Berichten

DE ZONNEWIJZER; De rommeling. (21)

Door Alfons Hulkenberg

Overgenomen uit “Lisse: De Rommeling” uit 1981. Repro-Holland B.V. Alphen aan de Rijn

Aan de zuidzijde van de dorpstoren zit een oude en interessante zonnewijzer. Als de zon schijnt kan men zo de uren lezen; de “natuurlijke” uren, zonder zomer- of andere afwijkende tijd. Onder de wijzer staat in een cirkel “C. Keynenbreugel Fecit 1728”. Dit is iets bevreemdend. In die tijd hadden de kerktorens meestal reeds uur-

werken; de schildering van zo’n grote zonnewijzer ligt vroeger. En nostalgische ge­voelens naar een oude zonnewijzer zoals we dat nu zouden kennen bestond toen niet. Oorspronkelijk stond hier ook 1629 en de naam “Kleinenbreugel” en die zou de zonnewijzer hebben gemaakt. Nu klopt dat ook niet helemaal, want blijkens de kerkrekeningen was de ijverige koster Klei­nenbreugel gestorven in het jaar 1747 Waarschijnlijk heeft hij de figuren overgeverfd en toen zijn naam in de cirkel gezet. We gaan weer verder kijken. Nu staat er bovenaan “Anno 1823 A. Guldemond. Dat moet natuurlijk zijn. A. Guldermond, toen ter tijd huisschilder te Lisse die de schildering opnieuw heeft hersteld. Dan zag men nog n de rechthoek onder de cijfers “G.S. 1864”, dat waren de initialen van schilder Gijsbert Slegtkamp die niet ver van de toren begraven ligt. Binnen de krul links beneden stond “G.M 1899”, Gerrit Marseille. Op het lint stond weerszijde van de cirkel “A.W. v.d. M. en “1894”. Dat was A.W. van der Meer uit de Kanaalstraat, die ook al met de verfkwast bezig is geweest. Al die initialen zijn bij de laatste restauratie verdwenen. Erg sneu voor de schilders. Ze hebben zo erg hun best gedaan en toch maar zo beschei­den hun initialen geplaatst. Zoals zo vaak wordt bescheidenheid niet beloond.

De geheimzinnige kist (2)

Nog foto’s toevoegen

Nee, het is geen doos van Pandora of de kist van Hugo de Groot. Het afsluitmechaniek is een mooi stukje vakmanschap. Maar de kist van Johan van Stijn geeft niet al zijn geheimen prijs.

Liesbeth Brouwer

Nieuwsblad 22 nummer 3  2023

Vorige keer werd verteld over de fraaie kist met de indrukwekkende sleutel. Konden er wat raadsels over de kist worden opgelost?

Hoe ziet de kist eruit?
Het is een heel robuuste smeedijzeren kist, met breed bandijzer dat met klinknagels, in een soort bloemmotief, aan de kist is bevestigd. Je kunt nog zien dat de kist zelf donkergroen geverfd is geweest. De afmeting is: lengte 74 cm x diepte 44 cm x hoogte 45 cm. Aan de zijkanten zitten grote hengsels. Met twee personen heb je vast nog een fikse til aan de kist. Aan de voorkant is een fraai slot te zien, althans dat denk je, maar daar word je volkomen misleid want dat is een nep-sleutelgat met een nep-sleutelplaat van fraai gedreven ijzerwerk. Het echte sleutelgat zit op het deksel. Dat gat is verborgen onder het smeedwerk van een klinknagel dat weggedraaid kan worden. Er zitten twee grote overslagbeugels aan de voorkant. Helaas is er daar een van beschadigd. Aan de binnenkant van de deksel vallen meteen de twee fraaie, opengewerkte en gespiegeld geplaatste dekplaten op. Je herkent er een soort fabeldierfiguren in, waaronder
een papagaai en een Jeroen Bosch-achtig staartbeest. In het midden een achtkantige bezettingsbus met een mechaniek dat, door het draaien van die mooie sleutel, zorgt dat de schoten naar buiten komen. Het is een samengesteld slot met elf schoten. Vier voor, vier voor de hoeken en aan achter- en zijkanten een. De sleutel kan in de bus rondgedraaid worden doordat de kepen in de baard van de sleutel exact overeenkomen met de metalen bezettingsplaatjes in de bus. De sleutelbaard van deze kist is buitengewoon complex en telt liefst zes lagen. De schoten vallen onder de uitstekende binnenrand van de kist. Aan de linker binnenkant is nog een opbergvak dat geopend wordt met een tweede, ook fraaie sleutel. Ook hiervan is het slot weer kunstig weggewerkt.

1960
Van Stijn vertelde dat hij de kist ongeveer in 1960 had gekregen. Dat was een aanknopingspunt om verder te zoeken. In 1960 blijkt het feest te zijn geweest in de Agathakerk. De kerk van Lisse bestond toen namelijk 500 jaar als zelfstandige parochie. Daarvoor hoorde de kapel van Lisse bij de parochie van Sassenheim. Om de viering luister bij te zetten was er een historische tentoonstelling in het Patronaatsgebouw aan de Bondstraat. We mochten enkele stukken uit het archief van de Agatha parochie inzien en daar vonden we een bewijs. Bij de bewaarde kaartjes die stonden bij de voorwerpen op de tentoonstelling was een kaartje met de tekst: “ijzeren kist 2e hands gekocht in 1840 zie blz. 124”. Die verwijzing sloeg op het jubileumboek ‘’De Aagtenkerk van Lisse’’, dat de heer Hulkenberg schreef ter gelegenheid van het jubileum.

A.M. Hulkenberg (1915-2003)
Deze befaamde amateurhistoricus van onze regio, waarover wel een heel Nieuwsblad te vullen zou zijn, begon zijn carrière als onderzoeker en schrijver eigenlijk na de vraag van het parochiebestuur om een boek te schrijven over het 500-jarige bestaan van de parochie. Hulkenberg dook in diverse archieven, worstelde stapels documenten door en werd steeds beter in het lezen van oud schrift. Die publicatie over de Aagtenkerk uit 1960 werd een
enorm succes en was de opmaat voor een hele reeks boeken en tijdschriftpublicaties van zijn hand. Daarnaast was hij een zeer aimabel mens. Johan van Stijn vertelt dat hij door de heer Hulkenberg, galant zijn hoed afzettend, altijd begroet werd met een: ‘’meneer van Stijn, u bent een belangrijk persoon’’, waarna de hoed met een elegant gebaar weer opgezet werd.

