Berichten

Stichting Kasteel Keukenhof koopt het oude NS station

Op 23 mei 2008 heeft de Stichting Kasteel Keukenhof het station gekocht. Per 1 januari 2011 heeft de VOL de onderhuur en de verplichting tot onderhoud over te dragen aan keukenhof.

Nieuwsblad Jaargang 10 nummer 1, januari 2011

Nieuwsflitsen

 

De heren Ignus Maes en Frits Treffers bij het voormalige station

Stichting Kasteel Keukenhof, eigenaar van het complete landgoed, kocht in maart 2008 van NS een flink stuk land langs de spoorbaan en tevens het oude stationsgebouw waar nu restaurant De Verloren Koffer resideert.
Zoals wellicht bekend is, was de NS indertijd van plan om het stationsgebouw te slopen. Daar werd toen een stokje voor gestoken door uw Vereniging, die er keihard voor heeft geknokt om het gebouw te behouden. Die kans kregen we door in 1992 via de nieuw opgerichte Stichting Oud Lisse het pand van de NS te huren en het gebouw te restaureren, waarna het werd onderverhuurd aan De Verloren Koffer. Omdat de NS het pand zonder huurder wilde verkopen, begon de NS in 2004 een gerechtelijke procedure tegen de Stichting Oud Lisse om het huurcontract dat tot 2019 doorloopt te verbreken. Na voor de Stichting Oud Lisse zeer positieve uitspraken door het Kantongerecht en het Gerechtshof, dreigde men met een cassatieprocedure, maar gelukkig heeft de NS nu eieren voor zijn geld gekozen en het pand onverwacht verkocht aan de Stichting Landgoed Keukenhof.

Ansichtkaart van station Lisse

Brand op de boerderij van Keukenhof in 1705

Op 26 juli 1705 stond de hofboerderij van Landgoed Keukenhof in brand. De boerderij, de hooiberg en de pasgebouwde schuur brandden af. Alleen het karnhuis kon worden gered. Diverse mensen worden ondervraagd door de eigenaar Hendrik van Hoven. De oorzaak was waarschijnlijk een vuur vlak bij de hooiberg, aangelegd door Andries Spruijt.

door R.J. Pex

NIEUWSBLAD Jaargang 9 nummer 2, april 2010

Inleiding

Binnen niet al te lange tijd zal een begin worden gemaakt met de restauratie van het casco van de boerderij van Keukenhof, alias de Hofboerderij. Het is één van de trotse monumenten die we tegenwoordig op het landgoed Keukenhof tegenkomen. Het heeft dan ook een lange geschiedenis achter de rug die al begint in 1643, kort nadat het nabijgelegen huis Keukenhof in gereedheid was gekomen. Die historie zit boordevol verhalen en anecdotes. Sommige daarvan zijn onbekend en andere komen we bij toeval tegen in archieven. Een toevalstreffer dus! Zo is dat ook met een brand die in 1705 gewoed heeft op de Hofboerderij. In dit artikel wordt daar nader op ingegaan.

Brand!

Zondag 26 juli 1705. Achter het huis Keukenhof bij de boerenwoning horen we geroep en geschreeuw. Een menigte mensen is bezig een fikse brand te blussen, die door onbekende oorzaak is uitgebroken op de boerderij. Uiteindelijk kan alleen het karnhuis nog gered worden. De boerenwoning echter, alsook de hooiberg en een pasgebouwde schuur, branden uit. Hoe had het zover kunnen komen?

De verklaring van chirurgijn Claas van Rode

De eigenaar van de boerderij, Hendrik van Hoven, had zo zijn eigen ideëen omtrent de oorzaak van de brand en verdacht de boer, Andries Spruijt. Op 2 en 16 maart en op 20 juli 1706 laat hij dan ook diverse mensen getuigen. Ze zijn unaniem van oordeel dat Spruijt door een daad van nalatigheid de brand in de hand had gewerkt. Zo verscheen op 2 maart 1706 voor de Alphense notaris Jacob van Dorp Claas van Rode, chirurgijn te Lisse.1 Hij verklaart dat Spruijt vanaf het voorjaar tot en met de maand juli van het jaar 1705 de boerderij van Keukenhof had gepacht van Hendrik van Hoven. Gedurende die periode was het meer dan eens voorgekomen dat Andries Spruijt ‘buijten het boerenhuijs’ vuur had aangelegd en wel vlak bij het karnhuis ‘omtrent een roede lengte van den hoijbarg’. 2 Spruijt was bezig om boven het vuur melkmouwen te blakeren, maar deed dat dus op een bijzonder gevaarlijke plek!3 Claas van Rode had het gezien en dacht ‘dat het wonder soude sijn indien daarvan geen brand in den Barg en soude komen’. En inderdaad, op diezelfde avond ontstond er brand in de hooiberg, waarna ook het boerenhuis in vlammen opging.

