Berichten

Het ruiterbeeld van de 75 jarige Keukenhof.

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                           

 2 juli 2024

door Nico Groen

Een van de opvallendste blikvangers op het tentoonstellingsterrein is het beeld ‘Paard en ruiter’ van Paul Koning (1916-1998). Het beeld raakte zo verbonden met de Keukenhof dat het bijna een beeldmerk is geworden. Koning maakte het paard in zijn atelier aan het Rapenburg te Amsterdam in 1952.

In samenwerking met de ijverige vereniging Kunst en Gezin, die de kunst tot het Nederlandse volk probeerde te brengen en de kring der Nederlandse beeldhouwers zijn er in het park in 1952 een vijf en twintigtal beelden opgesteld, waaronder dus het ruiterbeeld. Het beeld is direct opgebouwd uit beton op een metalen frameDit was toen een geheel nieuwe techniek.

Toen hij het beeld na negen maanden noeste arbeid af had, gaf Koning een groot afscheidsfeest, want de volgende dag zou het transport naar Lisse plaatsvinden. Maar op het laatste moment ontdekte hij pas dat het paard te groot was geworden voor de deuropening, zodat een hele muur gesloopt moest worden. Vele kranten uit 1952 berichtten er over. Hieronder volgt een samenvatting van deze krantenartikelen.

Het beeld heeft zo’n volksoploop  veroorzaakt, dat de bereden politie er aan te pas moest komen. Ook waren er veel persfotografen. Men heeft van acht tot twaalf gekeken hoe het uit zijn atelier werd gehaald. Het muurtje was gauw gesloopt. Dat werd gedaan door een Haarlemse steenhouwer-sloper, die specialist was in transporten van beeldhouwwerk. Met een dommekracht en een paar ijzeren staven kreeg men het gevaarte in de richting van de gevel. Er was alleen nog een balk, die het hoofd van de ruiter belette de straat op te gaan. Daar zaagde men een stuk uit, terwijl de overgebleven balk gestut werd om zo het wat gammele atelier overeind gehouden. Langzaam en statig rolde het witte beeld in de richting van de smalle straat. Hangend in takels is het standbeeld de straat uitgebracht om aan het einde op een platte wagen te worden gezet. En samen met twee beelden van Pauline Eecen, die haar atelier naast dat van Koning had, is het wonderlijke transport, voorafgegaan door de verkeerspolitie, richting Lisse gereden. Er moest tevoren toestemming van de verkeersinspectie worden aangevraagd. Een en ander is in maart 1952 uitgevoerd. Er ging een licht gejuich op, toen het witte hoofd van het paard de straat in kwam steken. De kijkers waren aangegroeid tot een kleine menigte, waarbij vele collega-beeldhouwers.

In de Rapenburgerstraat bleef het atelier enigszins ontwricht zonder gevel achter.

Er was ook kritiek op het beeld. “Omdat het wit gemaakt is, komt dat de uitstraling niet ten goede. Over het geheel genomen is, wat hier tot stand kwam, evenwel zeer de moeite waard en we geloven, dat er een heilzame invloed op de bezoekers zal uitgaan. Als ze zelf tuinen hebben, zullen ze aan beelden gaan denken en dat is ook de bedoeling” aldus de vereniging Kunst en Gezin.

In 1995 verscheen het boek Paul Koning sculptuur en grafiek Eemnes met reproducties van zijn beelden en grafisch werk.

Foto: Het paard in volle glorie te zien door bezoekers met narsissenhoofdtooi.
Foto: Keukenhof. De foto is uit 1954.

Het paard wordt uit het atelier gereden

De molen van de 75 jarige Keukenhof

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)

25 juni 2024

door Nico Groen

 Op de landelijke lijst van Rijksmonumenten staan maar liefst 18 rijksmonumenten op Buitenplaats Keukenhof. Er staat er echter maar één op het tentoonstellingsterrein. Het betreft de molen. In 1957 kocht de Holland-Americalijn (HAL) een molen. Deze werd geschonken aan tentoonstelling Keukenhof. De molen is in 2008 gerestaureerd.

