Berichten

De boeiende geschiedenis van Nicolaas Dames deel 6 (slot)

In 1917 nam Nicolaas Dames de heer Werkhoven als vennoot in de zaak. Dat verbaasde veel kennissen. Maar het pakt goed uit. Op 2 januari 1920 overleed Nicolaas Dames op 57-jarige leeftijd.

Door Arie in ’t Veld

Nieuwsblad Jaargang 5 nummer 1, januari 2006

‘IK BEN VOLDOENDE BELOOND MET DE ACHTING, DIE IK BIJ LEVEN GENOOT’

Nicolaas Dames was een bloembollenvakman in hart en nieren. Hij spande zich in ‘voor kunde en gemeenschapszin’ en die leuze staat op de buste die voor nieuwe PPO-gebouw aan de Heereweg is geplaatst. Deze tekst staat overigens ook op de zogenoemde Nicolaas Dames medaille. Een erepenning die wordt gegeven aan mensen die op de een of andere manier van bijzondere betekenis voor het bloembollenvak zijn geweest.

In 1917 nam Nicolaas Dames de heer Van Werkhoven als vennoot in de zaak. Deze daad heeft menigeen, ook onder zijn meest vertrouwde kennissen, verbaasd. Hij zei dat hij dit had gedaan omdat hij een sterk bedrijf wilde. Hij had dus iemand nodig die hem een gedeelte van die zware taak van de schouders kon nemen. Dames dacht de juiste man gevonden te hebben in de persoon van de heer Van Werkhoven en hier bleek het opnieuw dat hij een scherpe kijk op mensen had. Reeds in 1918 trok Van Werkhoven naar Scandinavië, om het afzetgebied van het bedrijf te vergroten. Omdat hij nu een jonge vennoot had, die toegerust was met werkkracht en werklust, kon Dames zich meer wijden aan hetgeen hij noemde zijn liefhebberij. De studie der bolgewassen dus en het winnen van nieuwe variëteiten. Hij strekte deze liefhebberij zelfs uit tot de gladiolen, een cultuur die eigenlijk nooit door hem beoefend was. Ook op dat terrein heeft Dames het vrij ver gebracht en zeer vele nieuwe variëteiten werden door hem ,gewonnen’, zoals dat in vakjargon heet, doch de meeste daarvan verkocht hij reeds voor hij er partijen van enige betekenis van had. Meermalen raadde bevriende vakgenoten hem aan om eerst eens een partijtje te kweken voordat de nieuwe cultivar in de handel werd gebracht. Daarvoor was Dames echter nooit te vinden. “Gladiolen kweeken mij veel te snel en het gaat te gemakkelijk om nieuwe verscheidenheden te winnen, dus voor ik partijtjes heb van eenige beteekenis, heeft deze of gene vakgenoot er weder anderen gewonnen, welke de door mij gewonnen soorten overtreffen.”

Eer
Zoals gewoonlijk liet Dames ook telkens blijken het totaal niet op prijs te stellen dat hij op enigerlei wijze op de voorgrond zou treden. Een vriend van hem zei later: “Wanneer Dames het geweten had, dat men ter ere van zijn nagedachtenis, na zijn heengaan een monument zou oprichten, hij gezegd zou hebben: “Laat nu toch die verheerlijking uit je hoofd, ik ben voldoende beloond voor hetgeen ik in het belang van ons vak deed, met de achting, welke ik bij mijn leven genoot en met de financiële voordelen, welke die mij hebben opgeleverd. Wanneer ge nu toch wat doen wilt, geef dan dat geld maar aan de armen of aan degenen, die daar behoefte aan hebben”.

Rerum novarum
Dames was een persoon met een warm voelend hart voor elk die behoefte had en hij trachtte dat op verschillende wijzen in de praktijk te brengen. Daarvan is nog een mooi voorbeeld bekend, dat we gaarne aan de vergetelheid ontrukken en dat tot lering zou kunnen strekken voor velen onder ons. Lange jaren beschouwde Dames zijn arbeiders eenvoudig door de bril zoals vrij algemeen elk patroon in die dat tijd deed. Wanneer hij ze zaterdagsavonds betaalde, dan was hij van hen af. Klaar. Op een gegeven moment kreeg hij bezoek van een der geestelijken der parochie. Al spoedig kwam het gesprek op de maatschappelijke toestanden der arbeiders. Dames verschilde met de geestelijke van mening en deze raadde hem aan om de Encycliek Rerum Novarum eens te bestuderen en de daarin neergelegde lessen ter harte te nemen. “U zijt mijn geestelijke raadsman en daarom zal ik in uw raad volgen”, zei Dames en hij voldeed eraan. Het lezen bracht hem ertoe om anders te gaan denken over zijn arbeiders en ze te beschouwen als degenen, die hem terzijde stonden bij het vooruitgaan op de maatschappelijke ladder. Dames waardeerde dit niet alleen, maar hij liet hen in het vervolg ook delen in de resultaten van hun werk. Het karakter van Dames is daarmee onderstreept. Op 2 januari 1920 overleed Nicolaas Dames op 57-jarige leeftijd. Zijn talrijke kinderen liet hij gelukkig niet onverzorgd achter.

 

Het in bloei trekken van hyacinten nam kort na uitvinding een grote vlucht. Ook de particulier ontdekte mogelijkheden. Bijvoorbeeld door een hyacint in bloei te trekken door de bol op een glas water te zetten. De glasindustrie haakte daar perfect op in en produceerde speciale hyacintenglazen in alle mogelijke vormen, maten en uitstraling. De sortering was enorm en daarvan is het nodige te zien in het Museum De Zwarte Tulp, waar ongeveer vierhonderd verschillende hyacintenglazen worden tentoongesteld.

