Berichten

Arie in ’t Veld (1944-2023)

Door de jaren heen was er geen nieuws uit Lisse dat aan Arie voorbij ging. Zijn column “Arie Bombarie” werd graag gelezen. “Wie schrijft die blijft”, gaat bij Arie in ’t Veld zeker op, want zijn boeken 6 zullen we nog heel lang blijven lezen.

Nieuwsflits

Nieuwsblad 22 nummer 2 2023

 

Arie in ’t Veld geschilderd
door Iet Langeveld in 2020

Op 8 mei 2023 is ons redactielid Arie in’t Veld op 78-jarige leeftijd overleden. Diverse artikelen van zijn hand verschenen in ons Nieuwsblad en vele ervan zijn nog steeds in te zien op onze website. Zijn droge, sarcastische humor verlevendigde onze redactievergaderingen en dat wordt gemist. Arie tobde al een hele tijd met zijn gezondheid en had een longziekte. Hij wilde als Lissese dag- en weekbladcorrespondent in zijn afscheidsinterview uit 2020 niet meer neergezet worden als mopperaar, en beloofde nu alleen nog maar positieve commentaren te geven. Arie is jarenlang actief geweest als journalist in de Bollenstreek en werkte voor de Lisser en de Weekendkrant van de Buijze Pers. Daarin gaf Arie in’t Veld jarenlang zijn ongezouten kritiek in de rubriek Arie Bombarie. Na problemen met de hoofdredacteur Loe Buijze werkte hij aan zijn rubriek onder dezelfde naam nog een paar jaar bij het blad LisserNieuws van Uitgeverij Verhagen. Hij was ook corsobestuurslid, schreef voor diverse bulletins en was een uitstekende fotograaf. Kortom, hij was onlosmakelijk verbonden met Keukenhof en zijn camera. Ook heeft hij op verzoek van de gemeente Lisse gewerkt en werd de geschiedenis van Lisse (van 1940 tot en met 1980) in vijf delen uitgegeven. Zijn 40-jarig werkjubileum vierde hij in 2015 met zijn (ex)collega’s van Uitgeverij Verhagen. Aries familie wordt namens de Vereniging Oud Lisse heel veel sterkte toegewenst om dit verlies te dragen.

Lisse 825 jaar, maar de landbouw bestond al

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                           

23 mei 2023

 door Nico Groen

 

Lisse bestaat dit jaar op papier 825 jaar. Dit wordt groots gevierd in Lisse. De agenda vindt u op de website van de gemeente Lisse. Vroeger leefden de meeste mensen van de landbouw. De boeren waren vooral veehouders, maar ze hadden bijna allemaal een gemend bedrijf met akkerbouw. Het was hard en zwaar werk, want machines waren er natuurlijk nog niet. Ze waren erg afhankelijk van het weer.

De ontginning van vooral de strandvlakten begon al in de 6e eeuw op kleine schaal. Bomen en struiken werden gerooid of verbrand. Met een eenvoudige ploeg bewerkten de boeren de vrijgekomen grond. Later waren alle gronden in het bezit van de graven van Holland of hun leenheren. Voor het laten grazen van vee moest toen worden betaald. De boeren betaalden ‘ghershure’ oftewel grashuur. In Lisse betaalden in de middeleeuwen in de loop der tijd honderden boeren voor hun weiderechten. Veel boeren uit Lisse pachtten gronden tot ver voorbij het Turfspoor in de Lisserbroek. De boeren weidden ook hun koeien in de duinen en de nog niet ontgonnen laagvlakten. In de herfst werden de varkens het bos ingejaagd, nadat ze eerst waren gebrandmerkt om ze later te kunnen herkennen. De varkens waren vooral gek op eikels. De varkens zagen er meer uit als everzwijnen dan als de huidige varkens.

De oppervlakte van de grond drukte men uit in een morgen ((0,85 ha). De oorsprong van deze maat kwam van de oppervlakte, die een span ossen op een ochtend kon ploegen.

 Veel risico’s

Het landbouwbedrijf was vol risico’s en dat maakte het boerenleven zwaar. De opbrengsten waren zeer wisselvallig. Dat had te maken met de geringe bemesting. Ook de grondbewerking was slecht, evenals het nauwelijks te beteugelen onkruid. Ook vernielden enorme zandverstuivingen regelmatig de gewassen. Een ander groot probleem was de wildschade van vooral konijnen uit de duinen, die zich tegoed deden aan de gewassen op de akkers. Ter bescherming van het gewas maakten de boeren een zogenaamde banheining en later een bansloot. Dit om konijnen van de akkers te weren. Een banheining bestond uit palen, waartussen takken werden gevlochten van o.a. wilgen en meidoorns. Een bansloot werd aan de kant van de akker loodrecht afgegraven, zodat de konijnen niet zo gemakkelijk konden oversteken. Een gedeelte van een bansloot, de Banzijp genoemd, is nog steeds te herkennen vlak vóór boerderij Wassergeest. De Banzijp liep vanaf Lisse langs boerderij Wassergeest tot voorbij de Engel en waterde uit in de Beek bij de HH Engelbewaarderskerk. De Banzijp was de scheiding tussen de beteelde strandvlakte ten westen van de sloot tot de Achterweg en de strandwal met veel konijnen aan de oostkant waarop de Heereweg loopt. De Banzijp is in 1541 gegraven. Vóór die tijd was het een banheining. Behalve konijnenvraat hadden de landbouwers ook last van loslopende koeien, reeën, vossen, muizen, ratten, slakken en ander ongedierte. In 1493 was er bijvoorbeeld een enorme muizenplaag waardoor vrijwel de hele oogst mislukte.

Deze en alle voorgaande 200 columns van Sporen van Vroeger over Lisse staan op de website Ouidlisse.nl. Door bij het vergrootglas bepaalde woorden in te typen, zie je alle artikelen met deze woorden. Ook op de website van het LisserNieuws zijn de columns te vinden.

Foto: De gegevens zijn ontleend aan deel 3: het boerenbedrijf uit de serie “Ach Lieve Tijd, 1000 jaar Duin- en Bollenstreek’.

Foto: De gegevens zijn ontleend aan deel 3: het boerenbedrijf uit de serie “Ach Lieve Tijd, 1000 jaar Duin- en Bollenstreek’.

