Berichten

Lisse 825 jaar en het huis Ter Specke

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                           

28 maart 2023

 door Nico Groen

 Lisse bestaat dit jaar op papier 825 jaar. Dit wordt groots gevierd in Lisse. De agenda vindt u op de website van de gemeente Lisse. Huis Ter Specke werd in 1343 genoemd als ‘stenen huis’. Mogelijk was dit huis er al veel eerder. De familie Van der Specke woonde namelijk al een eeuw eerder in Lisse.

Speck betekende in de middeleeuwen knuppelpad in een moerassig gebied. Het betrof een constructie van in de lengterichting evenwijdig liggende palen met dwars daarop liggende  takken. Aan weerszijde stonden palen. Als het pad verrotte of in het moeras zakte kwamen er nieuw palen en takken bovenop. Zo’n pad was in gebruik bij de familie Van der Specke, want ten noorden van de huidige Speckelaan had de familie ook grond in leen. Mogelijk werd hun veengebied ook Speck genoemd. De familie van der Specke vernoemde zich naar het pad of het gebied.

Willem van der Specke ook Verspeck genoemd, wordt omstreeks 1280 in Lisse geboren en is daar in 1344 ook overleden. Hij en zijn nageslacht waren van de lagere adel. Zijn waarschijnlijke vader, Dirck van der Specke, was geboren in 1250 en is overleden in 1312. Bij de geboorte van Willem was Dirck dus ongeveer 30 jaar oud en woonachtig in Lisse.

Bastaardzoon van graaf Willen II.

Deze Dirck van der Specke (1250-1312) was een bastaardzoon van graaf Willem II (1228-1256) en werd daarom ook Dirck van Holland genoemd. Vanwege zijn afkomst had hij belangrijke functies bij het graafschap Holland. Hij was o.a. landcommandeur van Holland  van 1287 tot 1307 bij het ridderschap van de Duitse Orde. Dat was bij de balije (afdeling) Utrecht, die een stuk of 15 onderafdelingen had, vooral in het westen van het land. De ridderlijke orde is in 1189 opgericht en werd in 1190 door de paus bekrachtigd. De balije van Utrecht had veel grond en boerderijen door giften in bezit gekregen. De opbrengsten van huur en pacht werden aan allerlei goede doelen besteed. Alleen adellijke lieden mochten lid worden van de ridderlijke orde. Omdat Dirck een bastaardzoon was ging dat niet zomaar. Het lidmaatschap van de orde met dispensatie is door graaf Willem II, voor zijn bastaardzoon Dirck, aangevraagd bij de paus van Rome en gehonoreerd.

Ook het nageslacht in Lisse heeft vele belangrijke functies gehad. Genoemd kunnen worden: diverse keren schout van Lisse, schepen van Haarlem, schout van Noordwijkerhout, schout van Haarlem, schepen en burgemeester in Leiden, kerkmeester van de St. Pieterskerk en rentmeester van Kennemerland en West-Friesland.

Aan een oorkonde uit 1395 van een volgende Dirck van der Speck (overleden voor 1418) zit een wapen, waaruit blijkt dat Van der Speck afstamt van de graven van Holland want hij hanteert eenzelfde soort wapen met een barensteel. In 1269 wordt Symon van Teylingen ‘neef’ van graaf Floris V genoemd. Ook de term ‘bloedverwant’ tussen de Teylingers, de familie Bredero en de graven is opgeschreven. Dit is ook aan de wapens te zien.

Foto: Links boven het wapen van de graven, recht boven, die van Van der Speck. De onderste 2 van Teylingen en Bredero
Foto: Internet

 

OUDNIEUWS: SEEVENHOFF met een bijzondere bewonersgeschiedenis

In oude akten van de 17e eeuw lezen we dat er in Lisse een grote vlasserij, genaamd Seevenhoff was, gelegen aan de zuidoostzijde van de Heereweg. Seevenhoff had 4 haardsteden en 2 vlasovens en betaalde een bedrag van 12 gulden. In Lisse waren meer dan 70 vlasovens.

Dirk Floorijp en Alphons Verstraeten

Nieuwsblad jaargang 21 nummer 2, 2022

In oude akten van de 17e eeuw lezen we dat er in Lisse een grote vlasserij, genaamd Seevenhoff was, gelegen aan de zuidoostzijde van de Heereweg.

Oude aktebeschrijvingen
Hier blijkt al een moeilijkheid met omschrijvingen in oude akten. Indertijd rekende men vanaf de Zandvaart of Lisserbeek. Het gebied benoorden de huidige Kanaalstraat (toen Broekweg) werd wel het Oosteinde genoemd. Er staat ook nog geschreven: belend ten
noordwesten de Heereweg.

Treijnencroft

Vlasoven uit Vragender nu in Openluchtmuseum Arnhem

Dit Seevenhoff was gekomen uit een Treijnencroft van 1 morgen 327 roeden, groot 50 roeden, grenzend aan de Schoutenboomgaard. In bezit sinds 1650 bij oude Claes (ook wel Claas geschreven) Dirkse van Steijn, getrouwd met Jannetje Pietersdr van der Helder. Deze oude Claes, vlasser en schepen van Lisse, werd hier geboren in 1623. Zoon Pieter Claasz van Steijn, de jonge, koopt als rijke vlasboer van de kerkmeesters in Lisse in 1684 een dubbele grafstede, nr. 44 en 45, in de kerk.
We hadden het vermoeden dat de vlasserij lag ter hoogte van Heereweg 143, de latere stalhouderij van Scheepmaker. Bij een eerder onderzoek naar het buitenplaatsje De Pruimenhof, waar in de 18e eeuw het domineesechtpaar Van Blommesteijn-De Roos woonde, huidige locatie Heereweg 133 (Grimme), blijkt dat dit uit dezelfde Treijnencroft kwam en grensde aan de Schoutenboomgaard. Deze laatste opmerking laat zien dat het om de juiste locatie gaat. Het woord croft vinden we vaak terug in oude akten en wijst oorspronkelijk naar “akker in de duinen”, later staat het meer algemeen voor een landbouwperceel.

Vlasindustrie

Pieter Florisz Scheepmaker, stalhouderij en expeditiebedrijf, wordt in 1956 eigenaar van het perceel, waarop dan twee huizen met schuur staan

In het haardstedengeld van 1666 kunnen we het nu traceren en blijkt dat Seevenhoff 4 haardsteden had en 2 vlasovens en betaalde een bedrag van 12 gulden. In Lisse waren meer dan 70 vlasovens. De meeste inwoners verdienden hun brood in de vlasindustrie. Er was zelfs een verbod uitgevaardigd door schout en schepenen om vlasresten in kachels te stoken vanwege brandgevaar door vonkenregen. Er herinnert niets meer aan deze industrie waar de zeilschepen het vlas aanvoerden uit Goeree en Overflakkee en Zeeland. Wie weet nog iets over vlasroten of het beroep van hekelaar of zwingelaar? Het enige wat er aan herinnert is de Kapelsteeg waar het vlas op kapellen werd gezet om te drogen.
Arie de Koning schreef eerder in het Nieuwsblad, nr. 4 herfst 2017, over dit onderwerp “Vlas en Lisse: een mooi koppel”. Dit artikel is op de website van Oud Lisse terug te vinden.

 

 

Vlas telen en linnen maken

Bewoningsgeschiedenis

Pieter Florisz Scheepmaker, stalhouderij en expeditiebedrijf, wordt in 1956 eigenaar van het perceel, waarop dan twee huizen met schuur staan.