Copyright © 2006 Vereniging Oud Lisse

De boeiende geschiedenis van Nicolaas Dames deel 5

Nicolaas Dames was een van de eerste die met kerstmis hyacintenbloemen in bloei had. Hij maakte veel reclame in het buitenland.

door Arie in’t Veld

Nieuwsblad Jaargang 4 nummer 4, oktober 2005

Het geheim van de vroegbloei: hyacintenbloemen rond de kerst

In de geschiedenis over Nicolaas Dames is het in bloei hebben van hyacinten rond de Kerstperiode het onderwerp waarom het eigenlijk allemaal is begonnen. Rond de vorige eeuwwisseling was het al een groot vraagstuk hoe men hyacinten met kerstmis in bloei zou kunnen krijgen. Vraag niet waarom, maar die vraag keerde steeds terug.

Wat er door de oude hyacintenkwekers van gezegd is en hoe dikwijls men ook meende het ei van Columbus gevonden te hebben, daarover zou men boekdelen kunnen schrijven. In oude prijscouranten deed men weliswaar aanbiedingen van hyacintensoorten die geschikt waren om met Kerstmis in bloei getrokken te worden, doch de meeste jaren lieten de zogenaamde “Kerstmisbroeiers” de cliënt in de steek en kwam de bloei pas later.
In de nieuwe eeuw zou de wetenschap de ontdekking doen hyacinten een voorbehandeling te laten ondergaan, waardoor men met volstrekte zekerheid kon zeggen: “Deze bollen zullen tegen Kerstmis in volle bloei zijn.” Dat werd dus de kennis om hyacinten te prepareren voor vroegbloei. Onder die naam is deze wetenschap nu algemeen bekend en het is nu helemaal geen kunst meer. En die wetenschap is hoofdzakelijk te danken aan Nicolaas Dames.

Gewas in de schuur
Wat was de eerste aanleiding waardoor Dames op de gedachte kwam om hyacinten te prepareren? Wel: hij wist evenals de hyacintenkwekers, dat bollen die vroeg waren afgestorven, het jaar daarop veel vroeger in bloei kwamen. Ook had hij de ervaring dat wanneer men die bollen op een droge, warme plaats in de schuur bewaarde, dit een vroege bloei nog meer in de hand werkte. (Zijn gezegde “Het gewas ligt in de schuur” werd vermaard en te pas en onpas gebruikt. Ook vandaag de dag nog.) Met die wetenschap begon hij proeven te nemen. Dames nam enige bollen van verschillende soorten en bestudeerde die op verschillende tijdstippen tijdens de groei. Hij bewaarde de bollen op een droge plaats in de schuur, zette ze vervolgens weer op en kwam tot het verrassende resultaat dat zij zich veel gemakkelijker en vroeger in bloei lieten trekken. Teleurstellingen van verschillende aard zijn hem natuurlijk niet bespaard gebleven; dit kwam vooral voor met de keuze van soorten. Na verloop van slechts enkele jaren had hij een lijst bijeen van voor preparatie geschikte soorten. Behalve zijn jaarlijks terugkerende proeven, die hij steeds voor alle belangstellende vakgenoten ter beschikking stelde, hield hij in 1910 in Lisse op zijn bloemisterij een expositie van door hem geprepareerde hyacinten. Met Kerstmis was de expositie te bezichtigen. De belangstelling enorm en de verwondering en waardering navenant.

Geeft geen profijt
De lezer kan ervan overtuigd zijn, dat toen Dames zijn wetenschap van het prepareren tot een algemeen domein maakte, hij zeker wist dat falen niet meer mogelijk was. Hij hield zich daarbij aan de spreuk, die hij vaak hanteerde: ,,Wat je doe, doe dat goed, half werk is geen werk, het kost je tijd, geeft geen profijt.”

T3entoonstelling

Dames spande zich in om geprepareerde hyacinten populair te maken. Over de gehele wereld. Zo schreef hij in een in 1921 uitgegeven Amerikaanse prijscourant van de firma Dames & Wekhoven: “Voor 1910 konden hyacinthen met Kerstmis in bloei getrokken worden als zij gegroeid waren in Frankrijk of Duitschland gedurende een of meer jaren, teneinde klaar te maken voor vroegbloei. Deze bollen echter zijn zeer duur en dikwijls niet betrouwbaar wat ziekte betreft, die ze in deze warme landen hebben opgedaan, zoodat ze vaak omkomen door ziekte. Bovendien is de keuze van variëteiten zeer gering. Na veel proefnemingen, die jaren in beslag namen, kon ik voor den handel aanbieden, voor het eerst in 1910, geprepareerde hyacinthen, die in Holland groeien, welke ik garandeer voor Kerstmisbloei, niet alleen in sommige variëteiten, maar in eene groote collectie. Dit aanbod was oorzaak van een beweging onder de bollenkweekers en handelaars, zoodat de Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur besloot om een jaarlijksche tentoonstelling van hyacinthen omstreeks Kerstmis te houden, wat vroeger nooit gebeurd was, zelfs niet voor tulpen en andere bolbloemen. Sindsdien hebben wij vele Kerstmistentoonstellingen gehad en hun succes nam elk jaar toe. Nu is de tijd gekomen, na jaren proefnemingen, dat mislukken van Kerstbloei niet meer voor komt, als ze aldus geprepareerd zijn. Het gebruik van geprepareerde bollen neemt ieder jaar op enorme schaal toe. Geprepareerde hyacinthen zijn niet alleen geschikt voor Kerstbloei, maar zijn ook schitterend voor Januari en Februari en geven gedeeltelijk grootere bloemen dan niet geprepareerde hyacinthen. Iedereen is er over verwonderd, dat zij zoo gemakkelijk trekken en dat er zoo weinig onfortuin is bij den groei, zoodat gevallen van mislukking zelden voorkomen.”