Diverse verhoringen

Op 16 maart 1706 wordt een aantal mensen ondervraagd over de brand op de boerderij van Keukenhof op last van Hendrik van Hoven.4 Allereerst is dat de tuinman van Keukenhof, Cornelis Everts. Verder komen we een zekere Annetje Cornelisdr. tegen, die tot de brand in juli 1705 in dienst was bij Andries Spruijt op de boerderij. Ook ontmoeten we Margaretha van Vries, die bevriend was met het echtpaar Van Hoven en op de Keukenhof bij hen inwoonde. Tenslotte komt Jan Mase aan het woord, die koetsier was bij Van Hoven. Allemaal zijn ze van mening dat Spruijt een uitermate lui en nalatig persoon was en zijn taken niet goed uitvoerde. Zo hadden Cornelis Everts en Jan Mase tijdens de hooibouw van 1705 op het land geholpen met hooien. Spruijt verrichtte de werkzaamheden evenwel niet naar behoren. Zo liet hij na om de twee wagens met hooi van het veld te halen. ’s Avonds, terwijl Spruijt al lag te slapen, heeft Everts toen de twee wagens van het veld gehaald. Hij liet ze achter bij de hooiberg in de veronderstelling dat Spruijt het hooi in de hooiberg zou steken, maar dat gebeurde niet.
De volgende dag stonden de wagens er nog steeds. Vervolgens ging het regenen, waardoor het hooi nat werd, want Spruijt had verzuimd het hooi behoorlijk af te dekken met stro, zoals gebruikelijk was. Hij stak nu het hooi nat in de hooiberg en dat was natuurlijk niet de bedoeling. Diverse getuigen verklaren ook op die zestiende maart gezien te hebben dat Spruijt dikwijls een pijp rookte op gevaarlijke plaatsen, zoals vlakbij de hooiberg of tijdens het melken in de stal. Bovendien rookte hij vrijwel altijd een ongedekte pijp.5 Vragen om moeilijkheden dus! Verder bevestigt een aantal getuigen de verklaring van Claas van Rode dat Spruijt regelmatig vuur aanlegde bij het karnhuis, niet ver verwijderd van de hooiberg. Het viel Annetje Cornelisdr. bovendien op dat de brand in de hooiberg vooral woekerde aan de zijde waar Spruijt met zijn echtgenote diverse malen vuur had aangelegd.

Het woonhuis van de hofboerderij van Keukenhof . Foto:. A. in ‘t Veld

 

Laatste getuigenverklaringen

Op 20 juli 1706 verschijnen voor notaris Jacob van Dorp vier personen.6 Het waren Cornelis Onnosel7, gerechtsbode van Lisse, zijn echtgenote Titia ter Veer, Cornelis Gerritse de Swart, linnenwever van beroep en tenslotte een mevrouw Van den Berg, ‘tuinvrouw’ van beroep, weduwe van Cornelis Pieterse Larum. Onnosel – wat een prachtige naam! – verklaart in opdracht van Hendrik van Hoven dat hij uit diens naam Spruijt dikwijls had terechtgewezen. Hij had hem gezegd dat hij Van Hoven geen genoegen deed met zijn nalatig gedrag. Verder had hij tegen Spruijt gezegd ‘dat hij beter moest oppassen of dat hij de sak sou krijgen’. Hij had Spruijt op deze wijze diverse malen gewaarschuwd en telkens had Andries daarop geantwoord ‘dat hij beter oppassen soude’. De tweede en de derde getuige, Titia ter Veer en Cornelis de Swart, verklaren dat zij zich op de dag van de brand hadden bevonden achter het huis Keukenhof. Zij hadden gehoord hoe Van Hoven van leer had getrokken tegen Spruijt over ‘sijn traagheijt ende versuym’. ‘Twee uuren daar na’ hadden zij gezien hoe de hooiberg en het boerenhuis afbrandde. De vierde persoon, mevrouw Van den Berg, vertelt hoe zij in de maand juli van het jaar 1705 meermalen had gezien dat Spruijt en zijn echtgenote vuur aanlegden bij het karnhuis. Op 25 juli 1705, daags voor het uitbreken van de brand dus, had ze bovendien Spruijt een ongedekte pijp zien roken ‘digt aen de stijl van den hoijbarg’. Hij had vaker een pijp gerookt op plaatsen die brandgevaarlijk waren, zoals we reeds vernamen. Mevrouw Van den Berg had Spruijt daarover diverse malen aangesproken, want dat ‘daer uijt ongelukken ontstaen souden’. Al met al lijkt het er sterk op dat Andries Spruijt door zijn achteloosheid een ernstige brand veroorzaakt had, ondanks de vele waarschuwingen die aan zijn adres gericht waren geweest.
Inmiddels vragen we ons af wat, bijna een jaar na de brand, de zin was van al deze getuigenverklaringen.

