Van het transportbedrijf en beurtschipper van der Linden aan de Grachtweg wordt de familiegeschiedenis beschreven.
door Liesbeth Brouwer
Nieuwsblad Jaargang 16 nummer 3 zomer 2017
Waar eens schepen geladen en gelost werden kreeg de Haven na de drooglegging in 1962 een andere functie. Geen schepen maar vrachtauto’s hadden het vervoer overgenomen. De haven werd parkeerterrein met op maandag de markt en eind september de kermis.
Beurtschippers Van der Linden
In het vorige Nieuwsblad schreven we over de voorouders van kwartierdrager en beurtschipper Martinus van der Linden. Terwijl dat stuk gebaseerd was op geschreven bronnen gaan we nu via een iets andere route verder met deze familiegeschiedenis. Nu baseren we ons ook op persoonlijke herinneringen. Jan van der Linden, oomzegger van Martinus van der Linden, was zo vriendelijk die met ons te delen.
Start familiebedrijf
We schreven al dat Wilhelmus (Willem) van der Linden een succesvol ondernemer was. Hij startte met het uitventen van schillenmest aan kwekers. Volgens Hulkenberg liep de vrouw van Willem van der Linden nog “in de zeel”. Dus in de tijd dat alleen op windkracht werd gevaren. Met een beetje fantasie zie je het voor je. Het jonge schippersechtpaar met de pas verworven vlet, hardwerkend om een bestaan op te bouwen. Willem is de schipper, maar bij onvoldoende wind om te zeilen of wind uit de verkeerde hoek moet er gejaagd worden, het werk moet tenslotte doorgaan. Dan is de extra trekkracht van zijn vrouw Marijtje nodig. Je ziet haar aan wal zwoegen in een soort draagband om de schuit te trekken. Kleinzoon Jan weet niet anders dan dat er met motorkracht werd gevaren. Over hoe Opa Willem aan het geld voor de vlet en het stuk in de Elsbroekerpolder kwam heeft hij wel eens horen vertellen dat grootmoeder wat geld inbracht. Grootvader Willem was een man die overal kansen zag. Al gauw kwam er naast de vlet ook een motorboot die de naam De onderneming kreeg. De vloot zou uiteindelijk uitgroeien tot 6 schuiten, die allemaal De Onderneming heetten. Willem van der Linden was niet de man van het liedje “als je voor een dubbeltje geboren bent……”, integendeel, hij maakte eerder van ieder dubbeltje een kwartje of liever nog een gulden.
Zoons in het bedrijf
Zoals vaak bij een familiebedrijf kwamen de zoons bij vader in de zaak werken. Oudste zoon Simon beet het spits af. Hij was een echte schipper, sliep niet meer in het huis van zijn ouders, maar aan boord van zijn schip. Het gebruik van een petroleumlamp (onvolledige verbranding) is hem waarschijnlijk fataal geworden. Moeder Marijtje vond haar overleden 16-jarige zoon toen zij hem op zondagochtend wilde gaan wekken. Ook de andere zoons kwamen, wanneer ze daar de leeftijd voor hadden, in de zaak. Kwartierdrager Martinus (Tinus) was de volgende in leeftijd, daarna Theodorus (Dorus, de vader van Jan van der Linden die ons zijn verhalen vertelde) en dan volgt Wilhelmus (Willem). Varen werd de zoons Van der Linden met de paplepel ingegoten. Bloembollen moesten vanaf de kwekers, voor ze verder verscheept werden, eerst naar de Haven worden getransporteerd. Dat gebeurde meestal per vlet. Zo’n platte schuit had voor het vervoer van bollen een dicht dek om het stapelen van de bollenmanden/kisten te vergemakkelijken. (Een vlet voor het vervoer van andere zaken, zoals mest of riet had dat niet). Een vlet werd leeg gebracht bij bollenbedrijven die aan het water lagen en kon ongeveer 10 ton vracht laden. Daarmee manoeuvreren moest je goed kunnen, want varen door die kleine en smalle sloten viel echt niet mee. Op de Haven werd dan gelost en werd gesorteerd naar bestemming. Want er was een geregelde vaart op Amsterdam en dan het zeetransport. Eerst zijn de jongens zetschipper. Vader Willem is eigenaar van het bedrijf en van de zoons wordt verwacht dat ze de zaak mee groot maken. Zij zullen de zaak ooit overnemen. Helaas overkomt ook de jonge Willem een fataal ongeluk. Dat vond plaats in Rotterdam. Het bedrijf was inmiddels al een grote onderneming geworden en de jonge Willem voer op De Onderneming VI. In Rotterdam moest hij onder de Wijnbrug door varen. Door eb en vloed heb je daar hoogteverschillen. Willem was daar niet op bedacht en had het stuurrad niet naar beneden gedaan. Het botste met het brugdek en helaas brak de bevestigingspen niet af, wat eigenlijk had moeten gebeuren. Dat kwam omdat die pen niet van ijzer was gemaakt, maar van staal. Er werd nog wel een rechtszaak van gemaakt tegen de scheepswerf die deze fout begaan had, maar de familie verloor hierdoor in 1925 de jongste zoon.