Proefveld
Hoewel het prepareren wel de hoofdzaak kon worden genoemd van wat door Dames tot is stand gebracht, het is niet hierbij gebleven. Wanneer men hem bezocht en – het was begrijpelijk – over het vak sprak, dan hoorde men altijd de klacht: hoe jammer toch dat zoveel soorten uit de cultuur verdwijnen omdat zij bijna of geheel niet meer te kweken zijn. Dames wilde weten of dat nu eigenlijk wel zo was en legde een proefveld aan om soorten vast te houden die naar zijn mening niet uit de handel moesten verdwijnen. Zij, die gedurende de bloeitijd bij Dames een kijkje gingen nemen, hebben toen ongetwijfeld opgemerkt, dat zijn kraam steeds op de hoogte was van de tijd, maar ook dat er kleine partijtjes van oudere soorten waren. En wanneer men Dames dan vroeg: “Waarvoor heb je nog die oude soorten?” dan gaf hij altijd lachend ten antwoord: “Dat zal ik u later wel eens vertellen”.

Promotie
Dames had ook een eigen manier om zijn product onder de aandacht te brengen. Zo verscheen hij op de wekelijkse beurs in de maanden juli en augustus met een bloeiende hyacint in het knoopsgat. Dit was dus een bewijs, dat hij de kunst verstond om de bloei van hyacinten later te doen plaats vinden dan tot dat moment gewoon was. Dames had voor ogen om de bloeitijd zodanig te kunnen wijzigen, dat de bollen ook geschikt zouden worden voor het zuidelijke halfrond, dus uitbreiding van het afzetgebied. Hij wist dat voor elkaar te krijgen en in de prijscourant van 1920 kon hij daarvan aanbieding doen. Deze aanbieding ging vergezeld van de volgende omschrijving: “Het is altijd moeilijk Hollandsche bollen met succes naar de zuidelijke streken te zenden en ze in bloei te hebben in Mei en Juni. Zelfs in Europa. Om dit te bereiken zijn er verschillende proeven genomen, sommigen met meer, anderen met minder succes. Ondervinding en meer kennis van den aard der bollen hebben ons de beste wijze getoond, speciaal voor hyacinthen. Deze bol is zeer geschikt voor het gebruik in de zuidelijke streken en ze bloeien in Mei of Juni als ze op de goede wijze behandeld worden. Een voornaam punt om succes te hebben is, dat de orders binnen komen voor het einde van Augustus of beter nog voor einde Juni, omdat hyacinthen eene vroege behandeling vereischen om te maken, dat ze voor Mei of Juni kunnen bloeien en geschikt zijn voor de zuidelijke streken. Daarom is ook voor andere bollen eene vroege bestelling zeer wenschelijk. Aanwijzing voor verdere behandeling van de bollen zijn ingesloten bij elke order en zijn gemakkelijk op te volgen.”

Mest
Dames had een groot gezin, met zoons in de toekomst zoals dat heet. Hij had zich voorgesteld om naast zijn eigen, meer wetenschappelijk werk, ook een grote kwekerij met daaraan verbonden exporthandel op te richten. Om aan het eerste deel van dit plan gevolg te geven, kocht hij in de Anna-Paulownapolder, bij Breezand, een vrij grote bloemisterij, waarvan hij de schuur naar het nieuwe systeem deed inrichten. Het was vooral op deze kwekerij waar hij de bemesting met kunstmest in het groot toepaste. De ervaringen, die hij daarvan te Lisse had opgedaan, kwamen geheel tot hun recht en menig kweker in de ,,noord” profiteerde van zijn ondervinding. Toen aan het begin van de vorige eeuw de bekende overstroming van Breezand plaats vond, behoorde Dames tot de slachtoffers. Het bedrijf leed grote schade. Dames verloor de moed echter niet. Hij pakte de draad op en zei: ,,De boom valt niet van een klap, ik heb op tegenspoed gerekend en daarbij, voor een tegenslag ben ik voldoende gewapend, eenige jaren later kunstmest gebruiken en dan ben ik dezen ramp wel weer te boven.”

Klik hier voor het volgende deel.

Copyright © 2005 Vereniging Oud Lisse

De boeiende geschiedenis van Nicolaas Dames deel 3

De periode van 1890 tot 1900 wordt besproken. De tijd waarin van der Horst en Dames verhuisden van Heemstede naar Lisse en de beëindiging van de samenwerking

door Arie in’t Veld

Nieuwsblad Jaargang 4 nummer 2, april 2005

VAN DER HORST EN DAMES ZOEKEN SAMEN FORTUIN
De vorige keer vertelden we dat kweker Gerrit van der Horst in de voorste gelederen was te vinden als het ging om het vervroegd in bloei trekken van hyacinten. Met in zijn onmiddellijke nabijheid Nicolaas Dames, wiens vakmanschap en inzicht alom werden gewaardeerd. We spreken dan over de periode van af pakweg 1890 tot kort na 1900.

Gerrit van der Horst verplaatste zijn bedrijf naar Heemstede en maakte daar kennis met Nicolaas Dames. Deze was daar geboren, de zoon van een bloembollenkweker, uit een geslacht dat vele vakgenoten leverde. Hij was ouderloos en naast het bezit van een kleine bloembollenkraam en niet geheel van kapitaal ontbloot, ofschoon dit niet zo bijzonder van betekenis was. Nu meenden beiden dat samenwerking tot verbetering van hun positie kon leiden. Daarbij kwam nog dat Dames een tuin in huur had, die groot genoeg was om voor beider kraam te kunnen kweken.

