Berichten

De geheimzinnige kist (2)

Nog foto’s toevoegen

Nee, het is geen doos van Pandora of de kist van Hugo de Groot. Het afsluitmechaniek is een mooi stukje vakmanschap. Maar de kist van Johan van Stijn geeft niet al zijn geheimen prijs.

Liesbeth Brouwer

Nieuwsblad 22 nummer 3  2023

Vorige keer werd verteld over de fraaie kist met de indrukwekkende sleutel. Konden er wat raadsels over de kist worden opgelost?

Hoe ziet de kist eruit?
Het is een heel robuuste smeedijzeren kist, met breed bandijzer dat met klinknagels, in een soort bloemmotief, aan de kist is bevestigd. Je kunt nog zien dat de kist zelf donkergroen geverfd is geweest. De afmeting is: lengte 74 cm x diepte 44 cm x hoogte 45 cm. Aan de zijkanten zitten grote hengsels. Met twee personen heb je vast nog een fikse til aan de kist. Aan de voorkant is een fraai slot te zien, althans dat denk je, maar daar word je volkomen misleid want dat is een nep-sleutelgat met een nep-sleutelplaat van fraai gedreven ijzerwerk. Het echte sleutelgat zit op het deksel. Dat gat is verborgen onder het smeedwerk van een klinknagel dat weggedraaid kan worden. Er zitten twee grote overslagbeugels aan de voorkant. Helaas is er daar een van beschadigd. Aan de binnenkant van de deksel vallen meteen de twee fraaie, opengewerkte en gespiegeld geplaatste dekplaten op. Je herkent er een soort fabeldierfiguren in, waaronder
een papagaai en een Jeroen Bosch-achtig staartbeest. In het midden een achtkantige bezettingsbus met een mechaniek dat, door het draaien van die mooie sleutel, zorgt dat de schoten naar buiten komen. Het is een samengesteld slot met elf schoten. Vier voor, vier voor de hoeken en aan achter- en zijkanten een. De sleutel kan in de bus rondgedraaid worden doordat de kepen in de baard van de sleutel exact overeenkomen met de metalen bezettingsplaatjes in de bus. De sleutelbaard van deze kist is buitengewoon complex en telt liefst zes lagen. De schoten vallen onder de uitstekende binnenrand van de kist. Aan de linker binnenkant is nog een opbergvak dat geopend wordt met een tweede, ook fraaie sleutel. Ook hiervan is het slot weer kunstig weggewerkt.

1960
Van Stijn vertelde dat hij de kist ongeveer in 1960 had gekregen. Dat was een aanknopingspunt om verder te zoeken. In 1960 blijkt het feest te zijn geweest in de Agathakerk. De kerk van Lisse bestond toen namelijk 500 jaar als zelfstandige parochie. Daarvoor hoorde de kapel van Lisse bij de parochie van Sassenheim. Om de viering luister bij te zetten was er een historische tentoonstelling in het Patronaatsgebouw aan de Bondstraat. We mochten enkele stukken uit het archief van de Agatha parochie inzien en daar vonden we een bewijs. Bij de bewaarde kaartjes die stonden bij de voorwerpen op de tentoonstelling was een kaartje met de tekst: “ijzeren kist 2e hands gekocht in 1840 zie blz. 124”. Die verwijzing sloeg op het jubileumboek ‘’De Aagtenkerk van Lisse’’, dat de heer Hulkenberg schreef ter gelegenheid van het jubileum.

A.M. Hulkenberg (1915-2003)
Deze befaamde amateurhistoricus van onze regio, waarover wel een heel Nieuwsblad te vullen zou zijn, begon zijn carrière als onderzoeker en schrijver eigenlijk na de vraag van het parochiebestuur om een boek te schrijven over het 500-jarige bestaan van de parochie. Hulkenberg dook in diverse archieven, worstelde stapels documenten door en werd steeds beter in het lezen van oud schrift. Die publicatie over de Aagtenkerk uit 1960 werd een
enorm succes en was de opmaat voor een hele reeks boeken en tijdschriftpublicaties van zijn hand. Daarnaast was hij een zeer aimabel mens. Johan van Stijn vertelt dat hij door de heer Hulkenberg, galant zijn hoed afzettend, altijd begroet werd met een: ‘’meneer van Stijn, u bent een belangrijk persoon’’, waarna de hoed met een elegant gebaar weer opgezet werd.

Kerkrekening 1559
In het herdenkingsboek staat op twee plaatsen iets over een kist. Dat gaat over kerkrekeningen. Hulkenberg noemt enkele van deze rekeningen uit de 16e eeuw van voor de reformatie. De Grote Kerk is dan nog de enige kerk in Lisse. Enkele voorbeelden van die oude kerkrekeningen uit 1559:
-Kosten die sanghers en clercken na ouder gewoonte alle jaers op kerstnacht nae den dienst verteren -Van kerkmeesters haer portie… ende noch een kanne wyns -Kosten en inkomsten voor het verhuyren van land Die oude rekeningen werden gecontroleerd door Niclaes van Mathenesse, Heer van Dever. Een soort kascontrole dus. Hij noteert bij de uitgaven van werklieden die reparaties aan de kerk uitvoerden: Het sal profitelicker ende oirberlicker wesen voor dye kercke, tymmerage, reparasye, hoe tsellefde soude mogen wesen, te besteden op dye werckludens hoor eygen montcosten, also dye kerck geen cost wyl geven. Blijkbaar was de kerk toen een poot uitgetrokken en moesten de verteringen voortaan zelf betaald worden. En dan staat er over de rekeningen: En nu sluiten wij de rekeningen haastiglijk in de goeden stercken nueuwen kiste om de bryeven ende ander secreten van de kercke daer inne te besluyten ende te beaweren. Die kist is dan net aangeschaft voor 6 pont en 10 sc (munteenheid pond en schelling). Het zal een verantwoorde investering zijn geweest om de waardepapieren van de kerk veilig te stellen.

Gevolgen van de reformatie
Maar dan komt de reformatie. In Lisse verloopt de splitsing van de leer vrij rustig. Aanvankelijk kerken de aanhangers van de nieuwe leer zelfs in de Oude Pastorie, niet in de dorpskerk dus. Dat was voor de verwoesting van de kerk in 1574. Na het herstel van de kerk kwam het gebruik aan de volgers van de nieuwe traditie. De volgers van de oude traditie moesten uitwijken naar een schuil(schuur) kerk. Die moet er in 1672 al zijn geweest aan het Mallegat (aan de Achterweg, voorbij de Catharijnelaan). Rond 1700 werd aan de Lisser kant van de Mallegatsloot, een meer dan gewoon fraaije pastoorswoning gebouwd. Rond 1710 komt er een nieuwe schuilkerk en wordt de oude schuilkerk afgebroken. De nieuwe kerk werd aan die meer dan gewoon fraaie pastorie vast gebouwd. De kerkrekening van 1559 werd hiervoor al genoemd. Dan is er een gat in de financiële verantwoording. In 1798 volgt weer een oud archiefstuk over de financiën: Arm en kerkboek wegens Den Uytgaaff en ontvangst In der Gemeente Lisse waarna in de archiefstukken de uitgaven en inkomsten weer keurig te volgen zijn.

Franse tijd
Intussen is het nog steeds zo dat de protestanten kerken in de dorpskerk en de rooms-katholieken weliswaar een kerk hebben, maar die ligt wel heel ver van het dorp af. Maar sinds 1798 is er een staatsregeling om Alle Kerk-Gebouwen en Pastorij-Huijsen der voormaals Heerschende Kerk door het plaatselijk bewind, natuurlijk onder allerlei voorwaarden, te laten toewijzen aan de gezindte met de meeste leden. Dat zou voor Lisse betekenen dat de Grote Kerk aan de roomsen kon worden toegewezen. Daar kwam natuurlijk hevige discussie over en zelfs in 1809 is men het nog niet eens. De Assessor van de Koning, van Lodewijk Napoleon dus, komt met een compromis zodat de katholieken een nieuwe kerk kunnen bouwen in het dorp. Dat heeft nog heel wat voeten in de aarde en die nieuwe kerk komt er pas in 1842. Dat had mogelijk te maken met het zwak functioneren van de pastoor die sinds 1816 verantwoordelijk was voor de Lisser parochie. Al die tijd gaan de roomsen de lange weg vanuit het dorp naar de kerk aan de Achterweg. Pal naast de parochiale gebouwen daar ligt boerderij Bloemhof.

