Berichten

Hoog bezoek in Lisse

Het CDA bestuur vergaderde  rond het aan het begin van de 20e eeuw in het gebouw aan de Bondstraat van de Katholieke Arbeidersbond. Het was een armoedige kroeg.  Een aantal leden van de Staten Generaal kwam op bezoek. De ordinaire omstandigheden in de kroeg worden besproken.

NIEUWSBLAD Jaargang 10 nummer 2, april 2011

Van de heer Bas Romeyn kregen we een artikel dat op 28-8-2000 in de NRC-Handelsblad heeft gestaan. Hij beschrijft op hilarische wijze over CDA-vergaderingen in het KAB-gebouw, een tijdsbeeld om van te genieten.

door Bas Romeyn

Het zal een jaar of vijftien geleden zijn dat ik gevraagd werd om het CDA-bestuur in Lisse te komen versterken. Na ampel beraad, zoals dat zo mooi heet, besloot ik de uitdaging aan te gaan. De vergaderingen werden gehouden in het KAB-gebouw, aan de Bondstraat (overigens niets van doen met onze 007-held) te Lisse. Een schamel pand uit 1914, waar de Katholieke Arbeiders Bond haar hoofdkwartier had gevestigd. Een fraaie benaming voor iets dat gewoon een tempel van koning Alcohol was. Als je binnenkwam, ging je langs de biljarttafels l naar rechts. Daar kon je kiezen uit de meest steile trap die ik ooit in m’n leven heb gezien (hij stond vrijwel recht omhoog), óf de deur naar de urinoirs, een benaming die volledig recht deed aan de grondstof die daar afgewerkt werd. In deze ruimte stond een groot aantal granito bakken tegen de muur, alwaar duizenden katholieke arbeiders, sinds de Eerste Wereldoorlog hun door zware landarbeid op de bollenvelden gekromde ruggen nog krommer trokken bij het lozen van met ureum vermengde alcohol. Het resultaat mocht er zijn. Als je ooitaa n scholieren aanschouwelijk wilt maken hoe de grotten van Han zijn ontstaan, is één blik in voornoemde ruimte voldoende. Het spreekt voor zich dat een ieder die zelfs maar over een slechts gedeeltelijk reukvermogen beschikte, de urinoirs blindelings kon vinden.

Bovenaan de trap der alpinisten bevond zich onze vergaderzaal. Aan de grote wand hing een aantrekkelijk klein schilderij, voorstellende een heidelandschap met een wat moedeloos ogende herder met een dito sjokkende hond, naast een schier onafzienbare kudde schapen. Het bijzondere was dat om dit oliewerkje heen gewoon gordijnen aan een rails hingen, aldus de illusie wekkend dat de paarswollige gloed door een venster naar binnen scheen. Dat zou het geval geweest zijn, indien de verlichting redelijk zou zijn. Echter, vrijwel de gehele zoldering was bedekt met tl-buizen, aldus de oude Philips-slogan: “Wie licht spreidt, spreidt gezelligheid”, op rigoureuze wijze opvolgend.

De eerste keer schoof ik, duizelig van alle indrukken, aan een lange rij, terdege met formica voorziene, tafels aan. Voor de pauze kregen we een kop koffie, na de pauze nog een, geserveerd door de vaste kracht van het KAB-gebouw, een zekere Inge. Na een aantal vergaderingen deze consumpties met lede ogen aanschouwd te hebben, stelde ik dat aan de verzorging van het inwendige van het CDA-bestuur toch wel wat schortte en dat ik graag, als donatie aan het CDA, voortaan de catering zou willen verzorgen. Dat werd geaccepteerd.

Na een indringend gesprek met Inge, die opveerde gelijk eens Lazarus uit z’n graf, schets ik u een gemiddelde vergaderavond: Voor de pauze koffie met een werkelijk royale keuze uit taart, gebak en cake, vaak door Inge zelf gebakken. Daarna, na de pauze, zalmsalade, visschotel, sateh met stokbrood, al dan niet begeleid door versnaperingen uit de frituurpan. Tevens, ook niet onbelangrijk, de volledige keuze uit het bar-assortiment van de katholieke arbeiders. En neem maar aan, die was ruim. Op mijn verzoek werden hier wat betere wijnen aan toegevoegd.