In het hiernavolgende overzicht is de bewonersgeschiedenis van de locatie van Seevenhoff beschreven vanaf de eerder genoemde Claes Dirkse van Steijn.
SEEVENHOFF (vlasserij)
SCHEEPMAKER (stalhouderij)
Eigenaars, pachters, bewoners en personeel 1650 – 1832 ligging: nr. 110 (Verpondingsregister 1735), nr. 105 (1730), nr. 189 (1814), nr. 192 (1832), aan de oostzijde van de Heereweg, ten noorden van Het Wapen van Haarlem, ten zuiden van de doorgang naar het Clausplein; adres indicatie: Heereweg 143:

1650 eigenaar: Claas Dirksz van Steijn (Lisse, 1623 – Lisse, 1681), vlasser, schepen van Lisse, eerst getrouwd met Jannetje Pietersdr van der Helder (1622 – 1660), latermet Crijntje Huijbertsdr. van Roode (1632 – 1701)

1681 eigenaar: Pieter Claasz van Steijn, de jonge (1660 – Lisse, 1695), vlasser, koopt in 1684 twee graven ( nr. 44 en 45) in de NH kerk, zoon van Claas Dirksz van Steijn en Jannetje van der Helder. Pieter Claasz van Steijn, de jonge, is getrouwd met Geertje Maartensdr Kleijpoel (Lisse, 1666 – Lisse, 1716), die later trouwt met Jacob Erfoort (N’wijkerhout, 1670 – Lisse, 1697)

1708 eigenaar: Johannes Maertensz van ’t Hoogh (Lisse, 1684 -), getrouwd met Marijtje Leenders van Sijp (Warmond, 1685 -), dochter van Leendert Gijsbetsz van Sijp en Trijntje Engels Broeckhuisen; koopsom : 1125 gulden

1766 eigenaar: Jan Oldenzeel (Gorcum, 1730 –Waspik, 1783), burgemeester van Lisse, zoon van Stephanus Oldenzeel (Gorcum ) en Cornelia van Blommesteijn, zus van ds. van Blommesteijn. Jan Oldenzeel was eerst getrouwd met Maria Nutt (1732 -), daarna met Helena Vlaanderen (Lisse, 1731-Waspik, 1787), dochter van Jan Vlaanderen de Jonge (1700 – Lisse, 1737) en Francina de Roos (Haarlem, 1710–Lisse, 1749),  zus van de vrouw van ds. van Blommesteijn, Helena de Roos (Haarlem – 1787).
bewoner : Jan van Dijk (Lisse, 1730 – Lisse, 1782).

1773 eigenaar: Pieter Teunisz de Baar (Hillegom, 1733 – Lisse, 1781), bakker, getrouwd met Maria de Jong (Alkemade, 1734 – Lisse, 1802); koopsom : 1000 gulden.

1774 eigenaar: Jan van Dijk (Lisse, 1730 – Lisse, 1782); koopsom : 900 gulden.

790 eigenaar: Agatha Zwitser (Wassenaar, 1771 – Den Haag, 1826), dochter van Jacob Zwitser en Susanna Flama, alias de Vlaming, getrouwd met Jan Jacobsz Zwanepol (Hattem, 1756 – Den Haag, 1845), veldcornet in Zuid-Afrika.

1794 eigenaar: Jan Jacobsz Zwanepol (Hattem, 1756 – Den Haag, 1845), veldcornet in Zuid-Afrika, getrouwd met Agatha Zwitser.

1799 eigenaar: Hendrik Nieuwehuis (Osnabrück , 1752 – Lisse, 1821), tuinbaas op Keukenhof, tapper, getrouwd met Maria Catharina Herbers ( Erberveld (D), 1750 – Lisse, 1826), tevens eigenaar van Het Wapen van Haarlem, koopt in 1812 “ Meer en Duin “ voor de sloop.

1824 bewoners: Lambert Gerritse (Epe, 1753 – Lisse, 1847), tuinman Sijbrand Hovenier (Hem, 1775 – Lisse, 1859), voerman , getrouwd met Neeltje Jansdr Bieren (Akersloot, 1782 –Haarlemmermeer, 1878).

1832 eigenaar/bewoner: Lambert Gerritse (Epe, 1753 – Lisse, 1847), tuinman, zoon van Gerrit Lamberts en Aartje Jacobs, eerst getrouwd met Berentje Capelle (Varsseveld, 1758–Warmond, 1823), later met Jenneke Vlaswinkel (Varsseveld, 1777 – Lisse, 1855.

“Voorts leeveren deze gronden meede extra goede Graangewasſchen en allerſchoonst Vlas op….” uit, De Nederlandsche stad- en dorpbeschrijver, pag. 4

 

Een vlasoven uit Kotten.
bron: wikipedia, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Stamboomonderzoek bij de VOL

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                

15 maart 2022

door Nico Groen

Wat betekent genealogie? Het is (volgens Wikipedia) familiekunde. Een hulpwetenschap van de geschiedenis, die zich bezighoudt met het onderzoek naar afkomst en geschiedenis van families en geslachten. Dat kan leiden tot een stamboom van alle personen uit dezelfde familie, uitgaand van de oudst bekende voorvader in mannelijke lijn. De VOL is geïnteresseerd in Lissese families of in personen die een verbinding met of een betekenis voor Lisse hebben.

De vereniging heeft een werkgroep Genealogie, die een digitaal bestand heeft ontwikkeld met behulp van een  bepaald programma. Daarin staan personen uit Lisse met daar bij behorende familieverbanden. Beheerder is Louise Kerkvliet-van Kampen. Tot 1920 is het bestand behoorlijk volledig. Tegenwoordig zitten er in het bestand 60.000 personen met 18.500 families in Lisse. Dit bestand blijft groeien. Om data te vinden van personen na 1920 is een uitdaging vanwege de privacywetten.  In het kader van deze privacyregels zijn geboorteaktes pas na 100 jaar in te zien, huwelijksaktes na 75 jaar en overlijdensakte na 50 jaar. Dat betekent dat deze informatie op een andere manier gevonden moet worden.

Genealogische bronnen bij de VOL

Genealogische informatie was vroeger moeilijk te achterhalen. Men moest er voor naar gemeentelijke, nationale en kerkelijke archieven. Men moest er echt heen om in de verschillende archieven informatie te achterhalen. Daar werd veel tijd aan besteed. Met het digitale tijdperk is dat eenvoudiger geworden. We kunnen vanuit onze luie stoel informatie benaderen. De VOL heeft een eigen archief gevuld vanuit verschillende informatiebronnen. Denk hierbij aan archiefmateriaal van de gemeente, maar ook documenten van Erfgoed Leiden en Omstreken, waaronder de Bollenstreekgemeenten, gerechtsboeken etc. Het gaat om zowel publicaties als digitale bronnen.

Inloop op dinsdagmorgen

Regelmatig ontvangen wij giften waarin genealogische informatie beschreven is. Maar ook verzamelaars en particulieren bieden bidprentjes, rouwadvertenties en geboortekaartjes aan waaruit veel informatie te achterhalen is. Verder wordt er gebruik gemaakt van alle beschikbare digitale informatie die wereldwijd op het internet te vinden is.