Kerkrekening
In 1840 overleed de oude pastoor en kon zijn opvolger, pastoor Van der Hoven, “puin gaan ruimen”. De administratie is een totale wanorde. In het Arm- en kerkboek vanaf 1799 staat wel van alles, maar de oude pastoor had allerlei zaken door elkaar geboekt. Men vindt nog een zak met 1400 gulden, maar verder lijkt er geen touw aan vast te knopen. Reden om de armenzorg administratief los te koppelen van de overige kerkelijke rekeningen en in 1840 volgt er weer een kerkrekening. Met diverse vermelde reparatiekosten en aankopen. Op blz. 124 uit het boekje van Hulkenberg staat dan inderdaad onze geheimzinnige kist vermeld als een aankoop: voor f.40 is een ijzeren kist gekocht die herinneringen oproept aan de goeden stercken nyeuwen kiste van 1559. Daaruit mag je aannemen dat die kist uit 1559 er dan niet meer is. Verdwenen bij de troebelen rond de vernieling van de kerk in 1574? Of later pas? Had het te maken met het feit dat er in 1840, bij het verscheiden van de pastoor, zo’n administratieve puinhoop werd aangetroffen? We zullen het wel nooit weten. De nieuwe pastoor Van der Hoven is zeer actief. Vele malen staat in de kerkrekening van 1840 na den haag voor de kerk f. 5.32. De pastoor wil de toegezegde kerkenbouw in het dorp vlot trekken. Die nieuwe kist kon goed dienst doen.

Bouw
Dat gaat lukken! Een waterstaatsingenieur adviseert gunstig.
Er volgt nog wat geharrewar, nota bene uit eigen
kring van gelovigen die dicht bij de oude kerk woonden.
Die kerk was toch goed genoeg en wie moest dat allemaal
betalen? Pastoor komt met zijn argumenten, de verantwoordelijke
aartspriester doet nog een duit in het zakje
en spreekt van beuzeltaal. Bovendien, en dan moeten we
bedenken in welke tijd dit speelt, waren de tien ondertekenaars
minvermogenden. Daar hoefde je in die tijd
blijkbaar geen rekening mee te houden. Financiële problemen
zijn er echter te over, het is een slechte tijd. Pastoor
schrijft: een felle ramp……doordat zeer velen van mijne
gemeentenaren een aanmerkelijk verlies aan vee ondergaan
hebben. Maar de pastoor is een echte doorbijter. De
aartspriester zei eerder over hem: de pastoor is rigoreus
katholiek. Zijn ijver wordt beloond, op 30 juni 1842 kan
pastoor Van der Hoven zelf de eerste steen voor de kerk
leggen en op 19 juni 1843 wordt de kerk geconsacreerd. Er
zal een verhuizing zijn geweest van de Achterweg naar de
nieuwe kerk en pastorie. De zeventiende-eeuwse kelken,
die na de reformatie van de Grote Kerk naar de schuilkerk
gingen, kregen nu een plaats in de nieuwe kerk. Maar wat
gebeurde er met de kist waar men in 1840 nog zo blij mee
was. Zou die naar Bloemhof verhuisd zijn omdat ze in de
nieuwe omgeving niet meer nodig was? Kwam er met de
nieuwbouw een veilige opbergplaats voor de waardepapieren
en was de kist overbodig?
Bloemhof
Vanaf 1722 is een reeks eigenaren en bewoners bekend van
boerderij Bloemhof. In 1840 woont er Hendrik Meijer. Het
kan dus zijn dat de kist, die in 1840 gekocht is, een paar
jaar later, toen de kerk in het dorp in gebruik genomen
was, verhuisd is naar Hendrik Meijer. Alle volgende bewoners
van Bloemhof zullen dan die geheimzinnige kist in
de kelder gehad hebben. In 1950 wordt de boerderij verkocht
aan P.C.T. Warmerdam. Deze gaat er ook wonen.
Het lijkt aannemelijk dat Warmerdam de kist beschikbaar
heeft gesteld voor de tentoonstelling in 1960.
Neurenbergse kist
De kist zelf levert nog wel iets op. Het blijkt een Neurenbergse
kist te zijn. Neurenberg was een bloeiend centrum
voor de ijzerindustrie, waar dit type kisten werd gemaakt.
Er zullen zeer veel van dergelijke kisten gemaakt zijn.
Neurenberg werd daarom een typenaam voor deze kisten.
Die dateren uit de 16 /17e eeuw en werden gebruikt om
kostbaarheden in te bewaren. In de 19e eeuw ging men
voor deze kisten ook wel de term ‘Armada kist’ gebruiken,
in de veronderstelling dat dit soort kisten gebruikt
werd om het goud in de Spaanse Armada (de gewapende
vloot) te beschermen. De kisten hebben een ingewikkeld
sluitmechanisme. Dat heeft onze kist zeker met zijn 11
schoten. Ook het verborgen sleutelgat hoort bij dit soort
kisten. Eigenlijk horen aan de overslagbeugels ook sloten
te hangen en was het gebruikelijk dat zo’n kist alleen
geopend kon worden met meerdere personen, die gezamenlijk,
ieder met een slot/sleutelcombinatie, zo’n kist
konden openen. En was het deksel open dan kon je zonder
de goede sleutel nog niet bij de inhoud van het kleine
waardenvakje in de kist. Zo garandeerde je dat er geen
fraude werd gepleegd. Er waren veel van dit soort kisten
in omloop, want dit was in die tijd een veilige manier
om waardepapieren en andere kostbaarheden te bewaren.
Kerken gebruikten vrij algemeen dit soort kisten als geldof
archiefkist. Op internet vind je meerdere oude kerken
waar nog zo’n kist aanwezig is. Soms weet men niet eens
wat erin zit en is de sleutel zoek.
Conclusie
Er blijven helaas veel losse eindjes aan het verhaal van de
kist. We moeten aannemen dat dit de kist is die de parochie
aangeschaft heeft in 1840. Je zou zeggen dat de fabeldieren
van de dekplaten die het ingewikkelde slot sieren
een indicatie geven voor een meer precieze datering,
maar helaas, de contacten met en mailtjes naar diverse
personen hebben niks opgeleverd. Misschien ook wel
passend bij zo’n kist dat veel in nevelen blijft gehuld. Wel
kun je concluderen dat het heel gelukkig is dat de heer
Van Stijn deze kist geruild en daarmee gered heeft. Want
het had dus maar een haar gescheeld of hij was verschrot
tot oud ijzer. Voorbeelden van kerkelijk erfgoed dat in
de loop der eeuwen verdwenen is, zijn er genoeg. In zijn
boekje noemt Hulkenberg daarvan wat voorbeelden als
het Petrusklokje en een zilveren Godslamp. Ook in die
gevallen is het waarom van het wegdoen niet te achterhalen,
maar waarschijnlijk waren het indertijd weloverwogen
beslissingen en werd de grote waarde niet gezien. De
beslissing om de kist van de hand te doen was in de jaren
60 volkomen begrijpelijk. Tijden veranderen. Gelukkig
is de kist nog in Lisse bewaard gebleven en moeten we
accepteren dat veel van de geschiedenis rond de kist duister
blijft. Een uitdaging voor wie verder wil speuren

Kist van Van Stijn

Oud Nieuws: Klopjes en kwezels

Uitgelegd wordt wat het verschil is tussen klopjes, kwezels, begijnen em nonnen. Het zijn allemaal vrome vrouwen.