Het eerlijke woord
De vennootschap werd aangegaan, geen N.V., dat was toen nog geen gebruik. Nog veel minder werd een notarieel contract opgemaakt. Alles ging op het eerlijke woord en alles ging voornamelijk op raad en advies van de in het vorige artikel al genoemde heer Melman. Deze laatste was tevens de bankier van de nieuwe firma “Van der Horst en Dames”. De bedoeling was dat elk der firmanten op zijn beurt naar Amerika zou gaan om bloembollen te verkopen. De kennis der taal was voor hen geen bezwaar, want beiden hadden in hun jeugd engels geleerd. Dat was in die jaren een vrij algemeen gebruik. De jongelieden die in het vak kwamen, leerden allen zonder uitzondering de taal, om later in het land der dollars hun fortuin te zoeken. Voor de bijverdiensten hield Van der Horst zijn betrekking bij de firma J.W. Paardekoper & Co. als reiziger op Duitsland aan. De eerste reis maakte Van der Horst met goed succes. De firma kreeg terstond een goede naam, maar dan ook uitsluitend bij de vakgenoten; zij kochten en was het nodig dan betaalden zij, tegen een billijke korting, zelfs contant. Hun bankier, die over geld kon beschikken, had kapitaal. Het spreekt bijna vanzelf dat ook hun kraam onder deze omstandigheden aanzienlijk werd uitgebreid. Het tweede jaar ging Dames naar Amerika en breidde daar de zaken nog wat meer uit.

Andere gewassen

Dit was een van de redenen waarom de firma ook begon met de teelt van tulpen en andere gewassen. Het volgende jaar, in de herfst van 1892, trok Van der Horst weer naar Amerika en aanvankelijk verkocht hij daar veel meer dan de beide voorgaande jaren. Al zijn brieven waren opgewekt en vol goede moed voor de toekomst. Toen kwam er echter een kink in de kabel. Zijn echtgenote, die een zeer zwakke gezondheid had, was van Heemstede tijdelijk naar Beverwijk verhuisd om bij haar ouders te gaan vertoeven, zolang haar echtgenoot op reis was. Dit werd voor haar gezondheid gedaan, maar ook omdat dit voordeliger was. Aan onnodig geld uitgeven had Van der Horst een bijzondere afkeer. Hij was op de terugreis naar het vaderland, toen zijn echtgenote ernstig ziek werd. Op voorzichtige wijze werd hij daarvan in kennis gesteld. Maar deze voorzichtige wijze baatte niets. Hij ontving die tijding in New-York, verkocht daar zijn plaatsbewijs op een der Nederlandse schepen, om met een snelvarende boot via Plymouth naar Nederland terug te keren. Telegrafisch gaf hij daarvan kennis aan zijn vennoot.

Onrust
Op 19 maart 1893 overleed zijn echtgenote en ofschoon de kans zeer klein was dat hij nog tijdig genoeg zou aankomen, werd het stoffelijk overschot tot 24 maart boven aarde gehouden. Zeer verstandig had de heer Dames, die alle zorgen op zich genomen had en dit op zijn eigen kalme, goed overlegde wijze regelde, van het overlijden geen bericht gezonden. Men kan zich wel enigszins de gemoedstoestand van de echtgenoot voorstellen. In het bezit van de zo zeer gewenste bestellingen, vol verwachtingen aanvaardde hij de thuisreis. De avond voor de begrafenis kwam er een telegram bij Dames aan waarin stond dat Van der Horst de volgende morgen in Haarlem zou aankomen. Door onrust gedreven nam Van der Horst evenwel in Rotterdam de trein. Die stopte echter niet in Haarlem, zodat hij er pas in Amsterdam uit kon. Hier ontmoette hij zijn zwager die niet wist of zijn vrouw overleden was of nie! De hoop herleefde. Hij had zich de hele reis voorgesteld dat zijn vrouw gestorven zou zijn en hij begon nu te hopen haar nog in leven te zullen vinden. In Haarlem aangekomen kwam zijn compagnon met enige vrienden hem per rijtuig afhalen om hem naar Beverwijk te brengen. Het bericht van het overlijden schokte hem zeer en men bracht hem rechtstreeks naar de door hem zo zeer beminde echtgenote. Hij die reeds de eerste stap gezet had op de ladder der maatschappelijke vooruitgang en zich verheugde zijn vrouw deelgenoot te kunnen maken van hun beider geluk, zag op dat ogenblik al zijn verwachtingen de bodem ingeslagen.

Geestkracht
Zij die meenden dat de geestkracht van Van der Horst voor lange tijd geschokt zou zijn, hadden zich deerlijk vergist. Met gelatenheid legde hij zich neer bij de wil van Hem, die Heer is van leven en dood en na enige weken bleek Van der Horst dezelfde geestkrachtige man te zijn, waarvan hij altijd blijk had gegeven. Het jaar waarin het treurige feit voor Van der Horst plaatsvond, was het laatste waarin hij voor de firma J.W. Paardekoper & Co. op reis naar Duitsland ging. Met de geestkracht hem eigen, legde hij zich toe op de uitbreiding van de handel en kwekerij van de firma van der Horst & Dames. Vooral de kwekerij eiste beider toewijding en men besloot dus deze te verplaatsen naar Lisse. Deze verplaatsing ging met nog al wat moeilijkheden gepaard. De eigenaar van de tuin wilde van een verbouwing van de boerderij niets weten. Zij mochten er aan veranderen wat zij wilden, maar voor eigen rekening. Daarbij kwam nog dat elke verandering een verbetering moest zijn en deze bleef na het beëindigen van de huurtijd het eigendom van de verhuurder. Ook moesten zij elk huurjaar voor de aanvang daarvan de jaarlijkse pacht betalen. Of zij hier te doen hadden met plaatselijke naijver, dan wel met een zeker soort wantrouwen, is niet bekend. De bezwaren werden echter wel gemakkelijk overwonnen, want hun bankier, de heer Melman, opende zijn kas en daaruit kon de firma vrijelijk putten. De ondernemers begonnen met in het dak van de boerderij dakvensters aan te brengen, ramen werden er in gebouwd en ook schoorstenen. Er werd een gebouwtje neergezet dat dienst deed als kantoor en bergplaats van geholde en gesneden bollen. Ook kleine partijtjes van fijne tulpen vonden daar hun bergplaats. En toen begon de nieuwe cultuur van hyacinten.