Parelje: Klein Veenenburg, inspiratie voor C. Kieviet

C. J. Kieviet was de schrijver van de boeken van Dik Trom. Hij was onderwijzer in Lisse. In het boek ‘De hut in het bosch’ is veel van de omgeving van Veenenburg te herkennen. Een bollenfamilie ziet het duin- en bosgebied veranderen in kaal bollenland.

Ria Grimbergen

Nieuwsblad jaargang 21 nummer 1, 2022

Een verliefde jongeman pakt in 1879 zijn pen op en schrijft een ode aan Lisse. Hij is dat jaar benoemd als hulponderwijzer aan de Openbare School. Volg de Veenenburgerlaan, spoort hij aan. Daar woont op Klein Veenenburg het meisje van wie hij houdt. De dichter is C. Joh. Kieviet en na deze eerste ongepubliceerde pennenproef zouden 48 kinderboeken van zijn hand verschijnen. Een ervan staat in de bibliotheek van de VOL en niet zonder reden. Het speelt zich af in Lisse in het bos bij het landgoed Veenenburg.

Ontmoeting met Gezina

C. Joh. Kieviet werd in 1858 in Hoofddorp geboren als tiende kind van een timmerman. Zijn oudere broer Laurens kreeg een aanstelling als schoolhoofd van de nieuwe school met onderwijzerswoning in Lisserbroek. In het bevolkingsregister van de Haarlemmermeer wordt Johan als inwonend bij zijn broer in Lisserbroek bijgeschreven. Na een baan op een school in Vijfhuizen, wordt hij in 1879 hulponderwijzer aan de Openbare Lagere School in Lisse. In die tijd leert hij Gezina Veldhuyzen van Zanten kennen. Zij zou Engelse of Franse les gekregen hebben van Kieviets broer Laurens. In 2019 verscheen een biografie van Kieviet, geschreven door zijn achterkleinzoon Ton van der Lee. Volgens de familieverhalen verloor hij zijn hart toen een elegant geklede jonge vrouw op het Vierkant uit een koets stapte. Johan dirigeerde een koortje, waarin haar veel jongere zusje Agnes zong. De hulponderwijzer spelde een briefje met een voorstel voor een ontmoeting aan de binnenkant van de schortzak van het meisje, dat zij ongezien aan Gezina moest geven. Geheime afspraakjes volgden. Een jaar daarna maakte Kieviet zijn opwachting bij de ouders van zijn bruinharige beminde. Als hulponderwijzer verdiende hij een klein loontje, te weinig om een gezin fatsoenlijk te onderhouden. De ijverige jongeman studeerde hard voor zijn hoofdakte, maar mocht zich pas in 1881 met Gezina verloven. Een jaar daarna had hij de hoofdakte op zak en kreeg een baan als onderwijzer in Den Haag. Nadat Kieviet in 1883 een aanstelling kreeg als hoofd van een school in Etersheim in Noord-Holland, kreeg hij toestemming met Gezina te trouwen. Op 4 oktober 1883 werd het burgerlijk en kerkelijk huwelijk (NH) in Lisse gesloten. Het schooltje met schoolmeesterswoning in Etersheim was nieuw en geknipt voor het paar, dat een mooie toekomst tegemoet leek te gaan. De zwangerschapppen van Gezina verliepen echter dramatisch. In de loop van de eerste huwelijksjaren baarde zij vijf voldragen kinderen, die allen levenloos geboren werden. Een zesde kindje kwam levend ter wereld. De grote vreugde sloeg om in verdriet toen het jongetje dood in zijn wiegje werd gevonden. Na negen jaar huwelijk werd in 1892 een gezonde zoon Marinus Laurens geboren, in 1893 gevolgd door een dochter, Gretha.

De hut in het bosch

Landhuis Veenenburg

In zijn vrije tijd schreef Kieviet kinderboeken, waaronder ‘Uit het leven van Dik Trom’, een verhaal over
een kwajongen met een goed hart. Dik was geenvoorbeeldig jongetje als de kinderen in de negentiende-eeuwse boekjes. Een omslag in kinderboekenland. Pedagogen waarschuwden voor het slechte voorbeeld, maar Dik werd populair bij de jeugd. Het bos bij de Veenenburgerlaan uit Kieviets gedicht, komt terug in ‘De hut in het bosch’, dat in 1905 verscheen. Evenals Dik halen de kleinkinderen van grootvader Bolland van den Heuvel ondeugende
streken uit. Het boek geeft een levendig beeld van het leven van een bollenfamilie. In de figuur van grootvader Bolland van den Heuvel beschrijft Kieviet zijn schoonvader Marinus. In de vakantie stroomt zijn huis in Lisse vol met logés, kinderen en kleinkinderen die buiten de Bollenstreek wonen. Marinus Veldhuyzen van Zanten woonde op ‘Klein Veenenburg’, eerst met zijn vrouw, vijf dochters en vijf zonen, later met alleen zijn ongetrouwde dochter Agnes.. Het bos ligt tegenover het huis aan de overkant van de weg, een wildrijk gebied. Eigenaar is de driftige baron
van Beerenbroeck, waarin Arnoud Hendrik baron van Hardenbroek van Ammerstol van het landgoed Veenenburg te herkennen valt. Een onaangenaam mens, die zijn boswachter opdracht geeft te jagen op de katten van grootvader, die wel eens een konijn of haasje verschalken. De baron is verantwoordelijk voor de teloorgang van het bos. Kieviet beschrijft hoe heuvels worden afgegraven en bomen geveld. De boswachter gebruikt meer de bijl dan het geweer.
Het mooie bos zal verdwijnen, maar de baron denkt alleen aan de goede bollengrond die dat oplevert.

Recensies
Het boek kreeg in 1905 een paar recensies, die gematigd positief zijn. De recensenten vinden het onderhoudend,
aardig, gezond-humoristisch, met prettige beschrijvingen van dolle avonturen. Sommige gedeelten zijn echter te langdradig en het is lastig om de vele familieleden uit elkaar te houden. Een recensent heeft als bezwaar dat
dieren als gevoelloos speelgoed worden beschouwd. De tekeningen van A. Beerends kunnen niet bekoren. De
een vindt ze een mislukking, de ander vindt dat de tekenaar een wonderlijke visie op kinderen heeft. Op de eerste bladzijde staat al een tekening van een poes die het eindje van zijn staart aan een touwtje heeft, ervan afgeschoten door de boze boswachter.