 Het is oorspronkelijk een achtkante Groninger watermolen uit 1892, gebouwd voor de Rozenburgerpolder bij Scharmer (bij Slochteren). Het was daar nog een grondzeiler, dus zonder stelling. Toen de molen daar na de invoer van elektrische bemaling geen toekomst meer had, is deze afgebroken en door de Holland-Amerikalijn beschikbaar gesteld aan de Keukenhof. Bij de bouw van de molen werden het houten achtkant, het kruiwerk en de kap gebruikt. De kleinzoon van de molenbouwer, die de molen in 1892 in Groningen gebouwd had, was in Lisse de molenbouwer. Pieter Hendrik Medendorp (1825-1916) uit Zuidlaren bouwde de molen in 1892. Zijn kleinzoon Dick Medendorp uit Zuidlaren bouwde de molen weer op in Lisse in 1957, waar hij op 4 april 1957 de molen in gebruik werd gesteld.

Stellingmolen

In Lisse werd de molen omgebouwd tot korenmolen (stellingmolen). De molen bestaat uit een gemetseld bakstenen onderachtkant met daarop een grenenhouten bovenachtkant met houten stelling en. Het bovenachtkant is bekleed met hout. Ook de kap is bekleed met hout met daarover een bedekking met dakleer. De kap kruit op een houten kruiwerk. De molen is voorzien van een gietijzeren bovenas en gelaste stalen roeden die zijn voorzien van het Oud-Hollandse wieksysteem. De molen heeft op het tentoonstellingterrein nooit een maalfunctie gekend en heeft alleen functie als sierobject. De molen is dan ook slechts voorzien van een molenspil met een bovenbonkelaar. Dat is het bovenste wiel aan de molenspil, het ontvangt zijn aandrijving van het bovenwiel aan de horizontale bovenas. Daardoor wordt de molenspil dus in draaiende beweging gebracht.

De molen heeft een vlucht van 17,9 m. De hoogte van de stelling is 6,1 m. Deze stelling is extra zwaar geconstrueerd omdat in het seizoen veel bezoekers de stelling beklimmen. Dit type molen is in Zuid Holland een uitzondering. In de molen zijn 2 gevelstenen ingemetseld. De oudste is meegekomen uit Groningen en dateert van 1892 en andere werd ingemetseld in 1957. De molen draait nog regelmatig, zeker als de Keukenhof geopend is.

De landschappelijke waarde is beperkt door de vele bomen op het Keukenhofterrein en is alleen van enige waarde uit noordelijke richtingen. Vooral voor buitenlanders is de molen aantrekkelijk vanwege het imago dat Nederland van oudsher heeft: klompen, tulpen en molens.

De Vereniging Oud Lisse heeft in 2010 een boek uitgegeven over monumentale gebouwen in Lisse. Het boek heet ‘Wandel- en fietsroutes Zuid en Noord: Monumenten’. Daarin wordt vermeld, dat Lisse 93 gemeentelijke monumenten en 35 rijksmonumenten rijk is. Dit boek is nog steeds verkrijgbaar bij de vereniging.

Foto: De molen werd in 2004 een rijksmonument
Foto: Uit 2010 door Wim Bosch

Hoogtepunten van 75 jarige Keukenhof.

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                             

11 juni 2024

door Nico Groen

 Het aantal bezoekers was bij de eerste tentoonstelling in 1950, geopend door minister Mansholt, begroot op 58.000 om uit de kosten te komen. Het werden er echter 230.000. Dat gaf een nettowinst van 50.000 gulden. Het grote nadeel was dat accommodaties als toiletten en parkeren volstrekt onvoldoende waren gebleken.

Er moesten pittige investeringen worden gedaan om dat te verbeteren, wat natuurlijk voor de nodige financiële problemen zorgde. Men besloot ook om een warme kas te bouwen vanwege het vroeg vallen van Pasen in 1951. Het werd een kas van 2025 m2 voor 48.000 tulpen in 750 variëteiten. Een jaar later werd er een koude kas bijgebouwd. De kassen werden regelmatig aangepast en vernieuwd. Het geheel heet nu Willem Alexander paviljoen.