Deen Boogerd

Jaargang 19 nummer 2, 2020

Op de lagere school leerden we een grappig liedje over een kwezelke. “Zeg kwezelke wilde gij dansen…” Ik dacht er altijd een wezeltje bij. Maar dit grappige liedje is een spotlied op vrome vrouwen, kwezels, kloppen, begijnen en nonnen.

zoek eens met deze link: https://youtu.be/VbUtI1yk6RM

Kloppen ook kwezels genoemd, legden geen kloosterlijke geloften af, maar eigen geloften aan een biechtvader. Zij leefden in soberheid, ook als zij vermogend waren. Zij waren lekenzusters dus zonder professie zoals kloosterzusters. Daarom konden de reformanten geen vat op hen krijgen. Zij leefden over het algemeen verspreid op zichzelf of bij familie. Hun eigen vermogen gaven ze ter beschikking aan de schuilkerken. Priesters vonden vaak een onderduikadres bij de klopjes. Ze gaven godsdienstles aan geïnteresseerden, eigenlijk waren zij met de lekenbroeders de behoeders van het katholicisme in de tijd van de reformatie. Door de katholieke geestelijkheid werden zij ‘de bloem van de kerk’ genoemd en werden zij vergeleken met de maagden uit de begintijd van het christendom. Hun opoffering was groot. Soms leefden klopjes ook in hofjesachtige wijkjes, zoals de bekendere begijnenhofjes met hun werkplaatsen. Tijdens de reformatietijd waren ze daar eenvoudig te vinden. Religieuze voorwerpen werden dan bij een inval van de schout in beslag genomen. Tegen de klopjes kon de schout weinig inbrengen omdat zij leken waren.

Na het Twaalfjarig Bestand werd dat anders. Er kwam een verbod voor klopjes om godsdienstles te geven. Later werd de klopjes verboden om met meer dan twee vrouwen onder een dak te wonen. Halverwege de 17e eeuw konden klopjes en kwezelkens weer wat vrijer leven omdat de regels wat minder strak werden gehanteerd.

Begijnen
De benaming ‘begijn’ zou afgeleid zijn van St. Begga. Zij is dan ook de patroonheilige van de begijnen. Ongeveer eind 11e en begin 12e eeuw ontstaan er onder invloed van economische, sociale, politieke en religieuze factoren vrouwengroepen die een andere levensstijl aan willen hangen, misschien wel de eerste vrouwenbeweging in West-Europa. Ze zijn religieus maar horen en bespreken het evangelie liever in hun eigen taal in plaats van in het latijn (volkstaal-
theologie). Een mannelijke variant van de begijnen waren de begarden (ook begaarden of bogaarden genoemd).

 

Zuster of non
‘Zuster’ is voor alle vrouwelijke religieuzen correct katholiek taalgebruik. De benaming ‘non’ heeft een kleinerende en kwetsende ondertoon. De benaming ‘non’ zouden we moeten vermijden. Een monnik wordt aangesproken als broeder ook niet als ‘hoi monnik’. Zo dient een kloosterlinge ook als zuster aangesproken te worden.

Jan Steen “Boerenbruiloft” 1672.
Foto Rijks museum Amsterdam

Pieter Brueghel de Oude ” Boerenbruiloft” 1567.
Foto Kunsthistorisch museum Wenen

Kunsthistorici zoeken tevergeefs naar de bruidegom in deze werken, blijkt uit beschrijvingen van de beide schilderijen. In meerdere zgn. “Boerenbruiloften” kom je dezelfde symboliek tegen, daar willen we wel wat meer over weten. Dus wie meer weet over symbolen, laat het weten. De bruid zit altijd voor een doek of kleed en er is nog meer symboliek. Alle verleidingen van het wereldse leven zijn afgebeeld en de “bruid” zit er bij als een godsdienstig, vroom mediterend meisje. De bruidegom zie je niet in dit overdadige tafereel, die heeft het klopje in haar hart gesloten. Hij klopte en zij heeft hem binnen gelaten, daarom neemt ze afstand van alles wat haar van Hem kan afleiden. Op het groene kleed boven haar hoofd hangt een treem (zeef) om onzuiverheden te ziften uit bijvoorbeeld melk. Boven haar hoofd om onzuivere gedachten tegen te houden naar haar geest. De tarweschoven met de hark zijn symbool van de oogst. Het klopje is die nieuwe oogst. Nu geeft Pieter Brueghel de Oude nog een ingetogen beeld van al deze zaken.

Jan Steen doet er wel wat schunnige schepjes bovenop. De wereldse verleidingen worden bedenkelijk gadegeslagen door het jonge stel links, terwijl het gekroonde devote kwezelke rechts bespot wordt. Ook hier symbolenv an de oogst in de vorm van gevlochten guirlandes en een hangende krans. Zoek de beelden maar op en vergroot ze uit. Help VOL om oude symbolen en hun betekenis te achterhalen. Symbolen zijn belangrijke cultuurhistorische gegevens

 

 

 

 

Ontwikkelingsplannen Protestantse Gemeente Lisse (PGL)

Nieuwsflits

Huis en kerk van Ruys aan de Heereweg en het ‘Klisterlaantje’.

Door de lange duur van de fusie van de kerken van PGL en de financiële situatie van PGL, heeft de kerkenraad nog niet kunnen starten met de verbouwing van de Grote Kerk en het bouwen van huizen op de locaties Pauluskerk en Geref. Kerk. De discussie met de overheid is namelijk nog niet afgerond en PGL vraagt aan de Gemeente Lisse welke elementen monumentaal zijn en behouden moeten blijven. Wel is het basisontwerp (van voor de PGL- fusie) aangepast, met minimaal te behouden elementen. Overleg met de Gemeente Lisse en HLT Erfgoedcommissie met inbreng van het Catharijneconvent moet nog gehouden worden. De Grote Kerk zal aan de binnenkant worden verbouwd. Het grafmonument van Willem Adriaan van der Stel, de vroegere gouverneur van de Kaapkolonie in Zuid-Afrika, nu in de ingang van de kerk, zal worden verplaatst naar de kerkzaal. De preekstoel in de kerk zal naar achteren worden geplaatst om meer ruimte te maken.
Het moment van verkoop van de Gereformeerde Kerk en de Pauluskerk is nog niet in te schatten. De PGL vraagt voor deze twee kerken wijziging van de bestemmingsplannen naar woningbouw en een besluit over de hoeveelheid te bouwen woningen. De schets van de Pauluskerk is in basis gereed maar de visualisatie moet worden verbeterd. Ook de schets van de Gereformeerde Kerk is gereed en is op woensdag 22 november 2023 door Jan Kippers, voorzitter van de PGL bouwcommissie, voor de omwonenden gepresenteerd in de Pauluskerk. Uit deze presentatie bleek dat de toren van de Gereformeerde Kerk volledig wordt gesloopt, samen met het verenigingsgebouw ‘De Klister’ en dat hierop appartementen en daarnaast huizen worden gebouwd. Veel omwonenden van plan ‘De Graaff’ achter de kerk, protesteerden hiertegen, omdat hun hierdoor veel parkeerruimte wordt ontnomen. Overleg hierover met de Gemeente Lisse volg.

Grote kerk buitenkant in 2023

Lisse 825 jaar en het geloof in Lisse

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                           

29 augustus 2023

 door Nico Groen

In het kader van Lisse 825 jaar is nu het ontstaan van de kerken in Lisse aan de beurt. In 1250 stichtte Willem II, graaf van Holland (1228-1256) een kapelanie of vicarie in Lisse. Zo’n vicarie werd meestal gesticht in een kapel. Mogelijk was er daarom al voor die tijd een kapel in Lisse.