Wat doet de VOL met de verzamelde informatie? Ons bestand is in wezen een lijst met namen waarin begin- en einddata verwerkt zijn en waarin familieverbanden vermeld zijn. De informatie is onlangs gebruikt voor de website LisseTijdReis, waarbij historische informatie over personen en zaken uit Lisse aan elkaar gekoppeld werd. Daarmee is informatie gebruikt van 1830. Je kunt o.a. nagaan waar je voorouders gewoond hebben en welke beroep ze uitoefenden. Er wordt nu druk gewerkt aan het Lisse van 1880. LisseTijdReis is door iedereen te raadplegen, maar de genealogische informatie is alleen voor leden van de VOL toegankelijk. In het verleden zijn er veel kwartierstaten met ouders, grootouders en bed-overgrootouders gemaakt van bekende Lissers. Deze zijn op de website terug te vinden. Ook kunnen particulieren informatie achterhalen bij de inloop op dinsdagochtend. Aanvullende informatie van personen en gezinnen uit Lisse is altijd welkom. Kom gerust ook eens langs op de inloopochtend op dinsdag voor het nagaan van je eigen familiegeschiedenis.

Pareltje: het boek Vader Izaäk

Het ‘Pareltje’ van deze aflevering valt in de categorie ‘Genealogie’. Izaäk de Kooker scheef het boek ‘Vader Izaäk’ . Het verscheen in 2014 bij uitgeverij Boekscout. Het boek geeft een zeer herkenbaar beeld van het leven van een kleine zelfstandige en zijn gezin in de jaren 1950 tot 1970.

door Ria Grimbergen

Jaargang 20 nummer 3, 2021

Het ‘Pareltje’ van deze aflevering valt in de categorie ‘Genealogie’. Izaäk de Kooker werkte als adviseur Groenvoorziening bij de gemeente Lisse, maar stopte met werken, gedwongen door hartproblemen. Wachtend op een oproep voor een harttransplantatie, besloot hij de herinneringen aan zijn vader en het gezin waarin hij opgroeide op te schrijven. ‘Vader Izaäk’ verscheen in 2014 bij uitgeverij Boekscout. Het boek geeft een zeer herkenbaar beeld van het leven van een kleine zelfstandige en zijn gezin in de jaren 1950 tot 1970. Vader Izaäk is een harde werker met een driftig karakter, maar ook altijd in voor een grap. Hij verdiende zijn brood met het kweken van dahlia’s, perkplanten, vaste planten en bollen en huurde daarvoor land in de Haarlemmermeer en in Lisse. Later legde hij zich toe op het onderhoud van tuinen. ‘Een werkzaam leven vol hilarische momenten’ is de treffende ondertitel van dit boekje dat door veel Lissers met plezier zal worden gelezen. Jos van Bourgondiën leent het graag uit aan leden van de CHVOL, evenals de vele andere boeken uit de bibliotheek. Waardevolle exemplaren worden niet meegegeven,
maar zijn op dinsdagmorgen ter inzage in de Vergulde Zwaan.

Izaak de Kooker

Genealogie van het geslacht Vreeburg Lisse

In mei 2021 is het boek ‘genealogie van het geslacht Vreeburg Lisse’ verschenen. Het is geschreven door  Cees Laken. Zijn moeder heette Vreeburg. De VOL heeft via Arie de Koning een boek ontvangen.

Nieuwsflits

Nieuwsblad Jaargang 20 nummer 3, 2021

n mei 2021 is het boek ‘genealogie van het geslacht Vreeburg Lisse’ verschenen. Het is geschreven door  Cees Laken. Zijn moeder heette Vreeburg. De VOL heeft via Arie de Koning een boek ontvangen. In mei 2021 is het boek “Genealogie van het geslacht Vreeburg Lisse” verschenen, geschreven door de auteur Cees Laken uit Den Haag. Zijn moeder heette Vreeburg en haar voorouders komen uit Lisse. Ons deskundig lid van de VOL, Arie de Koning, heeft hem geholpen om de genealogie van zijn voorouders Vreeburg in Lisse op te sporen. De familie Vreeburg is in Lisse vanouds al een zeer bekende familie. Met o.a. Juriaan Bruijnsz Vreeburg (ca.1635-1706), meester timmerman en aannemer is de oudst bekende Vreeburg uit Lisse is en volgens het trouwboek van de Agathaparochie uit Bergen bij Alkmaar afkomstig is, trouwde in 1660 met Duijfje Warboutsdr Seestraten. Ze woonden in het centrum van Lisse tegenover het kerkhof, vlakbij of op de plek van de huidige Agatha kerk. Zijn naam komt veel voor in in stukken over de gebieden die hij in Lisse bezat o.a. in Berkhout langs de Veenderweg of Delfweg (zie pag 23 in Nieuwsblad nr 2 van 2021) en als eigenaar van veel gebieden in Lisserbroekerpolder (zie ook kaart A852 van het Hoogheemraadschap Rijnland). Hoewel de oudste zoon en ook de kleinzoon van de stamvader Juriaan Bruijnsz Vreeburg allemaal timmermannen waren, had de achterkleinzoon van Juriaan Bruijnsz Vreeburg, Bruijn Juriaansz (1736-1799) niets op met het timmerberoep van zijn grootvader en vader en vertrok naar Voorschoten waar hij schipper werd. Vandaar uit verhuisde zijn kleinzoon Johannes Adrianus (Joes) Vreeburg naar Leiden. Zijn zoon Juriaan Johannes Vreeburg (1827-1915) is de stamhouder van de in dit boek nader beschreven tak van de Vreeburgen. Zijn zoon Bernard Vreeburg (1877-1953) werd slager in Leiden en staat afgebeeld op de voorpagina van dit boek. Het boek omvat 105 pagina’s met ca. 80 afbeeldingen. Het boek is in eigen beheer door Cees Laken uitgegeven en kost €22,50/ex en kan via de Vereniging ‘Oud Lisse’ worden gekocht.

BEDLOO’S ERVEN IN LISSE

De zusjes Bedloo zijn geboren en opgegroeid in Suriname en komen met hun Nederlandse mannen in Lisse te wonen. Zij zijn erfgenamen van plantages in Suriname en zij en hun erven genieten tot de afschaffing van de slavernij in 1863 inkomsten uit de landbouwopbrengsten. Een verhaal over sporen van slavernij in een plattelandsgemeente.

door Ria Grimbergen

Nieuwsblad 20 nummer 1, 2021

Elisabeth Bedloo, een portret door Anthony Andreas de Meijer

Een drukbezochte Suriname tentoonstelling in de Nieuwe Kerk in Amsterdam in 2020; een tentoonstelling in het Rijksmuseum over slavernij in april 2021. De verhalen over ons koloniale verleden kunnen rekenen op veel belangstelling van het publiek. Zijn er sporen van deze gezamenlijke geschiedenis te vinden in Lisse? Jazeker! Dirk Floorijp besteedde eerder al aandacht aan de plantage-eigenaren Kurk en Eijma. Andries van Hasselaar werkte als chirurgijn in Suriname en vond rust in Lisse. Maar in de eerste helft van de negentiende eeuw waren er meer inwoners van Lisse die banden hadden met Suriname.

 

 

 

 

Naar een aquarel van Stedman. Een commando in een moerassig
oerwoud op zoek naar weglopers. De marrons kenden dit gebied
en waren in het voordeel.

Paramaribo 1776.

In het gezin van Willem Bedloo (1734- 1785) en Anna Maria de Nijs (1749-1781) wordt op 16 juli een vijfde kind geboren, een meisje. Bij haar doop twaalf dagen later krijgt zij de namen Sara Maria Andriesa. De ouders zijn gereformeerd en horen tot de witte bovenlaag van de Surinaamse bevolking. Beiden zijn afkomstig uitfamilies die al generaties lang als plantage-eigenaren vooraanstaande posities innemen in de kolonie.