In 1974 opende koningin Juliana een naar haar vernoemd paviljoen. Het Beatrix paviljoen werd eind 1984 gerealiseerd. In dat paviljoen werden in 1985 voor het eerst onder de naam Parades wisselende bloemententoonstellingen met iedere week andere bloemsoorten georganiseerd.

Het voorplein van het kasteel werd gebruikt door Jan Carel Elias graaf van Lynden voor het parkeren van touringcars. Ook waren daar kraampjes met souvenirs, eten en drinken. Vanwege het gevaar voor overstekende voetgangers werd in 1990 een voetgangerstunnel tussen dat parkeerterrein en de toenmalige ingang van de tentoonstelling geopend. Deze tunnel heeft fraaie tegels en een glasmozaïek, gemaakt door Paul de Nooijer. De tunnel bestaat nog steeds maar is sinds 2013 gesloten voor publiek.

In 1999 bestond de tentoonstelling 50 jaar. In dat jaar werd het tentoonstellingsterrein in de noordoosthoek belangrijk uitgebreid en werd het Oranje Nassau paviljoen geopend. Ingang Oost bleef echter nog jaren in de buurt van het Juliana paviljoen.

Tegenstellingen

De tentoonstelling met ongeveer 800.000 bezoekers per jaar draaide financieel goed. De Stichting Kasteel Keukenhof, die erfgenaam was na het overlijden van Jan Carel Elias graaf van Lynden in 2003, keek daar met jaloerse ogen naar. De Stichting zag vele kosten op zich afkomen en wilde onder andere veel meer huur van de tentoonstelling ontvangen dan contractueel was vastgelegd. De meningsverschillen liepen zo hoog op dat het vlak voor de opening van de tentoonstelling in 2015 dreigde te escaleren. Om vergaande schade van het voorjaarstoerisme te voorkomen bemiddelde de gemeente Lisse. Na langdurige onderhandelingen werden zowel de Stichting Kasteel Keukenhof als de Stichting Nationale Bloemententoonstelling Keukenhof opgeheven en werd een nieuwe stichting opgericht. Sinds 1 januari 2016 beheert Stichting Carel van Lynden het hele landgoed, inclusief de tentoonstelling.

In 2017 werd het nieuwe entreegebouw en het vergrote parkeerterrein aan de oostkant in gebruik genomen. Het gebouw functioneert als een toegangspoort. De entree tot Keukenhof is voorzien van alle gewenste bezoekersfaciliteiten. Het aantal bezoekers nam gestaag toe en in 2019 werden meer dan 1,5 miljoen bezoekers geteld.

Foto: De eerste poster in 1950
Foto: Keukenhof

 

Boek ‘Samen Duin- en Bollenstreek’