Rond het jaar 1460 besloten de ingezetenen van Lisse een door een notaris opgestelde brief te zenden naar Rome. Daarin werd het verzoek aan de paus gedaan om toestemming te geven voor het stichten van een eigen parochie. Daarmee verzochten zij zich los te mogen maken van de parochie van Sassenheim. De inwoners van Lisse hoorden namelijk bij die parochie. De paus stond daar welwillend tegenover en gaf zijn toestemming. Maar paus Pius II bepaalde dat Lisse jaarlijks “vyf oncen louter silver” aan Sassenheim als schadevergoeding moest betalen. Op 27 april 1461 wordt de kapel tot een zelfstandige kerkparochie verheven. Men bouwde een kerk aan het Vierkant. Uit deze tijd dateren vermoedelijk de eerste vormen van de huidige grote kerk. Deze kerk had een ribloos gewelf, rondbogige galmgaten en was gemaakt van baksteen. Dit wijst op bouw in de vijftiende eeuw. Maar de toen nog losse toren was bekleed met de veel zeldzamere tufsteen uit de Eifel. Dit doet vermoeden dat de toren eerder is gebouwd dan het kerkgebouw. Toch houdt men het erop dat kerk en toren na 1461 zijn gebouwd, al wijst tufsteen op een oorspronkelijke datering uit de 2e helft van de 12e eeuw.  Het kan hergebruikt zijn.

Sint Aechten

Zowel de pastoor als de koster werden door de graven van Holland benoemd. De laatste kapelaan die vanuit Sassenheim de kapel van Lisse bediende, t.w. Dirck van Oosterwyck, werd de eerste pastoor van Lisse. De parochiekerk werd aan de Heilige Sint Aechten gewijd. Sint Agatha werd toen dus geschreven als Sint Aechten. De vraag dringt zich als vanzelf op of er toen een Aechtenweg achter de kerk om liep. Daarvoor zijn tot nu geen aanwijzingen gevonden. De R.K. gemeenschap houdt in de nieuwe kerk stand tot de beeldenstorm van 1566. De katholieken gingen kerken in de schuilkerk aan de Achterweg bij De Engel. Donjon Dever had ook een kerkzaal, evenals het oude Meerenburgh. Dit waren waarschijnlijk ook schuilkerken geweest.

In de Bataafs-Franse tijd (1795-1813) had de Nationale Volksvergadering zich uitgesproken voor de scheiding van kerk en staat. Dat resulteerde in de bouw van een nieuwe katholieke kerk bij ’t Vierkant in 1843. Deze werd in 1902 vervangen door de huidige Agathakerk, toen nog met een onstabiele spitse toren. De officiële kerk van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was de Nederduitsche Gereformeerde Kerk. In 1816 veranderde koning Willem I het reglement en de naam werd Nederlands Hervormde kerk.

In Lisse scheidden in de 19e en 20e eeuw diverse stromingen zich af van de oorspronkelijke protestante kerk.

 

Schilderij van Gerbrand Slegtkamp (1833-1903) van de Oude Agathakerk, gebouwd in 1843

Lisse 825 jaar: Graaf Willen II stichtte in 1250 een kapelanie

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                           

11 april 2023

 door Nico Groen

Lisse bestaat dit jaar op papier 825 jaar. Dit wordt groots gevierd in Lisse. De agenda staat op de website van de gemeente Lisse. In 1250 stichtte Willem II, graaf van Holland (1228-1256) een kapelanie of vicarie in Lisse. In de vorige ‘Sporen van vroeger’ zagen we dat Dirck van der Specke in 1250 was geboren als bastaardzoon van graaf Willem II. Het jaartal 1250 kan bijna geen toeval zijn.

Tijdens de Middeleeuwen kwam het regelmatig voor dat edellieden of gegoede burgers een vicarie stichtten in een parochiekerk of kapel. Er werd dan een priester aangesteld die met een zekere regelmaat memoriediensten moest houden. Dat wil zeggen dat hij missen moest lezen voor de ziel van de stichter van de betreffende vicarie en voor de zielen van zijn familieleden, om zo de tijd in het vagevuur te bekorten. De priester die aan een dergelijke stichting verbonden was, werd vicaris genoemd. In veel gevallen was hij een familielid van de stichter, want die had namelijk het recht om de vicaris voor te dragen: het zogenoemde collatierecht.
Na het overlijden van de stichter kwam dit collatierecht in handen van zijn erfgenamen. Om er voor te zorgen dat de vicaris in zijn levensonderhoud kon voorzien, ging de stichting van een vicarie gepaard met de schenking van landerijen of andere goederen, waarvan de opbrengst ten goede kwam aan de vicaris. Bij een vicarie moesten deze goederen geestelijk worden gemaakt (d.w.z. onder geestelijk recht worden gebracht). Daarnaast diende de stichting door de bisschop van Utrecht te worden bekrachtigd. Bij een vicarie kon de priester die de missen opdroeg niet worden afgezet. Wie de eerste vicarissen in Lisse waren is niet bekend. Ook is onbekend waar deze kapel heeft gestaan.

Sint Servaas
De vicarie van Lisse was ter ere van Sint Servaas. Waarom is de vraag. Lisse maakte in de dertiende en veertiende eeuw op kerkelijk gebied deel uit van de parochie van Sassenheim. De beschermheilige van deze parochie was Sint Pancratius. De naamdag van Sint Servaas is 13 mei (volgens de overlevering zou hij namelijk op 13 mei 384 zijn overleden). Samen met Sint Mamertus (11 mei), Sint Pancratius (12 mei) en Sint Bonifatius van Tarsus (14 mei) behoort Sint Servaas tot de zogenoemde IJsheiligen. De band met Sassenheim zou kunnen verklaren waarom de vicarie in de kapel van Lisse aan Sint Servaas werd opgedragen. Misschien koos men bij de stichting van de vicarie van Lisse daarom eveneens voor een IJsheilige.

De vicarie zal gesticht zijn door graaf Willem II om boete te doen vanwege de geboorte van zijn bastaardzoon.

1182

Er gaan stemmen op om 1182 te bestempelen als de eerste vermelding van Lisse. Er is weliswaar een onduidelijke vermelding van het woord lis in 1182. Maar in deze Latijnse oorkonde staat niet dat de gevierde bruiloft ‘te Lisse’ was, vandaar dat het officieel op 1198 wordt gehouden.

Foto: Tekening van de oude kerk zonder zijbeuk. Foto: Oud Lisse

 

Lisse 825 jaar, maar Lux en Liusna al 300 jaar eerder genoemd 

Sporen van vroeger  (LisserNieuws) 

14 februari 2023

door Nico Groen

  Lisse viert dit jaar het feit dat op papier het dorp 825 jaar bestaat. Het wereldlijk erfgoed dat Willibrord en zijn opvolgers nalieten aan de kerk van Sint Maarten te Utrecht is samengevat in de opgemaakte goederenlijst. Hierop staan de namen Lux en Liusna.

In de 8e en 9e eeuw had deze Willibrord met name ook in het westen vele bezittingen verworven, geschonken door vorsten, edelen en grootgrondbezitters. Deze schenkingen waren destijds vastgelegd op oorkonden, schenkingsakten en giftbrieven. Later werden deze in de eerste helft van de 10e eeuw allemaal in één keer aan het perkament toevertrouwd en gebundeld in ‘De Goederenlijst’ van de Sint Maartenskerk in Utrecht. In deze lijst, gebaseerd op de gegevens uit de 8e en 9e eeuw, worden Lux en Liusna genoemd. Diverse onderzoekers menen, dat Lux en/of Liusna als Lisse of in de buurt van Lisse gezien moet worden. Dit naar aanleiding van de volgorde, waarop de lijst is samengesteld.

 Licht en helder

Op het eerste gezicht lijkt het onlogisch, dat er 2 namen op Lisse zouden slaan. Maar is dat wel zo? De ‘na’ van Liusna betekende in de middeleeuwen ‘nabij’, ‘naast’ of ‘in de buurt van’. Liusna betekende dus zoiets als ‘in de buurt van Lius’. Aad van der Geest probeert in een artikel in het Dever Bulletin van 1991 verklaringen voor Lux, Liusna, Lis en Lisse  te vinden. De woorden ‘licht’ en ‘helder’ komen veelvuldig voor in dit artikel over zijn verklaring van ‘lux’, ‘liusna’ en ‘lis’.

‘Lius’ zou iets met licht te maken hebben. Een heldere waterloop of een kale heuveltop (blinkerd). Verder vermeldt Van der Geest ook nog, dat de plaats Ljusne in Zuid-Zweden, gelegen is aan de rivier de Lusn, wat ‘licht’, ‘helder’ en ‘glans’ betekent. Ljusne betekent dan ‘bij het heldere water’. Opmerkelijk is dat in de 16e eeuw de Zweedse plaats Ljusne geschreven wordt als Luxne.