Proces voor de vierschaar van Lisse, 1706

Al snel wordt duidelijk wat Hendrik van Hoven nu precies beoogde met de bovengenoemde verklaringen. Nadat de brand was geblusd, wilde Van Hoven Spruijt niet langer in dienst houden en werd hem dus ontslag aangezegd. Andries besloot hierop een brief te (laten) schrijven ter attentie van schout en schepenen van Lisse. In de brief lezen we dat hij ‘tot sijn leetweesen ende buijten sijn toedoen’ (!) genoodzaakt was een proces aan te spannen tegen zijn vroegere werkgever.8 Omdat hij echter ‘een arm boereknegt is en geenige de minste magt is hebbende’ verzocht hij door een procureur pro deo te mogen worden bediend. Die werd hem uiteindelijk toegewezen in de persoon van Jacob Camper.
Van Hoven werd dus voor het gerecht gedaagd! Vanuit dit oogpunt is het begrijpelijk dat de eigenaar van Keukenhof al gauw in de weer ging met het verzamelen van voor Spruijt belastende getuigenverklaringen. Het ging Jacob Camper namens zijn cliënt om het volgende. Spruijt had met ingang van 1 mei 1705 de boerderij van Keukenhof gepacht. De huurtermijn zou aflopen op 30 april 1706. Spruijt betaalde hiervoor de som van f 300,- per jaar. Hij had daarbij diverse zaken die zich in het boerenhuis bevonden tegen betaling moeten overnemen. Verder was overeengekomen dat Spruijt aan Van Hoven een Nieuwejaarsgift zou betalen ter grootte van een ducaat en ‘een gelijke ducaton’ met Kerstmis. De eiser, Andries Spruijt, had ‘in alle behoorlijkheid’ (de getuigenverklaringen spreken dat duidelijk tegen!) de tijd van drie maanden bij Van Hoven gewerkt. Daarna was hij ‘op een gans onbehoorlijcke wijse’ ontslagen. Omdat hij de huurtermijn niet had uitgezeten, wilde Spruijt nu een deel van de huursom terugzien. ‘Wijders een vierendeel booter, hondert pont kaas’ en hetgeen hij moest betalen aan vuur, licht en de vruchten uit de tuin die hij voor zijn huishouding nodig had. Het is duidelijk dat Spruijt in zijn eis behoorlijk ver ging. Het hoeft ons dan ook niet te verwonderen dat uiteindelijk de schepenen van Lisse de eis niet redelijk achtten en Spruijt veroordeelden tot het betalen van de kosten van het proces.9 En daarmee verdwijnt dan de naam Spruijt definitief uit de annalen van de boerderij van Keukenhof.

De schuren van de hofboererij van Keukenhof. Fot A. in ’t Veld

Besluit

We zijn inmiddels ruim drie eeuwen verder. Er is niets meer aan de boerderij van Keukenhof te zien wat eventueel nog zou kunnen herinneren aan de grote brand van 1705. Niets aan het metselwerk en al helemaal niets aan de spanten van het dak, daar het oorspronkelijke houtwerk al in de negentiende eeuw werd vervangen.10 Wat dat betreft is het opvallend hoe snel bepaalde gebeurtenissen in het verleden, indien ze niet duidelijk zwart op wit werden gesteld, voor het nageslacht verloren kunnen gaan. Gelukkig is de brand vrij goed gedocumenteerd, waardoor we dit verhaal aan de vergetelheid hebben kunnen ontrukken.

Bronnen

1 Streekarchief Rijnlands Midden te Alphen aan den Rijn, notarieel archief Alphen inv. nr. 175, akte 56.

2 Een Rijnlandse roede is ongeveer 3,77 meter. www.wikipedia.nl

3 Een melkmouw was waarschijnlijk een langwerpige, ondiepe bak waarin men melk liet staan om die te ontromen. Het blakeren maakte mogelijk deel uit van een reinigingsproces. Van Dale, groot woordenboek der Nederlandse taal (achtste druk, ’s-Gravenhage 1961), p. 1233.