Nieuwsflits

Nieuwsblad 23 nummer 2  2024

Begin april verscheen het boek ‘Samen Duin- en Bollenstreek’, een uitgave van de Stichting Graaf Carel van Lynden en de Gemeente Lisse. Het 75-jarig bestaan van de bloemententoonstelling Keukenhof was de aanleiding de cultuurhistorische instellingen en musea van de Duin- en Bollenstreek uit te nodigen een bijdrage aan het boek te leveren. Het boek opent met het verhaal van kasteel en landgoed Keukenhof, dat door de uitdrukkelijke wens van Jan Carel Elias graaf van Lynden, vastgelegd in zijn testament, behouden is gebleven. Ook het samengaan met de bloemententoonstelling Keukenhof in 2015 onder de naam Stichting Graaf Carel van Lynden wordt door Charlotte Ebers, conservator van Keukenhof, beschreven. De historische verenigingen van Noordwijkerhout en Voorhout vertellen de geschiedenis van respectievelijk de Abdij van Leeuwenhorst, het klooster voor adellijke vrouwen, en het Huis Boekenburg, beide lang geleden verdwenen. Ook Warmelda heeft een historische bijdrage. André van Noort schrijft over rijke stedelingen die in de achttiende eeuw in Warmond buitenplaatsen bewoonden en geheel in de geest van de tijd de natuurwetenschappen bestudeerden. Nico Groen en Jan van der Voet pleiten ervoor samen de verhalen over de geschiedenis te beleven. Hoe anders kijk je naar het dorp en de streek waar je woont als je wat van de historie weet. De Cultuur-Historische Vereniging ‘Oud Lisse’ wil graag midden in de samenleving staan en zij wil onderzoek naar de geschiedenis van Lisse en de beschrijving daarvan graag behouden voor volgende generaties. Ontroerend is de weg die Fons Hulkenberg aflegde van zevenjarige verzamelaar van plaatjes van Dever en Teylingen uit het plaatjesalbum ‘de Bloemenvelden’ tot redder van de ruïne van Dever en zijn inspanningen voor de restauratie ervan. Schrijver Ed Olivier kon voor dit zeer onderhoudende artikel gebruik maken van een ringband met Hulkenbergs dagboekaantekeningen over de aanloop tot en het herstel van Dever, die zich bevindt in het Dever-archief. Marca Bultink en Leo van Steijn delen namens het CHG (CultuurHistorisch Genootschap Duin- & Bollenstreek) hun zorgen over de toekomst van het landschap en het erfgoed van de Bollenstreek, dat van zoveel kanten wordt bedreigd. Zij blijven strijden tegen de aantasting ervan en roepen op samen op de bres te staan voor het behoud van de waarden van de Duin- en Bollenstreek.
Dit is een greep uit de zeventien artikelen die het boek telt. Gebonden met leeslint en met de vele kleurenillustraties is het voor het zeer schappelijke bedrag van euro 20,00 verkrijgbaar in de boekhandel.

 

Dirk Lefeber en Keukenhof in 1949

 Sporen van vroeger  (LisserNieuw)                                                           

28 mei 2024

Nico Groen

In de vorige column van Sporen van Vroeger werd vermeld dat burgemeester Lambooij onvermoeibaar streed voor het oprichten van een tentoonstelling in 1949 op het Keukenhofterrein. Maar zonder tulpenveredelaar D.W. (Dirk) Lefeber was de baron niet overgegaan tot het beschikbaar stellen van het terrein.

Bij de start van Keukenhof moesten er veel problemen en grote moeilijkheden overwonnen worden. Slechts een paar veredelaars en bloembollenkwekers waren optimistisch over het welslagen van een dergelijke tentoonstelling. De rest deed dus niet mee. Belangrijk is te vermelden dat ook de organisaties van het bloembollenvak geen financiële steun wilden geven. Een van de grootste problemen was, dat Jan Carel Elias graaf van Lynden een vast bedrag aan huur van 5000 gulden per jaar voor de duur van 10 jaar wilde hebben. Dat kon het comité, dat geen geld had, natuurlijk niet garanderen. De irritaties hierover liepen zo hoog op, dat de graaf op een gegeven moment alleen nog met Dirk Lefeber in gesprek wilde. De graaf was namelijk bevriend met de familie Lefeber. Toen heeft het plan aan een zijden draadje gehangen. De graaf hield vast aan zijn idee om 10 jaar lang een vast bedrag te ontvangen. Omdat Dirk goede mogelijkheden zag om zijn nieuw tulpen op een prachtige manier voor het voetlicht te brengen voor kwekers, handelaren en buitenlandse klanten, gaf hij persoonlijk een bankgarantie af aan de graaf van 10 jaar voor een bedrag van 40.000 gulden en betaalde 4000 gulden per jaar aan de graaf. Het risico lag dus helemaal bij Dirk Lefeber nog voordat een exposant zich had gemeld en voor er een spade in de grond was gezet. Gelukkig bleek Keukenhof een succes te zijn.

De graaf was een goede vriend van de familie Lefeber.