Kerkrekening 1559
In het herdenkingsboek staat op twee plaatsen iets over een kist. Dat gaat over kerkrekeningen. Hulkenberg noemt enkele van deze rekeningen uit de 16e eeuw van voor de reformatie. De Grote Kerk is dan nog de enige kerk in Lisse. Enkele voorbeelden van die oude kerkrekeningen uit 1559:
-Kosten die sanghers en clercken na ouder gewoonte alle jaers op kerstnacht nae den dienst verteren -Van kerkmeesters haer portie… ende noch een kanne wyns -Kosten en inkomsten voor het verhuyren van land Die oude rekeningen werden gecontroleerd door Niclaes van Mathenesse, Heer van Dever. Een soort kascontrole dus. Hij noteert bij de uitgaven van werklieden die reparaties aan de kerk uitvoerden: Het sal profitelicker ende oirberlicker wesen voor dye kercke, tymmerage, reparasye, hoe tsellefde soude mogen wesen, te besteden op dye werckludens hoor eygen montcosten, also dye kerck geen cost wyl geven. Blijkbaar was de kerk toen een poot uitgetrokken en moesten de verteringen voortaan zelf betaald worden. En dan staat er over de rekeningen: En nu sluiten wij de rekeningen haastiglijk in de goeden stercken nueuwen kiste om de bryeven ende ander secreten van de kercke daer inne te besluyten ende te beaweren. Die kist is dan net aangeschaft voor 6 pont en 10 sc (munteenheid pond en schelling). Het zal een verantwoorde investering zijn geweest om de waardepapieren van de kerk veilig te stellen.

Gevolgen van de reformatie
Maar dan komt de reformatie. In Lisse verloopt de splitsing van de leer vrij rustig. Aanvankelijk kerken de aanhangers van de nieuwe leer zelfs in de Oude Pastorie, niet in de dorpskerk dus. Dat was voor de verwoesting van de kerk in 1574. Na het herstel van de kerk kwam het gebruik aan de volgers van de nieuwe traditie. De volgers van de oude traditie moesten uitwijken naar een schuil(schuur) kerk. Die moet er in 1672 al zijn geweest aan het Mallegat (aan de Achterweg, voorbij de Catharijnelaan). Rond 1700 werd aan de Lisser kant van de Mallegatsloot, een meer dan gewoon fraaije pastoorswoning gebouwd. Rond 1710 komt er een nieuwe schuilkerk en wordt de oude schuilkerk afgebroken. De nieuwe kerk werd aan die meer dan gewoon fraaie pastorie vast gebouwd. De kerkrekening van 1559 werd hiervoor al genoemd. Dan is er een gat in de financiële verantwoording. In 1798 volgt weer een oud archiefstuk over de financiën: Arm en kerkboek wegens Den Uytgaaff en ontvangst In der Gemeente Lisse waarna in de archiefstukken de uitgaven en inkomsten weer keurig te volgen zijn.

Franse tijd
Intussen is het nog steeds zo dat de protestanten kerken in de dorpskerk en de rooms-katholieken weliswaar een kerk hebben, maar die ligt wel heel ver van het dorp af. Maar sinds 1798 is er een staatsregeling om Alle Kerk-Gebouwen en Pastorij-Huijsen der voormaals Heerschende Kerk door het plaatselijk bewind, natuurlijk onder allerlei voorwaarden, te laten toewijzen aan de gezindte met de meeste leden. Dat zou voor Lisse betekenen dat de Grote Kerk aan de roomsen kon worden toegewezen. Daar kwam natuurlijk hevige discussie over en zelfs in 1809 is men het nog niet eens. De Assessor van de Koning, van Lodewijk Napoleon dus, komt met een compromis zodat de katholieken een nieuwe kerk kunnen bouwen in het dorp. Dat heeft nog heel wat voeten in de aarde en die nieuwe kerk komt er pas in 1842. Dat had mogelijk te maken met het zwak functioneren van de pastoor die sinds 1816 verantwoordelijk was voor de Lisser parochie. Al die tijd gaan de roomsen de lange weg vanuit het dorp naar de kerk aan de Achterweg. Pal naast de parochiale gebouwen daar ligt boerderij Bloemhof.

Kerkrekening
In 1840 overleed de oude pastoor en kon zijn opvolger, pastoor Van der Hoven, “puin gaan ruimen”. De administratie is een totale wanorde. In het Arm- en kerkboek vanaf 1799 staat wel van alles, maar de oude pastoor had allerlei zaken door elkaar geboekt. Men vindt nog een zak met 1400 gulden, maar verder lijkt er geen touw aan vast te knopen. Reden om de armenzorg administratief los te koppelen van de overige kerkelijke rekeningen en in 1840 volgt er weer een kerkrekening. Met diverse vermelde reparatiekosten en aankopen. Op blz. 124 uit het boekje van Hulkenberg staat dan inderdaad onze geheimzinnige kist vermeld als een aankoop: voor f.40 is een ijzeren kist gekocht die herinneringen oproept aan de goeden stercken nyeuwen kiste van 1559. Daaruit mag je aannemen dat die kist uit 1559 er dan niet meer is. Verdwenen bij de troebelen rond de vernieling van de kerk in 1574? Of later pas? Had het te maken met het feit dat er in 1840, bij het verscheiden van de pastoor, zo’n administratieve puinhoop werd aangetroffen? We zullen het wel nooit weten. De nieuwe pastoor Van der Hoven is zeer actief. Vele malen staat in de kerkrekening van 1840 na den haag voor de kerk f. 5.32. De pastoor wil de toegezegde kerkenbouw in het dorp vlot trekken. Die nieuwe kist kon goed dienst doen.