De schepen
Voor de schipper is zijn schip zijn lust en zijn leven. Op ieder schip was een schipper en een schippersknecht. De laatsten waren vaak Katwijkers. Om in de machinekamer te komen gingen de klompen uit en ging het op de sokken naar beneden. In de machinekamer stonden oude sloffen, die de machinekamer niet uitkwamen. Zo bleef het daar schoon. De leidingen van de motor waren van koper en moesten altijd worden gepoetst. Ze glommen je dan ook tegemoet. Het gewone onderhoud van het schip was voor de schipper. Ieder jaar kregen de schepen een verfbeurt. Dat moest voor eind mei in orde zijn, want dan begon de drukte. De bovenkant van de schepen werd geteerd (Dat ouderwetse teren is al weer lang verboden, maar indertijd was het een terugkerende klus, niet alleen op schepen, maar ook op boerderijen enz.). Een gevleugelde uitspraak uit die tijd: “niet halen met die kwast, maar draaien met die kwast”. (kwam je beter in de nerven). Teerlucht slaat op je ogen en je moet uitkijken voor verbranding. Gelukkig lag aan de overkant van de Haven van Hillegom het Hof, met hoge bomen. Een mooie plek om in de schaduw de teerklus te doen.
De groei aan de Haven
Van der Linden begon in 1900 aan de Hillegomse Haven. Na de vlet werd de eerste grote schuit, Onderneming 1, aangeschaft. Daarmee werd een beurtdienst onderhouden. In Amsterdam was aan ‘t Singel een walhuisje voor de beurtschippers. Vanuit Hillegom, waar toen nog veel tuinders actief waren, werden groenten naar Amsterdam gevoerd. Daar waren de grote markten en kon men deze producten het best slijten. Natuurlijk zorgde je dan dat de schuit niet leeg terugging naar de Bollenstreek. Winkels als AH en dergelijke voeren zo hun artikelen vanuit Amsterdam aan, maar ook wanneer er bijvoorbeeld een fiets van Amsterdam naar de plaatselijke fietsenmaker moest dan werd dat via het walhuisje geregeld. Daarnaast was er het bollenvervoer dat steeds belangrijker werd. De bloembollenteelt werd deels naar ‘de Noord’
verplaatst en dus werden er bloembollen op en neer vervoerd tussen de Bollenstreek en Breezand, Anna Paulowna enz.. Bollenhandelaren kochten bollen op de veiling van Bovenkarspel. Die moesten naar de Bollenstreek. De bollen die ekocht waren door Lisser kwekers werden vervoerd naar de Haven van Lisse, die voor de Hillegomse kwekers werden door de schippers van Hillegom vervoerd. De reis was nog een hele onderneming. Om naar de Noord te komen ging je vanuit de Bollenstreek via de Ringvaart naar Haarlem (daar passeerde je drie bruggen) en via de Mooie Nel naar de sluis van Spaarndam. Daar doorheen en via Buitenhuizen over het Noordzeekanaal naar Amsterdam. Dan door de Oranjesluis de Zuiderzee op (dat was toen nog een binnenzee, de afsluitdijk dateert pas van 1932) en naar Bovenkarspel. Heel veel stuurmanskunst is daarbij nodig en bij slecht weer ook niet zonder gevaar. Tegenwoordig heb je een stuurhut, toen nog niet. Het kon dus spoken en dan was je blij weer op binnenwater te zijn.