In 1943 kwam er een lanceerinrichting voor Duitse V-1 raketten in het Keukenhofbos. Alles ten westen hiervan werd ‘Sperrgebiet’. Zodoende moest de graaf ook het kasteel verlaten. De Duitsers hadden het huis van J.W. (Joseph Willem) Lefeber op Achterweg 5 gevorderd. Hij trok daarom bij zijn jongste zoon Paul aan de overkant in, De graaf moest van de Duitsers in het huis van J.W. Lefeber op Achterweg 5 gaan wonen. Zij werden dus ook buren. J.W. Lefeber had 7 zonen en 1 dochter, die bijna allemaal succesvol in de bollen waren, waaronder Dirk.  Het huis Achterweg 5 is in 1978 afgebroken voor uitbreiding van de huishoudschool, waar nu de nieuwe Josephschool gerealiseerd is.

Dirk Lefeber ( 1894-1979)

Over Dirk zijn in 2008 in de nieuwsbladen van de VOL een viertal artikelen van Arie in ’t Veld verschenen, die ook op de website OudLisse.nl zijn te raadplegen. In de loop der jaren zijn door Dirk talloze nieuwe tulpen ontwikkeld, waaronder Madame Lefeber en de rode Apeldoorn die heel lange tijd de meest geteelde tulpensoort was en in vele honderdduizenden huiskamers in de gehele wereld wel eens te gast is geweest. Apeldoorn bloeide voor het eerst in 1942 en tientallen jaren lang werd van dit product een aanzienlijk areaal geteeld.

Foto: Zonder D.W. (Dirk) Lefeber was de tentoonstelling in 1949 niet gestart.
Foto: OudLisse.nl

 

Burgemeester Lambooij en Keukenhof in 1949

 Sporen van vroeger  (LisserNieuws)   

14 mei 2024

door Nico Groen

 Op 1 januari 1949 was er een melding dat kasteel Keukenhof in brand zou staan. De brandweer en ook burgemeester Lambooij spoedden zich er heen. Het was echter een oefening. Lambooij sprak de woorden: “Gelukkig voor graaf van Lynden, jammer echter voor ons, want dan zou je hier een mooie bloemententoonstelling kunnen maken wanneer het kasteel echt in de fik was gegaan”.

Daarna werd wel verder gedacht aan een tentoonstelling op het Keukenhofterrein. Burgemeester Lambooij heeft de eerste grondslagen gelegd voor de financiële en praktische opbouw van de expositie, die later als ‘Keukenhof’ haar triomfen zou vieren. Hij schakelde gemeentelijke diensten in en wist hoge autoriteiten te winnen om hun goedkeuring te hechten aan de eerste stappen voor deze onderneming. Op 7 april 1949 deden burgemeester en wethouders van Lisse een begrotingsvoorstel aan de gemeenteraad voor het inrichten van een open-bloembollententoonstelling op ‘Zandvliet’. Dit geld was bestemd voor een krediet aan een op te richten stichting van maximaal f 60.000,- voor de tijd van ten hoogste 10 jaar.

Het zou te ver voeren alle onderhandelingen en besprekingen te memoreren, die niet allemaal even vlot en succesvol verliepen. Die hadden tenslotte tot resultaat dat overeenstemming werd bereikt over de voorwaarden tot huren van het terrein van de graaf van Lynden door de gemeente Lisse. Dit kwam mede door een garantstelling van tulpenveredelaar Dirk Lefeber. Als tweede werden de financiële besluiten door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland goedgekeurd. Als derde resultaat werd een stichting gevormd met een kapitaal van f 100,-. Als vierde passeerde op 13 augustus 1949 de officiële stichtingsacte van de ‘nationale bloemententoonstelling Keukenhof’ bij notaris Houtzagers in Sassenheim. Kort daarop konden de eerste werkzaamheden op ‘Zandvliet’ beginnen. Belangrijk is te vermelden dat de organisaties van het bloembollenvak in 1949 geen financiële steun wilden geven en dat de stichting in de eerste jaren van het bestaan volledig op eigen benen heeft moeten staan.