Lid van bestuur was, de ook in Lisse wonende, Joep de Boer, voorzitter van de buitenland­commissie van de Tweede Kamer. Als Joep aanwezig was, hij was vaak buitengaats, werd door de voorzitter gevraagd of er nieuws was uit de Tweede Kamer of het buitenland. Met veel genoegen en uitvoerig, in alle betekenissen van het woord, kweet Joep zich van z’n taak, zodat de rest van het gezelschap zich kon spijzen en laven. Op zekere dag, het werd van tevoren aangekondigd, zou Joep langskomen met een delegatie Kamerleden. Inge werd tijdig gewaarschuwd. Het hoge gezelschap arriveerde wat later op de avond. Het bestuur was inmiddels al begonnen met vergaderen. Ik zal u uitleggen wat er te zien was: onder de onbarmhartig schijnende tl-buizen (de penningmeester droeg altijd een zonnebril), stonden de tafels vol met door Inge zelfgemaakte salades, dampende schalen met satehstokken, manden stokbrood, bitterballen en vlammetjes, alsmede restanten taart. Mannen en vrouwen, aan de shag dan wel sigaretten of dikke sigaren rokend, met handen glazen omklemmend, waarin bier, witte of rode wijn of limonadeglazen gevuld met ‘baco’s’ van Inge, die, het mag niet verzwegen worden, een uitzonderlijke nadruk legde op het gedeelte ‘ba’ en beduidend minder op de ‘co’.

Leden van de Staten Generaal

De leden van de Staten Generaal, al overweldigd door het gebouw en zaal, deinsden terug en keken zoals eens de vrouw van Lot moet hebben gekeken naar de ondergang van Sodom en Gomorra. Lang duurde dit niet, want ze werden allerhartelijkst, mogelijk zelfs een tikkeltje oneerbiedig, begroet. Pas aan het einde der vergadering zag ik door wat tabaksrook een hand over de tafel schuiven, toebehorende aan een Kamerlid uit de Anti-Revolutionaire bloedgroep, die het laatste satehstokje van de schaal pakte. Hij was de enige van het hoge gezelschap die dit aandurfde. Het voltallige bestuur was het er over eens: het was een grandioze avond geweest! Ik kan mij voorstellen dat een zekere gelijkenis met gepeperde avonden in Rotterdam zich opdringt. Vergeet echter niet, in Lisse was geen sprake van verteren van gemeenschapsgelden. Het CDA had in mijn tijd 10 van de 19 gemeenteraadsleden en nu zes. Zegt dat niet voldoende? Voor politieke adviezen houd ik mij beschikbaar.

De voorkant van het patronaatsgebouw

 

Het ontslag van een rooms-katholieke ambachtsbewaarder in Lisse in de achttiende eeuw.

Vanaf de tachtigjarige oorlog kregen de katholieken in openbare functies vaak ontslag. De katholieke Jacob Floriszn. Van Bourgondiën is geboren in 1680. Hij werd in 1725 ambachtsbewaarder. Uitgelegd wordt wat een ambachtsbeheerder is. In 1726 start een procedure om hem af te zetten omdat hij katholiek was.

door drs. Maarten van Bourgondiën

NIEUWSBLAD Jaargang 8 nummer 2, april 2009

Inleiding

Als gevolg van de veranderde machtsverhoudingen, werden roomskatholieken vanaf het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog stelselmatig geweerd uit publieke bestuursfuncties. Zo mochten zij op lokaal niveau geen deel meer uitmaken van het dorpsbestuur. Op 29 juli 1654 bepaalden de Staten van Holland dat alle rooms-katholieke bestuurders “geheel buyten geslooten en affgeset” moesten worden. [1] Om bestuursfuncties uit te kunnen oefenen, was lidmaatschap van de Nederduits Gereformeerde Kerk verplicht. Dat was namelijk de offi ciële staatskerk van de Republiek der Verenigde Nederlanden. In de praktijk werd deze bepaling echter niet altijd strikt opgevolgd. In dorpen met een kleine gereformeerde gemeenschap was het bijvoorbeeld moeilijk om steeds voldoende geschikte bestuurders te vinden. Dan kon het gebeuren dat er ook rooms-katholieken in het dorpsbestuur werden opgenomen. Hoewel de rooms-katholieken in Lisse door de eeuwen heen altijd in de meerderheid zijn geweest, was de gereformeerde gemeenschap in dit dorp over het algemeen net groot genoeg om voldoende bestuurders te leveren. De vier burgemeesters waren in de achttiende eeuw bijvoorbeeld steevast van gereformeerde huize. Het is dan ook enigszins opvallend om te zien dat er in het eerste kwart van de achttiende eeuw toch roomsgezinde dorpsbewoners als ambachtsbewaarder in het dorpsbestuur werden opgenomen. Lange tijd leverde dat geen noemenswaardige problemen op, maar in 1726 was de rooms-katholieke achtergrond van de ambachtsbewaarder Jacob Floriszn. van Bourgondiën reden om een ontslagprocedure tegen hem in gang te zetten. [2] Ik zal daar in dit artikel wat dieper op ingaan. Het geeft namelijk een aardig beeld van de invloed van religie en politiek op het dagelijkse leven in een dorp in de Duin- en Bollenstreek.