Voor de tweede druk uit 1916 maakte Joh. Braakensiek de tekeningen. Een voor de hand liggende keuze, want mede dankzij deze illustrator had Dik Trom triomfen gevierd. Toch koos uitgever Valkhoff voor de vierde druk uit 1927 voor de begaafde tekenaar Jan Lutz. Bij uitgever Mulder verscheen in 1949 de druk die in het bezit is van de bibliotheek van de VOL, aangepast aan de nieuwe spelling en met de plaatjes van Lutz. Drie jaar voor ‘Het huis in
het bosch’ verscheen, kreeg Kieviet een baan als hoofdonderwijzer bij een openbare school in Zaandam. Op 59-jarige leeftijd ging hij wegens gezondheidsproblemen met pensioen en verhuisde naar Wassenaar. In 1931, een jaar na de dood van zijn vrouw, overleed Kieviet in in de Mariastichting in Haarlem.

Gebruikte literatuur en bronnen:
Ton van der Lee: Kieviet, Biografie van de schrijver van Dik Trom (2019).
Met dank aan Ton van der Lee voor het gedicht ‘Lisse’ in handschrift.
Deen Boogerd over Kieviet in Nieuwsblad van VOL, jrg. 13-1 (jan-2014), p. 36-37.
Lisse Tijd Reis

Johannes Cornelis Kiviet

 

Oud Nieuws: DRIE EEUWEN GRUTTERS IN LISSE op de GRACHTWEG en ’t VIERKANT

In de Grachtweg en op ’t Vierkant waren in het verleden meerder grutters aanwezig.  De grutters vermaalde het graan.

door Dirk Floorijp en Alfons Verstraeten

Nieuwsblad 20 nummer 1, 2021

Uit de archieven komt steeds meer informatie tevoorschijn over hoe de samenleving in ons dorp in het verleden functioneerde. Zaken waar we allang geen weet meer van hebben. Wat is een grutterij, wat zijn grutters?

In een grutterij verwerkte men met name boekweit, wat geen graan is, tot boekweitgort en vervolgens tot boekweitmeel. De zaadkorrels werden in de grutmolen of pelmolen gebroken. Ook haver en gerst werden zo verwerkt. Die pelmolen werd vaak aangedreven door paardenkracht, een rosmolen dus. Koren als rogge en tarwe werd gemalen in een windkorenmolen. In de grutterswinkel, ook grutterij genoemd, werden grutterswaren verkocht: houdbaar en houdbaar gemaakt voedsel. Een grutter, later kwam het woord kruidenier daarvoor in zwang, is dus iemand die grutterswaren verkoopt.

Grutterij in Lisse
Aanvankelijk was de grutterij van Lisse gevestigd aan de Gracht, schuin tegenover de korenmolen. Later vinden we de grutterij terug aan ’t Vierkant. Grutter Andries Verduijn ging daar in de jaren zeventig van de 19de eeuw mee met
de vooruitgang. Hij liet de grutterij toen ombouwen tot een stoomgrutterij. Met deze vooruitgang had men geen paard meer nodig. In het begin van de 20ste eeuw is de grutterij uit Lisse verdwenen. In het pand op ’t Vierkant, Heereweg 230, toen bestaand uit twee panden, begon Albert Heijn, de Zaanse grootgrutter, een filiaal. Zijn naam prijkt nog prominent op de gevel. Hoe de grutterij er heeft uitgezien weten we niet. Er werd meestal met twee man gewerkt, vader met een zoon of een knecht en met een paard. De ambachtsheer had vaak het recht op exploitatie en
verpachtte dat. Van de korenmolen ontving hij het recht van wind: 18 stuijvers. Als we nu op het parkeerterrein bij de Haven staan, merken we niets meer van de grote bedrijvigheid van weleer. Een korenmolen in vol bedrijf ongeveer 20 meter ten oosten van de Molenstraat en een eindje verderop westwaarts de grutterij en daar voorbij de Waag, waar de aangevoerde goederen werden gewogen. Verder de marktschippers op Amsterdam en Leiden en zelfs Rotterdam die hun waren afleverden. Ook tal van hoog opgetaste zeilschepen met vlas van de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden voor de vlasverwerking in de vele vlasovens in Lisse. De oudste vermelding die duidt op het bestaan van een grutterij stamt uit 1666. Jan Aelbertsz Heemskerck (Lisse, 1605 – Lisse, 1667), telg uit een molenaarsfamilie, is zelf ook molenaar en eigenaar van de korenmolen in Lisse. Tevens beschikt hij over een eest: een droogplaats voor het drogen van grutterswaren. Zoon Aelbert Jansz Heemskerck (–Lisse, 1680) wordt genoemd als gebruiker van de grutters eest.

Aan de Grachtweg
Vanaf die datum vinden we in de archieven een hele reeks grutters terug. De grutter was een belangrijk persoon in de gemeenschap. De eerst genoemde grutter Heemskerck was later ook schepen en burgemeester van Lisse. We komen onder de grutters ook functies tegen als vrederechter, schout en kroosheemraad. Interessant zijn de verkopen van de grutterij. Zo vinden we dat in 1707 de grutterij met twee huizen voor de somma van 1645 gulden gekocht is door grutter Adriaan Uitermeer, maar zonder “het swarte paard met de chese en een koperen roskam en krowage ”. Een goed idee van wat er bij de grutterij komt kijken krijgen we bij de verkoop van de grutterij in 1716 aan grutter Van Leeuwen:

4800 gulden wordt getaxeerd en er voor betaald, alsmede:
drie paarden 700:0:0
een wage met tuijgen en beslagen wielen 160:0:0
een kar met zijn tuijg 80:0:0
een chese met de tuijgen 100:0:0
een paardeslee met het tuijg 40:0:0
de grutsteenen, stoelkuijp, sifthark met sijn bakken 400:0:0
de meelstenen, stoelkuijp,
kaarnbuul met sijn toebehoren 300:0:0
ruim honderd zakken 100:0:0
drie gortzakken, een melk en hoekbank 120:0:0
(bedragen werden weergegeven in gulden : stuiver : cent)

Eind 1810 eindigt de reeks grutters die hun werkterrein aan de Gracht hadden. De gruttersknecht Hijndrik Cornelis Pijnacker koopt dan alleen de grutmolen en het bedrijf wordt elders voortgezet. De twee huizen die tot dan toe steeds tezamen met de grutmolen werden verkocht, komen nu in handen van niet-grutters. In het begin van de 19de eeuw is er geen grutterij meer aan de Grachtweg.