Bouw
Dat gaat lukken! Een waterstaatsingenieur adviseert gunstig.
Er volgt nog wat geharrewar, nota bene uit eigen
kring van gelovigen die dicht bij de oude kerk woonden.
Die kerk was toch goed genoeg en wie moest dat allemaal
betalen? Pastoor komt met zijn argumenten, de verantwoordelijke
aartspriester doet nog een duit in het zakje
en spreekt van beuzeltaal. Bovendien, en dan moeten we
bedenken in welke tijd dit speelt, waren de tien ondertekenaars
minvermogenden. Daar hoefde je in die tijd
blijkbaar geen rekening mee te houden. Financiële problemen
zijn er echter te over, het is een slechte tijd. Pastoor
schrijft: een felle ramp……doordat zeer velen van mijne
gemeentenaren een aanmerkelijk verlies aan vee ondergaan
hebben. Maar de pastoor is een echte doorbijter. De
aartspriester zei eerder over hem: de pastoor is rigoreus
katholiek. Zijn ijver wordt beloond, op 30 juni 1842 kan
pastoor Van der Hoven zelf de eerste steen voor de kerk
leggen en op 19 juni 1843 wordt de kerk geconsacreerd. Er
zal een verhuizing zijn geweest van de Achterweg naar de
nieuwe kerk en pastorie. De zeventiende-eeuwse kelken,
die na de reformatie van de Grote Kerk naar de schuilkerk
gingen, kregen nu een plaats in de nieuwe kerk. Maar wat
gebeurde er met de kist waar men in 1840 nog zo blij mee
was. Zou die naar Bloemhof verhuisd zijn omdat ze in de
nieuwe omgeving niet meer nodig was? Kwam er met de
nieuwbouw een veilige opbergplaats voor de waardepapieren
en was de kist overbodig?
Bloemhof
Vanaf 1722 is een reeks eigenaren en bewoners bekend van
boerderij Bloemhof. In 1840 woont er Hendrik Meijer. Het
kan dus zijn dat de kist, die in 1840 gekocht is, een paar
jaar later, toen de kerk in het dorp in gebruik genomen
was, verhuisd is naar Hendrik Meijer. Alle volgende bewoners
van Bloemhof zullen dan die geheimzinnige kist in
de kelder gehad hebben. In 1950 wordt de boerderij verkocht
aan P.C.T. Warmerdam. Deze gaat er ook wonen.
Het lijkt aannemelijk dat Warmerdam de kist beschikbaar
heeft gesteld voor de tentoonstelling in 1960.
Neurenbergse kist
De kist zelf levert nog wel iets op. Het blijkt een Neurenbergse
kist te zijn. Neurenberg was een bloeiend centrum
voor de ijzerindustrie, waar dit type kisten werd gemaakt.
Er zullen zeer veel van dergelijke kisten gemaakt zijn.
Neurenberg werd daarom een typenaam voor deze kisten.
Die dateren uit de 16 /17e eeuw en werden gebruikt om
kostbaarheden in te bewaren. In de 19e eeuw ging men
voor deze kisten ook wel de term ‘Armada kist’ gebruiken,
in de veronderstelling dat dit soort kisten gebruikt
werd om het goud in de Spaanse Armada (de gewapende
vloot) te beschermen. De kisten hebben een ingewikkeld
sluitmechanisme. Dat heeft onze kist zeker met zijn 11
schoten. Ook het verborgen sleutelgat hoort bij dit soort
kisten. Eigenlijk horen aan de overslagbeugels ook sloten
te hangen en was het gebruikelijk dat zo’n kist alleen
geopend kon worden met meerdere personen, die gezamenlijk,
ieder met een slot/sleutelcombinatie, zo’n kist
konden openen. En was het deksel open dan kon je zonder
de goede sleutel nog niet bij de inhoud van het kleine
waardenvakje in de kist. Zo garandeerde je dat er geen
fraude werd gepleegd. Er waren veel van dit soort kisten
in omloop, want dit was in die tijd een veilige manier
om waardepapieren en andere kostbaarheden te bewaren.
Kerken gebruikten vrij algemeen dit soort kisten als geldof
archiefkist. Op internet vind je meerdere oude kerken
waar nog zo’n kist aanwezig is. Soms weet men niet eens
wat erin zit en is de sleutel zoek.
Conclusie
Er blijven helaas veel losse eindjes aan het verhaal van de
kist. We moeten aannemen dat dit de kist is die de parochie
aangeschaft heeft in 1840. Je zou zeggen dat de fabeldieren
van de dekplaten die het ingewikkelde slot sieren
een indicatie geven voor een meer precieze datering,
maar helaas, de contacten met en mailtjes naar diverse
personen hebben niks opgeleverd. Misschien ook wel
passend bij zo’n kist dat veel in nevelen blijft gehuld. Wel
kun je concluderen dat het heel gelukkig is dat de heer
Van Stijn deze kist geruild en daarmee gered heeft. Want
het had dus maar een haar gescheeld of hij was verschrot
tot oud ijzer. Voorbeelden van kerkelijk erfgoed dat in
de loop der eeuwen verdwenen is, zijn er genoeg. In zijn
boekje noemt Hulkenberg daarvan wat voorbeelden als
het Petrusklokje en een zilveren Godslamp. Ook in die
gevallen is het waarom van het wegdoen niet te achterhalen,
maar waarschijnlijk waren het indertijd weloverwogen
beslissingen en werd de grote waarde niet gezien. De
beslissing om de kist van de hand te doen was in de jaren
60 volkomen begrijpelijk. Tijden veranderen. Gelukkig
is de kist nog in Lisse bewaard gebleven en moeten we
accepteren dat veel van de geschiedenis rond de kist duister
blijft. Een uitdaging voor wie verder wil speuren

Kist van Van Stijn

Oud Nieuws: Klopjes en kwezels

Uitgelegd wordt wat het verschil is tussen klopjes, kwezels, begijnen em nonnen. Het zijn allemaal vrome vrouwen.

Deen Boogerd

Jaargang 19 nummer 2, 2020

Op de lagere school leerden we een grappig liedje over een kwezelke. “Zeg kwezelke wilde gij dansen…” Ik dacht er altijd een wezeltje bij. Maar dit grappige liedje is een spotlied op vrome vrouwen, kwezels, kloppen, begijnen en nonnen.

zoek eens met deze link: https://youtu.be/VbUtI1yk6RM

Kloppen ook kwezels genoemd, legden geen kloosterlijke geloften af, maar eigen geloften aan een biechtvader. Zij leefden in soberheid, ook als zij vermogend waren. Zij waren lekenzusters dus zonder professie zoals kloosterzusters. Daarom konden de reformanten geen vat op hen krijgen. Zij leefden over het algemeen verspreid op zichzelf of bij familie. Hun eigen vermogen gaven ze ter beschikking aan de schuilkerken. Priesters vonden vaak een onderduikadres bij de klopjes. Ze gaven godsdienstles aan geïnteresseerden, eigenlijk waren zij met de lekenbroeders de behoeders van het katholicisme in de tijd van de reformatie. Door de katholieke geestelijkheid werden zij ‘de bloem van de kerk’ genoemd en werden zij vergeleken met de maagden uit de begintijd van het christendom. Hun opoffering was groot. Soms leefden klopjes ook in hofjesachtige wijkjes, zoals de bekendere begijnenhofjes met hun werkplaatsen. Tijdens de reformatietijd waren ze daar eenvoudig te vinden. Religieuze voorwerpen werden dan bij een inval van de schout in beslag genomen. Tegen de klopjes kon de schout weinig inbrengen omdat zij leken waren.

Na het Twaalfjarig Bestand werd dat anders. Er kwam een verbod voor klopjes om godsdienstles te geven. Later werd de klopjes verboden om met meer dan twee vrouwen onder een dak te wonen. Halverwege de 17e eeuw konden klopjes en kwezelkens weer wat vrijer leven omdat de regels wat minder strak werden gehanteerd.

Begijnen
De benaming ‘begijn’ zou afgeleid zijn van St. Begga. Zij is dan ook de patroonheilige van de begijnen. Ongeveer eind 11e en begin 12e eeuw ontstaan er onder invloed van economische, sociale, politieke en religieuze factoren vrouwengroepen die een andere levensstijl aan willen hangen, misschien wel de eerste vrouwenbeweging in West-Europa. Ze zijn religieus maar horen en bespreken het evangelie liever in hun eigen taal in plaats van in het latijn (volkstaal-
theologie). Een mannelijke variant van de begijnen waren de begarden (ook begaarden of bogaarden genoemd).

 

Zuster of non
‘Zuster’ is voor alle vrouwelijke religieuzen correct katholiek taalgebruik. De benaming ‘non’ heeft een kleinerende en kwetsende ondertoon. De benaming ‘non’ zouden we moeten vermijden. Een monnik wordt aangesproken als broeder ook niet als ‘hoi monnik’. Zo dient een kloosterlinge ook als zuster aangesproken te worden.