De kerk van Lisse in 1725. De religieuze spanningen in het dorp hadden in deze tijd vooral een politiek-economische achtergrond (afbeelding uit de Atlas van Schoemaker).

Jacob Floriszn. van Bourgondiën

De hoofdpersoon van dit artikel werd geboren omstreeks 1680. Hij was een kleinzoon van de uit de ambachtsheerlijkheid Heemstede afkomstigeCornelis Janszn. van Bourgondiën. Cornelis trouwde omstreeks 1645 met de Lissese Anna Florisdr. van Wassenaar. Vermoedelijk is hij ook rond datzelfde jaar naar Lisse verhuisd. In ieder geval hebben zijn nakomelingen tot aan het eind van de achttiende eeuw in dit dorp gewoond. In de door mij bestudeerde bronnen worden nergens concrete uitspraken gedaan over het beroep van Jacob Floriszn. van Bourgondiën, maar waarschijnlijk verdiende hij net als zijn vader Floris Corneliszn. van Bourgondiën zijn brood als veehouder. Jacob was eigenaar van een boerderij met zes morgen land in de Westgeest te Lisse (een gebied ten zuiden van de huidige Vuursteeglaan, aan de westkant van de Heereweg). Daarnaast pachtte hij ook nog diverse andere percelen. In 1725 had hij op die manier in totaal vijftien morgen en 200 roeden land tot zijn beschikking. Omgerekend naar huidige oppervlaktematen is dat ongeveer dertien hectare. Jacob Floriszn. van Bourgondiën trad tweemaal in het huwelijk. Eerst in 1707 met Katharina Jacobsdr. Naardenburg (weduwe van Jacob Dirkszn. Uitermeer), en daarna in 1731 met Anna Anthonisdr. van der Libbe (weduwe van Dirk Jacobszn. Ruigrok). De families Van Bourgondiën en Van der Libbe konden blijkbaar goed met elkaar overweg, want Jacobs halfzus Dirkje Florisdr. van Bourgondiën was getrouwd met Jan Anthoniszn. van der Libbe, een broer van Anna. Voor zover bekend zijn beide huwelijken van Jacob Floriszn. van Bourgondiën kinderloos gebleven. Hij overleed op 23 december 1738, waarna Anna Anthonisdr. van der Libbe op de boerderij in de Westgeest bleef wonen. Zij hertrouwde in 1743 met Adriaan Simonszn. Langeveld.