De grutterij aan ’t Vierkant
De gruttersactiviteiten verplaatsen zich in het begin van de 19de eeuw van de Grachtweg naar het Vierkant. Wellicht dat in deze periode het vervoer over land belangrijker begon te worden dan het transport over water? Op de plek, nu Heereweg 228 – 230, naast De Vier Seizoenen, worden de gruttersactiviteiten voortgezet. Ook daar wordt weer een reeks grutters in de archieven genoemd. In 1869 vinden we Andries Verduijn als grutter en eigenaar. Hij laat de grutterij in 1873 ombouwen tot een stoomgrutterij. In 1896 is de grutterij in eigendom van vader Andries Verduijn en zijn oudste zoon Frederik Martin Verduijn. Vanaf 1900 is er sprake van een uitdijend familiebedrijf, naast vader Verduijn en zijn oudste zoon werkt er ook zoon Johan Verduijn als grutter. Bovendien zijn er nog twee neven van de zijde van zijn vrouw: Adrianus Carsjens en Wouter Carsjens, beiden ook grutter. In 1896 was aan de Ringvaart al een maalderij met pakhuis gebouwd. Daar stond het bedrijf tot 1951 bekend als graanmaalderij. Daarna blijft het tot de jaren tachtig een groothandel in levensmiddelen. De zaken waren al eerder gesplitst. In 1926 is Johan Verduijn (Lisse, 1879 – Lisse, 1936 ), getrouwd met Gerarda Margaretha van Parijs (Lisse, 1881 – Leiden, 1937 ), de enige eigenaar van de grutterij aan het Vierkant. Hij laat het pand in 1930 slopen om plaats te maken voor het huidige dubbele (winkel)pand. In 1931 vestigt “grootgrutter“ Albert Heijn er zijn 115de filiaal.

SPOREN VAN GRUTTERS IN LISSE

Grutters werden kruideniers en kruideniers gingen over tot zelfbedieningszaken die later supermarkten werden. De
meeste zijn eens als grutterij begonnen sommigen zijn uitgegroeid tot grote winkelketens zelfs multinationals.
Wie weet nog van de “Kijkgrijp” van Mijnders of het “Snoepje van de Week” van de Gruyter. Je keek er naar uit! Zegt de naam Wesselo u nog iets? Of het enorme gebouw van Verduijn aan de Ringvaart waar nu een nieuwe wijk wordt neergezet. Een beetje nostalgie kan geen kwaad!

De graanmaalderij in 1938. Het vrachtschip wordt geladen of gelost.
Foto: Oud Lisse

Gevelsteen “De Rosmolen” Gruttersteeg te Monickendam

 

Pestdokter met hoed

Pandemieën  ook in Lisse (Pest)

Sporen van vroeger (LisserNieuws)

16 juni 2020

Door corona  zijn wereldwijd veel mensen overleden. De angst voor en voorzorgmaatregelen tegen het coronavirus heeft de wereld in zijn greep. Ook in Nederland. Ook in Lisse. Zo’n ernstige wereldwijde epidemie is in de geschiedenis echter geen uitzondering.

Voorbeelden van gevaarlijke besmettelijke ziekten door bacteriën zijn de pest, de tering=tuberculose en cholera en door virussen de pokken, H.I.V., Spaanse griep=Influenza en nu corona. Malaria krijg je door een parasiet.

Tuberculose is nog steeds de meest dodelijke infectieziekte ter wereld. Elk jaar krijgen 10 miljoen mensen deze ziekte. Er overlijden meer dan 1,5 miljoen mensen per jaar aan tbc. Vooral door de combinatie met een hiv-infectie en een multiresistente tbc is het moeilijk om de ziekte wereldwijd onder controle te krijgen. In het verleden waren er in Europa, waaronder Nederland miljoenen slachtoffers te betreuren.

Pest, ook de Haastige Ziekte of Zwarte Dood genoemd, is een besmettelijke infectieziekte die wordt veroorzaakt door een bacterie. De bacterie wordt overgedragen van ratten op mensen via rattenvlooien. De ziekte heeft in het verleden tot massale sterfte onder de Europese bevolking geleid. Wereldwijd komt de pest nog voor in een aantal landen, waaronder Madagaskar, Congo en Peru.

De pest kwam vanuit de in het wild levende knaagdieren via de Zijderoute uit het Oosten. In 1347 bereikte de eerste pandemie de havensteden van Italië en verspreidde zich van daaruit razendsnel over Europa en bracht ongekende rampspoed met zich mee. In enkele jaren stierf een derde van de Europese bevolking. De ziekte bleef in Europa hangen. Met wisselende tussenpozen veroorzaakte de pest aan het begin van de 17e eeuw her en der catastrofes met vele doden. De derde pestpandemie begon in 1855 in de provincie Yunnan in China. Deze pandemie kostte alleen al in China en India meer dan twaalf miljoen mensenlevens.

Ook in Lisse heeft de pest toegeslagen.

Arie de Koning, vrijwilliger bij de VOL, heeft onderzoek naar de pest in Lisse gedaan en daarover in 2018  een lezing  in de Vergulde Zwaan gehouden. Hij is in de oude archieven van Lisse diverse aanwijzingen over de pest in Lisse tegengekomen. Het staat vast dat er minimaal 4 slachtoffers aan de pest zijn overleden. Zo staat er in een transportacte uit 1603 van de Heilige Geest Armen van Lisse dat Dircx Thonis Vranckenssoon (van den Burgh) 100 gulden aan de Armenmeesters vermaakte. Er staat dat hij ‘te bedde lag vanweege de Pest’. Later bezweek hij daaraan.

In 1603 was er een grote epidemie in Leiden. De regio tussen Leiden en Haarlem had goede verbindingen via Lisse. Door de postkoets, vrachtkarren en ander vervoer werd de ziekte verspreid over de dorpen langs deze route. Onhygiënische toestanden met ratten en vlooien deden de rest.