Jan Steen “Boerenbruiloft” 1672.
Foto Rijks museum Amsterdam

Pieter Brueghel de Oude ” Boerenbruiloft” 1567.
Foto Kunsthistorisch museum Wenen

Kunsthistorici zoeken tevergeefs naar de bruidegom in deze werken, blijkt uit beschrijvingen van de beide schilderijen. In meerdere zgn. “Boerenbruiloften” kom je dezelfde symboliek tegen, daar willen we wel wat meer over weten. Dus wie meer weet over symbolen, laat het weten. De bruid zit altijd voor een doek of kleed en er is nog meer symboliek. Alle verleidingen van het wereldse leven zijn afgebeeld en de “bruid” zit er bij als een godsdienstig, vroom mediterend meisje. De bruidegom zie je niet in dit overdadige tafereel, die heeft het klopje in haar hart gesloten. Hij klopte en zij heeft hem binnen gelaten, daarom neemt ze afstand van alles wat haar van Hem kan afleiden. Op het groene kleed boven haar hoofd hangt een treem (zeef) om onzuiverheden te ziften uit bijvoorbeeld melk. Boven haar hoofd om onzuivere gedachten tegen te houden naar haar geest. De tarweschoven met de hark zijn symbool van de oogst. Het klopje is die nieuwe oogst. Nu geeft Pieter Brueghel de Oude nog een ingetogen beeld van al deze zaken.

Jan Steen doet er wel wat schunnige schepjes bovenop. De wereldse verleidingen worden bedenkelijk gadegeslagen door het jonge stel links, terwijl het gekroonde devote kwezelke rechts bespot wordt. Ook hier symbolenv an de oogst in de vorm van gevlochten guirlandes en een hangende krans. Zoek de beelden maar op en vergroot ze uit. Help VOL om oude symbolen en hun betekenis te achterhalen. Symbolen zijn belangrijke cultuurhistorische gegevens

 

 

 

 

’t Roemwaard Lisse: De grote kerk (49)

Door Alfons Hulkenberg

Overgenomen uit het boek ” ’t Roemwaard Lisse” uit 1998, 2e druk, Grimbergen boeken – Lisse

De tempel Gods, dat heilige gesticht,

(Daar tot Gods eer het goede wordt verricht,

Daar Sions koor1 met toon’ en maatgezangen

Vervuld wordt met een innig zielsverlangen

Der vromen en op d’allerhoogste wijs,

Den God der Goón toebrengen lof en prijs),

Die moet ik nog wat nader gaan beschouwen.

O schone plaats, ja, schoonste der gebouwen,

(Die) Uw hoge tin vertoont tot strand en duin!

’t Vierkant gebouw van uwe toornkruin

Verheven is schier tot de dikke wolken

en toont haar trans van ver aan vele volken.

O hoog gebouw alwaar men steeds vergaard,

Daar Godes woord zeer zuiver wordt verklaard,

Ofschoon de draak uit d’afgrond komt begispen,2

Ofschoon de nijd de waarheid komt berispen,

Het eeuwig woord blijft zekerlijk en vast,

Ofschoon d’afgrondvuurvlamme braakt en bast.3

Zeer ijselijk. Gewisselijk, de altaren

Zal ’s hemels heer voor onheil wel bewaren.

Doch ik ga heen en wil bezien het end . . .

De dorpskerk is waarschijnlijk pas gebouwd na 1461, toen Lisse een ^Ifstandige parochie werd.4 De bakstenen toren is bekleed met turf­den, misschien afkomstig van de oude kapel uit de dertiende eeuw. Het schip van de kerk werd hersteld in 1592. Tussen kerk en koorruimte werd een boven het dak uitstekende topgevel gebouwd, die wat het ondergedeelte betreft ,uitgevoerd werd als vulling van een grote, over de breedte der kerk geslagen boog. Deze boog overspant ook nu nog het ruim van de kerk. In deze topgevel is met groen verglaasde steen over een hoogte van ongeveer 20 lagen het jaartal 1592 aangebracht.5 Bij het herstel van het dak in 1959 is dit jaartal weer zichtbaar geworden. Ook viel het toen op, dat de openingen tussen pannen volgens oud gebruik met koemest waren opgevuld.6 Toen kerk en koor gereed waren werden aan alle zijden zoals te doen gebruikelijk “glazen” (glas-in-lood-ramen) aangeboden. Het fraaiste was waarschijnlijk dat van Jonker Johan van Matenesse, heer van Dever en Lisse. Ook Leiden, Haarlem, Amsterdam, Alkmaar, Rotterdam en ‘s-Gravenhage schonken een glas, alsmede schout Adriaen van Gorcum en Adriaen Van der Laen.8 In 1869 volgde Rijnland. Toen de laatste restanten der glazen omstreeks 1875 werden geruimd, ging dit glas door bemiddeling van Mr. A. J. Enschede naar Haarlem, waar het thans het fraaiste glas is der St. Bavokerk.9 Lisse had iet niet “gezien”. Bovendien bezat de kerk een aantal fraaie en interessante grafzerken. In het schip lag de monumentale wapensteen van Wilhelm Adriaen van der Stel, op Uitermeer op 70-jarige leeftijd )verleden op 6 november 1733, en zijn echtgenote Maria de Hase, verleden l juni 1723, 55 jaar oud. Thans ligt deze zerk op het koor.10 [n het midden van deze in sterk reliëf uitgehakte witmarmeren steen in een tombevormige cartouche geplaatst tegen een achtergrond van door twee engelen opgehouden draperieën. Bovenuit vliegt de Faam, onderaan zijn gezeten de Historie en de Wijsheid. Een arend draagt de ie wapenschilden. Opzij ziet men de Mercuriusstaf als symbool van handelsstand, waartoe Van der Stel behoorde. Beide wapens voeren als hartschildje het wapen van Oud- en Nieuw-Vossemeer, de “heerlijkheid”. (Waarom Van der Stel zich soms ook Heer van Lisse liet noemen, is een raadsel.) Verschillende andere grafstenen staan sinds 1938 opgested tegen de buitenmuur, zoals die van “Gerrardt van der Laen” van Specke, die 16 februari 1635 was overleden, 82 jaar oud. De zerk toont zijn wapen, een keper met een drietal vaten en zijn wapenspreuk: “Fata viam Invenient” (Het noodlot vindt zijn weg). Weer andere grafstenen zijn die van de gerechtsbode Wouter Lenerse van Calckar ( overleden 1598), van schoolmeester Wiard Takesz van der Blom (overleden 1611, van Bouwe van Leeuwen, die woonde in het huis waar later de tte Zwaan werd gevestigd” 11, enz. enz. Een grote zerk met “Heren en Meesters” ligt thans op het r.k. kerkhof. Daaronder waren de pastoors van de Lisser schuurkerk begraven.12 De dorpskerk is tot na de tijd van  Napoleon algemene begraafplaats geweest.

Hnderd jaar geleden wist ook Dominee Craandijk te vertellen, dat de “kerk ” in den Spaansen tijd” werd verwoest. “Geruimen tijd lag zij in puin, terwijl het koor eerst vrij laat werd opgebouwd. Met grote npartijdigheid bedekt het Portland (cement) alle oude en nieuwe bouwstoffen. Het inwendige van de kerk is in 1858 vernieuwd. Naar de behoeften der Protestantse godsdienstoefening is het zeer doelmatig ingericht en alles is uitstekend onderhouden. Van het hoge kerkhof hebben wij een ruim gezicht, aan de ene zijde op de ringvaart van den Haarlemmermeerpolder, waar de schepen zeilen, aan den anderen kant groene weiden en op de donkere bossen van Keukenhof.”