Holkamer
Het was een vreemde aanblik. In de zomermaanden werd met geopende ramen de schuur verwarmd. En in de zogenoemde holkamer heerste een bijna tropische warmte. Aan belangstelling geen gebrek natuurlijk. Met de hem eigen openhartigheid vertelde Dames, die meer in hoofdzaak de leider van de kwekerij was, aan elk die het weten wilde, het hoe en waarom zij de bollen zo behandelden. Laat in het najaar zag men daar dan de geholde bollen waarvan de zich daarin bevindende jonge bolletjes groter waren dan bolletjes die na een jaar groeien in de bol zouden ontstaan. Het ei van Columbus was, wat de hyacinten betrof, door hen gevonden. Ook hadden zij met Kerstmis door Van der Horst vervroegde hyacinten in volle bloei. Navolgers waren er vrij spoedig in verschillende plaatsen van de bloembollenstreek. Maar er waren ook meerderen, en vooral onder de exporteurs, die al die nieuwigheden met een schouderophalen beoordeelden en veroordeelden. En er waren er zelfs enkelen die, bij de aankoop van hyacinten, de bepaling maakten dat zij niet gestookt mochten zijn en dit zelfs op hun koopbriefjes noteerden… Tot op zekere hoogte was het prepareren dus uitgevonden en daarmee is men in het bollenvak vandaag de dagzover dat het gebruik van geprepareerde hyacinten vrij algemeen is.

Eigen weg

De tijd was echter aangebroken dat Dames en Van der Horst elk hun eigen weg zouden gaan. Zonder een kwaad woord overigens, want zij zijn altijd vrienden en zeer goede collega’s gebleven. De verdeling van de kraam ging op zeer eenvoudige wijze. Elke partij werd door een draad in tweeën verdeeld en door het opgooien van een gulden werd uitgemaakt, wie de rechter of de linkerpartij zou hebben. Op dezelfde wijze werd de tuin verdeeld, ook de schuur. Maar elk der firmanten kocht er een tuin bij en konden zo hun kwekerij uitbreiden, elk naar zijn keuze. Nu ontplooiden bij beiden hun aangeboren eigenschappen. Dames werd de kweker bij uitnemendheid en heeft het daarin bijzonder ver gebracht. Van der Horst bleef kweker van hoofdzakelijk nieuwigheden. Beiden hebben aan de vervroeging van hyacinten en tulpen het hunne bijgedragen om de kennis van het vak te vergroten.

Aan het begin van de vorige eeuw was het in de winter in bloei hebben van hyacinten iets uitzonderlijks. Vandaag de dag lijkt het allemaal zo gewoon, maar niet vergeten moet worden dat het van de kwekers veel vakmanschap vergt om de producten op het gewenste tijdstip in bloei te krijgen. Zoals voor deze vak expositie van 16 februari jongstleden!

Klik hier voor deel 4

Copyright © 2005 Vereniging Oud Lisse

De boeiende geschiedenis van Nicolaas Dames deel 2

Het borstbeeld van Nicolaas Dames staat voor het nieuwe gebouw van Praktijkonderzoek Plant en omgeving Bloembollen (PPO). De familie Dames was een van de eerste, die vanuit Heemstede/Haarlem naar de Bollenstreek ging om hyacinten te telen. Zij vervroegden als een van de eersten hyacinten voor tentoonstellingen in Lisse en Haarlem. De compagnon van Dames was Gerardus van der Horst. De geschiedenis van Gerrit van der Horst wordt besproken. Het land was tegenover Wildlust

door Arie in’t Veld

Nieuwsblad Jaargang 4 nummer 1, januari 2005

Het monument voor Nicolaas Dames in de tuin van nieuw PPO aan de Heereweg.

Hyacinten uit Lisse de beste ter wereld
Zijn borstbeeld staat sinds enige tijd op een opvallende plaats: in de voortuin van het nieuwe pand van Praktijkonderzoek Plant en Omgeving (de opvolger van het Laboratorium voor bloembollenonderzoek) aan de Heereweg in Lisse. Maar wie was Nicolaas Dames en hoe belangrijk was hij voor de bloembollen? Wij vertellen zijn levensverhaal.

De tijd kwam dat door meerdere Lissese kwekers collecties vervroegde bolgewassen, in hoofdzaak hyacinten, werden tentoongesteld. Men ontving dan uitnodigingen om een kijkje te komen nemen en dat heeft er veel toe bijgedragen de slechte naam van de Lissese bollen weg te nemen. Dit werd nog versterkt toen enkele kwekers zo vermetel waren om zelfs op de vijfjaarlijkse tentoonstellingen te Haarlem collecties vervroegde bollen in te zenden. En alsof dit niet genoeg was, gingen ze zelfs zover, dat men ze te Lisse onder de aandacht bracht in de jaren dat er in Haarlem geen expositie was. Werden de vijfjaarlijkse exposities te Haarlem gehouden in de laatste dagen van maart, in Lisse organiseerde men ze in de eerste helft van de maand februari. Beide organisaties hadden voor deze datums hun geldende redenen. De exposities te Haarlem dienden niet alleen om hyacinten te exposeren, maar ook verschillende bijgewassen. Dit gold vooral in die tijd voor de Amarylissen. Die te Lisse wilden aantonen dat hyacinten bijzonder geschikt waren om in het vroege voorjaar te bloeien en dat de bollen uit Lisse de beste waren.