Als het Latijnse woord ‘lux’ vertaald wordt naar het Nederlands, dan blijkt dit ‘kunstlicht’ te betekenen. Dit kan vroeger niets anders geweest zijn als ‘vuur’, ‘kaarslicht’, ‘brand’ en ’toorts’. Volgens een Deens woordenboek wordt het Latijnse ‘lux’ als ‘lys’ geschreven. Het Deense woord ‘lyse’ betekent ‘verlichten’ of ‘lichtgeven’. Beide Deense woorden lijken toch erg veel op Lisse. Temeer, omdat Lisse vroeger naast Lis ook als Lys of Lysse geschreven werd. Verder betekent het Zweedse woord ‘lyse’  ‘verlichting’.

Het Latijnse lux uit de 10e eeuw werd uitgesproken als ‘Luzz’. Het Iers-Keltische  ‘lius’ van ‘liusna’ uit de 7e eeuw werd toentertijd volgens Peter Berresford Ellis uitgesproken als het hedendaagse lus. De i was een toonloze toevoeging.  Ellis is bekend om zijn wetenschappelijke boeken over de Keltische geschiedenis. Dat leverde hem een groot aantal bekroningen op, inclusief een eredoctoraat aan de Universiteit van Londen. Om diverse redenen menen sommige onderzoekers, dat  het woord ‘liusna’ al heel oud is en mogelijk van Keltische afkomst.

Concluderend kan gesteld worden dat ‘lis’, ‘lux’ en ‘liusna’ ongeveer hetzelfde werden uitgesproken en dat het daarom waarschijnlijk om dezelfde woonplaats gaat. En dat de betekenis voor de drie woorden licht, helder, blinkerd, blank, vuur, brand of vlammen was.

Foto: ‘Waar de blanke top der duinen, schittert in de zonnegloed’. Zo kan het uitzicht van Liusna er hebben uitgezien.
Foto: Nico Groen

De Kerkbank. Zit het goed zitten?

Grote veranderingen zijn op til voor de Grote Kerk. Naast kerkdiensten moeten er na de verbouwing allerlei culturele activiteiten kunnen plaatsvinden. Dit keer aandacht voor de geschiedenis van de banken. ‘Op de website van Oudlisse.nl is een nieuw fotobeeldverhaal te vinden van de grote kerk.

Door Liesbeth Brouwer

Nieuwsblad 21 nummer 4, 2022

De Grote Kerk wacht grote veranderingen. Het gebouw moet rendabeler worden en krijgt daarom een meer multifunctioneel karakter. Zouden de veranderingen ten koste van de banken kunnen gaan?

Oudste periode
In de beginperiode van onze Grote Kerk stonden er beslist geen rijen kerkbanken. Mensen gingen wel vaak naar de kerk. Iedereen was katholiek. De kerk had een functie als bestuurlijk centrum en had zeker ook een sociale functie. De inrichting van de kerk was totaal anders. Het altaar was het centrale punt. Er zullen knielbanken geweest zijn en voor een hooggeplaatst persoon was er vast een zitplaats. Er waren heiligenbeelden. De mensen vroegen heiligen om hulp en bescherming. Op kerkelijke feestdagen werden processies gehouden. Het geloof was meer een visuele belevenis. Een dorpskerk als in Lisse zal sober zijn geweest, maar weelderige elementen van aanbidding, zoals in steden wel te zien waren, werden ergernissen. Diverse twistpunten op geloofsgebied leidden uiteindelijk tot een scheuring.

Na de reformatie

De meeste inwoners van Lisse bleven katholiek volgens de oude traditie. Vlak na de reformatie, omstreeks 1573, kerkten de volgers van de nieuwe richting in de Oude Pastorie, niet in de Grote Kerk dus. In 1574 werd de kerk verwoest door Spaanse bombardementen en restte een ruïne. Na het herstel kwam de Grote Kerk aan de Nederduits Gereformeerden (later hervormden genoemd). De inrichting van de kerk veranderde. Niet meer was het altaar, dat aan de oostzijde moet zijn geweest, het belangrijkst. De preekstoel voor de predikant werd centraal geplaatst, waarschijnlijk op de plaats waar hij nu ook staat. Alles was gericht op “het woord”. Daar moest je rustig en aandachig naar kunnen luisteren. Op een bank dus.

Status
De zitplaatsen in de kerk weerspiegelden ook je sociale status. Rijken begonnen hun eigen kerkbanken te kopen. De herenbanken stonden dicht bij de preekstoel, de banken voor de minst draagkrachtigen stonden het verst van de preekstoel. In die tijd werd dat als vanzelfsprekend
beschouwd. Vrouwen en mannen zaten niet in dezelfde banken. De meeste banken hadden een soort lessenaar waar de bijbel of het liedboek opgelegd kon worden. Samen zingen was een belangrijk element van de dienst geworden. De meeste mensen hadden wel wat onderwijs
gehad en dankzij de boekdrukkunst konden bijbels en liedboeken wijd verspreid worden.

Koud

Van een verwarmd kerkgebouw was natuurlijk geen sprake. Maar de preken duurden zeker veel langer dan we nu gewend zijn. De synode van Dordrecht van 1574 besloot zelfs dat een preek maximaal een uur mocht duren. Houd dan maar je aandacht bij de preek wanneer je langzamerhand door en door koud wordt. Een speciale zandloper op de kansel hielp de dominee om de tijd in de gaten te houden. Gelukkig werden de banken op houten vlonders geplaatst, maar koud bleef het. Daar werd wel wat op gevonden: de stoof. In een testje deed men een gloeiend kooltje of turf en dat zette men in een stoof. Het leidde tot een beroep dat inmiddels weer helemaal verdwenen is, de stovenzetster. Meestal een bijverdienste voor een armere vrouw. Het was ook wel de taak van de koster. Aanpassingen Door de eeuwen heen zijn er diverse aanpassingen aan gebouw en interieur van de Grote Kerk gepleegd. Sommige daarvan hadden direct gevolgen voor de zitplaatsen. Cornelis van der Zaal (1762-1839), van de bekende timmermansfamilie van het Vierkant, beschrijft begin 19e eeuw zo’n aanpassing: In het jaar 1817 den 10de februari ben ik begonnen de Gereformeerde kerk te veranderen.
Eerst heb ik het koorhek veranderd. Daar was in het midden een doorgang met 2 hekdeuren, waar een grote herenbank voor stond, zoals deze aan het toreneind nog staat. Daar is de hoge achterwand afgenomen en voor de banken geplaatst, die aan het toreneind staan. Dan 2 deurhekken uit het midden genomen en aan iedere zijde ingebracht en het middenvak weer dicht gemaakt. Met hetgeen er voor die
deur uit is gekomen aan de koorzijde en aan de kerkzijde heb ik een 3/4 dm dicht schot gemaakt en daar de preekstoel tegen gezet, die op de zuidzijde tussen het 2de en 3de glasvak stond, zoals het misschien 200 jaar was geweest, maar zeer ongemakkelijk om te spreken en daarom het meeste veranderd en ook voor een betere inrichting en orde in de herenbanken, die toen allemaal tegen de marktzijde aan stonden heb ik verplaatst. De bank die nu bij het koorhek naar de zuidzijde staat, stond toen aan de noordzijde en de herenbank daarnaast heb ik losgemaakt en naar het koorhek verplaatst. Ook de bank die daarop volgt heb ik naar voren verplaatst de vier banken die aan het toreneind tegen de muur stonden heb ik los gemaakt en naar de zuidzijde verplaatst tegen de eerste bank, zoals ze nu staan. Daarna is er een nieuwe bank bijgekomen. De kleine bank heb ik 5 en 6 dm ingekort en naar de noordzijde overgebracht en die aan de zuidzijde ook ingekort in evenredigheid, aan weerszijden even veel, want er waren 11 kleine banken naar het toreneind en de zuidzijde en 6 kleine banken bij het koorhek en het doophek rond de preekstoel. Ik heb dat werk in dier voege verricht: de eerste en tweede week heb ik met een knecht het koorhek veranderd en de herenbank losgemaakt en in de 3de week het doophek afgebroken en in het koor in orde gemaakt met de banken en lessenaars, waar nog twee oude banken stonden. Vervolgens heb ik met 3 knechten in de vierde week de preekstoel en alle banken verzet en in de 5de week verder de boel opgeknapt en in orde gebracht.