Willem Bedloo zelf is eigenaar van de koffieplantages Wajambo (ook wel Wajamoe) en Hagenbosch en lid van het Hof van Politie. Deze onbetaalde functie geeft hem veel invloed. Na Sara kwam Henriëtte Wilhelmina 20 juni 1778 in Paramaribo ter wereld. Het gezin zal afwisselend in Paramaribo en op de plantage Wajambo hebben gewoond, want daar ziet op 15 september 1781 een meisjestweeling het levenslicht: Carolina Aleta en Elisabeth. Dan slaat het noodlot toe. De moeder overlijdt op 18 september 1781 op de plantage. Twee sterfgevallen volgen. Vader Willem Bedloo op 24 oktober 1784. Grootmoeder Alida Maria Coetzee-Wossink, maar een jaar ouder dan haar schoonzoon, overlijdt op 14 november 1785. Zij bezat de koffieplantage Katwijk. Dat de verweesde kinderen zullen zijn opgevangen door hun overgrootmoeder Maria Anna Wossink-Lemmers, blijkt uit een tekst op haar grafzerk:

Hier rust een Weduwvrouw
Van meer dan veertig jaaren
En meer dan tachtig jaar:
Gesteegd in ouderdom…
’t Was al geen voorspoed, die
Marie is wedervaaren.
Neen wandelaar zij voelde
ook zielsmart van alom
dan zag zij keer op keer
haar lieve panden sterven
zij leefd en stierf tot Heil
van Bedloo’s drie paar Erve

Maria Anna Wossink-Lemmers (1705-1789) was eigena es van de koffieplantage ’s-Gravenhage aan de Pericakreek,
waar ook haar graf was, en de suikerplantages Alida en Karelsberg aan de Cotticarivier. Van de acht kinderen die het
echtpaar Bedloo kreeg, vertrekken er vier eind van de achttiende eeuw naar Nederland: Sara, haar zusjes Henriëtte
en Elisabeth, en broer Everhardus. De andere kinderen zijn vermoedelijk vroegtijdig overleden. De kinderen zijn de erfgenamen van de plantages van hun overgrootmoeder en van hun vaders plantages Wajambo en Hagenbosch. De Surinaamse zaken worden waargenomen door een administrateur, die hiervoor een percentage van de opbrengst ontvangt. Hoewel het economische klimaat in Suriname in het laatste kwart van de achttiende eeuw was verslechterd, brachten de plantages nog veel op. De meisjes Bedloo zullen gewilde en financieel aantrekkelijke huwelijkspartners zijn geweest. Ze trouwen jong en hebben alle drie relaties met Lisse, direct en indirect. De eerste is Sara Maria Andriesa Bedloo (1776-1862). Zij trouwt op 24 oktober 1795 in Leiden met Gerhardus Adrianus Entink of Entinck, die twee jaar daarvoor in Leiden was gepromoveerd in de rechten. De bruidegom werd in 1770 geboren in Beusichem, waar zijn vader gemeentesecretaris was. De jonge jurist krijgt in 1796 een baan als schout en secretaris van de beide Noordwijken, maar verruilt die al eind 1798 voor eenzelfde functie in Lisse. In 1811 wordt hij benoemd tot vrederechter van het kanton Noordwijk, waarook Lisse onder valt. Het echtpaar koopt huis 153 aan de Grachtweg (nu hoek Grachtweg/Kapelstraat).

Sara’s zusje Henriëtte (1778-1820) trouwt in 1796 in Leiden met mr. Jan Diederik Hoeufft, een man die eerder secretaris was van ’s lands vloot. Met zijn bruid vertrekt hij naar Suriname, waar hij in 1801 overlijdt. Met haar tweede man Jacques François Roux, de zoon van een plantage-eigenaar, keert zij terug naar Nederland. Haar dochter Laurencia trouwt met haar neef Pieter Joseph Eijma en bewoont met haar man Keukenhof.

De 19-jarig Elisabeth Bedloo (1781-1838) trouwt in 1800 in Leiden met de 28-jarige koopman Willem Hendrik Eijma. De bruid woont aan de Oude Vest in Leiden in bij haar nicht Maria Elisabeth Lemmers, die ook haar getuige is. Eijma’s moeder is afkomstig uit de uitgebreide en zeer welgestelde Surinaamse Lemmer, waar ook de meisjes Bedloo aan verwant zijn. Handelshuizen als die van Eijma zorgden voor de verkoop van de Surinaamse produkten op de Nederlandse en buitenlandse markt. Vrij snel na hun huwelijk vertrekt het paar naar Suriname en vestigt zich in Paramaribo, waar Eijma in 1802 wordt benoemd tot lid van het Hof van politie. Op 2 september 1803 wordt daar hun zoon Pieter Joseph geboren. Als Eijma in 1815 overlijdt, hertrouwt Elisabeth met de zes jaar jongere Jean-Jacques von Broun de Bronovo, een marineofficier (1787-1861). Het paar vertrekt naar Nederland, waar zij zich in de jaren twintig met Pieter Joseph en hun twee in Rotterdam geboren kinderen Sara Katharina en Jean-Jacques in Lisse vestigen. De Bronovo wordt benoemd tot postmeester en betrekt een pand aan ’t Vierkant, naast herberg de Witte Zwaan, huisnr. 201. De naam Bronovo heeft ook nu nog een bekende klank. Sara Katharina de Bronovo (1817-1887) was oprichtster en directrice van het gelijknamige Haagse ziekenhuis. door een kogel door zijn hoofd te schieten. Een grapje van de jonge mulattin Yettee valt verkeerd en zij wordt door twee bomen van mannen voor de voordeur gegeseld, haar voeten geketend, tot zij geen huid meer op haar dijen heeft. Een tweede geseling volgt na vijf dagen. Stedman was bang dat zij niet meer zou genezen. Stedman besluit om hier nooit meer terug te keren en reist vervolgens naar de plantage Alida van overgrootmoeder Maria Wossink-Lemmers, waar het niet veel beter is. Al tijdens het ontbijt worden zeven mensen gegeseld met koeienhuid, een vreselijke straf. Op de volgende plantage ’s-Gravenhage, ook van Maria Wossink, ziet hij tot zijn ontsteltenis een jonge geketende mulat, de witte vader is overleden en zijn zoon is veroordeeld tot een bitter lot. Na dit deprimerende uitstapje is hij opgelucht terug te kunnen

keren naar Paramaribo. Het boek van Stedman, verschenen in 1796, was wereldwijd een succes en opende velen de ogen voor de wrede kanten van de slavernij. Veel slaven vluchtten weg van de onmenselijke behandeling op de plantages en trokken het oerwoud in om daar als vrij mens te leven. Deze marrons deden uitvallen naar de plantages en probeerden de slaven over te halen zich bij hen aan te sluiten. In het Gouverneursjournaal van Suriname staat opgetekend dat op 20 februari 1771 het nieuws werd ontvangen dat ‘wegloopers’ de gronden van o.a. mevrouw Wossink aan de Cottica ‘afliepen’, waarbij een blanke werd overvallen en vermoord. Volgens opgave waren er wel
200 weglopers. Een commando werd zonder succes ingezet in het onbegaanbare moerassige gebied, waar het water manshoog tussen de bomen van het oerwoud stond.

Hoe verging het de plantages in de negentiende eeuw?