Fragmentgenealogie van Cornelis Janszn. van Bourgondiën

Aanstelling tot ambachtsbewaarder

In 1725 werden Jacob Floriszn. van Bourgondiën en Otto Jacobszn. Kranenburg aangesteld tot ambachtsbewaarders van Lisse. Samen met de schout hielden zowel kroosheemraden als ambachtsbewaarders zich bezig met waterschapszaken binnen het ambacht, waaronder het onderhoud van wegen, bruggen en dijken (taken die tegenwoordig onder de noemer Openbare Werken vallen). De schout en kroosheemraden oefenden de rechterlijke taken uit, terwijl de bestuurlijke taken op de schouders rustten van de schout en de ambachtsbewaarders. [3] In de zeventiende en het eerste kwart van de achttiende eeuw werden de functies van kroosheemraad en ambachtsbewaarder eerlijk verdeeld onder de rooms katholieke en gereformeerde inwoners van Lisse. Zo waren onder andere de vader en oom van Jacob Floriszn. van Bourgondiën in de zeventiende eeuw actief als kroosheemraad. [4] Dat Jacob zich later eveneens met waterschap zaken bezig ging houden, is dus niet zo vreemd.
In Lisse week men op waterschap gebied lange tijd af van de wettelijke bepaling dat bestuursfuncties alleen door lidmaten van de officiële staatskerk mochten worden uitgeoefend. Misschien woonden er in dit dorp toch niet voldoende gereformeerden om alle bestuursfuncties te vervullen. Daarnaast kan de verdeling van de waterschap functies ook in goed onderling overleg zijn gebeurd. De bevolking nam in veel gevallen namelijk een wat gematigder standpunt in ten aanzien van de strenge verbodsbepalingen die van hogerhand werden opgelegd. [5] Dan zou je echter verwachten dat rooms-katholieken in Lisse ook tot andere bestuursfuncties werden toegelaten, en daar zijn vooralsnog geen aanwijzingen voor. De burgemeesters hadden, zoals gezegd, in de achttiende eeuw steevast een gereformeerde achtergrond. Er is dan ook meer onderzoek nodig om duidelijkheid te krijgen over deze bestuurskwestie.

Overzicht van de ambachtsbewaarders van Lisse in de jaren 1700-1725 (NB: over de jaren 1714-1716 en 1723-1724 zijn op dit moment geen gegevens bekend)

Procedure tot afzetting

Gedurende het eerste kwart van de achttiende eeuw had niemand zich echt gestoord aan het feit dat rooms-katholieke inwoners van Lisse tot ambachtsbewaarder werden aangesteld. In 1726 werd er door vertegenwoordigers van de gereformeerde kerk van Lisse echter geklaagd bij de Classis van Leiden. De gereformeerde ambachtsbewaarder Otto Jacobszn. Kranenburg diende in mei van dat jaar af te treden omdat zijn termijn afl iep. Dat betekende dat de roomsgezinde ambachtsbewaarder Jacob Floriszn. van Bourgondiën in dat jaar de oudste in functie en daarmee invloedrijkste ambachtsbewaarder van Lisse zou worden. Het was namelijk de oudste ambachtsbewaarder die de belangrijkste bestuurstaken uitoefende (al overlegde hij daarbij wel met de jongste ambachtsbewaarder). Men vreesde nu “dat bij het bewind van de paepsche [ambachtsbewaarder], de gereformeerde ambaghtslieden als timmerluyden, metselaeren, etc., aen welke thans het werk van het ambagt aldaer aenbesteet was, zoude werden affgedanckt, en het zelve aen paepsche gegeven.” Het draaide bij deze kwestie uiteindelijk dus niet om zuiver religieuze motieven, maar om de vraag wie alle werkzaamheden binnen het ambacht mocht verrichten. In dat licht bezien is het vreemd dat er niet eerder aan de bel werd getrokken. Het kwam namelijk wel vaker voor dat de oudste ambachtsbewaarder van Lisse rooms-katholiek was (zie bovenstaande tabel). Vermoedelijk speelden de problemen die in 1723 waren gerezen tussen de ambachtsheer en de kerkeraad van Lisse een rol bij de afzettingsprocedure. [6] De toenmalige ambachtsheer Frederik Jacob Heereman van Zuydtwijck was namelijk roomsgezind, en het was de kerkeraad een doorn in het oog dat hij als rooms-katholiek ambachtsheer het recht had om de predikant te benoemen. Er volgde een slepend juridisch confl ict, waarbij de ambachtsheer in 1725 uiteindelijk aan het kortste eind trok. De gedesillusioneerde Frederik Jacob Heereman van Zuydtwijck verliet kort daarop de Republiek der Verenigde Nederlanden. Met Lisse heeft hij zich daarna nooit meer bemoeid. Mogelijk heeft de kerkeraad van Lisse deze benoemingskwestie aangegrepen om meteen ook maar korte metten te maken met de laatste rooms-katholieke invloed in het dorpsbestuur. De bovenstaande gegevens wekken in ieder geval sterk de indruk dat er in Lisse gedurende de jaren ’20 van de achttiende eeuw een politiek-economische machtsstrijd gaande was. Hoe het ook zij, uiteindelijk kwamen de klachten over de rooms-katholieke ambachtsbewaarder van Lisse via de “Christelijke Synodus van Zuyd Holland” bij de Staten van Holland terecht. Zij bepaalden op 26 april 1726 dat Jacob Floriszn. van Bourgondiën diende te worden afgezet, en dat in zijn plaats een gereformeerde ambachtsbewaarder moest worden aangesteld. Daarnaast lieten de Staten van Holland weten dat er in het vervolg alleen nog maar gereformeerden tot ambachtsbewaarder mochten worden benoemd. Voor zover ik na kon gaan heeft men zich daar in Lisse vanaf 1726 steeds keurig aan gehouden. De rol van de rooms-katholieken in het dorpsbestuur was daardoor dus helemaal uitgespeeld. Zij moesten wachten tot de Bataafse Revolutie van 1795 voordat zij weer bestuurlijke activiteiten konden ontplooien.