Pestdokter met hoed

Pestdokter met hoed.Foto: Oud Lisse

Streepje en JAS

Over kunstenaar JAS (Johan Ariaan Smit) worden zijn schilderijen en gedichten belicht.

door K. Noordermeer

Nieuwsblad Jaargang 18 nummer 4, december 2019

Een jongen was ik nog, toen de inmiddels 100-jarige Marius Montagne mij accepteerde als bediende. In de lente van 1959 stapte ik de wereld van Hollands Bloembollen Genootschap binnen. Stoere Paardekooper architectuur, uit baksteen en gietijzer, maakte direct grote indruk. Aan de Tulpenstraat te Lisse beleefde ik vele harmonieuze uren. Ca. 1965 mocht ik op de afdeling reclame een 6-tal Lisser jong volwassenen in toom houden. Het venster waarachter ik opereerde keek uit op de Crocussenstraat. Beschenen door een milde zomerzon liep een slank meisje op dat venster toe. Gekleed in een gestreepte jurk. Elke keer wanneer ik haar op mij toe zag lopen zei ik: “Kijk lui, daar komt STREEPIE”! In mijn herinnering was het altijd zomer wanneer Janny Goossens vanuit de Crocussenstraat de Tulpenstraat naderde. Ineens was zij niet meer alleen. Aan de arm van een blonde Adonis sloeg zij, voor mijn vensterruit, linksaf richting Grachtweg. 1985 maakte ik kennis met kunstenaar JAS. Bij Galerie Catharina in Hillegom stelde JAS zijn schilderijen ten toon. Mij viel de eer te beurt de expositie met een speech te openen. Later nodigde galeriehouder Piet Blokker mij uit om in België op atelierbezoek te gaan bij JAS. We belden aan, de deur werd opengedaan en het eerste wat ik tot onze gastvrouw zei was: “Barst, jij bent STREEPIE”. Janny Goossens was opgebloeid tot een allerhartelijkste mevrouw Smit-Goossens.

JAS (Johan Adriaan Smit) verraste 29-11-1992 de Hillegomse Fanfare Crescendo met het drieluik: “Une visite imaginaire de F Léger – à la région des fleurs”. Dit bloemrijke werk is een eerbetoon van JAS aan de Franse schilder Fernand Léger. Twee jaar later nodigde JAS mij uit om de monografie: ”EMOTIONS” op schrift te stellen. Op verzoek van de kunstenaar sprak ik dat jaar de kunstliefhebbers toe bij de onthulling van de GRANDE ARCHE MU. Met de uit witte en blauwe hyacinten opgebouwde stijlvolle triomfboog creëerde JAS een doorkijk op de Lisser Donjon “’t Huys Dever”.

19-06-2002 kwam er een einde aan de kunstenaars carrière van JAS. Enige dagen later werd in België afscheid genomen van JAS onder de pianoklanken van de componist Erik Satie. JAS liefde voor muziek en schilderkunst leeft echter voort met een visite aan zijn

Fanfare drieluik J A. Smit (JAS)

op de buitenmuur van de Mijnzaal van voorheen Hollands Bloembollen Genootschap nu cultuurhuis Floralis. Dit jaar betrad “STREEPIE” deze florale wereld, om het creatieve vermogen van haar echtgenoot JAS voort te laten leven.

Wie kleuren zaait zal schilders oogsten.

Kees Noordermeer

CRIMINEEL DINGBOEK: VOL droeg financieel bij aan de aanschaf van achttiende-eeuws Crimineel Dingboek

Baljuw Gerard II Bicker van Swieten

VOL droeg financieel bij aan de aanschaf van het achttiende eeuwse Crimineel dingboek. Enkele voorbeelden worden gegeven.

door Ria Grimbergen

Nieuwsblad Jaargang 18 nummer 4, december 2019

Jannetje Jans van der Wilde uit Lisse baarde op woensdag 17 maart 1723 een dochter. vHet begin van een klein drama, want Jannetje was ongetrouwd. Als vader wees zij aan AdriaanvJacobs de Goede, eveneens uit Lisse, een getrouwd man. Jannetje bekende dat zij overspel hadv gepleegd en “vleeselijke conversatie“ met De Goede had gehad.vBaljuw Gerard II Bicker vancSwieten oordeelde dat volgens de
landswetten en goddelijke wetten overspel ten hoogste strafbaar is en veroordeelde Jannetje tot 14 dagen gevangenis op waterc en brood en betaling van de proceskosten. Adriaan bleef ongestraft. Dit is een van de zaken uitchet Crimineel Dingboek van de Hooge Vierschare van Noordwijkerhout, Hillegom, Lisse ende Voorhout over de jaren 1698-1726.

De historische verenigingen van Lisse, Noordwijkerhout, Voorhout en Leiden kochten onlangs
gezamenlijk van het Lissese antiquariaat Goltzius dit achttiendeeeuws manuscript. Donderdag 21 november vond de overdrachtvcplaats aan Erfgoed Leiden en Omstreken. Helmi Beijsens en Henk Schaap vertegenwoordigden bij deze plechtigheid Oud Lisse. Als secretaris had Helmi de eer voor de vereniging de overdrachtsacte te tekenen. In het Nationaal Archief berustten voorheen de Criminele en Civiele Dingboeken van de Hooge Vierschaar van onze streek, maar deze zijn onlangs overgedragen aan Erfgoed Leiden. De verzameling vertoont leemtes, jaren waarin de baljuw zijn zaakjes niet netjes overdroeg. Een Dingboek bleef dan eeuwen familiebezit. De mensen van Erfgoed Leiden zijn enthousiast dat met dit manuscript nu een van die gaten is opgevuld en wij met hen, want het Dingboek bevat een schat aan verhalen.

Wat is zo’n crimineel dingboek nu precies?

Daarop gaf archivaris  André van Noort van Erfgoed Leiden op deze 21ste november toelichting. Het baljuwschap werd gevormd door een baljuw en zijn schepenen, de welgeborenen, de mannen met aanzien. Zij spraken recht in civiele zaken, zoals onderlinge ruzies, die werden vastgelegd in de Civiele
Dingboeken. Die werden vaak afgedaan met boetes. Misdaden en overtredingen van de wet berechtten zij in de criminele of hogere rechtspraak, die de bevoegdheid had lijfstraffen en zelfs de doodstraf op te leggen. Prostitutie, bedelarij, overspel, messentrekkerij, moord, dat waren de zaken waarover de criminele rechtspraak oordeelde. Jannetje hoorde haar vonnis aan van mr. Gerard II Bicker van
Swieten. Bicker van Swieten was vanaf 1714 baljuw van Noordwijkerhout, Hillegom, Lisse en Voorhout en een lid van een van de zeer rijke families die de dienst uitmaakten in de Republiek. Voor hem was mr. Pieter Dierquens (tot 1713) baljuw van het rechtsgebied. In de achtentwintig jaren die het Dingboek beslaat worden rond de 75 personen door het baljuwschap berecht. Erfgoed Leiden heeft het manuscript gedigitaliseerd. Het toegangsnummer is 0755.