4 Nationaal Archief, Rechterlijk Archief Lisse inv.nr. 31.

5 Hiermee wordt een pijp bedoeld waarvan de zogenaamde ketel niet kon worden afgesloten middels een deksel.

6 Streekarchief Rijnlands Midden te Alphen aan den Rijn, notarieel archief Alphen inv. nr. 175, akte 67.

7 Waaraan de beste man zijn ietwat merkwaardige achternaam te danken had weten we niet. Onnosel betekende in het toenmalige taalgebruik dom, idioot of onschuldig. Naast gerechtsbode was Onnosel ook herbergier van het logement de Witte Zwaan.

8 Deze en navolgende gegevens ontleend aan: Nationaal Archief, Rechterlijk Archief Lisse inv.nr. 93.

9 Nationaal Archief, Rechterlijk Archief Lisse inv.nr. 49, fol. 30.

10 Dit gezien de afmetingen van spanten en dakhout. Met welk soort materiaal het dak vroeger bedekt is geweest, valt niet met honderd procent zekerheid aan te geven. Het is goed mogelijk dat er aanvankelijk een rieten bedekking aanwezig was, maar dat men deze op een later tijdstip (bijvoorbeeld na de brand in 1705) heeft vervangen door dakpannen. Dit is ook bij boerderij Middelburg gebeurd in 1868. Met dank aan Ignus Maes.

 

Houtkap landgoed Keukenhof niet zonder reden

De afgelopen tijd is in het bos nabij ’t Lammetje Groen veel essenhakhout gesnoeid. Er was een grote achterstand in het beheer van deze geriefbossen. Het was erg verwilderd en het voldeed niet meer aan de bedoelingen. De cyclus is nu weer opnieuw opgepakt.

door Arie in ‘t Veld

NIEUWSBLAD Jaargang 9 nummer 1, januari 2010

Afgelopen tijd is in het bos nabij ’t Lammetje Groen aan de Stationsweg veel gekapt. Het betreft hier echter niet het hakken om het hakken alleen, maar het oppakken van een cyclus zoals die ooit in gang werd gezet doch de laatste jaren in onmin is geraakt. Met tot gevolg dat het zogenoemde essen hakhoutbos verwilderde en geenszins meer aan de bedoelingen ervan voldeed.

Het kappen van het hakhoutbos is in volle gang. Foto Arie in ’t Veld

De cyclus is nu opnieuw opgepakt. Jan van Duyn, beheerder van het buitengebied van het landgoed erkent het idee dat de passant kan hebben dat er fl ink op los wordt gehakt. “Maar dat is inderdaad niet zonder reden. Het gebruik van het essen hakhoutbos (en we hebben meer van dergelijke gebieden op het landgoed) wordt in ere hersteld en mede daardoor wordt het bos bovendien weer als vanouds. Het landgoed heeft totaal ongeveer 50 hectare met essen hakhout en dat is van het landelijke areaal dat voorhanden is één van de grootste essen hakhoutgebieden. En men moet zich vooral geen zorgen maken over de kaalslag die zo op het oog aan de orde lijkt te zijn, want de bomen groeien binnen de kortste keren weer volledig uit en krijgen de tijd zich weer helemaal te ontwikkelen, waarna de cyclus van zeven à acht jaar de houthakkers hier weer terugbrengt.” Van Duyn zegt dat het hout verschillende bestemmingen heeft. “vroeger jaren waren er stukken van het essenbos die stammen leverden die geschikt waren als onder andere bezemsteel, of voor andere gereedschappen. Nu wordt het hout deels verkocht als haardhout en deels gaat het naar de ovens voor de biobrandstof. En gezien de ontwikkelingen op het gebied van biobrandstof is het aan te nemen dat we op den duur een substantiële bijdrage aan de ovens leveren, waarbij ook het andere groenafval een rol kan spelen.”

De werkzaamheden in het bos worden verricht door een ploeg die onder leiding staat van Liesbeth Beaumond. “Deze ploeg maakt deel uit van Rivierduinen, die operationeel is in de gehele regio. De mensen die hier aan het werk zijn hebben een psychiatrische achtergrond en het is de bedoeling ze klaar te maken voor een betaalde baan. Dus volledige terugkeer in de maatschappij. En ze hakken, zagen en sjouwen niet alleen het hout, maar behalen ook de benodigde certifi caten waarvoor dus de nodige opleidingen worden gevolgd.” Van Duyn vult aan dat de mensen het bij dergelijke projecten ook goed naar de zin moeten hebben. “Ze doen arbeidsritme op en krijgen ook te maken met het werken in teamverband en het dagelijkse ritme zoals dat in de maatschappij aan de orde is. Deze mensen zijn zeer gemotiveerd en ze moeten een kans krijgen om terug te keren in de maatschappij. Landgoed Keukenhof draagt daaraan graag het nodige bij.”
Of zoals Richard, één van de boswerkers, zegt: “Het werk is prachtig en heerlijk in de buitenlucht. We krijgen betaald en ik ben bezig met het volgen van een hoveniersopleiding. De sfeer onderling is bijzonder goed, er wordt ook het nodige gelachen en we werken allemaal met veel genoegen in het bos. Kortom: de samenwerking is perfect.” Aan het landschapsproject “Buizerd” van Rivierduinen wordt door een enthousiaste ploeg mensen keihard en enthousiast gewerkt. Mensen die hiermee de nodige ervaring opdoen op weg naar een zelfstandige plek in de maatschappij. En dan bovendien een bos op orde brengen en terug brengen naar de staat waarin dit bos altijd verkeerde en waarvoor het bedoeld was.

