laten verlopen. Wat nu als de brug over de Ringvaart open gaat voor al die zeiljachten die rustig doorstromen en het wegverkeer stil staat?