Soldaten in het gelid
De tentoonstellingen werden gehouden op de bovenzaal van het hotel de Witte Zwaan en trokken steeds veel bezoekers uit de hele regio. De tentoonstellingscommissie was nogal vrijgevig met vrijkaartjes en daardoor ontstond op sommige momenten wel eens wat te veel gedrang. En daar stonden ze dan: lange rijen hyacinthen als soldaten in het gelid, op potten of glazen. Elke plant werd beoordeeld naar de grootte en volmaaktheid van de bloem. Om een smaakvol geheel te maken moest men de paden afzetten en bij gebrek aan graszoden gebruikte men daarvoor groen geverfde houtwol. Was het wat druk, dan had die afzetting wel wat te lijden van de voeten der bezoekers, vooral van de damesbezoekers, die van elke bloem het naadje van de kous wilde zien en weten. De herinnering is dat op zulke momenten de suppoosten luid hun stem verhieven en riepen: ,,De heren worden beleefd verzocht niet op het gras te trappen”. Hoe men er toe kwam om geverfde houtwol tot levend gras te verhogen, is een raadsel gebleven, maar inmiddels is het wel zo dat men in het bloembollenvak thans bijzonder goed weet hoe men de producten op tentoonstellingen moet etaleren.

Wildlust
Tot de allereersten, zoal niet de eerste die uit de omstreken naar de Zuid trokken (een toen algemeen gebruikte aanduiding voor onze bollenstreek), behoorden Van der Horst en Dames, die voor die tijd te Heemstede gevestigd waren. Zij verplaatsten hun bloembollenkwekerijbedrijf naar Lisse naar een oude boerenwoning, met het daarbij behorende land, gelegen aan de vaarsloot tegenover de buitenplaats Wildlust.
Gerardus Franciscus van der Horst,onder de vakgenoten Gerrit, werd geboren te Haarlem. Zijn vader was timmermansknecht en zijn moeder verdiende als naaister er nog wat bij. Het waren eenvoudige centzuinige mensen die elke gulden die zij niet voor hun huisgezin nodig hadden opzij legden, om voor hun Gerrit en zijn enige zuster een toekomst te scheppen. Reeds als kind openbaarde zich bij Gerrit de liefde voor bloemen en planten en dit bracht zijn ouders ertoe om hem na de lagere school bloemistleerling te maken. Het bloembollenvak in dus. Kijk dit leek de ouders zo iets, waarin veel geld te verdienen was en geholpen dus met hun spaarpenningen meenden zij dat hun zoon het wel zeer ver, althans financieel, in de wereld zou brengen. Ofschoon dit wel het geval is geweest, hebben zijn ouders hun toekomstplannen niet verwezenlijkt gezien.

De beste leerschool

Het is december 1938. Twee dagen vo* in bloei. Dit keer op de show ‘Bloemlusl overleggen voordat ze een oordeel vellen dagen vor Kerstmis staan puike hyacinten BloemluS’ in Sassenheim. De keurmeesters leel vellei,

 

Gerrit werd op zeer jeugdige leeftijd als bloemistleerling geplaatst bij de firma A. en J.J. Roozen te Overveen. Deze firma gold in die tijd als de beste hyacintenkweker in de bloembollenstreek. In deze leerschool moest hij alle werkzaamheden doen welke voorkwamen, maar hij ontving daarvoor dan ook zaterdagsavonds zijn weekloon, dat lang geen schat was. Dit werd zorgvuldig opgespaard en aangevuld met wat dubbeltjes uit moeders spaarpot en voor dit bedrag kocht hij van zijn patroon wat hyacintenbollen. Hij holde ze uit en reeds op dertienjarige leeftijd was Gerrit dus bloembollenkweker. Hij maakte te Overveen kennis met de bij sommige vakgenoten van de oude garde nog welbekende heer P.W. Voet, die toen evenals hij, het vak leerde. Met hem begon hij gedurende de wintermaanden op zeer primitieve wijze het vervroegen van de bloembollen en vooral hierin hebben beiden bijzonder uitgemunt. Hun kennis op dit terrein ging zelfs zo ver, dat op de Internationale Tuinbouwtentoonstelling te Amsterdam hun inzendingen van vervroegde hyacinten bekroond werden met de eerste en tweede prijs. Dit voorval gaf de toenmalige mededingers nogal wat stof voor op- en aanmerkingen, hetgeen toenam toen het Van der Horst het lukte om op de Vijfjaarlijkse Tentoonstelling van 1900 te Haarlem, de eerste prijs te behalen met een collectie vervroegde hyacinten in potten. Drie stuks van elke soort. Zo iets had men nog nimmer gezien en Van der Horst kreeg toen de naam van de Koning der hyacintenvervroegers.

Koopman eerste klas
Ook op latere leeftijd heeft hij meermalen blijk gegeven van zijn kunnen op dit terrein. Langzamerhand breidde zijn kraampje hyacinten zich uit, maar met die uitbreiding kwam ook de tegenspoed. Het nieuwe- of geelziek, de toenmalige uitdrukking, richtte in zijn kraampje geduchte verwoestingen aan en daardoor raakte onze vriend een weinig aan lager wal. Hij moest dus door bijverdiensten in zijn onderhoud voorzien. Gerrit kwam in contact met de toenmalige firma J.W.Paardekoper & Co te Noordwijk. Met deze kwam hij overeen om aldaar bloembollenkweker te worden en hij ging het jaar daarop voor deze firma op reis naar Duitsland. Er was echter wel een bezwaar, want hij kende de taal niet. Nood breekt wet en dus ging hij in de winter bij een van zijn kennissen privé-les nemen. Dat was bij de heer van Dobbelen, het toenmalige hoofd der openbare lagere school te Voorhout. Na vier maanden les, meende Gerrit bekwaam genoeg te zijn om op reis te gaan en bollen te verkopen. Bij de eerste reis bleek reeds zijn talent: hij was een koopman eerste klas!!