Kostbaar bezit

Essenhakhout is als beheersvorm in Nederland de laatste decennia sterk in oppervlakte afgenomen. De belangrijkste reden hiervoor is dat de essenhakhoutcultuur vanaf eind jaren 50 van de vorige eeuw niet meer rendabel was. Op landgoederen als dat van Keukenhof bleef het bos intact omdat het goede dekkingsmogelijkheden bood aan wild bij het jagen. In Nederland is er nog zo’n 250 hectare aanwezig, waarvan ongeveer 50 hectare op Keukenhof. De Stichting koestert dit unieke gebied vanwege de hoge cultuurhistorische-, landschappelijke en natuurwaarden. In de ‘oude stukken’ is een verhandeling (1855) terug te vinden over aanleg en onderhoud van essenhakhout in de streek. Deze werd geschreven door Mr. E. van Olden, burgemeester van Voorhout aan de graaf van Bylandt, eigenaar van het Landgoed Bergendaal te Voorhout. Naast burgemeester was dhr. Van Olden ook rentmeester van dat landgoed en hij schrijft dat hij bij aanvang van zijn werkzaamheden wel enige theoretische kennis had van akkerbouw, veeteelt, grasland en houtteelt, maar dat de geaardheid van de gronden hoogst verschillend was en dus de behandeling ook verschillend moest zijn. Hij schrijft: “Ik heb in den beginne als in half donker moeten rondtasten, heb veel onderzocht, veel beproefd en veel in de praktijk gebragt, meermalen met gunstig, maar ook wel eens met ongunstig gevolg.” De manier waarop hij aan de eigenaar schrijft komt tegenwoordig kruiperig over, maar was in die tijd vrij normaal: ”…het is mij een aangename pligt UHGeb. deze regelen aan te kunnen bieden, teneinde UHGeb. een overzigt te kunnen geven van UHGeb. bezittingen, en te bewijzen, dat ik het door UHGeb. in mij gestelde vertrouwen en de mij betoonde welwillendheid niet geheel onwaardig ben geweest.” (UHGeb betekent U Hoog Geborene). In vroeger jaren werd het afgezande binnenduin vaak zonder voorafgaande bemesting beplant met erwten en aardappelen en wanneer bleek dat dat niet ging stelde men dat “ de grond niet deugde” en werden er bomen geplant. Ook die wilden vaak maar slecht wortelen door aanwezige katteklei of bruin veen of ijzerhoudend zand. De wortels groeiden daar niet doorheen en bij een beetje wind woeien de bomen om met een ‘zooltje grond van een halve el dikte’. Van Olden gaat uitvoerig in op de behandeling van de gronden voor essenhakhout, in die periode een gewaardeerde teelt want het bracht geld op: door zijn taaiheid was het hout geschikt voor gereedschapsstelen en disselbomen. Ook werden er bonenstaken uit gesneden en het kleinste hout werd gebruikt als rijshout. In de jonge aanplant op veengrond groeide veel gras, kweek en allerlei onkruid. Hij adviseerde om dat niet te schoffelen maar door jongens te laten snijden met messen. Dat gaat vlug en het kost weinig! Het onderhoud van de bossen mocht überhaupt niet veel kosten en alle mogelijke arbeidskrachten werden geadviseerd: Als remedie tegen de overvloedige onkruidgroei adviseerde hij om een jaar aardappels te telen tussen de jonge aanplant. De grond werd dan gespit en het onkruid verwijderd. Hij stelde voor om de bospercelen voor een jaar om niet af te staan aan bijvoorbeeld “oude bijkans afgeleefde arbeiders, die geen zwaar werk meer kunnen verrichten”. Nadeel daarvan was wel dat die vaak “kinderen en andere ongeschikte menschen” het werk lieten doen, die vaak veel jong lot vertrappen en beschadigen. Bramen waren toen ook al een plaag. Van Olden adviseert om die gedurende 3 jaar, twee keer ‘s jaars voor zover mogelijk mét de wortels uit te steken. De uitgestoken bramen moesten mèt al de wortels, tot aan de kleinste stukjes toe, uit het bos worden geraapt en na verloop van tijd met enig droog sprokkelhout verbrand worden. Het hakken moest om de 8 – 10 jaar gebeuren. De beste tijd om te hakken was eind november/begin december voordat de zware vorst inviel, ‘teneinde het sterk bloeden en daarmee het sterven der struiken te voorkomen.’ Daarom moest men ook alleen bij wassende maan hakken! (Dat is goed voor alle hout, maar vooral voor berkenhakhout en elzen. Voor eiken maakt dat weer niet zo veel uit…) Erg belangrijk voor de instandhouding van de bossen was het juiste hakproces. Dat moest op juiste wijze met scherpe bijlen en niet met hakmessen gebeuren. “ Het goed hakken van hakhout is, hoe eenvoudig het ook moge schijnen, zodat iedere boerenjongen meent het te verstaan, bij lange na niet eens ieders zaak, en er komen arbeiders genoeg voor, die in alle andere werk uitmunten en toch het goed hakken van hakhout niet in den slag kunnen krijgen.” Van Olden beschrijft vervolgens een nieuw type boomladder, die door 3 man (!)gehanteerd moest worden. Ook geeft hij allerhande adviezen over het snoeien van opgaande bomen. Hij besluit zijn verhaal met de opmerking dat iedereen bij zijn huis aan de brug over de Haarlemmervaart mocht komen kijken wat de resultaten van zijn zorgvuldig bosbeheer waren. En wat het hakken in het Keukenhofbosch betreft: … de geschiedenis herhaalt zich en zal zich nog vele malen herhalen.