Dingboek

Opening Langeveldshof

In de gymzaal van de Openbare school is nu Langeveldshof geopend. Het is een ontmoetingscentrum met dagbesteding.

Nieuwsblad Jaargang 18 nummer 4, december 2019

Nieuwsflitsen

Burgemeester Lies Spruit heeft woensdagmiddag 2 oktober het nieuwe Lissese ontmoetingscentrum Langeveldshof geopend in de oude Openbare Lagere School bij het parkeerterrein Heemskerk in het centrum van Lisse. Zij deed dit door een grote ballon met confetti kapot te prikken, in aanwezigheid van acht mensen van het team van Langeveldshof en de kunstenaars van Plan4/de Oude School….. Het was
een mooi moment na een lange tijd van voorbereiding. Langeveldshof zou al meer dan vijf jaar geleden starten op de bloembollenkwekerij van de familie Langeveld, maar vond uiteindelijk haar plek binnen het cultureel centrum in de Oude Openbare Lagere School aan de Heereweg in Lisse, waarvan Iet Langeveld eigenaar is samen met Wout Ruigrok. Wij zijn als Ver. Oud Lisse heel blij dat deze monumentale school uit 1885 nu een prachtige herbestemming heeft gekregen, de eigenaren geen toestemming om aan dit gebouw een monumentenstatus te verlenen. Tijdens de opening gaf Iet Langeveld aan dat ze blij en trots waren dat de dagbesteding er was en kon beginnen. Karin Kuiper van Langeveldshof legde uit dat Langeveldshof eerst vier dagdelen open gaat, maar dat ze het aantal dagen snel hoopt uit te breiden. Er hebben zich al deelnemer uit Lisse en daarbuiten aangemeld en de ochtend van de opening zijn de eerste deelnemers al hartelijk ontvangen.

Beschutte omgeving
Langeveldshof biedt opvang, gezelligheid en structuur voor mensen die ondersteuning goed kunnen gebruiken. Het is een beschutte omgeving waar mensen actief bezig kunnen zijn met wat zij leuk vinden. Er zijn veel mogelijkheden, bijvoorbeeld op het gebied van tuinieren, koken of bakken en creativiteit. Mensen worden deelnemer als ze het fijn vinden om weer onder de mensen te zijn, structuur nodig hebben of ondersteuning nodig hebben bij het ontwikkelen of behouden van vaardigheden. Sommige mensen komen naar Langeveldshof als zij op een wachtlijst staan bij een verzorgingstehuis. Het ontmoetingscentrum staat open voor alle leeftijden. Bijzonder is dat iedere deelnemer die dat wil de beschikking over een eigen tuintje krijgt. Samen met vrijwilligers kan men daar vanaf komend voorjaar een bollen-, bloemen-, of groentetuintje aanleggen.

DE POSTERIJEN

Een overzicht van de posterijen is in 1920 gemaakt door A. van der Meij. Het is bewerkt door Arie in ’t Veld

In 1920 geschreven door A. van der Meij, bewerkt door Arie in ’t Veld

Nieuwsblad Jaargang 18 nummer 4, december 2019

Het lijkt allemaal zo simpel: je schrijft een brief of kaart, voorziet deze van een postzegel, deponeert het ding in de dichtstbijzijnde brievenbus en korte tijd later is het schrijfsel beland op de plek waaraan deze is geadresseerd. Tante Pos heeft dan weer op volle toeren gedraaid en gezorgd dat miljoenen geadresseerde stukken op de bestemde plekken kwamen. Met dank van de ontvanger, behalve als het rekeningen of die hatelijke blauwe enveloppen betreft natuurlijk.

Foto: Het oude Post, Telefoon en Telegraafkantoor op de hoek Kanaalstraat/Heereweg,
Foto: Oud Lisse

De postbezorging van vandaag heeft een hele ontwikkeling moeten doormaken voordat deze werd wat het nu is. De Lisser A. van der Meij nam die ontwikkelingen eerder onder de loep en publiceerde daarover in Ons Weekblad van september 1920. Met de aantekening dat er sinds 1920 natuurlijk heel veel meer is gebeurd, waardoor de postbezorging nog efficiënter en sneller is gaan werken. Met natuurlijk de nodige negatieve uitzonderingen. We volgen het relaas van Van der Meij. Uiteraard in de oorspronkelijke spelling. In het betreffende artikel legt Van der Meij eerst een band met de lezers door te stellen dat zijn vader een vleeschhouwerij had die rond Paaschen 1837 door hem werd geopend. “In die tijd werden de brieven voor Lisse bezorgd vanuit Sassenheim, met een bode ’s middags en moest voor elke brief vier duiten of 2 ½ cent worden betaald, buiten de porto. Om een brief vanuit Lisse te verzenden moest men ’s middags die bode opwachten of de brief bezorgen bij Jacob van der Veert, schoenmaker ter plaatse, met bijvoeging van 4 duiten of 2 ½ cent. Dan nam de bode de brief mee naar
Sassenheim ter verdere verzending. Frankeering van brieven was toen niet bekend. De ontvanger van een brief moest de port betalen”. Van der Meij spreekt in het artikel het vermoeden uit dat de eerste brievengaarder in Lisse in 1840 werd aangesteld. “Want het aanleggen van het Hollandsch Spoor en het graven van de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder was in dat jaar gelijktijdig te Lisse en zal daardoor de correspondentie wel aanmerkelijk zijn toegenomen”. Die eerste brievengaarder was vermoedelijk H. Scherpenzeel, de zwager van de toenmalige burgemeester van Lisse E.J. van den Berg.
Als jongen heb ik die heer Scherpenzeel goed gekend. In dien tijd bezorgde hij zelf de brieven in het dorp en had een man, Pieter Mens (wij als kinderen noemden hem Piet Poppejak) die tweemaal daags brieven van het Hollandsch Spoorstation “Veenenburg” haalde. Des nachts om 12 uur kwamen de brieven en couranten per postkar vanuit Amsterdam en om 3 uur van Rotterdam. Aan de gevel van het huis van Scherpenzeel was tusschen de deur en het eerste raamkozijn op ongeveer 2 meter boven de grond een
houten kastje getimmerd dat van binnen en van buiten gesloten kon worden. en waarin hij ’s avonds de brieventasch lag die door de postiljon van de postkar ’s nachts om 12 uur er uit werd gehaald en de post voor Lisse bestemd in een tasch om drie uur ‘s nachts er weer in lag. De postiljon had een sleutel van het kastje, zodat de Heer Scherpenzeel ‘s nachts niet behoefde op te staan om post af te geven of te ontvangen,” aldusVan der Meij in zijn verslag en intussen ook schetsende dat hij van z’n moeder ooit had gehoord dat haar vader te Sassenheim wel eens brieven uit Berlijn of Leipzig ontving en dan 85 cent moest betalen aan porto. “Voor kortere afstanden moest in 1852 in ons land 5 cent en voor verdere afstanden 10 cent per gewonen brief betaald worden. Postzegels waren dat jaar reeds ingevoerd doch het was aan het believen van den afzender overgelaten of hij er gebruik van wilde maken. Dit is zo gebleven tot de Postwet van 1875 toen het port werd bepaald op 5 cent per gewonen brief voor het geheele land. Doch geen gedwongen frankeering werd ingevoerd. Het publiek greep evenwel zelf in. Ied ere handelaar annonceerde namelijk dat hij geen ongefrankeerde brieven wilde ontvangen en leerde alzoohet overige publiek zijn voorbeeld te volgen. Van dien tijd dateert het nog dagelijks (1920) voorkomende ‘Br. fr.’ in de dvertenties in de couranten”.