In 1822 komt er een nieuw orgel
Van der Zaal krijgt samen met Van Ingen een bouwopdracht. Zijn dagboek vermeldt: Zo kwamen wij beiden overeen om het met een zitplaats voor de organist en de trapper voor de som van f 420 gulden te maken. En zo zijn wij aan het werk gegaan. Later ontstaan problemen en trekt Van der Zaal zich terug. Met een beetje leedvermaak meldt hij nog wel: moest het van de ene zijde tot de andere zijde van de kerk gemaakt worden om plaatsen te verhuren, zoals het nu is en toen is het voorfront ook verlengd en nog beelden er op gekocht, zodat zij toen veel geld te kort kwamen. Uit het dagboek krijgen we een beetje een idee van de inrichting van de kerk en blijkt wel dat er ook in die tijd gezocht werd naar een goede opstelling terwijl de financiën de mogelijkheden beperkten.

Mejuffrouw C.J. van der Beek
In 1858 veranderde er blijkbaar het een en ander aan de Grote Kerk wat ook weer effect had op de zitplaatsen. Of de financiën op orde waren is niet duidelijk maar met dank aan mejuffrouw C.J. van der Beek kon er gigantisch veel gebeuren. De kerkenraadsnotulen van 26 september 1858 vermelden: den 26 september 1858 was voor de gemeente Lisse een heugelijke feestdag. Haar kerkgebouw, hetwelk voor rekening van Mejuffrouw C.J. van der Beek inwendig onder het opzigt en bestuur van onze predikant, smaakvol was vernieuwd en verfraaid geworden, wordt op dezen dag plegtig aan den dienst des Heeren toegewijd. Gedurende 4 maanden werden de godsdienstoefeningen in het koor gehouden. Wat zitplaatsen betreft weten we ook wat er allemaal gedaan werd:
– stoelen in het ruim vervangen door banken met Amerikaansch linnen bekleed
– de predikstoel verhoogd en met beeldhouwwerk versierd geworden
– het zogenaamde doophekje waarin de leden van de kerkeraad en de kerkvoogden tot dusver hunne zitplaatsen hadden was weggenomen en daar voor in de plaats gesteld een bank die, als balustrade met ijzeren lofwerk versierd, het ruim der kerk van den predikstoel scheidt, en
binnen wier ruim van nu voortaan de Avondmaalstafel zal geplaatst worden.
– De luifels boven de banken ter regter en linkerzijde van den preekstoel, waren weggenomen. Het zal geen verrassing zijn, de uitvoering van dit alles was in handen van een Van der Zaal, nl. kleinzoon van de eerdere en naar hem genoemde Cornelis van der Zaal als meester-timmerman. De kerk heeft nog meer aan mejuffrouw Van der Beek te danken. De kerkenraadsnotulen van begin 1861 melden dat dankzij haar: Het ruim der kerk  voor vrouwen zitplaatsen bestemd, en de kerkeraadsbank voorzien zijn van doorlopende en vaststaande stoven.

Weer een renovatie
Cornelis van der Zaal hield een dagboek bij dat nog steeds in de familie is. Daarin is over de kerk in 1906 een opmerking geplaatst door nazaat Albertus (1853-1937). In 1906 is door mij, Albertus van der Zaal en H. Marseille en J. van Hemert de kerk weder veranderd, omdat er te weinig plaatsen waren. Toen is de preekstoel weder naar zijn vorige plaats verplaatst tussen het 2de en 3de raam……. De banken in de kerk zijn gedeeltelijk vernieuwd en omgedraaid, zoodat de menschen naar de preekstoel kunnen zien, de scheiding tusschen de kerk en het koor is 6,50 meter achteruit gezet en daarboven een galerij gemaakt en zijn door die verandering zoveel plaatsen gewonnen, dat er …menschen meer een gehuurde plaats konden krijgen. Jammer dat hij op de … geen aantal heeft ingevuld. Uitbreiding kerk In 1923 werd de kerk uitgebreid met een zijvleugel aan de noordzijde. Ook dit heeft weer een herschikking van het interieur tot gevolg. Nieuwe banken werden aangeschaft.
Architect J.C. Brand jr. maakte maart 1923 een tekening met daarop aangegeven de nieuwe bankindeling.

Oorlogsjaren

Een verandering in maart 1943 was niet zo vrijwillig

Ook in de oorlogsjaren vonden er wat aanpassingen plaats. Het klankbord, de zijbanken, de katheder en het doophek werden gesloopt. De kerk was in die tijd vaak overvol, wat ook kwam doordat er nogal wat Katwijkers moesten evacueren en hier terecht kwamen. Men spaarde zelfs voor een tweede hervormde kerk. Er zijn uit die tijd plattegronden voor de verhuur van zitplaatsen, met een markering naar prijsklasse. Er waren 8 categorieën variërend van f 6,50 tot f 18,- per jaar. De banken op de begane grond zijn genummerd van 1 t/m 559. Nummers 163 t/m 166 ontbreken en 1 t/m 12 komen 2 keer voor, dus totaal 564 zitplaatsen. Verder zijn er nog 48 niet genummerde stoelen aangegeven in het liturgisch centrum. Op de begane grond zijn dus 612 plaatsen. Op de koorgalerij zijn 45 plaatsen en op de orgelgalerij 7 ongenummerde zitplaatsen. Samen 664 plaatsen en toch waren het er in die tijd soms te weinig.

Restauratie 2002
Een uitgebreide restauratie vond plaats in 2002. Binnen en buiten werd onderhanden genomen. Men kerkte een tijd in zorgcentrum Rustoord. In die tijd werd ook gedacht aan het inwisselen van de banken voor stoelen. Heel comfortabel zit je natuurlijk niet op zo’n kerkbank. Maar dat idee moest worden verlaten omdat de Rijksdienst voor de Monumentenzorg dat afkeurde. De inrichting van de kerk was juist heel bijzonder vanwege het gave interieur uit de jaren twintig. Kerkbanken uit die tijd zijn een zeldzaamheid.

Plan
De tijd van enorme hoeveelheden benodigde zitplaatsen is voorbij. De Protestantse Gemeente Lisse heeft besloten 2 kerkgebouwen te sluiten. De Grote Kerk zal grondig aangepast moeten worden, zodat er in de toekomst naast kerkdiensten ook exposities, concerten en andere culturele activiteiten een plek kunnen krijgen. Een hele opgave om zo’n opzet rendabel te krijgen. Zeker wanneer je denkt aan de huidige energiekosten. Moeten we de stoofjes weer in ere herstellen? Het laatste woord zal er nog niet over gezegd zijn, maar de renovatie zou zo maar ten koste kunnen gaan van de banken. Natuurlijk in zekere zin jammer. Een multifunctioneel gebruik zal zekere offers vragen. maar de kerk kan zo haar sociale functie behouden.

De kerk zoals ze er in 1730 bij stond. Tekening van H. van Leth

 

Kerkzaal in 1955 met het oude Dekker-orgel van 1917

 

De zijvleugel in aanbouw, het betere metselwerk

 

De dorpskerk heeft heel vaak in de steigers gestaan. In 1954 stond de toren in de steigers voor een grote beurt, links voor die tijd, rechts na 1954.
In 2002 werd ook de binnenkant eens flink onder handen genomen en stonden er heel wat steigers binnen.