Boekbespreking: Derde Jaarboek Kasteel Keukenhof

door de redactie

NIEUWSBLAD Jaargang 8 nummer 4, oktober 2009

Enige tijd geleden is bij Uitgeverij Verloren alweer het derde Jaarboek Kasteel Keukenhof uitgekomen, getiteld “Kunst, natuur en techniek op en rond kasteel Keukenhof” (onder redactie van Gerard Jaspers, Jan Beenakker, Henk Duijzer en Ignus Maes). Het is opnieuw een gevarieerde en zeer interessante uitgave geworden. In vier rijk geïllustreerde artikelen wordt ingegaan op de fraaie, maar thans helaas grotendeels verdwenen, schilderijenverzameling van kasteel Keukenhof, de planten, mossen en paddenstoelen op het landgoed, de relatie tussen de buitenplaats Santvliet in Lisse en het Zandvlietcollege in Den Haag, en de oude installatietechnieken op het kasteel (zoals pompen en sanitaire voorzieningen). Een aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in de Lissese geschiedenis! De serie heeft inmiddels namelijk duidelijk bewezen meer te zijn dan een “eenvoudig” verlengstuk van het boek dat A.M. Hulkenberg in 1975 over Keukenhof schreef. Het is dan ook te hopen dat er nog vele jaarboeken zullen volgen. Het derde Jaarboek Kasteel Keukenhof kost 19 euro en is onder andere verkrijgbaar via de website van Uitgeverij Verloren en bij Grimbergen Boeken in Lisse.

Derde jaarboek Keukenhof

Presentatie Jaarboek III van Stichting Kasteel Keukenhof.

Het 3e jaarboek van Keukenhof is verschenen. Hierin wordt onder anderen de geschiedenis van de 96 Alpenschilderijen beschreven.