De plantage Wajambo, groot 1146 akkers, staat tot 1827 op naam van de kinderen Bedloo. Dan wordt ze overgenomen door het fonds Deutz. (In 1818 diende De Bronovo nog een verzoek in bij het Surinaamse Hof van Politie voor de vrijlating van ‘mustice’ Jetta. Zij had drie witte grootouders en behoorde tot de plantage Wajambo. Evenals voor het ‘negermeisje’ Jennij, waarvan hij door ruiling met de ‘manneger’ London eigenaar was geworden. De eerste man van zijn vrouw, W. H. Eijma, had testamentair laten vastleggen dat zij de vrijheid zouden krijgen. Hij verplichtte zich hiermee ervoor zorg te dragen dat zij niet tenlaste komen van de samenleving. Bronovo moet dan al in Nederland hebben gewoond). In 1821 bestaat de koffieplantage ’s-Gravenhage aan de Perica uit 196 akkers. De vier kinderen Bedloo bezitten gezamenlijk de helft van de plantage (op naam van Entink, Bronovo, weduwe Roux, weduwe Everhardus Bedloo). De plantage is in 1827 vervallen aan de plantage Alida evenals de plantage Hagenbosch. (Surinaamsche Almanak, 1827). In 1821 zijn de suikerplantages Hagenbosch en Alida in eigendom van de Bedloo’s onder de namen van G. A Entink, J. J. Bronovo, de weduwe Roux, geboren Bedloo, de weduwe van Everhardus Bedloo, en drie administrateurs. (Surinaamsche almanak 1821). Het is de vraag of die de plantage goed beheerden, in 1827 ontvluchtten achttien ontevreden geslaafde arbeidskrachten Alida. De Surinaamsche almanak van 1830 vermeldt dat de suikerplantage Alida 1000 akkers groot is en de daaraan verbonden koffieplantage Karelsburg, 258 akkers groot. De plantages staan op naam van de vier Bedloo’s en het fonds Deutz. In 1845 administreren J. Zaal, H. G. Roux en J. F. Roux, de laatste twee kinderen van Jean Jacques Roux en Henriëtte Bedloo, de onderneming met een directeur aan het hoofd van 117 geslaafden. De plantage behoort voor de
helft aan De Bronovo. Entink, Roux en Mosmans (nazaat van Everhardus Bedloo) bezitten de andere helft. (Surinaamsche almanak, 1845). Bij de afschaffing van de slavernij in 1863, de emancipatie, staat de plantage voor vierzesde deel op naam van de erven van de kinderen Bedloo en voor het overige deel op naam van het handelshuis Marselis. Zij krijgen een ‘tegemoetkoming’ van f 24.600,= en f 600,= voor 86 geslaafden, die zou zijn gebruikt voor het aflossen van de schuldenlast van de plantage.

Bronnen
Lisse Tijd Reis
Nationaal Archief, archieven over Suriname
Stedman, John Gabriel. Narrative of Five Years Expedition Against the Revolted Negroes of Surinam :
Transcribed for the First Time From the Original 1790
Manuscript, edited by Richard Price, and Sally Price,
Open Road Distribution, 2016. P. 533-534.
Zie voor Stedman ook: Gelder, Roelof van. Dichter in de jungle, John Gabriel Stedman 1744-1797. Amsterdam/
Antwerpen, 2019. In een noot vermeldt Van Gelder het bezoek van Stedman aan de plantages. p. 362.
Philip Dikland https://www.tapatalk.com/groups/surinaamsegenealogie/aleijda-aan-de-cotticarivier-t620.html

 Het vergiftigingsdrama in 1920 te Lisse

Op 12 december 1920 vermoorde mevrouw van den B. samen met haar commensaal C. van der L. haar man J. van den B. door vergiftiging met arsenicum. Zij stonden terecht voor de Haarlemse Gerecht. De beschuldiging, de veroordeling e.d. worden weergegeven.

door Arie de Koning

2020

Weer stroomde de publieke tribune van de Haarlemse Rechtbank vol. Dicht aaneen geschaard stonden de luisteraars. Alle nieuwsgierigen konden niet naar binnen, toen de tribune gevuld was, stonden nog honderden voor het Paleis van Justitie in de Haarlemse Jansstraat te wachten. Uren stonden zij daar geduldig te wachten, maar kans om binnengelaten te worden was er niet.

Vele belangstellenden waren uit Lisse gekomen en ook de gereserveerde tribune was geheel bezet.

Als beklaagden kwamen in dit drama, Gerarda Hendrica van der M., weduwe J.L. van den B. en haar vroegere commensaal Casparus van der L. Aan de vrouw was ten laste gelegd dat zij op

Op 12 september 1920 te Lisse, tezamen met van der L., nadat zij na rijp beraad en in kalm overleg besloten hadden, haar echtgenoot J.L. van den B. van het leven te beroven, haar man een kop chocolade heeft gegeven, terwijl zij wist, dat in die chocolade door van der L. een dodelijke dosis arsenicum was gedaan, aan welke gevolgen van den B. is overleden.

Aan van der L. was medeplichtigheid ten laste gelegd.

De vrouw is een eenvoudig dorpsvrouwtje, geheel in het zwart gekleed. Haar uiterlijk heeft iets doms en onbetekenends. Zij is pas 34 jaar, maar ziet er uit als een vrouw van ruim veertig. Haar medeplichtige is een 45-jarige landarbeider uit Lisse, iemand met een donker uiterlijk.

Eerst werden, nadat de dagvaarding was voorgelezen, de rapporten van de deskundigen, die het lijk van de vergiftigde onderzocht hebben, voorgelezen. Hiermede was een half uur gemoeid. De beklaagden zaten dit stil aan te horen, ze begrepen natuurlijk niets van de aaneenrijging van medische termen die de deskundigen op schrift gesteld hadden om tot de conclusie te komen, dat van den B. ten gevolge van arsenicumvergiftiging was overleden.

Door het Openbaar Ministerie was een twintigtal getuigen gedagvaard.

Als verdedigers traden op voor van der L. Mr. Pliester en voor vrouw van den B. Mr. C. van Sprang.

Eerst was de bedoeling geweest om de zaken gescheiden te behandelen, om van der L. als getuige te kunnen horen in de zaak van vrouw van den B. en deze weer in de zaak tegen van der L. Op het laatst is evenwel van dit voornemen afgezien en besloten de zaken gelijktijdig te behandelen. Hierop had het verhoor van de beschuldigden plaats.

De vrouw vertelde dat van der L. reeds anderhalf jaar bij haar woonde als commensaal. Er was tussen hen een zeer vertrouwelijke omgang gekomen, zodat zij meenden dat van den B. teveel in het gezin was. Met van der L. had zij er meermalen over gesproken dat van den B. in huis Jan genoemd, maar ‘opgeruimd’ moest worden.

In april of mei had van der L. arsenicum in huis gebracht. Later had hij gezegd ‘dat is om je man op te ruimen’. Op 10 September zou van den B. thuis komen van zijn werk als stoker op de Gasfabriek te Lisse. – Ik had toen, – zo vertelde de vrouw, in een pannetje chocolade voor mijn man klaargemaakt. Ik had van der L. met een kopje arsenicum zien lopen. Later heb ik dat kopje uitgespoeld omdat ik het nog niet doen wou. – Daarop heeft van der L. weer poeder in dat kopje gedaan en zelf het poeder in de chocolade gedaan.- Toen heb ik, toen mijn man thuis kwam, hem de chocolade gegeven.

President: Terwijl u wist dat van der L. er arsenicum in had gedaan?…….

Beklaagde: Ja !……

President: Het was de bedoeling uw man te doden. Wou u dan later met van der L. trouwen?

Beklaagde: Dat niet, ik wist dat van der L. getrouwd was….