Het Leidsch Dagblad van 25 juli 1925 meldt dat Willem van der Linden en zijn vrouw het 25-jarig bestaan van hun bedrijf eigenlijk ongemerkt hadden willen laten passeren (waarschijnlijk vanwege het verlies van hun jongste zoon) maar dat dit niet gebeurde. Het walpersoneel bood een schitterend bloemstuk aan, voorstellend de Motorboot 1 en ook de kinderen boden een model aan van De Onderneming 1. In prachtige zilversmeedkunst meldt de krant, die ook nog vertelt dat het werk die dag gewoon doorging, maar dat er ’s avonds feest werd gevierd. De zaak was dan eenvoudig gestart, maar was inmiddels een grote onderneming geworden.
Copex
Copex is nog steeds een toonaangevende speler op het gebied van logistiek. De Bond van Bloembollenhandelaren richtte dit expeditiebedrijf in Hillegom op. Op de website van het Coöperatief Expeditiebedrijf Copex G.A staat vermeld dat het bedrijf in 1921 werd opgericht ’als tegenwicht tegen de onderlinge prijsafspraken van beurtschippers’. Het vervoer van de bollen werd daarop door Copex per spoor georganiseerd. Voor Van der Linden heel vervelend natuurlijk. Maar zijn kans kwam nog wel, want de afhankelijkheid van het spoor was ook niet alles. Een spoorwegstaking, net in het seizoen dat de bollen op transport moesten, noodzaakte de bollenhandelaren om toch weer met Van der Linden te gaan praten. Dat kon en opnieuw vervoeren kon ook, maar dan moest wel de prijs met fl.5 per ton omhoog en voor 10 jaar contractueel vastgelegd. Dat was schrikken voor de heren van Zanten, van Waveren, van Schooten en anderen en er ontstond natuurlijk gemor bij de bond. Maar de nood was hoog, de bollen moesten weg. Dus gevaren werd er. Overigens werd de verstandhouding tussen Copex en Van der Linden prima! Copex werd een geregelde opdrachtgever.
Koning van de Haven
Het bedrijf Van der Linden groeide. Voor een schuit aan de kade moest liggeld betaald worden. Met de groeiende vloot en de noodzaak om de kade voor het laden en lossen te gebruiken werd daarom met de gemeente een overeenkomst gesloten die inhield dat de kade van de haven rug tot de Havenstraat het terrein van Van der Linden was. Dat werd een contract voor meerdere jaren waar natuurlijk een prijskaartje aan hing. In die periode ontstond de naam Koning van de Haven voor Willem van der Linden. De gebruiksovereenkomst zou op een bepaald moment af gaan lopen en zo gebeurde het dat burgemeester Pont (ambtsperiode 1928-1937) vanuit de Hoftuin tegen Willem van der Linden riep: “we moeten eens praten”. Willem liet zich niet roepen en zei: “als er wat te praten valt dan kom maar op kantoor.” Dat gebeurde, de burgemeester kwam, maar het gesprek verliep stroef, de sfeer werd steeds grimmiger. Tot bij Willem de grens bereikt was, hij sommeerde de burgemeester naar buiten, wees hem de perceelgrens en sprak: “daar heb jij wat te zeggen maar hier bepaal ik het.” Tja, zo krijg je de naam Koning van de Haven.
Twee vestigingen
Een eerdere havenverbreding werd al rond 19 12
gerealiseerd, ±10 jaar later werd de gracht nog nog eens extra verdiept maar toen was de molen al afgeknot.