Noten

[1] Gemeentearchief Lisse, inv. nr. 25 (ongefolieerd).

[2] Zie ook A.M. Hulkenberg, De Aagtenkerk van Lisse (Lisse 1960) 78.

[3] Mr. S.J. Fockema Andreae, Het hoogheemraadschap van Rijnland. Zijn recht en zijn bestuur van den vroegsten tijd tot 1857 (herdruk Alphen a/d Rijn 1982) 95 en 100.

[4] Nationaal Archief, DTB Lisse, boek L12A (1687-1699), fol. xii; enkele Lissese rooms-katholieke families die in de achttiende eeuw kroosheemraden leverden, zijn: Van Graven, Kroon, Schrama, Van der Voort en Vreeburg, zie: Gemeentearchief Lisse, inv. nr. 302.

[5] Mr. H.J.J. Scholtens, Uit het verleden van Midden-Kennemerland (Arnhem 1968) 69. [6] A.M. Hulkenberg, Het Huis Dever te Lisse (Zaltbommel 1966) 200-208

Grondruil Dever

NIEUWSBLAD Jaargang 2 nummer 3, juli 2003

Nieuwsflitsen

Na lange onderhandelingen tussen de gemeente Lisse en bestuur van de Stichting ’t Huys Dever, is op 2 april door notaris F.J.M. Kompier in het gemeentehuis de akte tot ruiling van grond tussen de Stichting Beheer Buitenplaats ’t Huys Dever en de gemeente Lisse gepasseerd. De akte van overdracht is daarbij ondertekend door beide partijen. Door in te stemmen met de grondruil maakt de Stichting de aanleg van de ontsluitingsweg tussen het bedrijvenpark Dever en de Heereweg mogelijk.

Voorwoord van de voorzitter: Behoud van het dorpse karakter

De  voorzitter schrijft in het voorwoord dat de VOL na de verkiezingen de constante factor in het uitvoerend gemeentelijk beleid is. We zijn onder andere betrokken bij de gemeentelijke monumentenlijst en de Centrumvisie.

NIEUWSBLAD Jaargang 1 nummer 2, april 2002

Ton Rouwhorst

De verkiezingen zijn gelukkig weer achter de rug en we kijken er vol verwachting naar uit om met de nieuwe gemeenteraad en het col­lege van Burgemeester en Wethouders te gaan samenwerken.

Je ziet in deze tijd maar weer eens wat het belang is van onze Verening. De samenstelling van de raad of het college kan zo maar veranderen en de Vereniging Oud Lisse blijkt dan toch de constante factor te zijn in het uitvoerend gemeentelijk beleid. Het bijsturen van het monumentenbeleid en het behoud van het dorpse karakter blijven voor ons de komende raadsperiode weer de speerpunten.

De afgelopen jaren zijn we als Vereniging nauw betrokken geweest bij de bescherming van de nodige panden en deze panden op de gemeentelijke monumentenlijst te krijgen. Tevens zijn we in een vroeg stadium betrokken geweest bij het ontwikkelen van een Centrumvisie en ook daarbij is onze inbreng voor ingewijden duide­lijk herkenbaar. Betreffende de uitvoering van deze Centrum- plan­nen zullen we zeker onze rol blijven opeisen.

Ik denk dat ‘herkenbaar voor ingewijden’ een beetje in kaart brengt wat ons de komende jaren als Vereniging Oud Lisse te doen staat. De resultaten van onze inbreng in het gemeentelijk beleid zijn goed te noemen, maar meestal slechts bekend bij een kleine groep.