  1. Sion is Jeruzalem, berg, burcht en tempel, (ps. 137-
  2. Fel hekelen
  3. Nijd en afgunst bassen, vgl. bassende honden.
  4. De Aagtenkerk, blz. 18-22.
  5. Ir. De Graaff, Leids Jaarb. 1941, blz. 168 e.v.
  6. Ons Weekblad 14 aug. 1959.
  7. Huis Dever blz. 89 en afb. 27.
  8. Ms. Schoemaker, Rijkspr.kab., A’dam.
  9. Huis Dever blz. 90. )
  10. Leids Jaarb. 1951 blz. 114.
  11. Huis Dever blz. 6. Gemeentearch. nr. 289.
  12. De Aagtenkerk blz. 171/172.

49. “Lisi Rijnlant””, gezicht de kerk uit het zuiden. Pentekening van H. de Leth (Amsterdam 1703 – aldaar 1766) 1730 .10×13,5 cm. Gemeentearchief Leiden,LPV 77686

 

’t Roemwaard Lisse: de grote kerk (47)

Door Alfons Hulkenberg

Overgenomen uit het boek ” ’t Roemwaard Lisse” uit 1998, 2e druk, Grimbergen boeken – Lisse

Hier naderen we Lisse van het zuiden uit. Naast de dorpskerk staat aan de straatweg de kosterswoning met het aangebouwde schoolhuis.1 De schoolmeester, Jacob van der Jagt, was tevens koster en voorzanger in de kerk. Daarnaast had hij nog verschillende andere taken.2 In de verte de korenmolen van Willem Ingenollandt.3 Geheel rechts stond vroeger de hofstede “Mossenhof”, het buitentje van Jacobus Krighout, van 1747 tot 1767 hoogleraar aan het Remonstrants Seminarium te Amster­dam. Krighout was in 1703 in Rotterdam geboren en stierf op 22 januari 1770 te Lisse. De Remonstrantse religie werd tijdens de Repu­bliek nauwelijks geduld. Dat Jan de Graaff deze professor dan ook “de zuivere waarheid” toeschrijft is wel zeer opmerkelijk. In ieder geval blijkt hij een hoogst verdraagzaam jongmens te zijn. Jan gaat ons ook de tuin beschrijven met zijn beekje, zijn rozen en zijn regelmatige bloem­perken, omgeven door keurig geschoren palm- of buxushegjes.

Ik ga ditmaal een weinig deinsen of,

Ik wou gaarn zien het lustig Mossenhof,

Dat lustprieël, daar ’tgeen men schoon mag noemen

In werd bevat, wel waardig om te roemen,

Daar Flora* als gedurig is gesierd

Met bloemgewas en werd geëerd, gevierd

En opgetooid met duizenden aanlokselen

En doet het oog in haar geroosde vlokselen

Verwarren. En waar het bebloemde land

Omheind is met palm ’twelk als een vaste band

Het insluit, en met wondernette perken

Is afgedekt, wel waardig op te merken.

De wandelpadn in ’t midden van ’t geboomt’

Zijn wonderfraai, terwijl een beekje stroomt,

Dat als kristal vertoont in zuivere klaarheid.

En ’t huis dat van de deugd en zuivere waarheid

Bewoond werd, is een siersel van ons dal

En is gevuld met boeken zonder tal,

Daar Pallas5, als gezeten op haar zetel

Der wijsheid, nooit hoogmoedig noch vermetel,

Maar rein en kuis, en doet d’ontaarde Hen

Den rechten aard van ’t deugdelijk leven zien.

De “duizenden aanlokselen” waarover Jan de Graaff spreekt, hadden op de echtgenote van schout Sennepart hun uitwerking niet gemist. Zo trok hij van het oude Dever naar het “lustig Mossenhof”, maar raakte daardoor algeheel in deconfiture. Hoe hij uiteindelijk, geheel alleen, zijn laatste levensdagen in Winterswijk moest slijten, kan men elders lezen.6 Uiteindelijk werd Mossenhof gesloopt en de tuinen veranderden in wei­ en teelland. Op 29 april 1800 werd hier door Jan van Soelen, “Direc­teur van Flora”, een “groene veiling” gehouden, waarbij “de Heren A.C. en H. van Eden te Haarlem een aanzienlijke partij bloembollen” ver­kochten, “welke alle zeer sterk in gewas staan.”7 Tenslotte kwam hier in 1842 de nieuwe rooms-katholieke kerk, de trots (en de zorg!) van pastoor van der Hoven.8

Vroeger zaten alle kinderen bijeen in één schoollokaal, en dat is dan ook “de grote zaal, die … de wijsheid voedt.” Dikwijls was de koster/ schoolmeester behalve voorzanger tevens gaarder der belastingen. Mogelijk is het ook een ander persoon. Deze betalingen vonden plaats “in ’s lands komptoir (kantoor)”, bij de kerk, vaak de consistoriekamer, waar ook de boeken en papieren van de “heerlijkheid” bewaard plach­ten te worden.9

Grote zaal, die binnen uwen drempel

De wijsheid voedt en die bebuurd is aan Gods Tempel

En ’s lands comptoir, alwaar ons burgerstand

Haar schatting brengt, ten nut van het land

Op hoog bevel van onze overheden.

De gaarder, die met zorg en vroomheid mede

Zijn plicht waarneemt en dient het Vaderland

Met grote vlijt, wiens vlugge en snelle hand

Den veder drijft alsof hij van de winden

Gedreven wierd, die gaat zich nauw verbinden

Aan Godes huis, om God met psalmgezang

Te dienen staag. De Heer geev’, dat wij lang

In Zijnen naam in ’t heiligdom vergaren

In reinigheid, zo zal Hij ons bewaren.

Onder het prentje ziet men het wapen van Dever: in goud een halve klimmende leeuw van keel (rood), getongd en genageld van azuur (blauw), het wapen waarmede de schout altijd zegelde, omdat de Heer van Dever tevens Heer van Lisse was. Bij het vaststellen van het wapen van Lisse op 24 juli 1816 werden de verwen (kleuren) echter – zoals vaak gebeurde – veranderd in die van het rijkswapen: “van goud beladen met een halve klimmende leeuw van lazuur”.

1    De Aagtenkerk blz. 116. Ansichten blz. 60 en 61.

2    Huis Dever blz. 221.

3   Ansichten blz. 53, 54 en 56.

4   Godin der bloemen.

5    Pallas Athena, godin van de wetenschap en de kunst.

6   Huis Dever blz. 232.

7    ARA, Recht.arch. Lisse nr. 108, 1ste ged. De naam Van Zoelen is lange tijd aan deze plaats verbonden gebleven. (Ansichten blz. 9 en 35).

8    De Aagtenkerk blz. 125. Ansichten blz. 58.

9    Huis Dever blz. 202. Ansichten blz. 8.

47. “’t Dorp Lisse”, kopergravure (7,5×10 cm) van Anna Brouwer, waarschijnlijk een dochter van Cornelis Brouwer, graveur te Amsterdam. Onder het wapen van Dever. Uit R. Bakker, De Nederlandsche stap- en dorpabeschrijver, VII, 1799.