Twee weken na het passeren van de acte werd in de gemeenteraad van Lisse een reeks voorstellen behandeld voor grondaankoop, wegenverbetering, het leggen van een waterleidingbuis, verbetering van het elektriciteitsnet e.d. Alles tezamen voor ongeveer een kwart miljoen gulden. Tentoonstelling Keukenhof had vaste grond onder de voeten gekregen!

In het voorjaar van 1950 zou de eerste tentoonstelling van start kunnen gaan.

Burgemeester Lambooij

Mr. Willem Herman Johan Marie (Wim) Lambooij was burgemeester van Lisse van 16 januari 1947 tot 1 maart 1950. Hij is afgestudeerd in de rechten en was werkzaam bij een notariskantoor in Hilversum voor hij midden 1937 benoemd werd tot burgemeester van Eijsden. In 1943 werd hij ontslagen door de Duitsers, maar na de bevrijding in 1944 keerde hij terug in zijn oude functie. Lambooij werd in 1947 benoemd tot burgemeester van Lisse. In 1950 werd hij benoemd tot consul-generaal van Nederland in Chicago.

Het is verwonderlijk dat er vanwege zijn grote verdiensten nog geen straatnaam in Lisse naar hem is vernoemd.

Foto: Burgemeester Lambooij was erg belangrijk voor de start van de tentoonstelling.
Foto: Gemeente Lisse

Engelse tuin van Zocher in 1858 in de nu 75 jarige Keukenhof

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                             

2 april 2024

 door Nico Groen

Zoals in de vorige column beschreven, is in 1772 de Engelse tuin gerealiseerd, die nog steeds goed te herkennen is met slingerende lanen, hoogteverschillen en gebogen vijvers. In 1802 kwam de Engelse tuin in handen van buitenplaats Keukenhof. De tuinarchitecten van Zocher veranderden in 1858 de Engelse tuin.

Baron en barones van Pallandt waren sinds 1846 eigenaar van buitenplaats Keukenhof. Weliswaar was de Engelse tuin op Zandvliet er al sinds 1772, maar de baron en barones stond iets veel fraaiers voor ogen. Daarom nodigde Van Pallandt in 1857 de heren Jan David jr. en Louis Paul Zocher uit om een ontwerp te maken. Het bedrijf van de Zochers was toen al een van de bekendste tuinarchitecten om Engelse tuinen aan te leggen. Hun uitvalsbasis was de bomen- en vaste plantenkwekerij Rozenhagen in Haarlem, kort na 1800 gesticht door Jan David senior.

Zoals gebruikelijk bij kunstenaars gingen de Zochers met grote vrijmoedigheid te werk. Het werd een machtig plan. Daarin werden de vijvers van de overtuin op het voormalige Zandvliet royaal en breed uitgegraven tot vlak bij het kasteel. De Achterzandsloot of Losplaatssloot, die evenwijdig aan en vlak langs de Loosterweg van de Lisserbeek tot de huidig Stationsweg liep, werd gedempt. De huidige Stationsweg kwam te vervallen en werd in de water- en bospartijen opgenomen. Die weg was in 1843 aangekocht door Keukenhof.

Het gemeentebestuur gaf natuurlijk geen toestemming om de weg af te sluiten. De weg moest behouden blijven en de heren Zocher moesten een gewijzigd plan opstellen.

In oktober 1858 was dit plan gereed. De publieke weg werd gehandhaafd, maar werd met een fraaie bocht naar het noorden verlegd, verder bij het kasteel vandaan. De vijvers van Zandvliet werden flink uitgebreid, zoals op de kaart hiernaast te zien is. Het lichtblauwe is van 1772 en het donkere is zoals de vijvers er nu uitzien. (Op LisseTijdReis.nl is dit veel beter te zien). Verder is de Achterzandsloot met de losplaats aan de weg verdwenen. Deze werd toen nauwelijks meer gebruikt. Men maakte meer gebruik van het spoor en de trekvaart. De Zochers lieten op Zandvliet veel bomen herplanten, waarvan er nu nog steeds heel wat staan. Vooral beuken en eiken.