President: maar hij kon scheiden, hij leefde als geheel gescheiden van zijn vrouw.

Verder vroeg de president waarom beklaagde haar man vergiftigd had.

Beklaagde: Ik had geen leven met mijn man……..

Van der L. daarop gehoord, verklaarde dat hij het arsenicum in de chocolade had gedaan.

Eerst wilde hij beweren dat hij zich ’t niet herinnerde, maar toen de president zijn verklaring voor de rechter-commissaris, gaf hij toe dat hij het gedaan had. Bovendien zei hij dat hij vroeger al eens arsenicum in de koffie van den B. had gedaan. Daarvan was hij wel ziek geweest maar niet gestorven. Van der L. vervolgde: ik heb op die Zondag 12 September niet zoveel in de chocolade gedaan. Ik vermoed dat de vrouw nu die Zondag enige keren vergift aan haar man gegeven heeft. Zij heeft ook gezegd ‘ ik ben er nu maar mee opgehouden omdat hij alles er uitbraakt’.

Vrouw van den B. ontkende dit. Van der L. hield vol geen dodelijke dosis gegeven te hebben.

Eén der rechters: U hebt verklaard voor de rechter-commissaris, dat het een theelepeltje was.

Beklaagde: Het was niet zoveel, anders was van den B. dezelfde dag al gestorven.

Nadat nog eens de verklaring van vroeger voorgelezen was, erkende de beklaagde, het was iets minder dan een theelepeltje.

President: Niet veel minder?

Beklaagde: Ja, nogal wat minder zou ik zo zeggen.

De vrouw vertelde nog, nadat haar man enige dagen ziek thuis was geweest, de dokter het nodig oordeelde, dat de patiënt naar het zieken huis te Leiden werd overgebracht. Toen haar man daar was heeft ze hem een keer opgezocht, maar ze kwam te laat, van den B. was toen al overleden.

Hierop begon het getuigenverhoor.

De eerste getuige J.P. Berbee, had aan van der L. een zakje arsenicum gegeven. Hij vertelde dat het nodig was om ratten te doden.

De drogist Schouten, daarna gehoord, verklaarde, dat hij arsenicum aan Berbee verkocht had.

De directeur der Lissesche Gasfabriek, de heer H.S.A van Beek, vertelde dat van den B. op die bewuste Zondag gezond naar zijn huis ging. Maandag en Dinsdag was hij ziek geweest. Op Woensdag was hij weer gekomen, maar nog ziek. Toen hij weer naar huis ging, met de mededeling dat hij nog braakte, gaf getuige in overweging om een dokter te laten komen. Getuige kon van den B. al vele jaren, het was een oppassend man, die voor het welzijn van zijn gezin ijverde.

Dokter F.G.M. Haase, de huisarts te Lisse, heeft van den B. op Woensdag behandeld. Ik dacht aan vergiftiging, bijvoorbeeld door gas of vlees. Aan de patiënt heeft getuige nog gevraagd: “heb je niets gegeten dat niet in orde was”? De patiënt zei toen nee, en half glimlachend voegde hij er aan toe,”of mijn vrouw moet me wat ingegeven hebben”.

Op een vraag van de verdediger verklaarde dokter Haase, dat de vrouw van den B. eens tegen hem geklaagd had over het gedrag van haar man, die teveel naar andere vrouwen keek.

Verdediger Mr. Pliester: Is er u iets van bekend dat te Lisse het gerucht gaat, dat in het gezin van den B. kinderen gestorven zijn aan vergiftiging?

Dokter Haase: Ik herinner mij alleen dat er zes jaar geleden een jong kindje plotseling gestorven is: de verschijnselen kan ik mij niet meer goed voorstellen.

Van Mechelen, stoker op de Gasfabriek, heeft met van den B. gewerkt. “Hij klaagde de laatste tijd over zijn gezondheidstoestand, dikke benen, braken enz. Vroeger was van den B. een opgewekte vrolijke kerel, die wel eens dolde, maar nooit onfatsoenlijk was. Hij was een goede man, een goed vader. Alleen de laatste tijd was hij mismoedig.

Het Openbaar Ministerie: Maar toen was hem ook gebleken dat zijn vrouw het eens was met een ander. Een buurvrouw, juffrouw van den Berg had wel eens gezien dat vrouw van den B. op goede voet stond met van der L. Op een zekere dag was van den B. ziek. Vrouw van der B. zei toen: als hij maar gauw beter wordt of anders maar doodgaat. Er is nog een man.

Verder verklaarde deze getuige dat van den B. wel eens een grapje maakte maar steeds binnen de grenzen bleef. Getuige heeft van der L. na 12 September eens horen zeggen: “mijn misdaad is zo zwaar, dat er voor mij geen vergiffenis meer is”. Ook zei deze buurvrouw dat van der L., nadat er twist was geweest in het huis van den B. bij haar commensaal was geweest. Hij ging toen evenwel geregeld naar vrouw van den B. toe. Vooral was het haar opgevallen, dat van der L. meestal even overwipte voor van den B. kwam eten. Zij zag hem dan wel eens naar boven lopen waar zijn kist stond, waarin zoals later gebleken is, de arsenicum verstopt was. Een veldwachter te Lisse deelde mede dat hem bij onderzoek gebleken was dat van der L. op zedelijk gebied laag stond. O.a. moet hij zich misdragen hebben tegenover het 12-jarige dochtertje van v.d. B. hetgeen aan de moeder bekent was. De veldwachter had toezicht gehouden bij het leeghalen van de beerput bij de woning van v.d. B. Er was een blikken busje gevonden waarin nog een wit vocht zat, blijkbaar arsenicum.

Mr. Pliester vroeg aan getuige J.P.L. Hulst, arts te Leiden, of hij kan mededelen hoeveel minimum tijd de dood na het innemen van een dosis arsenicum kan volgen en hoe groot de maximum tijd kan zijn.

Getuige Hulst: Bij een acute vergiftiging door arsenicum gebeurt dit in een minimum tijd van enige uren en bij een maximum tijd 8 tot 10 dagen, dit kan echter ook wel twaalf dagen zijn. Dit hangt ook wel af van de hoeveelheid arsenicum die ingenomen is. Iemand die vaak onder arsenicuminvloed verkeert, zal niet zo spoedig hinder er van hebben als iemand die slechts in een enkel geval arseni-cum inneemt. De Officier van Justitie nam nota van deze verklaring. Daarna werden enkele artsen als getuige gehoord, zo ook Professor van Itallie, hoogleraar te Leiden, welke verklaarde dat het vergift wat in de uitwerpselen van het slachtoffer gevonden is, arsenicum was. Op een desbetreffende vraag antwoordde de deskundige dat hij in deze zaak aan een sub – acuut vergiftigingsgeval moet denken.

Na het horen van nog enkele getuigen wordt de zitting geschorst.

Uitspraak op 28 februari 1921.

Het Openbaar Ministerie had gezegd in zijn requisitoir: “het heeft geen nut meer deze mensen, die zich aan zo een ernstig misdrijf hebben schuldig gemaakt, nog eens in de maatschappij te laten terugkeren”. “Daarom stel ik de rechters voor hen te veroordelen tot levenslange gevangenisstraf”. Toen de beklaagden deze eis hoorden waren zij gebroken. De verdedigers putten zich uit te betogen dat al hebben de mensen zwaar misdreven, hen nog in elk geval een kans moet gegeven worden om nog eens in de maatschappij terug te keren.

Heden zou de rechtbank vonnis geven.