Het Instituut Melman
Nog maar zeer kort in Noordwijk gevestigd, waar hij onder zijn vakgenoten algemene achting genoot, maakte hij kennis met mejuffrouw Anna Braun, met wie hij een paar jaar later in het huwelijk trad. Ze vestigden zich in de Koediefslaan te Heemstede. Er waren vooral twee redenen, die van der Horst ertoe brachten om zijn woonplaats van Noordwijk naar Heemstede te verplaatsen. In de eerste plaats maakte hij in kennis met de heer Melman van Bronstee. Deze boerenzoon uit de Haarlemmermeer, was gehuwd met de dochter van de landbouwer-bloembollenkweker van Dril die zich meer aangetrokken voelde tot de bloembollen dan tot de koeien en zich daarom op de cultuur daarvan toelegde. Hij was het die van der Horst ertoe aanzette om bij hem op de tuin hyacinten te trekken voor de tentoonstellingen. Hij deed dit hoofdzakelijk om van Van der Horst en van de verschillende kwekers die een bezoek kwamen brengen datgene te leren, wat hij voor de uitoefening van zijn nieuwe bedrijf nodig had. Er ontstond door het dagelijkse contact met verschillende kwekers, wat men in die dagen weleens spottend noemde: Het instituut Melman. Op het bedrijf kwamen onder anderen Nicolaas Dames (jawel, hier komt onze Nicolaas op de proppen), J.v.d. Weyden, H. Ruysenaars, P. Eldering, A. Smit, H.v.d. Zijl en anderen. Daar werden de meest actuele vraagstukken op het gebied van hyacintencultuur behandeld. En een zo’n probleem was de vraag hoe de bollen behandeld moeten worden om tegen Kerstmis te bloeien.

Duitse belangen
Het ging in de jaren 1880-1890 met de hyacinten steeds in neergaande lijn en de prijzen hielden daarmee een nauw verband. Hoofdoorzaak daarvan was de mindere afzet in Duitsland, waar de meeste bollen gebruikt werden, maar vooral gevraagd waren om tegen Kerstmis in bloei te zijn. In Duitsland zelf werden ook hyacinten voor dat doel geteeld en dat scheen te lukken. Wie in die jaren de opgeklopte advertenties in de Duitse vakbladen las, zal zich menigmaal de vraag hebben gesteld, waar ons eigen bollenvak eigenlijk bleef. Het waren slechts enkele kwekers, die het meest aan hun Duitse belangen dachten.

Kerstbloei
Een van de stilzwijgende toehoorders tijdens de gesprekken over dit soort onderwerpen was H. van Zijl, de meesterknecht van de firma C.G. van Tubergen te Haarlem (thans in Lisse gevestigd). Hij nam goede nota van wat hij hoorde en wist dat op Zwanenburg in praktijk te brengen. Melman was in het bezit van een vrij uitgebreide verzameling nieuwe hyacinten, merendeels zaailingen en afkomstig van J.H.Veen te Haarlem en het was vooral met deze soorten dat Van der Horst proeven nam om er Kerstmisbroeiers van te maken.
Toen de Algemene Vereniging voor Bloemencultuur een tentoonstelling uitschreef van vervroegde hyacinten, in te zenden op de wintervergadering omstreeks Kerstmis, deden de trekkers hun best, maar Van der Horst was de enige inzender met een drietal potten hyacinten. Dit was wel een bewijs dat men met de Kerstmisbroei nog lang niet was waar men wezen wilde. Een stap verder kwam men in 1891. Wederom waren er meerdere soorten uit de collectie Melman. En zo waar; in het Haarlems Dagblad kon men de advertentie lezen, dat men op 2e Kerstdag bij de heer Van der Horst op de Koediefslaan een drietal potten met ER. Montagne Bernard in volle bloei kon bezichtigen.

Verwondering alom
Het was een mooie heldere namiddag dat men op de Koediefslaan een file van bloemisten uit Haarlem en omstreken, ja zelfs uit Lisse, Hillegom en Noordwijk kon vinden, allen nieuwsgierig naar hetgeen daar te zien was. En wat men zag, wekte wel de verwondering van alle vakgenoten. Een volmaakte donkerrode soort met grote bloemen, juist dus dat wat men zo graag wilde, stond daar voor het raam van de huiskamer te pronken. Uit de gesprekken, die men daar hoorde, kon worden opgemaakt dat allen de mening waren toegedaan, dat men in Montagne Bernard de toekomstsoort voor de Kerstmisbroei gevonden had.
Melman de partijhouder van deze soort meende van dit gunstig oordeel een handig gebruik te moeten maken. Hij sloeg elk aanbod om te verkopen van de hand, maar zei toe te overwegen om er in het voorjaar 1892 enkele regels van in openbare veiling te brengen. En dit gebeurde ook. Een tiental regels werden aangeboden en van deze stonden een drietal bloemen, goed beschermd, nog in bloei. Het schermmateriaal werd voor de aanvang van de verkoop weggenomen en allen stonden verbaasd over de volmaakte bloemen. Zij vonden dan ook gretige kopers, tegen de toen ongekend hoge prijs van f. 70,- per regel.
De tweede reden waarom Van der Horst zijn bedrijf naar Heemstede verplaatste was zijn nadere kennismaking met Dames. Daarover een volgende keer meer.