Beukenlaan

De mode was in 1858 veranderd ten opzichte van 1772. Nu waren zichtassen vanuit het hoofdgebouw heel belangrijk geworden. Daarom werd een lange beukenlaan gerealiseerd op ongeveer de plek van de Achterzandsloot. Vanuit kasteel Keukenhof kon men de hele laan afkijken tot het tegenwoordige Beatrixpaviljoen of mogelijk nog verder de ‘Wildernisse’ in. Deze laan bestaat nog steeds, maar de oude beuken moesten een tiental jaren geleden wegens gevaarlijke toestanden door nieuwe beuken vervangen worden.

Bovenstaande gegevens zijn ontleend aan het dikke boek ‘Keukenhof’ van AM Hulkenberg uit 1975. De Engelse tuin is natuurlijk niet zo groot als het huidige tentoonstellingsterrein. Het liep toen ongeveer vanaf de Loosterweg tot de molen en verder schuin naar de Van Lyndenweg.

Foto: De plattegrond van de Engelse tuin van voor 1858 vergeleken met die erna. De weg is verlegd en de vijvers zijn vergroot.

Foto: LisseTijdReis

 

Jubilerend Keukenhof 75 jaar en nog steeds jong

Wij van Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse” feliciteren Keukenhof voorjaarsbloemententoonstelling met hun jubileumjaar. De mooiste tuin ter wereld waar de lente nu al 75 jaar wordt gevierd. Waar ze ieder jaar de bloemetjes buiten zetten. De tuin waar iedere bloem eens flink uit z’n bol gaat. De tuin waar ieder jaar de wereld op visite komt. De achtertuin van Lisse. Elk jaar wordt ons dorp op de grote wereldkaart gezet. We hopen dat de Keukenhof dit nog vele jaren zal blijven doen met steeds vernieuwende ideeën. Bedankt Keukenhof voor al die jaren kleur en geur.

Keukenhof 75 jaar, maar de contouren bestaan al langer

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                             

19 maart 2024

 Door Nico Groen

Op 1 maart 1949 was er een ‘peilingsvergadering’ onder bloembollentelers of er interesse was voor een buitententoonstelling. Op 13 augustus 1949 passeerde de officiële stichtingsacte van de ‘nationale bloemententoonstelling Keukenhof’ voor notaris Houtzagers in Sassenheim. Kort daarop konden de eerste werkzaamheden op ‘Zandvliet’ beginnen.

 In 1645 was sinjeur Jeronymus Coyman eigenaar van boerderij Sandvliet of Zandvliet, dat toen al lang bestond. Deze boerderij was waarschijnlijk vernoemd naar de Zandsloot er naast.

In 1665 is door hem een fraai buitenhuis gebouwd. De naam Zandvliet werd overgenomen door het buitenhuis. Het huis lag ongeveer op de plek waar nu het Driehuizenpark is. In de loop der tijd breidde buitenplaats Zandvliet zich steeds meer uit. Zandvliet was sinds 1760 in bezit gekomen van Jacob Adriaan baron Du Tour via een erfenis van zijn vrouw. Hij was een man met veel liefhebberijen en allure. Hij was voorzitter van de Staten Generaal in Den Haag en advocaat bij het Hof van Holland. Hij had een fraaie tuin en zijn verzameling planten en bomen, zijn dierenverzameling en zijn menagerie waren iets zeer bijzonders. In 1772, na gesteggel en ruiling van gronden met buitenplaats Keukenhof, heeft Du Tour alle grond ten noorden van de Stationsweg in bezit en kan hij aan zijn grote wens beginnen.