Briefkaarten
Van der Meij vertelt dat in 1876 de open briefkaarten werden ingevoerd die voor 3 cent aan de postkantoren verkrijgbaar waren en door het gehele land verzonden konden worden. “En nog een paar jaar later werd de postpakketdienst ingevoerd. Dit alles was zoo tot 1919, toen door de verhoogde salarissen en vervoerkosten het tarief is verhoogd voor het binnenland, zoodat een brief 7 ½ en een briefkaart 5 cent kost en het pakketposttarief ook aanmerkelijk is verhoogd. Kort na 1875 is door eenige staten de algemeene postvereeniging opgericht, waarbij voor den oorlog (1e WO red.) bijna alle staten van de wereld waren toegetreden. Die vereeniging hield om de twee jaar op verschillende plaatsen van de wereld een postcongres. Op die congressen werden verschillende nieuwe zaken ingevoerd zoo bijvoorbeeld postwissels, uniform, port voor brieven en briefkaarten over de geheele wereld. postpakketdiensten en verreke npakketten”.Van der Meij illustreert verder dat, “het tarief voor de gewoone brieven 12½ cent is, en voor briefkaarten 5 cent. Gedurende de oorlog en ook nog niet
kort daarna heeft de vereeniging geen congres gehouden, zoodat door de verhooging van het binnenlandse tarief de malle verhouding is ontstaan dat een brief van bijvoorbeeld hier naar Sassenheim 7 ½ cent en een briefkaart 5 cent kost en naar landen der vereeniging respectievelijk 12 ½ en 5 cent.
Telefoon telegraaf Het telegramtarief voor het binnenland was in 1872 30 cent voor 20 woorden,
behalve het bestelloon dat de geadresseerde moest betalen. Voor den oorlog en tot 1919 was dit 30 cent voor 10 woorden en geen bestelloon als de geadresseerde binnen de bestelkring van het telegraafkantoor woont. Thans (begin twintiger jaren-red.) is dat 40 cent per 10 woorden en een intercommunaal telefoongesprek van drie minuten kostte tot 1919 25 cents en is thans 35 cents. Voor den oorlog konden abonnees van het telefoonnet alhier internationaal van uit hun huis spreken met abonnees van het telefoonnet te bijvoorbeeld Berlijn, Hamburg, Leipzig, Brussel en vele andere plaatsen”. Dan vertelt hij verder, dat het betalen van porto tot 1875 voor een brief naar Lisse voor een korte afstand, bijvoorbeeld vanuit Haarlem, vijf cent bedroeg. Van verder gelegen plaatsen was dat tien cent. “Het welk door de postambtenaren met blauw potlood op het adres werd geschreven. Ook bestond in die tijd nog het dagbladzegel, waardoor het abonnement zeer duur was, zoodat vier of vijf burgers met elkaar de courant lazen en een paar uur per dag ter zijner beschikng kreeg. Mijn vader las (zo vervolgt Van der Meij) het Handelsblad dat ‘s avonds 7 uur werd gehaald bij de vorige lezer en de volgende dag ‘s morgens door de notaris.” Ook vertelt hij dat brievengaarders op den duur ook van buiten de gemeente werden aangesteld. “Waaronder de heer Pieterse. Na zijn vertrek werd tot brievengaarder aangesteld D. Boeree, horlogemaker alhier die in den beginne dat ambt bij zijn bedrijf waarnam, doch later het horlogemaken moest laten varen. Hij begon zijn ambt met een door hem bezoldigde brievenlooper, daarna werd een officieel aangestelde postbode benoemd in de persoon van N. Reijer, bijgenaamd Klaas Koek en toen hij in 1880 werd gepensioneerd waren er reeds 3 officieel aangestelde postboden. Het hulppostkantoor Lisse ressorteerde onder het postkantoor Leiden. In het begin der tachtiger jaren kreeg Boeree van den directeur aldaar maandelijksch f 2,50 aan postzegels voor de verkoop, wat na invoering van den pakketpost werd verhoogd tot vijfhonderd gulden. En van postzegels gesproken: aanvankelijk bedroeg de omzet wat dat betreft 13 duizend gulden per jaar. oen het postkantoor in 1890 door het Rijk werd overgenomen was dat 18 duizend gulden en in 1920 zat men niet ver van de 30 duizend gulden per jaar.” Na de pensioneering van Boeree kwam de heer Citter als brievengaarder te Lisse. Een zeer formalistisch man, niet zeer meegaande voor het publiek.