We zullen ons dan ook de komende periode duidelijker moeten profileren en ook zal het ledental van onze vereniging drastisch moe­ten toenemen. Een andere mogelijkheid is om de samenwerking met het Museum de Zwarte Tulp en de Stichting Dever te verwezenlijken om daardoor onze positie te verstevigen.

Deze en andere onderwerpen komen aan de orde op onze komende jaarvergadering. Ik hoop veel leden op onze jaarvergadering te mogen begroeten om gezamenlijk over deze onderwerpen te kunnen discussiëren.

 

Kanaalstraat hoek Kapelstraat ca. 1935

CENTRUM VAN LISSE IN ONTWIKKELING

NIEUWSBLAD Jaargang 1 nummer 1, januari 2002

door Ton Rouwhorst

De gemeente heeft adviesbureau RBOI opdracht gegeven een visie te geven voor de ontwikkeling van het centrum van Lisse. De VOL is nauw betrokken geweest bij de eerste fases. De inventarisatiefase is nu achter de rug.

De gemeente heeft het adviesbureau RBOI opdracht gegeven een visie te geven voor de ontwikkeling van het centrum van Lisse. De Vereniging Oud Lisse is nauw betrokken geweest bij de eerste fases. De inhoudelijke inbreng van de VOL is dan ook

duidelijk herkenbaar.

Het plan van aanpak van het RBOI omvat zeven werkstappen, waarvan nu de eerste drie (initiatiefase, ideeënfase en inventarisatie­fase) zijn gezet. Dat resulteerde in een Werkboek waarin een inzicht wordt gegeven in de ruimtelijke mogelijkheden en wenselijkheden. Uitgangspunten zijn: behoud van het dorpse karakter, (de aantrekke­lijke dorpssfeer van de Kanaalstraat en de historische en kleinscha­lige sfeer van de Heereweg dienen dus behouden te blijven), handha­ven van evenementen in het centrum, verbetering van het toerisme en verkeersluw maken van bepaalde gebieden.

Het Werkboek behandelt uitgebreid een aantal projecten. We vatten ze samen. Het Vierkant zal een culturele identiteit krijgen met de nodige ondersteuning van horeca. Het bedrijf Digros aan het Vierkant zou daarom verplaatst moeten worden. (Er zijn mensen die dromen van de terugkeer van Herberg De Witte Zwaan) Het winkelcentrum Blokhuis is en blijft het economische hart, dat waar nodig versterkt zal worden. Uitbreiding in de richting van de Haven is een mogelijkheid. Binnenkort zal een conceptplan gepre­senteerd worden voor een doorsteek van de Kanaalstraat naar de Grachtweg.

Voor het grote, vrijgekomen terrein van garagebedrijf Heemskerk zijn conceptplannen in ontwikkeling met als uitgangspunt een cultu­rele bestemming. De mogelijkheid wordt bestudeerd de Haven te verbinden met het Blokhuis. (Wat betreft de Haven, er zijn mensen die dromen van terugkeer van de Gracht en de Brug.

Overwogen wordt het stalen casco van gebouw De Madelief (hoek Kanaalstraat-Westerdreef) meer in overeenstemming te brengen met de kleinschalige en historische sta­tus die wordt nagestreefd. Men poogt nieuwe functies te geven aan de Lisser Passage. Zodra in de toekomst de hallen van de CNB en van de Hobaho vrijkomen doordat deze oude Lissese bedrijven naar elders in de gemeente verhuizen, zullen ook deze locaties opnieuw ontwikkeld kunnen worden. De Vereniging Oud Lisse wil graag één van deze hallen behouden voor grote evene­menten.

Zoals te zien is wordt de zoge­naamde Glazen Hal afgebroken. Woondiensten Trias, die het terrein verworven heeft, gaat hier wonin­gen en kantoren bouwen alsmede een nieuw eigen kantoor. Op de plaats van het oude kantoor aan de Nassaustraat kunnen nieuwe plannen tot ontwikkeling komen.  Er zijn dus de nodige ontwikkelin­gen in ons dorp gaande. Die zijn ook af te lezen aan de vele strategi­sche aankopen van panden en ter­reinen door de gemeente. De Vereniging Oud Lisse volgt de activiteiten op de voet en stuurt waar mogelijk en gewenst bij.