De publieke belangstelling was ook deze keer heel groot. Honderden luisteraars – waar onder vooral veel jonge vrouwen en meisjes – stonden voor de benedendeuren van het Paleis van Justitie. Allen stonden in rijen geschaard . Enige rijksveldwachters en politieagenten zorgden vor de orde.

Even voor tienen werden de deuren geopend en de eerste bezoekers stormden naar boven.

Een zeer luidruchtig volkje die Lissers, het was of het een schouwburgvoorstelling was en de mensen blij waren een goede plaats te hebben veroverd. Meisjes en vrouwen hadden een “snoepje” mee genomen……. Die publieke belangstelling, zich op deze wijze uitend, maakte een stotende indruk. Hier zou tenslotte worden beslist of twee mensen voor ’t gehele verdere leven naar de gevangenis verwezen zouden worden. De veldwachters geboden stilte waarna de beklaagden binnen werden geleidt, elk bewaakt door een veldwachter. Ze namen plaats in het bankje, even elkaar schuw aankijkend. De rechters kwamen uit de raadkamer en namen plaats. Nu zou men het horen…….

15 jaar cel

De president deelde dadelijk mede: – de rechtbank heeft beide beklaagden, de 45-jarige weduwe van den B. en haar 35-jarige gewezen commensaal van der L. – veroordeeld tot 15-jaar gevangenisstraf. De vrouw barstte na het horen van het vonnis in snikken uit. Gedurende ’t voorlezen van ’t vonnis, dat ongeveer een half uur duurde, bleef ze zenuwachtig huilen. Vooral bij de passages in het vonnis waarin werd geconstateerd dat zij met haar commensaal afgesproken had om met arsenicum haar man´ op te ruimen´. Ook bij de passages over het lijden van haar man, thuis en in ´t ziekenhuis.

Van der L. zat star voor zich uit te staren, ook onder de indruk van het vonnis. 15 jaren, de vrouw zal 60 jaar zijn als zij vrijkomt, de man 50 jaar. En jaren in de gevangenis tellen dubbel……..

Toen de president het vonnis mede deelde, klonk van de tribune een kreet van ontzetting.

Na het voorlezen van het vonnis werden de veroordeelden weggeleid.

Een verwoest gezin….

Vader vergiftigd, gestorven en begraven, moeder in de gevangenis.

De kinderen verstrooid en overgelaten aan de goedheid van andere mensen. Ook het kindje dat voor enkele maanden in de gevangenis het levenslicht heeft aanschouwd……..

Resumé:

Het aandeel van vrouwen onder de zware criminelen was in de negentiende en vroeg twintigste eeuw opvallend groot en niet gebonden aan enige regio. Wel waren in de havensteden deze aantallen wat hoger door de prostitutie en gauwdieverij onder vrouwen.

Ook in Lisse en omgeving zijn er gevallen waarbij de vrouw zich van haar man ontdeed bekent. Fysiek zwakker, bedienden zij zich meestal van enigerlei vergift, meestal in de vorm van arsenicum, welke in die dagen vrijelijk bij de Apotheek verkrijgbaar was ter bestrijding van ratten.

Zo ook bovenbeschreven Gerarda Hendrica (Ger) van der M.  Blijkens de verhoren komt naar voren dat haar huwelijk met Jan L. van den B. behoorlijk ontwricht was en Jan zich ontpopte als huistiran. Zij kreeg in totaal tien kinderen van hem waarvan de laatste, Hendrikus op 17 januari 1921 in de Haarlemse Koepelgevangenis werd geboren, waar Ger, hangende het moordonderzoek in voorarrest zat. Slechts drie kinderen zijn volwassen geworden…….

Gerarda Hendrica van der M. was geboren op 21 mei 1886 in Rijnsaterwoude als dochter van Pieter van der M., arbeider, en Cornelia van K. Zij trouwde op 12 september 1906 met Jan L. van den B. een 28-jarige arbeider bij de Gasfabriek in Lisse. Hij was geboren in Groningen op 3 april 1878 als natuurlijke zoon van Antje van den B. Hij is overleden in het ziekenhuis te Leiden op 24 september 1920.

Niet bekend is waar Gerarda Hendrica v.d. M. haar straf heeft uitgezeten, maar zij is teruggekeerd naar Lisse en aldaar op 3 maart 1957 overleden op 70-jarige leeftijd.

Casparus van der L. is niet gevonden in de archieven.

Bronnen:

Strafvonnissen Arr. Rechtbank Haarlem

Haarlems Dagblad 21-02-1921 blz.2/3

Haarlems Dagblad 28-02-1921 Blz. 1

Persoonsarchief Vereniging Oud Lisse

Crime and gender 1600-1900 Universiteit van Leiden

 

Studie naar Vlamingen te Lisse

 Door Arie de Koning

November 2020

 

Omstreeks 1620 begon de eerste eigenaar van de buitenplaats Roosendaal, Adriaan Block Maartensz, geboortig van Gouda, Commandeur der Vereenigde  Oostindische Compagnie, huizen en gronden te kopen in Lisse.

Hij was een der schoonzoons van Gerard van der Laan  Cornelisz, die woonde op de buitenplaats ,,Huis ter Spekken”.

Zo kocht hij aan de Heereweg van Cornelis en Apolonia van Immerzeel, kinderen uit het eerste huwelijk van de schout van Lisse, Cornelis van Immerzeel en Claesghen de Goede het huis waar het tweetal in woonde met een croft van 750 roe land.

Huis en perceel grensde aan een perceel wat al in handen was van Adriaen Block en bewoond werd door Isaac Massa een Antwerpenaar van geboorte, koopman welke handelsreizen maakte naar Rusland. Hij was getrouwd met Beatrijs Gerardsdr van der Laen en dus een ook schoonzoon van Gerard van der Laen Cornelisz, “heer van Huis ter Spekken”. Deze Isaac Massa, de Vlaming, is meerdere  malen geportretteerd door Frans Hals.

Nu wordt het interessant

Ten noorden van Cornelis en Apolonia van Immerzeel woonde Jan Ponseel (kan ook zijn Ponneel) gehuwd met Catalijne  Vanderbussche, Vlaamse uitwijkelingen welke zich hier met lotgenoten hadden gevestigd langs de Heereweg. Zij hadden daar zogenaamde bordenhuisjes gebouwd naar Vlaams voorbeeld, dus met een sierkap op de schoorsteen. Hier heeft dus de Vlaamsche Buurt gelegen. Achter Roosendael en de Vlaamsche Buurt lagen de gronden van de Oostgeest.

Over Isaac Abrahamsz Massa

Gereformeerd Doopboek Haarlem 1578-1607 folio.71.

Isaac werd gedoopt op 7 oktober 1586 in Haarlem en overleed  in Lisse denkelijk in 1643 want in een transportakte van 12 februari 1644 wordt vermeld dat hij en zijn vrouw zijn overleden.

Isaacs vader, Abraham Massaert of Massa, was een lakenhandelaar en kwam uit Thys. Hij vestigde zich in Antwerpen en was in 1585 naar de Noordelijke Nederlanden uit geweken. Hij was getrouwd met Sara Jansdr. Uit dit huwelijk zijn vijf zoons en één dochter bekend. Rond 1600 is vader Abraham overleden.

In 1625 schreef Isaac dat hij uit de gegoede familie Valroux stamde., daar is verder weinig van bekend. Zijn moeder Sara stuurde hem in 1601, 15-jaar oud naar Rusland. Hij leerde daar veel over de Russische cultuur en sprak vloeiend Russisch. Hij werd graanhandelaar op Rusland.