Nieuwsflits

NIEUWSBLAD Jaargang 8 nummer 3, juli 2009

Dinsdagavond 9 juni werd door de Stichting Kasteel Keukenhof het derde jaarboek gepresenteerd voor een groot aantal genodigden waaronder de Vereniging Oud Lisse. Het eerste jaarboek verscheen in 2007  en de voorzitter de heer Hollander memoreerde in zijn toespraak dat men er aan twijfelde of er wel voldoende artikelen en onderwerpen aanwezig waren, maar dat die zorg volkomen weggenomen is mede door de vele onderwerpen die boven water kwamen door o.a. het archiefonderzoek van Dr.Gerard Jaspers die verantwoordelijk is voor het oude archief en de
bibliotheek van Keukenhof.
Met een zeer geanimeerde PowerPoint presentatie onthulde Gerard Jsaspers de geheimen van de 96 Alpenschilderijen die in 1914 in de Blauwe Salon hingen, wat voor schilderijen dat waren, wie de kunstenaar was, hoe ze op Keukenhof kwamen, wanneer, hoe en waarom verdwenen zijn. Door een gelukkig toeval en intensief archief onderzoek van bronnen zoals het standaard werk van de Zwitserse kunsthistoricus Dr.W.Raeber, Caspar  Wolf 1753-1783, Sein Leben und sein Werk, bleek dat deze schilderijen door deze Zwitser Caspar Wolf waren geschilderd en dat ze na de dood van hem en zijn uitgever Abraham Wagner in het bezit van de commandant van de Zwitserse garde in Holland en uiteindelijk rond 1850 door Johan Steengracht in Keukenhof terecht zijn gekomen. Uit archief informatie van Evert Douwes, directeur van deze Amsterdamse kunsthandel bleek dat zijn vader op 25 oktober 1943 (i.v.m. de geplande inkwartiering door Duitse offi cieren op Keukenhof), de 96 Zwitserse berggezichten voor 31000 gulden van graaf Carel van Lynden had gekocht.

U kunt deze geschiedenis en andere interessante verhalen op uw gemak nalezen in dit interessante derde jaarboek dat aan Herman Bill uit Aerdenhout werd aangeboden, vanwege zijn onbezoldigde activiteiten bij de restauratie van gobelin behangsels en het herstel van oude gordijnen in kasteel Keukenhof.

Het jaarboek is bij de uitgeverij Verloren in Hilversum voor €19,00 te koop onder ISBN 978-90-8704-125-0. Een recensie van het jaarboek zal in oktober in ons nieuwsblad verschijnen.

Deze foto uit 1914 in Buiten toont een gedeelte van de Blauwe Salon met enkele van de meer dan 90 Alpenaanzichten, die daar tot 1943 hingen.
Lisse, Keukenhofbibliotheek

Restauratie torens aan westzijde van Kasteel Keukenhof

De meest rechtse toren is nu gerestaureerd. De perikelen rondom de verbouwing worden besproken. Er werden vele namen op oude lijsten of hout gevonden van rond 1800.

NIEUWSBLAD Jaargang 6 nummer 3, juli 2007

Door Ignis Maes en Arie in ’t Veld

Het vernieuwen van de dakbedekking van drie torens van Kasteel Keukenhof aan de westzijde is een klus die je niet even snel op een achternamiddag doet. Integendeel. Het is een arbeidsintensieve klus en bovendien gaat er het nodige papierwerk aan vooraf, want er moet eerst heel wat worden gerekend en getekend en bovendien moeten diverse instanties worden aangeschreven en moet er op hun goedkeuring worden gewacht. De restauratie van het dak van de eerste toren is inmiddels afgerond en Ignus Maes, bouwkundige en bestuurslid van de Stichting Kasteel Keukenhof vertelt daarover.

Afgerond

“Vorig jaar hebben we in het kader van de BRIM (Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten) een subsidieaanvraag gedaan t.b.v. de restauratie van de dakens van drie torens en die subsidieaanvraag is gehonoreerd. Dat betekent concreet dat we in de komende zes jaar de dakbedekking van de torens aan de westzijde van het kasteel gaan restaureren. En dat is bepaald geen overbodige luxe. Zo zijn twee torens van ruberoid singels als dakbedekking voorzien. Buiten het feit dat deze bedekking hier niet op z’ n plaats is, heeft het ruberoid ook negatieve invloeden op onder andere het zink en lood. Daar moet dus worden ingegrepen.”

Toren aan westgevel van Keukenhof tijdens de restauratie (foto Arie In’t Veld)

Maes constateert verheugd dat inmiddels het dak van de eerste toren is aangepakt en het karwei goed is geklaard. “De kop is er af en achteraf is het een grotere klus geweest dan we dachten, want tijdens het werk zijn we
op diverse dingen gestuit waarmee in het bestek niet of nauwelijks rekening was gehouden: in de restauratie heet dat een verborgen gebrek en we hebben hiermee ook eigenlijk geen rekening kunnen houden. Zo waren
de muurplaten, houten goten en geprofileerde neuslijsten slechter dan we dachten. Aan de andere kant was het dakbeschot weer beter. Meevallers waren er dus ook en al met al kunnen we stellen dat de restauratie redelijk volgens het beschikbare budget is gerealiseerd en dat het dak er zeker weer vijftig jaar tegen kan, wat ook een restauratie eis is.” De toren is opgeknapt door aannemersbedrijf Du Prie uit Leiden die op het
gebied van het restaureren van monumentale gebouwen zijn sporen ruimschoots heeft verdiend. “De Stichting Kasteel Keukenhof mag zich verheugen in een groot aantal vrijwilligers die alle mogelijke klussen
aanpakken, maar dit soort werk besteden we uit aan vakmensen.
Bovendien worden door de Monumentenzorg wat dat betreft ook de nodige eisen gesteld.”