 

De kerkrenovatie in 1992

 

De kerkrenovatie in 1992

 

Bij de kerkrenovatie in 1992 kwam het jaartal 1592 naar voren

 

 

In 1542 was er al een orgel in de Grote Kerk

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                           

22 november 2022

door Nico Groen 

Grote veranderingen aan de binnenkant zijn op til voor de Grote Kerk. Naast kerkdiensten moeten er na de verbouwing allerlei culturele activiteiten kunnen plaatsvinden. Omdat het een rijksmonument is, mag er aan de buitenkant geen grote veranderingen plaatsvinden. Ook aan het orgel zal niet veel veranderd worden.

Rond 1300 raakten orgels in de kerk in gebruik. In Lisse was er in de 16e eeuw een. Uit de archieven blijkt dat in 1542 Mr Jan Claes van Hillegom als organistmeester is aangenomen in de Grote Kerk. Uit de ‘Voorlopige lijst van Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst van de Provincie Zuid-Holland uit 1915’ blijkt in Lisse een orgel uit 1822 aanwezig te zijn. Dit zou een Knipscheer-orgel zijn geweest. Drie generatie orgelbouwers telde de familie Knipscheer.

In 1858 wordt volgens de kerkenraadnotulen de Grote Kerk flink opgeknapt. Er staan diverse werkzaamheden vermeld. In verband met het orgel staat er: “Het orgel, hetwelk voor rekening van iemand, wiens naam niet genoemd mag worden, insgelijks in- en uitwendig geheel was vernieuwd en verfraaid en nu weer een waar sieraad der kerk mag heeten”. Die vernieuwing van het orgel was opgedragen aan de firma N.A.G. Lohman, orgelmakers te Leiden. Lohman is de naam van een bekende familie van orgelbouwers. Je vindt in ons land, bijvoorbeeld hier in de buurt in Warmond, nog verscheidene Lohman-orgels. Schrijver Maarten ’t Hart speelt geregeld op het Warmondse Lohman-orgel. Het Knipscheer-orgel van Lisse werd in 1917 echter van de hand gedaan en kwam terecht in de gereformeerde kerk van Vriezenveen. Het werd verkocht voor f 2.500,-.

In Lisse werden orgelbouwers uitgenodigd mee te dingen voor het mogen bouwen van een nieuw orgel. De bouw werd gegund aan de firma A.S.J. Dekker uit Goes. Het werd een pneumatisch kegelladen-orgel. Kosten ongeveer f 60.000,-. De kwaliteit ervan liet te wensen over. In de dertiger jaren was al een grondige restauratie nodig.

Huidige Flentroporgel uit1961

In 1961 werd het huidige orgel in de Grote Kerk geplaatst. Restauratie van het Dekker-orgel vond men onverantwoord, iedere cent aan restauratie besteed zou weggegooid geld betekenen. De firma Flentrop uit Zaandam verzorgde het nieuwe orgel, met mechanische sleepladen toegerust. De firma Flentrop is sinds 1903 nationaal en internationaal actief in orgelbouw en orgelrenovatie. Ook na de aangekondigde veranderingen in de Grote Kerk zal het orgel vast een prominente plaats blijven innemen, zowel in de eredienst als in concerten. Laat de registers maar open gaan!

Nieuwsblad van de VOL

Bovenstaande gegevens komen uit het laatste kwartaalblad van de Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse”. Daarin staat een uitgebreid artikel van Liesbeth Brouwer over het orgel van de Grote Kerk. Dit kwartaalblad is, zoals elk kwartaalblad, te koop voor 5 euro per stuk tijdens de inloop op dinsdagmorgen. De bladen zijn gratis voor leden.

 

Foto: Het orgel van de Grote Kerk

Foto: Protestante Gemeente Lisse

 

Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse”

Info@oudlisse.nl

Alle registers opengezet

Grote veranderingen zijn op til voor de Grote Kerk. Naast kerkdiensten moeten er na de verbouwing allerlei culturele activiteiten kunnen plaatsvinden. Dit keer aandacht voor het orgel.

door Liesbeth Brouwer

Nieuwsblad Jaargang 21 nummer 3, 2022

Laten we hopen dat voor een functionele, maar ook fraaie verbouwing van de Grote Kerk inderdaad alle registers opengezet worden. U kent die uitdrukking uit de orgelwereld vast wel: men doet zijn uiterste best. Een register is een groep pijpen van dezelfde
klankkleur. De organist zet voor het vertolken van een muziekstuk natuurlijk alleen die registers open die nodig zijn om het te laten klinken zoals bedoeld door de componist. Dat hebben we in de Grote Kerk ook meerdere keren kunnen horen bij culturele activiteiten. Bij Open Monumentendag op 10 september zal dat vast ook weer het geval zijn.

Oudste vermelding orgel
Rond 1300 raakten orgels in de kerk in gebruik. In Lisse was er in de 16e eeuw al een. Uit de archieven blijkt dat in 1542 Mr Jan Claes van Hillegom als organistmeester is aangenomen. In 1559 is er de melding dat aan Meester Gielis den Organist tot Noortwijk twee pond twee schellingen betaald wordt, ‘Daervoor hij de trompetten gestelt heeft in den organe dezer kerke;. Toen was er nog eenheid in de kerk, maar er volgden al snel andere tijden.

Reformatie
Na de troebele tijden, waarin de Grote Kerk vernield en de reformatie een feit werd, kwam de kerk aan de Nederduitsch Gereformeerden (later werden zij Nederlands Hervormden genoemd). Met de reformatie veranderde er veel, ook op muzikaal gebied. In de RK kerk was het de gewoonte het gezang over te laten aan speciaal aangestelde priesters of beroepsmusici. De gereformeerden zongen als gemeente samen. Dat waren dan de psalmen, want die werden zingwaardig geacht voor Gods woord. Om de gemeenteleden te ondersteunen bij het zingen was er in de kerken een voorzanger. Zijn taak was het inzetten en vervolgens net voor de gemeente uit meezingen. Het voorzangerschap werd, vooral in kleinere plaatsen, vaak gecombineerd met de functie van schoolmeester en koster. Aanvankelijk waren de gereformeerden niet enthousiast over orgelspel in de kerk. De synode van Dordrecht in 1578 wilde zelfs orgels uit de kerken verwijderen, maar dat ging gelukkig niet door. Calvijn schreef over het orgel als ‘sirene van de duivel’. Hij mwas eer voor vocale muziek in de kerk. De meningen over orgels waren duidelijk verdeeld. In 1641 schreef Constantijn Huygens in ‘Gebruyck of Ongebruyck van ’t Orgel in de Kerken der Vereenighde Nederlanden’ dat het orgel als instrument verstandig gebruikt moest worden. Hij vindt dat ‘het zingen waardiger zal zijn tot eer van God’ met het orgel. Natuurlijk was niet iedereen het met Huygens eens. Reformator Voetius (1589-1676), rector magnificus van de universiteit van Utrecht, beschreef het orgel als ‘gevaarlijk en verdacht’. Als kerken dit instrument zouden gebruiken, keerden ze eigenlijk terug naar het katholicisme zoals een hond terugkeert naar zijn kots, aldus Voetius. Het orgel won echter al snel het pleit. Wel was de standaard voor psalmgezang oorspronkelijk zonder orgelbegeleiding. Het werd wel regel dat de organist speelde aan het einde van de dienst bij het verlaten van de kerk, vaak ook vóór de dienst. Eind 17e eeuw werd orgelbegeleiding voor de psalmen gebruikelijk.