Hij trouwde vrijdag 25 april 1622 met Beatrijs van der Laen . Frans Hals was bevriend met Isaac en heeft hem diverse malen geportretteerd.

Uit Rechterlijke Archieven van Lisse.

  1. 4-4-1622. De eersame Isaacq Massa geassocieert en bij zich hebbende Sara Jansdr. zijn moeder en Lambrecht Massa zijn broer ter eenre en de eerbare Jonkvr. Beatrix van der Laen geassisteert en vergeselschapt mette eersame zeer discrete heere Gerard van der Laen oud burgemeester van Haarlem haar vader, Pauwels van Beresteyn oud burgemeester van Delft haar oom en Mr Cornelis van der Laen beyder rechten doctor haar broer ter andere maken huwelijksvoorwaarden. Hij brengt aan meubilen en inmeubile goederen als bij geschrift overgeleverd bestaande in huizen, geld, goud, juwelen, coopmanschappen, tapijten, schilderijen, borduurwerken, lijnwaat en huisraad en zij brent in 5 morgen land met een smalle singel ten noordwesten en noordoosten daaraan gelegen aan de noordoostzijde langs de Speckerslaan welke Crijn Claeszn. nog 3 jaar in huur heeft om 120 gulden met zekere jaarlijkse toegifte volgens de huurcedule, een erfpacht van 120 gulden per jr uit twee silcken duintjes, een lijfrente op de stad Haarlem van 42 gulden 17 st 2 p per jr, een losrente van 25 gulden op het huis en erf van Abraham Lenaertszn. te Haarlem in de Hagestraat, een losrente van 12 gulden 10 st per jr op het huis van Crijn Janszn. de Goede in de Vlaamse buurt te Lisse, aan geld 1150 gulden welke aan zekere goede luyden op obligatie zijn uitgezet volgens de cavelcedule tussen haar en haar zuster Catharina van der Laen volgens de caveling van 26 maart laatstleden en nog aan schone gouden penningen en potgeld 350 gulden, aan juwelen en kleinodien met een schone vergulde cop ter waarde van over 600 gulden, aan lijnwaat 400 gulden en heeft gemeen met haar zuster 300 gulden welke onzeker zijn, een obligatie op Jan Dammaszn. Cluft, huisman (kleine boer) te Lisse die insolvent is geworden groot 150 gulden. Isaacq zal aan Beatrix als morgengave verstrekken 1000 gulden, 1/3 in juwelen en 2/3 in geld waarvoor hij tot onderpand stelt de brieven van verband gepasseerd voor twee schepenen van Haarlem daarbij hij tot onderpand heeft gesteld twee van zijn huizen te Haarlem als de ene op de oude Graft tussen de erfgenamen van Dirck Gerritszn. Vouger (metselaar) aan de ene zijde en Cornelia Ariensdr. aan de andere zijde en het andere op de Croft tussen Jan Lenaertszn. timmerman en het huis van Mr Pieter Bruyn landmeter aan de andere zijde.
  1. 12-12-1624. Cornelis Corneliszn. van Immerseel de jonge. en Appollonia Cornelisdr. van Immerseel met Adriaen Engelszn. Larum haar man verkopen de commandeur Adriaen Maertenszn. Block een huis en erf met croft afgezand geestland gelegen in het Noordeinde jegens haar vader voor haar matromonye aanbedeeld, belend NO de erfgenamen van Sr Arnoult Claeszn. van der Hooch en Cornelia van Dorp met Jan Jacobszn. Ponneel, ZO de Heerweg, ZW de koper met de huiszitten te Leiden en NW de Santsloot van de erfgenamen van Van der Hooch. Voldaan met een schuldbrief van 2000 gulden.

331v. 12-2-1644. Christiaen Massa als vader en voogd van zijn onmondige dochter Magdalena Massa wonende Amsterdam mitsgaders Susanna Massa weduwe van Jan Potter van der Loo wonende den Haag met de voorsz. Christiaen haar broer als haar gekoren voogd, Jr Cornelis van der Laen als procuratie hebbende van de Ed heer Eustachius Swartius der rechten dr als man en voogd van Catharina van der Laen wonende Utrecht welke procuratie inhoudt dat de voorsz. Van der Laen het gedeelte de voorsz. Swartius in het land bezittende in de voorsz. procuratie vermeld, hierna uitgedrukt, zou transporteren aan degene die het hem goed dunkt, allen in dier kwaliteit neffens de voorsz. Van der Laen erfgenamen van za Beatrix van der Laen in haar leven gewoond hebbende te Haarlem en gehuwd geweest met Sr Isaack Massa mede overleden, welke twee eerste comparanten verklaren aan de voorsz. Cornelis van der Laen verkocht te hebben 2/4 van 5 morgen land nefens Speckelaan of Keuckenduin daar de voorsz. koper uit kracht van bovenstaande procuratie 1/4 van de voorsz. Swartius toekomt en 1/4 hem zelf toebehoort zijnde de smalle elstsingel ten noordwesten en noordoosten ter halver sloot over de grote Heynsloot daarin begrepen, waarvan 3 morgen uit de Keuckenduin zijn afgezand en toegemaakt en de andere 2 uit de afgedolven duinencroft, belend ZO Crijn Claeszn. en voorts NO gaande langs de Speckelaan ter halver sloot, strekkende tot het halve slootje achter het Ypenbosje en de voorsz. 5 morgen gerekend en aan de NO aan de Keuckenduin en Wouterscroft daarvan gescheiden, welke 2 morgen belast zijn met 13 st 2 p houtvesters erfhuur en wel de 3/4 parten om 3600 gulden.

Isaac Abrahamsz Massa en Beatrijs Geraartsdr van der Laen (Frans Hals)

 

Isaac Abrahamsz Massa in 1635 (Frans Hals)

 

Lisse TijdReis-Bewoners1830 en LTR-Archief komen beschikbaar

Het team dat de LTR-Bewoners1830 en LTR-Archief onderhanden had, heeft de projecten afgerond. De resultaten komen nu in twee stappen beschikbaar. Tijdens de Vrijwilligersavond op 17 december 2019 krijgen de vrijwilligers een toelichting terwijl de overige leden op 9 januari 2020 tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst kunnen kennismaken met LTR. Wat komt er nu beschikbaar? LTR-Bewoners1830 laat via een kaart zien hoe Lisse in de periode 1812-1830 in percelen was verdeeld en waar de gebouwen stonden. Door te klikken op een perceel komt achterliggende informatie beschikbaar, zoals: de eigenaar, de soort van eigendom, de naam van de buurt, het adres indien van toepassing, en de eventuele bewoners op het betreffende adres. Via een zoekfunctie kunnen we zoeken op eigenaar, adres en bewoner. De perceelverdeling van 1830 is van groot belang voor historisch onderzoek; het is de oudste nauwkeurige vastlegging van de indeling van het dorp en geeft houvast voor de indeling tot aan de middeleeuwen. Maar laten we LTR-archief niet vergeten. Via een tabelvorm komt informatie beschikbaar van onze verzamelingen. Door de werkgroep Archivering wordt hard gewerkt aan de inhoud, in eerste instantie gericht op onze boeken en foto’s. Later komen daar andere verzamelingen bij, zoals: bidprenten, krantenknipsels, topografische kaarten, schilderijen, en prenten. Komt dat zien op 17 december 2019 en 9 januari 2020.

 

Klik hier om naar de site te gaan.

Vtijwilligers van de VOL hebben toegang tot veel meer informatie.