Het is december 1938. Nog maar twee dagen voor Kerstmis en in de bollenstreek staan puike hyacinten in bloei. Dit keer niet aangedragen in het befaamde Krelagehuis in Haarlem, maar op de show ‘Bloemlust’ in Sassenheim. De keurmeesters filosoferen nog wat over de inzending voordat ze een oordeel vellen.

Tik hier voor deel 3

 

Nicolaas Dames , de oprichter van het bedrijf en een belangrijke bollenteler in Lisse Een foto uit 1932 van Nicolaas Dames

Wordt vervolgd

Copyright © 2005 Vereniging Oud Lisse

De boeiende geschiedenis van Nicolaas Dames deel 1

Nicolaas Dames, hyacintenteler in Lisse was erg belangrijk voor de ontwikkeling van de hyacinten in Lisse. Het is eigenlijk de geschiedenis van de bollenteelt in Lisse.

door Arie in ’t Veld

INHOUD Jaargang 3 nummer 4, oktober 2004

LISSE HET KERKHOF VAN DE HYACINTEN

Nicolaas Dames was voor het bloembollenvak een uiterst belangrijk man. Voor hem werd dan ook in 1932 een borstbeeld opgericht. Dat beeld staat thans aan de voorzijde van het nieuwe laboratorium van P.P.O. aan de Heereweg. In een aantal afleveringen vertelt onze verslaggever het levensverhaal van Nicolaas dames en dat blijkt tevens de geschiedenis te wezen van Lisse en de streek. Hieronder volgt deel een.

In het begin van de 19e eeuw werd de bloembollenteelt in Lisse langzaam uitgebreid, maar de grote uitbreidingen kwamen vooral in de tweede helft van die eeuw. De hoofdoorzaak daarvan was in de eerste plaats de afzanding van de binnenduinen die een steeds grotere vlucht nam, waardoor er meer land voor de cultuur beschikbaar kwam.
De tweede oorzaak was dat meerdere landbouwers en veehouders zagen dat het die bloembollenmannen nogal naar den vleze ging. Meerdere boerenzoons gingen zich in het vak bekwamen, en werden bloembollenkwekers. Vandaar ook dat menige kweker wist te vertellen dat zijn voorouders tot de boerenstand behoorden. Het weiland kromp geleidelijk in en voor de boerenzoons was er daarom bijna nooit gelegenheid om het bedrijf van de ouders voort te zetten. Daarbij kwam dat men slechts node te bewegen was om naar andere plaatsen te verhuizen.Vondels dichterswoord: De liefde tot zijn vaderland, Is elck aangeboren,” was dus volkomen juist.

Lissers
Het bleek al vrij spoedig dat de gronden in Lisse uitstekend geschikt waren voor hyacintencultuur, ofschoon de vaklui uit Haarlem en de naaste omgeving lange tijd beweerden dat Lisse het kerkhof van de hyacinten was. Men ging zelfs zover, dat wanneer in sommige partijen bollen voorkwamen, die tengevolge van de sterke groei van het vorige jaar geen wortel maakten, wel bloeiden maar volstrekt niet groeiden, deze de naam te geven van Lissers. Ofschoon de plaatselijke naijver gedurende vele jaren vooral onder de minder ontwikkelde bloembollenmensen bleef bestaan, werd hoe langer hoe meer duidelijk dat de toekomst voor de hyacintencultuur in Lisse lag. Overigens hield met de uitbreiding van de cultuur de uitbreiding van de export geen de gelijke tred. Maar er waren wel in het begin van de 19e eeuw al exporteurs te Lisse gevestigd.

Liever Jood der Koningen
Een van de voornaamste kwekers werd door enkele heren aangespoord om naast zijn uitgebreide kwekerij, ook de export ter hand te nemen en bloemist te worden zoals men zich in die tijd gewoonlijk uitdrukte. De kweker had met ingespannen aandacht het betoog van zijn bezoekers aanhoord en toen men hem tenslotte vroeg hoe hij over dit voorstel dacht, zei hij: ,,Eniger zijner geloofsgenoten hadden zich op een zekere tijd gewend tot de oude bankier Rottschild, met het voorstel dat hij met zijn kapitaal zou trachten het oude Palestina in zijn bezit te krijgen om daarmee tot een stichting te komen van een nieuw Joods rijk, waarvan hij dan als regerend koning zou kunnen optreden. Rotschild gaf op dit voorstel ten antwoord: ‘Zie vrienden, ik ga op uw voorstel niet in, want ik blijf veel liever Jood der Koningen, dan Koning der Joden’. En zo denk ik er precies hetzelfde over. Door mijn uitgebreide kraam door het krediet dat ik gelukkig geven kan, raak ik de door mij gekweekte bollen jaarlijks gemakkelijk kwijt. Dat is voor mij voorlopig voldoende. Wat de toekomst baren zal, indien mijn kinderen ouder zijn geworden, weet ik niet, maar komt tijd komt raad.”

Ongeschikt voor vervroeging
Het spreekt bijna vanzelf dat er onder de toenmalige kwekers te Lisse meerdere gevonden werden die jaarlijks uit liefhebberij en om aan te tonen dat Lissese bollen zeer goed geschikt waren om vervroegd te worden. In die tijd beweerde menige kweker uit Haarlem en naaste omgeving dat de hyacinten, te Lisse gekweekt, weliswaar groot groeiden, maar voor vervroeging ongeschikt waren. Door dat soort opmerkingen ontstond natuurlijk na-ijver. De tijd kwam dus dat door meerdere Lissese kwekers collecties vervroegde bolgewassen, in hoofdzaak hyacinten , werden tentoongesteld.

Copyright © 2004 Vereniging Oud Lisse

Tik hier voor deel 2