Datheen, Revius, Baudartius
De veranderingen die de reformatie met zich meebracht waren gigantisch. Zo moest er een nieuwe bijbelvertaling komen. De uitgave van de Statenbijbel (1637) bracht een kleine vloedgolf van nieuwe psalmberijmingen met zich mee. Maar inmiddels waren de psalmen die gezongen werden in de kerken gebaseerd op de berijmingen van Datheen (1531-1588). Daarop was veel kritiek, bijvoorbeeld
van de bekende dominee/dichter Revius (1568-1648). Deze Revius was een van de revisoren van de vertalingen voor de nieuwe Statenbijbel. Aan die bijbelvertaling werkte mee dominee Baudartius (1565-1640), die van 1596 tot 1598 predikant was van de Grote Kerk in Lisse. Dat vertalen was een hele klus! Op een bepaald moment schreef Baudartius aan revisor Revius: ‘Ich en hebben mijn leven lanck noyt so geblockt als ick nu in mijne oude daghen doen moet’. Revius probeerde Datheens psalmteksten te corrigeren, maar iets wat ingeburgerd is verandert niet zo snel, men hield het bij de oude liedboeken van Datheen. Die teksten waren ook nog eens niet-melodieus. Nog maar een tekst van Constantijn Huygens over het zingen: ‘De toonen luyden dwars onder een, als gevogelte van verscheidenen becken. De maten strijden, als putemmers, d’een dalende soo veel d’ander rijst. Daer wert om’t seerste uytgekreten, als of ’t een sake van overstemminge waere.’ Ondanks de vele kritiek bleef het liedbundel van Datheen tot 1773 gebruikt en zo zal het ook in Lisse geklonken hebben.

De orgels
Uit de ‘Voorlopige lijst van Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst, Provincie Zuid-Holland uit 1915’ blijkt een Lisser orgel uit 1822. Dit zou een Knipscheer-orgel zijn geweest. Drie generatie orgelbouwers telde de familie Knipscheer. In de regio waren meerdere Knipscheer-orgels. Ook dit jaar zijn er weer zomerconcerten in de Oude Jeroenskerk in Noordwijk op het daar nog steeds aanwezige Knipscheer-orgel. In 1858 wordt volgens de kerkenraadnotulen de Grote Kerk flink opgeknapt. Er staan diverse werkzaamheden vermeld. In verband met het orgel staat er:
-Onder de gaanderij, waarop het orgel geplaatst is, werd sierlijk beeldhouwwerk met goud afgezet, gevonden
– het orgel, hetwelk voor rekening van iemand, wiens naam niet genoemd mag worden, insgelijks in en uitwendig geheel was vernieuwd en verfraaid en nu weer een waar sieraad der kerk mag heeten.
Die vernieuwing van het orgel was opgedragen aan de firma N.A.G. Lohman, orgelmakers te Leiden. Lohman is de naam van een bekende familie van orgelbouwers. Je vindt in ons land, bijvoorbeeld hier in de buurt in Warmond, nog verscheidene Lohman-
orgels. Schrijver Maarten ’t Hart speelt geregeld op het Warmondse Lohman-orgel.

Het Knipscheer-orgel van Lisse werd in 1917 echter van de hand gedaan en kwam terecht in de gereformeerde kerk van Vriezenveen.
Het werd verkocht voor f2.500,-. In Lisse werden orgelbouwers uitgenodigd mee te dingen voor het mogen bouwen van een nieuw orgel. De bouw werd gegund aan de firma A.S.J. Dekker uit Goes. Het werd een pneumatisch kegelladen-orgel. Kosten ongeveer f60.000,-. De kwaliteit ervan liet te wensen over. In de dertiger jaren was al een grondige restauratie nodig.

Verdwenen beroep

Gravure uit 1619 ‘Calcanten aan het werk”. Calcant, orgeltrapper, balgentreder,
blaser, souffleur of blaasbalgtreder. Een soort fitness voor middeleeuwers.

Weet u wat een calcant is? Mocht u wel eens bij een concert in de Pieterskerk in Leiden zijn geweest dan zal het bekend voorkomen. Daar zorgt het Orgeltrappersgilde dat het Van Hagerbeer Orgel van constante lucht wordt voorzien. Een calcant is namelijk een orgeltrapper, een baantje waar arme mannen eeuwenlang een centje mee konden bijverdienen. Een orgel moest een constante winddruk hebben. Met de komst van elektriciteit nam een elektrische motor die taak over en verdween het beroep.

Flentrop-orgel
In 1961 werd het huidige orgel in de Grote Kerk geplaatst. Restauratie van het Dekker-orgel vond men onverantwoord, iedere cent aan restauratie besteed zou weggegooid geld betekenen. De firma Flentrop uit Zaandam verzorgde het nieuwe orgel, met mechanische sleepladen toegerust. De firma Flentrop is sinds 1903 nationaal en internationaal actief in orgelbouw en orgelrenovatie. Sinds 1961 hebben diverse organisten de kerkdiensten in de Grote Kerk ondersteund of hebben concerten verzorgd op het Flentroporgel. Ook na de aangekondigde veranderingen in de Grote Kerk zal het orgel vast een prominente plaats blijven innemen, zowel in de eredienst als in concerten.

Laat de registers maar open gaan.

Grote Kerk open tijdens Monumentendag 

Sporen van vroeger (lisserNieuws) 

30 augustus 2022

door Nico Groen

Op 10 september is het weer Open Monumentendag, ook weer in Lisse. Een van de deelnemende gebouwen is de Grote Kerk aan ’t Vierkant. Dit is de eerste keer na de fusie op 15 mei 2022 van de Hervormde Gemeente en de Gereformeerde Kerk (Klister) tot Protestantse Gemeente Lisse (PGL).

Het is waarschijnlijk de laatste keer dat de banken en de preekstoel te bewonderen zijn. Een renovatie ligt in het verschiet. In de Grote Kerk staat namelijk een grote verbouwing gepland zodat er naast kerkdiensten ook culturele activiteiten kunnen plaatsvinden. De Grote Kerk is de oudste kerk van Lisse.

Preekstoel

Een preekstoel is kenmerkend voor kerken. Voor deze oude kerk geldt dat zeker. In 1574 wordt het kerkgebouw zwaar beschadigd door de Spaanse troepen Het is immers in de tachtigjarige oorlog. In 1592 is de kerk provisorisch gerestaureerd, in 1630 is deze restauratie pas geheel voltooid. De eiken preekstoel met een ‘koperen lezenaar’ is in 1668 geplaatst.

E zijn na die wederopbouw diverse verbouwingen en restauraties geweest. Om verschillende redenen: meer ruimte, indeling anders, herstelwerkzaamheden. Dat had soms gevolgen voor de preekstoel. Timmerbedrijf Van der Zaal op het Vierkant was betrokken bij meerdere verbouwingen. Cornelis van der Zaal hield een dagboek bij waar de “Kroniek van de Lisser timmerman en molenmaker Cornelis van der Zaal 1762-1839” op gebaseerd is. De kroniek, die nog bij Oud Lisse te koop is, bevat het volledige, door Bert Kölker getranscribeerde dagboek, voorzien van uitgebreid aanvullend commentaar. Uit het dagboek, waarop kleinzoon Albertus nog een aantekening zette, halen we enkele uitspraken aan.

“Den 10de februari 1817 ben ik begonnen de Gereformeerde kerk te veranderen. …..heb ik een 3 duims dik schot gemaakt en daar de preekstoel tegen gezet, die op de zuidzijde tussen het 2de en 3de glasvak stond, zoals het misschien 200 jaar was geweest, maar zeer ongemakkelijk om te preken en daarom het meeste veranderd”.

Zijn kleinzoon Albertus schrijft: “In 1906 is door mij, Albertus van der Zaal en H. Marseille en J. van Hemert de kerk weder veranderd, omdat er te weinig plaatsen waren. Toen is de preekstoel weder naar zijn vorige plaats verplaatst tussen het 2de en 3de raam”.

De ‘predikstoel’ was ondertussen in 1858 verhoogd en met beeldhouwwerk versierd. In 1943/44 is de achterwand en de preekstoel vernieuwd met gebruik van oude materialen. De kuip van de preekstoel is vergroot. De preekstoel is toen ook weer verlaagd met een andere voet.

De banken

Vóór 1858 stonden er stoelen in de kerk, maar geen banken. De stoelen zijn toen vervangen door  banken met Amerikaans linnen bekleed. Het geheel is allemaal betaald door Mej. C.J. van der Beek. Dat zijn niet de banken die er nu staan.

De banken die er nu zijn werden waarschijnlijk in 1924 geplaatst, toen ook de zijbeuk (het nieuwe gedeelte!) werd gerealiseerd vanwege ruimtegebrek.

Een tekening van de grote kerk