Engelse tuin in 1772

Nog datzelfde jaar begint Du Tour met de aanleg van een Engelse landschapstuin. Deze werd gerealiseerd in de ‘Wildernisse’. De tuin werd achter zijn Franse stijltuinen op het terrein van de latere tentoonstelling gerealiseerd. Slingerende lanen, hoogteverschillen, gebogen vijvers en losse boomgroepen waren de kenmerken van een Engelse Tuin. De belangrijkste contouren van het tentoonstellingsterrein zijn dus al in 1772 ontstaan en zijn nog steeds goed herkenbaar.

Toen baron Du Tour in 1780 overleed was zijn echtgenote Anna Catharina Rumph ontroostbaar en enig eigenaar geworden. Zij kwam oorspronkelijk uit Den Haag. Zij besloot weer naar den Haag te vertrekken. Zij verkocht de buitenplaats in diverse stukken. Zo werden bijvoorbeeld de boerderij en de weilanden ten oosten van de Heereweg aan de pachter van de boerderij verkocht. De latere eigenaar van Keukenhof Simon Petrus Joosten kocht de Engelse tuin in 1802. Het buitenhuis zelf werd ook verkocht en in 1809 gesloopt. De tuinen er omheen veranderden in bollenvelden.

Anna verhuisde in 1781 naar Den Haag, waar ze een buitenplaatsje kocht aan de Bezuidenhoutseweg, vlak bij de huidige Utrechtse Baan, met een tuin die mogelijk nog befaamder was dan de vermaarde tuin in Lisse. Hier was namelijk de beroemde Hortus Medicus gevestigd. Het was een kruidentuin met vele geneeskrachtige bloemen en planten. Het buitenplaatsje noemde zij ‘Klein Zandvliet’. Op deze plek is in 1925 een scholengemeenschap gesticht met de naam ‘Zandvliet’.

Bovenstaande gegevens zijn ontleend aan het dikke boek ‘Keukenhof’ van AM Hulkenberg uit 1975 en het boek ’Van villa Zandvliet tot Zandvliet studiehuis’ uit 2000 van CJ van der Leer (Den Haag).

Foto: Een gedeelte van een schilderij van GJJ de Spinny uit 1762 voorstellende het gezin van baron du Tour.
Foto: Wikimedia Commons

 

Sandra Bechtholt directeur Keukenhof

Nieuwsblad 22 nummer 3  2023

Nieuwsflits

Het bestuur van Stichting Graaf Carel van Lynden benoemde per 1 oktober 2023 Sandra Bechtholt tot algemeen directeur van Keukenhof. Sandra was directeur van museum ‘Huis van het boek’ in Den Haag en werkte sinds 2003 in diverse marketing- en communicatiefuncties in de erfgoedsector. Zij startte haar carrière bij het Rembrandthuis en ging daarna aan de slag bij het Spoorwegmuseum in Utrecht als hoofd Marketing en Communicatie. Bij ‘Huis van het boek’ was zij verantwoordelijk voor de herpositionering van het museum, het vernieuwde tentoonstellingsbeleid en de herinrichting van de interne organisatie. Sinds 2021 is zij lid van de Raad van Toezicht van Stichting Werelderfgoed Kinderdijk. Daarnaast is ze adviseur bij het Programma Kunstpodia 2022 & 2023 van het Mondriaanfonds en is ze voorzitter van de Stichting Museumnacht Den Haag. Sandra Bechtholt gaat samen met de directeur bedrijfsvoering de directie van Keukenhof vormen. Sandra wordt benoemd tot algemeen directeur. De werving van de tweede directeur is recent gestart. Sandra Bechtholt is blij met haar benoeming: “Bezoekers uit de hele wereld worden overweldigd door de bloemenpracht in het park. De tulp spreekt tot de verbeelding van velen en zeker tot die van mij. Er is in Keukenhof ruimte voor een spectaculaire storytelling, er gebeurt hier iets verrassends. Het veelzijdige landgoed, het prachtige kasteel, een wereldberoemd bloemenpark en een gemotiveerde organisatie vormen de stevige fundamenten. Het is een eer en een uitdaging om hier samen met de mensen binnen en buiten Keukenhof een vervolg aan te geven!”

Sandra Bechtholt directeur Keukenhof