’t Roemwaard Lisse: De Lisser Ban (41)

Door Alfons Hulkenberg

Overgenomen uit het boek ” ’t Roemwaard Lisse” uit 1998, 2e druk, Grimbergen boeken – Lisse

Hier ziet men tijdens de “troebelen” van 1572/74 uitgebrande kerk te midden van het ronde, ommuurde kerkhof. Aan de zuidzijde is nu een rechte muur. Omstreeks 1620 is namelijk een deel “afgekard” om de Grachtweg op te hogen1. In 1574, tijdens het beleg van Leiden, zijn vrijwel alle dorpskerken rondom Leiden verwoest. Zo ook in Lisse. Het torendak is echter weer spoedig hersteld. Een aanwijzing hieromtrent vinden wij in een rekening uit 1590 van de koster en schoolmeester Cornelis Cornelisz Lausduyn, waarin deze zich als volgt beklaagt: “Ik hebbe mede de kosten gehad ende laten maken opten bovenzolder van de toorne de duvenesten mit een valdoor ende slot eraan, mettet kopen van de duven ende de kost daartoe gegeven twee jaar lang ’s winters in (tijdens) ’t leggen van de sneeuw ende ’s zomers in de hongermaand (juni), zonder enige baat daarof gehad te hebben, alzo ende door reden dat alle de oude duven mit de opbouwinge ofte timmeringe van de toorne verjaagd ende verwilderd waren, zulks dat ik de jongen twee zomers lang laten vliegen hebbe en altoos gevoerd omme weer te beter in de voedinge te komen. Al ’t welk mij staat van uitleggende kosten mit ’tgeen dat ik in dezelve jaren hadde mogen profiteren ter somme van 3 ponden.” Uit de klacht van de koster, dat hij menig duivenboutje heeft moeten missen tengevolge van het herstelwerk aan de toren, danken wij dus het bericht dat voor 1590 dat herstel heeft plaats gehad. Het schip kwam in 1592 gereed en ten slotte het koor omstreeks 1645. Op de hoek Heereweg/Achterweg (Buurweg) staat de “herberg aan ’t kerk­hof”, rechthuis tot omstreeks 1700, toen de herbergier Engel Heems­kerk insolvent geworden was. In zulk een rechthuis werd door de baljuw recht gesproken. Zo werd Gerrit Cornelisz Admiraal beboet, omdat hij met “vastelavond op den veedele” (viool) gespeeld heeft, en vastenavond vieren was een rooms gebruik en dus verboden. Een gemak­kelijk mens was deze vedelaar overigens niet. Herhaaldelijk is hij be­klaagde bij vechtpartijen. Eenmaal weet hij zich alleen te verdedigen met de merkwaardige verklaring, dat “zijn getuigen zijn over zee en zand.” De neiging om vechtpartij buiten vervolging te houden is groot, meermalen worden boeten uitgedeeld tegen verwonde personen die vertrokken zijn “alvorens hen rechtelijken voor twee welboren mannen bezien te laten hebben.” In 1597 heeft men ’s nachts na meidag (l mei) omtrent drie uren dansbal gehouden” ten huize van Cornelis Cuyper (van der Codden, waard in de Zwaan), waarbij Aelbert Dignums de Roo de baljuwsbode de deur uitgooide. Ook vele delicten van hooien en werken op zondag komen in de dingboeken voor.

Aan de overzijde van “de groene weide” staat het huis van Adriaen Corsteman, lid van een aanzienlijke, katholieke familie. Zijn grafsteen staat thans tegen de buitenmuur der dorpskerk. Tussen zijn land en dat van Cornelis van der Laen (Van ter Specke) ligt het perceel van het St. Elisabethgasthuis te Haarlem en daarvoor is de kaart eigenlijk gemaakt. In 1540 was de woning, tegenover de Speekelaan, aan het gasthuis gekomen na de dood van Ysbrant Willems, “die in ’t gasthuis gestorven es.” 2 Rechts, ten zuiden van de kerk is een bruggetje, thans een duiker, over de beek die het water van het Berkhouter Duintje naar de Gracht afvoert. Nog meer naar rechts staat de oude boerenhofstede “De Burg”. Daar woonde als pachter Claes Corn. van Castricum (± 1616), wiens grote fraaie zerk met een burchttoren thans tegen de kerkmuur staat. Jacob van Almonde was omtrent 1500 eigenaar van De Burg en later vererft ze op het geslacht Pynssen van der Aa,3 Wij weten dat in 1182 te Lisse het huwelijk is gesloten tussen Margaretha, de dochter van Floris III van Holland, en graaf Dirk IV van Kleef,4 maar waar dit heeft plaats ge­had of waar de bruiloft is gevierd, weten we niet. En of hier ooit een (houten) burcht van een mogelijk geslacht “van Lisse” heeft gestaan, zal altijd wel een open vraag blijven.

De tijd tijdens het beleg van Haarlem en Leiden zijn voor Lisse een verschrikking geweest. Ook na het Leidens Ontzet van 1574, toen deze streek niemandsland was en troepen zwervende soldaten de plattelands­bevolking tyranniseerden. Een kleine groep kwam bijeen in het huis van de predikant, het vroegere pastoorshuis op de hoek van de Grachtweg. De grote meerderheid bleef van vertroosting welhaast verstoken. Midden in het dorp lag de uitgebrande kerk…

“Wees niet vertoornd, Heer, gedenk niet langer onze ongerechtigheid. Zie, de stad van het heiligdom is geworden tot een woestijn, Sion is een woestijn geworden, Jerusalem is verlaten, dat huis van onze heiliging en van uw heerlijkheid, waar onze vaderen U hebben geprezen.

Dauwt hemelen uit den hoge, en wolken regent den Gerechte! ”

1    Ir. A.F. de Graaff, Rondom de Kerk van Lisse, Leids Jaarb. 1941. blz. 168-179. De Aagtenkerk, blz. 43/44. Huis Dever, blz. 84.

2   De Aagtenkerk blz. 31.

3   Huis Dever blz. 11 noot 9.

4   Dr. A.W.E. Dek, Genealogie Graven van Holland, blz. 14.

“Lisser Ban”, 1583. Kaart door Meester Laurens Pietersz in het kaartboek van het St. Elisabethgasthuis. Gemeentearchief Haarlem, inv. nr. 37

’t Roemwaard Lisse: De schuilkerk (13)

Door Alfons Hulkenberg

Overgenomen uit het boek ” ’t Roemwaard Lisse” uit 1998, 2e druk, Grimbergen boeken – Lisse

Ik ga mij zacht door lommerende dreven _,
Langs Wassergeest haar grondgebied begeven . . .