Postkantoor
Het hulppostkantoor was toen gevestigd op de Gracht in het huis dat later werd bewoond door de dames Van Parijs (thans de supermarkt Hoogvliet-red). De heer Citter is gebleven tot 1900 toen het in 1899 gebouwde post-en telegraafkantoor is geopend met de heer Bondam als directeur. Na die tijd is het postkantoor belast geworden met het overzenden van loonlijsten en het bedrag daarvan aan de Rijksverzeekeringsbank, volgens de Ongevallenwet. Vervolgens de postgirodienst, het wekelijks uitbetalen van ouderdomsrente en het verkoopen van loonzegels volgens de invaliditeitswet. Dat
bewuste postkantoor heeft aan de gemeente ongeveer f 22.000,– gekost en zij ontving daarvoor van het Rijk een huur van f 1.224,– per jaar. Op een avond in 1908 deelde de burgemeester tijdens de vergadering van de Gascommissie mee dat de inspecteur der posterijen bij hem was geweest om hem mede te delen dat het posten telegraafkantoor te klein was en hem had voorgesteld de politiepost erbij te betrekken. De burgemeester had de gemeente-opzichter opgedragen van die bijtrekking een begroting te maken, wat ongeveer f 2.000,– zou kosten. Het lid der Gascommissie Van der Meij zeide op die mededeeling terstond: “Ik weet beter. Laat het Rijk het post-en telegraafkantoor aan de Rijksstraatweg (Heereweg red.) kopen, dan kan het Rijk zoveel veranderen en bijbouwen als het wil, want wordt bovenstaande verandering nu voor rekening van de gemeente gemaakt, over 3 of 4 jaar is het weer te klein.” Dit voorstel vond bij alle raadsleden in die vergadering bijval. Na verschillende taxaties heeft het Rijk het kantoor uiteindelijk in 1909 gekocht voor f 17.500,– inclusief e bijbehorende woning. De gemeente behield een deel van het achtergelegen terrein in eigendom. (globaal gesproken
gaat het hier over de hoek Berkhoutlaan/Heereweg, aan de zijde van het huidige winkelpand  ‘De Madelief’ red.) “Onmiddellijk nadat het Rijk het pand had gekocht volgden er twee verbouwingen. In 1920 was het opnieuw zover. Het personeelsbestand bestond toen uit de directeur en 12 personen, alsmede 8 vaste postbodes. De verzending van de correspondentie vanuit Lisse naar het Zuiden des lands verliep in die tijd voortreffelijk. Het is mij (A. van der Meij) gebeurd dat ik ‘s morgens om elf uur een brief naar Roozendaal op de post deed en den anderen dag ‘s morgens om acht uur het antwoord
daarop in huis had. Naar het noorden des lands was de correspondentie minder goed omdat de eerste post uit Lisse te Amsterdam aankomt, wanneer deze naar het noorden reeds verzonden zijn en dus bleef liggen tot de verzending met de middag- of avondpost.

Rijkstelegraaf

Het Postkantoor is het tweede gebouw rechts tijdens de oorlog.

Nu het volgende over de telegrafische gemeenschap van Lisse met het overige land. Zoodra de Hollandsche IJzeren Spoorweg zijne telegraaf op alle stations van de lijn Amsterdam-Rotterdam beschikbaar had gesteld voor publiek tot het verzenden of ontvangen van telegrammen, was Lisse en alle
Rijkstelegraafkantoren te bereiken. Zeer vlug ging het soms niet, want de Maatschappij had bedongen dat hare diensttelegrammen voorrang zouden hebben en bovendien was bepaald dat alle door publiek aangeboden telegrammen moesten geseind worden aan het station Den Haag, dat toch al een druk station was en van dat station werden de telegrammen overgeseind naar de Rijkstelegraaf. In het
jaar 1908 werd het net door het Rijk overgenomen. Lisse behoorde tot het eerste overgenomen district. Het Rijk had pas de aandeelhouders betaald toen in januari 1909 zo’n hevige ijzel ontstond dat het geheele net tegen de grond sloeg, zoodanig dat de directeur-generaal der posterijen en telegrafie het per auto uit Den Haag kwam opnemen. Het bovengrondsche net was na die catastrophe weder spoedig opgesteld zoodat de abonnee’s slechts korten tijd van telefoneren verstoken waren. In Mei 1914 is  de bovengrondse geleiding in het dorp langs de Straatweg door een ondergrondschen kabel vervangen. Op 1 april 1920 zijn op het net aangesloten 188 abonnee’s te Lisse, 230 te Hillegom, 89 te Sassenheim, 29 te Haarlemmermeer, 21 te Voorhout en 20 te Noordwijkerhout. De technische dienst van de telegraaf en telefoon was in Lisse gevestigd met den heer Den Braber als chef en nog 9 man. Het geheele personeel van post, telegraaf en teleloon bestond alzoo uit 25 mannelijke en 8 vrouwelijke personen te zamen dus 33. Dit is een groot verschil met 1860 toen er slechts twee mannelijke personen waren voor de posterij.

Postbestelling
Wat geen groot verschil was met zestig jaar eerder, is de brievenbestelling per dag. In 1860 waren er drie en nu (1920) slechts vier. De vierde postbestelling ‘s middags is eerst in 1892 gekomen omdat de toenmaligen voorzitter van de afdeeling Lisse der Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur de heer P. Joh. Weijenbergh, de inspecteur der Posterij overtuigde van de onbillijkheid dat de  bloembollenhandelaren te Haarlem en Overveen de Engelsche post ’s morgens voor twaalf uurontvingen en de post te Lisse eerst ’s avonds zeven uur werd bezorgd omdat die post te Leiden of Rotterdam bleef liggen. De inspecteurs der posterij mochten de kaart van Nederland wel eens goed bestuderen, want is het niet bespottelijk dat een buurt van ongeveer duizend zielen zijne brieven en contracten ontvangt van het hulppostkantoor te Abbenes, ik bedoelde buurt Lisserbroek, terwijl op nog geen 1500 meter afstand het post- en telegraafkantoor Lisse staat en dat de 3e Poellaan vanuit Lisse besteld wordt op een afstand
van ruim drie kilometer, terwijl het post-telegraafkantoor van Sassenheim op nog geen duizend meter is gelegen,” aldus Van der Meij die zijn verhaal in Ons Weekblad besloot met uit te spreken te vrezen dat..: “Er in ons land verscheidene zulke toestanden zijn. De brievenposterij is een monopolie en dus niet gebonden aan provinciale of gemeentegrenzen,” en tevens constateert dat het kantoor in Lisse ook werd belast met het overzenden van de loonlijsten. “Door de girodienst is in 1919 alhier 600.000 gulden behandeld en een jaar later was dat al ruim een miljoen gulden…” Een mooi relaas uit een aanzienlijk minder jachtige tijd dan nu, maar ook zonder al die moderne communicatie middelen als
internet en e-mail…… ■


Het imposante gebouw links is het Lissese postkantoor, dat omstreeks 1965 werd
afgebroken.