Lisse had, vergelijkbaar met Hillegom, altijd al een verbinding met het Haarlemmermeer en ook transport over water naar Amsterdam, Leiden enz. was belangrijker dan het transport over land. Toch lijkt de ontwikkeling van de Hillegomse Haven anders te zijn verlopen en eind 19e eeuw ook belangrijker te zijn geweest. Het havengebied in Lisse kreeg een belangrijke impuls toen de veilinggebouwen rond de Gracht werden gesticht. In 1922 werd aan de Haven een Duitse hangar geplaatst die dienst ging doen als veilinggebouw (HoBaHo). Dit was de start van veel bedrijvigheid in het Havengebied. Ook de HBG was al aan de Gracht gevestigd. In augustus 1923 meldt de Leidsche Courant een reisje van het Lisser gemeentebestuur naar de voltooide nieuwe en verbeterde havenslootwerken. Enkele jaren daarvoor werd de Haven al verbreed en op diepte gebracht, maar schepen met wat meer diepgang konden de Haven toen nog niet binnenkomen. In het bedrijf van Willem van der Linden waren zijn zoons inmiddels actief. Zoon Martinus is in 1920 getrouwd. Het bedrijf liep prima en Willem zag de groeiende mogelijkheden in Lisse, zeker nu het havengebied beter bereikbaar was geworden. In het vorige artikel stond al dat Willem van der Linden in 1929 het pand aan de Haven in Lisse kocht van G. van Parijs. Het bedrijf kon hierna georganiseerd worden vanuit 2 vestigingen. Martinus woonde met zijn gezin in hetpand aan de Haven dat later lang dienst deed als VVV en hij leidde de Lisser vestiging. Toen Willem van der Linden de zaak overdeed aan zijn twee zonen ontstonden er feitelijk twee bedrijven. Willem van der Linden trok zich terug, kocht een huis aan de Leidsestraat en liet boven de voordeur een muursteen inmetselen met de symbolische naam “voor anker”. (Het huis staat er nog, nr. 80, maar de naam is niet te vinden). Dorus van der Linden bleef in Hillegom aan de Haven en noemde zijn bedrijf naar zijn schip, ‘De Onderneming’ en Martinus van der Linden huisde als vanouds in Lisse. In 1936 wordt achter het Lisser woonhuis in opdracht van Martinus een loods gebouwd. In 1946 wordt het waaggebouw, dat naast het woonhuis ligt, afgebroken en komt er een garage die Martinus in 1948 koopt.
Vrachtwagens
Het bedrijf van Mart van der Linden voor het plaats ging maken voor de appartementen van de Molenstraat
Het duurde tot na de 2e wereldoorlog voor de schepen echt concurrentie kregen van vrachtwagens. Het vervoer per schip was veel goedkoper omdat er meer lading tegelijk in een keer meegenomen kon worden. Werd ’s avonds een schuit van 80-100 ton met bollen geladen in De Noord dan was die de volgende ochtend weer voor wal in Hillegom of Lisse om te lossen en te bezorgen bij de bollenbedrijven. Per schip was het een hele onderneming, maar denk eens in hoe dat met een vrachtauto zou gaan; er zouden wel 20 vrachtwagen nodig zijn en dat moest dan door Alkmaar, Limmen, Heiloo, Castricum, Beverwijk (geen snelwegen), dan met de pont (tunnel was er niet) en verder door Haarlem en door de dorpen tot de Bollenstreek bereikt was. In de oorlog was vervoer met vrachtauto’s nauwelijks mogelijk, het materiaal was door de bezetter geconfisqueerd. Het vervoer over water kon, zij het natuurlijk ook met veel moeilijkheden, doorgaan. Daar werd door Van der Linden gebruik van gemaakt en niet alleen voor het reguliere vervoer. Else Wesseling vertelde in haar artikel in het Nieuwsblad van juli 2012 al over de elf piloten die in het ruim van het schip werden verborgen en zo veilig Rotterdam wisten te bereiken. Na de oorlog volgde de wederopbouwtijd. Langzamerhand komen er meer mogelijkheden voor vrachtverkeer. Het telefoonboek van 1954 spreekt nog van Beurtvaart- en Expeditiebedrijf Mart van der Linden. Het telefoonboek van 1958 vermeldt Intern. Transportbedrijf. De beurtvaart is dan feitelijk geëindigd. In 1961 wordt het gedeelte van de Haven bij het woonhuis van Van der Linden drooggelegd. Het plein voor het huis is nu opnieuw in een nieuw jasje gestoken en een fraai visitekaartje voor Lisse geworden. Wat de toekomst van hethuis van Van der Linden wordt is nog toekomstmuziek.
bronvermelding en dank
Met dank aan de heer Jan van der Linden en leden van Vrienden van Oud Hillegom. Voor het fotomateriaal danken we het Regionaal Archief Leiden en Gemeentelijk Archief Lisse. Veel van de gebruikte foto’s komen uit het archief van Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse” o.a. de fotoserie “de Gracht”, ooit ingebracht door de heer Moerkerken.
Van links naar rechts. IJspret op de gracht, de man in het witte hemd is Martinus van der Linden ±1935. Vrachtauto en schuit met stuurhutje ±1950. Laatste aankomst van de “Goedheiligman” in de Haven nov.1961. Een maand later is de gracht al bijna gedempt. dec. 1961. Kermis 1964. Toch kwam er weer een ‘mart’ op de haven, maar deze was er alleen op maandag.