Jan de Graaff gaat de Catrijnelaan in, die zijn naam dankt aan Catryn, weduwe van Gerrvt Amelrycx Graef. In 1506 verkocht zij hier zes morgen land aan de Abdij Leeuwenhorst. Vroeger lag de laan tegen­over de Tweede Poellaan. Toen echter in 1808 de tuinen van Wasser-geest werden vergroot, is de Catrijnelaan iets verlegd. Een deel ervan werd later Essenlaan genoemd, niet te verwarren met de oude Eslaan langs de Phoenix. Nu komt onze dichter bij de schuurkerk bij Bloemhof aan de Achterweg.3 De kerkdeuren staan open. Hij aarzelt even, maar omdat hij nu eenmaal besloten heeft heel Lisse te beschrijven gaat hij binnen, waarbij wij hem zachtjes volgen.

‘k Zie de Roomse kerk haar deuren opgedaan,

Nu vlijt mijn plicht om binnen in te gaan. 

Mijn ziel verrukt, mijn oor gestreeld mits dezen

Vermits Gods naam zo hooglijk wordt geprezen.

Hier tempelwaarts door zang en orgeltoon

Ter eer van Codes majesteit en kroon!

Leeft, juicht tesaam, gij herder met uw schapen,

Nog lange tijd als rechte Jezus-knapen!

Vaart wel!

De onbekende tekenaar heeft het complex geschetst van de achterzijde, omdat het aan de kant van de Achterweg door schuren, bosschages, fruitbomen en een schutting aan het gezicht was onttrokken. Hij zit nu midden in het weiland, met het gezicht naar het oosten, terwijl hij de Loosterweg achter zich heeft. Links staat de pastoorwoning. Een royaal huis voor die dagen. Het lijkt wel van hout gebouwd. Waarschijnlijk is echter de westzijde, de regenzijde, met planken beschoten, om het inwateren van de muren tegen te gaan. (Spouwmuren waren nog onbe­kend). De linker voorbouw zal wel de keuken of bijkeuken zijn, met een aparte schoorsteen voor het fornuis. Daarvoor is een bouwsel, dat waarschijnlijk als turfhok zal hebben gediend. Om het binnenplaatsje van de pastorie is een muur gebouwd met een poortje en een klein tuinhuisje, dat uitzicht geeft op het boerenland. In genoemd poortje is juist de huishoudster van de pastoor verschenen, misschien een “geeste­lijke dochter”, die nu op het vlondertje staat bij het slootje dat achter langs de pastoriemuur loopt. Naast het pastoorshuis staat de kerk, ongeveer 9,75 m breed en bijna tweemaal zo lang. Hij heeft kleine raampjes met luikjes, die echter alle gesloten zijn. Aan de andere zijde waren waarschijnlijk geen raampjes aangebracht. Dit alles hoeft ons niet te verbazen. Algemeen mochten zich slechts daar ramen bevinden, waar het van buiten niet zichtbaar was. (Wie gaat nu tussen de koeien zitten! ) Bovendien moesten ramen en luiken tijdens de dienst veelal gesloten worden, opdat gezang, gebed of wierookgeur geen reden tot aanstoot zou zijn. In Lisse zal dit wel zijn meegevallen; de omwonenden waren zover bekend altijd “roomsgezind.” De kerk heeft een rieten dak, waarschijnlijk bestaande uit twee smalle kappen. Een verholen goot voert het water naar de regenbak of naar de sloot. De houten schuur rechts is kort voor de sloping in 1843 vervangen door de twee vervallen huisjes, die nog aanwezig zijn.

Van 1672 was de roomse kerk in deze uithoek gevestigd, sinds 1687 als afzonderlijke “Statie Lisse”. Pastoor Schaap; “ovem lana abundarum” zoals hij zich met de nodige zelfspot noemt, heeft omstreeks 1700 de “meer dan gewoon fraaie” pastorie gebouwd. Dit alles is in 1843 gesloopt, toen de kerk bij ’t Mossenhof gereed was. Het complex werd gekocht door de heren Engel en Leendert Kruijff, bloemisten te Sassen-heim. De genoemde twee huisjes bleven alleen staan. Van het afko­mende materiaal werd in Santpoort een hervormd kerkje gebouwd, dat in 1916 is afgebrand. In het dorp Lisse werd in 1843 de nieuwe kerk ingewijd. Gotisch, dat was pas de echte kerkstijl! Zestig jaar later verrees de huidige kerk, de “kathedraal van de bollenstreek” met een hoge toren en echte gemetselde gewelven.6 Toen was dat weer het ware! En nu weten we het alweer veel beter. Natuurlijk, we weten het nu beter . . ., we weten alles weer beter . . . Maar misschien hebben we soms toch nog wel eens een klein beetje heimwee naar zo’n besloten kerkje vol stille vroomheid, ergens ver weg op het boerenland.

Verder hebben we het gezang niet kunnen vernemen; de raampjes werden gesloten . . .

  1. De Aagtenkerk blz. 191 noot 54.
  2. Zie kaart achterin
  3. De Aagtenkerk blz. 94-96.
  4. Archief Van Lynden/Keukenhof, pak Bloemhof.
  5. Santpoort’s Weekblad, omstreeks 1969. De kerk is l juli 1844 ingebruik genomen.
  6. Ansichten blz. 55 en 62.
  7. 13. “Oude RoomscheKerk te Lisse”. Anonieme pentekening in kleuren. Tweede helft der 18e eeuw. 14×21 cm. Gemeentearchief Leiden LPV 77700

Ontwikkelingsplannen Protestantse Gemeente Lisse (PGL)

Nieuwsflits

Huis en kerk van Ruys aan de Heereweg en het ‘Klisterlaantje’.

Door de lange duur van de fusie van de kerken van PGL en de financiële situatie van PGL, heeft de kerkenraad nog niet kunnen starten met de verbouwing van de Grote Kerk en het bouwen van huizen op de locaties Pauluskerk en Geref. Kerk. De discussie met de overheid is namelijk nog niet afgerond en PGL vraagt aan de Gemeente Lisse welke elementen monumentaal zijn en behouden moeten blijven. Wel is het basisontwerp (van voor de PGL- fusie) aangepast, met minimaal te behouden elementen. Overleg met de Gemeente Lisse en HLT Erfgoedcommissie met inbreng van het Catharijneconvent moet nog gehouden worden. De Grote Kerk zal aan de binnenkant worden verbouwd. Het grafmonument van Willem Adriaan van der Stel, de vroegere gouverneur van de Kaapkolonie in Zuid-Afrika, nu in de ingang van de kerk, zal worden verplaatst naar de kerkzaal. De preekstoel in de kerk zal naar achteren worden geplaatst om meer ruimte te maken.
Het moment van verkoop van de Gereformeerde Kerk en de Pauluskerk is nog niet in te schatten. De PGL vraagt voor deze twee kerken wijziging van de bestemmingsplannen naar woningbouw en een besluit over de hoeveelheid te bouwen woningen. De schets van de Pauluskerk is in basis gereed maar de visualisatie moet worden verbeterd. Ook de schets van de Gereformeerde Kerk is gereed en is op woensdag 22 november 2023 door Jan Kippers, voorzitter van de PGL bouwcommissie, voor de omwonenden gepresenteerd in de Pauluskerk. Uit deze presentatie bleek dat de toren van de Gereformeerde Kerk volledig wordt gesloopt, samen met het verenigingsgebouw ‘De Klister’ en dat hierop appartementen en daarnaast huizen worden gebouwd. Veel omwonenden van plan ‘De Graaff’ achter de kerk, protesteerden hiertegen, omdat hun hierdoor veel parkeerruimte wordt ontnomen. Overleg hierover met de Gemeente Lisse volg.

Grote kerk buitenkant in 2023

Lisse 825 jaar en het geloof in Lisse

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                           

29 augustus 2023

 door Nico Groen

In het kader van Lisse 825 jaar is nu het ontstaan van de kerken in Lisse aan de beurt. In 1250 stichtte Willem II, graaf van Holland (1228-1256) een kapelanie of vicarie in Lisse. Zo’n vicarie werd meestal gesticht in een kapel. Mogelijk was er daarom al voor die tijd een kapel in Lisse.

Rond het jaar 1460 besloten de ingezetenen van Lisse een door een notaris opgestelde brief te zenden naar Rome. Daarin werd het verzoek aan de paus gedaan om toestemming te geven voor het stichten van een eigen parochie. Daarmee verzochten zij zich los te mogen maken van de parochie van Sassenheim. De inwoners van Lisse hoorden namelijk bij die parochie. De paus stond daar welwillend tegenover en gaf zijn toestemming. Maar paus Pius II bepaalde dat Lisse jaarlijks “vyf oncen louter silver” aan Sassenheim als schadevergoeding moest betalen. Op 27 april 1461 wordt de kapel tot een zelfstandige kerkparochie verheven. Men bouwde een kerk aan het Vierkant. Uit deze tijd dateren vermoedelijk de eerste vormen van de huidige grote kerk. Deze kerk had een ribloos gewelf, rondbogige galmgaten en was gemaakt van baksteen. Dit wijst op bouw in de vijftiende eeuw. Maar de toen nog losse toren was bekleed met de veel zeldzamere tufsteen uit de Eifel. Dit doet vermoeden dat de toren eerder is gebouwd dan het kerkgebouw. Toch houdt men het erop dat kerk en toren na 1461 zijn gebouwd, al wijst tufsteen op een oorspronkelijke datering uit de 2e helft van de 12e eeuw.  Het kan hergebruikt zijn.

Sint Aechten

Zowel de pastoor als de koster werden door de graven van Holland benoemd. De laatste kapelaan die vanuit Sassenheim de kapel van Lisse bediende, t.w. Dirck van Oosterwyck, werd de eerste pastoor van Lisse. De parochiekerk werd aan de Heilige Sint Aechten gewijd. Sint Agatha werd toen dus geschreven als Sint Aechten. De vraag dringt zich als vanzelf op of er toen een Aechtenweg achter de kerk om liep. Daarvoor zijn tot nu geen aanwijzingen gevonden. De R.K. gemeenschap houdt in de nieuwe kerk stand tot de beeldenstorm van 1566. De katholieken gingen kerken in de schuilkerk aan de Achterweg bij De Engel. Donjon Dever had ook een kerkzaal, evenals het oude Meerenburgh. Dit waren waarschijnlijk ook schuilkerken geweest.

In de Bataafs-Franse tijd (1795-1813) had de Nationale Volksvergadering zich uitgesproken voor de scheiding van kerk en staat. Dat resulteerde in de bouw van een nieuwe katholieke kerk bij ’t Vierkant in 1843. Deze werd in 1902 vervangen door de huidige Agathakerk, toen nog met een onstabiele spitse toren. De officiële kerk van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was de Nederduitsche Gereformeerde Kerk. In 1816 veranderde koning Willem I het reglement en de naam werd Nederlands Hervormde kerk.

In Lisse scheidden in de 19e en 20e eeuw diverse stromingen zich af van de oorspronkelijke protestante kerk.

 

Schilderij van Gerbrand Slegtkamp (1833-1903) van de Oude Agathakerk, gebouwd in 1843

Lisse 825 jaar: Graaf Willen II stichtte in 1250 een kapelanie

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                           

11 april 2023

 door Nico Groen

Lisse bestaat dit jaar op papier 825 jaar. Dit wordt groots gevierd in Lisse. De agenda staat op de website van de gemeente Lisse. In 1250 stichtte Willem II, graaf van Holland (1228-1256) een kapelanie of vicarie in Lisse. In de vorige ‘Sporen van vroeger’ zagen we dat Dirck van der Specke in 1250 was geboren als bastaardzoon van graaf Willem II. Het jaartal 1250 kan bijna geen toeval zijn.

Tijdens de Middeleeuwen kwam het regelmatig voor dat edellieden of gegoede burgers een vicarie stichtten in een parochiekerk of kapel. Er werd dan een priester aangesteld die met een zekere regelmaat memoriediensten moest houden. Dat wil zeggen dat hij missen moest lezen voor de ziel van de stichter van de betreffende vicarie en voor de zielen van zijn familieleden, om zo de tijd in het vagevuur te bekorten. De priester die aan een dergelijke stichting verbonden was, werd vicaris genoemd. In veel gevallen was hij een familielid van de stichter, want die had namelijk het recht om de vicaris voor te dragen: het zogenoemde collatierecht.
Na het overlijden van de stichter kwam dit collatierecht in handen van zijn erfgenamen. Om er voor te zorgen dat de vicaris in zijn levensonderhoud kon voorzien, ging de stichting van een vicarie gepaard met de schenking van landerijen of andere goederen, waarvan de opbrengst ten goede kwam aan de vicaris. Bij een vicarie moesten deze goederen geestelijk worden gemaakt (d.w.z. onder geestelijk recht worden gebracht). Daarnaast diende de stichting door de bisschop van Utrecht te worden bekrachtigd. Bij een vicarie kon de priester die de missen opdroeg niet worden afgezet. Wie de eerste vicarissen in Lisse waren is niet bekend. Ook is onbekend waar deze kapel heeft gestaan.

Sint Servaas
De vicarie van Lisse was ter ere van Sint Servaas. Waarom is de vraag. Lisse maakte in de dertiende en veertiende eeuw op kerkelijk gebied deel uit van de parochie van Sassenheim. De beschermheilige van deze parochie was Sint Pancratius. De naamdag van Sint Servaas is 13 mei (volgens de overlevering zou hij namelijk op 13 mei 384 zijn overleden). Samen met Sint Mamertus (11 mei), Sint Pancratius (12 mei) en Sint Bonifatius van Tarsus (14 mei) behoort Sint Servaas tot de zogenoemde IJsheiligen. De band met Sassenheim zou kunnen verklaren waarom de vicarie in de kapel van Lisse aan Sint Servaas werd opgedragen. Misschien koos men bij de stichting van de vicarie van Lisse daarom eveneens voor een IJsheilige.

De vicarie zal gesticht zijn door graaf Willem II om boete te doen vanwege de geboorte van zijn bastaardzoon.

1182

Er gaan stemmen op om 1182 te bestempelen als de eerste vermelding van Lisse. Er is weliswaar een onduidelijke vermelding van het woord lis in 1182. Maar in deze Latijnse oorkonde staat niet dat de gevierde bruiloft ‘te Lisse’ was, vandaar dat het officieel op 1198 wordt gehouden.

Foto: Tekening van de oude kerk zonder zijbeuk. Foto: Oud Lisse