Traditioneel

Dat nu de steigers zijn verwijderd en wordt gewacht op het aanpakken van de volgende toren heeft zo zijn reden. Maes: “In de periode dat er volop evenementen en manifestaties zijn willen we niet dat het gebouw constant in de steigers staat. Wat dat betreft ging het dit keer overigens maar net goed, want de weersomstandigheden zaten niet helemaal mee en er moesten zelfs fikse stormen worden getrotseerd. ” Maes vertelt dat het dak traditioneel is hersteld, hetgeen wil zeggen dat de oorspronkelijke leien zijn aangebracht. “Deze leien komen uit

het Franse Angers en zijn aangebracht in een zogenoemde “Maasdekking”. Bovendien werden nieuwe, overeenkomstig de bestaande, 40 ponds loden goten aangebracht hetgeen noodzakelijk was omdat de oude dakbedekking met ruberoid singels een stof afscheidden die het lood aantastte. Die leien zijn in de zestiger jaren aangebracht en waren eigenlijk een lapmiddel. Oorspronkelijke leien waren toen hoogstwaarschijnlijk te kostbaar en het dak moest toch waterdicht.”

Maes vertelt ook dat tijdens de restauratie men op wetenswaardige zaken stuitte. “De toren waarvan het dak nu is gerestaureerd moest eerst van een ingang worden voorzien. Eeuwenlang is er niets of niemand bovenin de torenspits geweest, want j e kon er niet komen. De dakkapelletjes zijn dan in feite ook pure sier maar verder nutteloos, want je kunt er niet door naar binnen of naar buiten. Ze dienen dus puur ter verfraaiing van het gevelaanzicht en een onderbreking van de drie dakvlakken.

Bij de dakkapel dat toegang geeft tot de torenzolder blijkt, dat hierbij het dakbeschot in het (korte) verleden ruw is verwijderd.

Men kan met redelijke zekerheid vaststellen, dat na de bouw van de toren in 1861/2 de torenzolder niet bereikbaar was en de drie dakkapellen puur voor verfraaiing zijn aangebracht. Het oog wil ook wat! In het boek “Keukenhof’ staan op bladzijde 163 twee foto’s uit 1913 met daarop de huidige entree. Aan de rechterzijde hiervan bevond zich aan de gevel ter hoogte van de eerste verdieping een opgehangen/geplaatste lantaarn met

glas in loodramen. Ook deze was ter verfraaiing van het geheel, want in het metselwerk erachter was géén opening aanwezig. De tekening met het wapen van de familie van Pallandt en van Lisse laat deze lantaarn op de eerste verdieping ook duidelijk zien. Waar staat die tekening in het boek Keukenhof?? Hulkenberg schrijft hierover; de bont beglaasde koekoek’ , die ‘ koud’ tegen de muur was aangebracht en geen enkele functie had, verdween toen. We weten dat het Huys Keukenhof in 1861/2 is verbouwd en zijn torens heeft gekregen om het uiterlijk tot Kasteel Keukenhof te laten worden en uitstralen. De (verdwenen) lantaarn en de dakkapellen

hebben daar destijds hun bijdrage toe geleverd.”

Namen

Maes vertelt dat bij het herstellen van de spanten, vloerbalken en blokkeels de ontdekking werd gedaan dat op vele spantbenen en korbeels met potlood namen staan geschreven. Maar ook data en zelfs de weersomstandigheid waaronder aan de toren is gebouwd. “Daar blijkt uit dat er door timmerlieden in 1864 aan deze kap met spanten is gewerkt en kun je concluderen dat er naast de al bekende startdatum van 1861/2 ook nog in 1864 aan deze toren is gebouwd. In latere jaren is er eveneens hersteld aan de toren, want er staan ook namen uit 1900 en 1918.” Maes vertelt verder dat men enkele bekende Lissese namen is tegengekomen en de gedachte gerechtvaardigd lijkt dat ook de plaatselijke aannemers met hun vaklieden aan het verfraaien van de van oorsprong rechthoekige buitenplaats naar kasteel hebben gewerkt. “De naam van Cornelis v.d. Zaal staat op z’n kop, dus hij heeft zijn naam geschreven toen het spant nog uit elkaar op de werkbank lag. Er hebben een Siem, Albert en Cornelis van de Zaal aan gewerkt. Van der Zaal had een aannemersbedrijf aan het Vierkant waar nu het museum de Zwarte Tulp is gevestigd. Ze bouwden en herstelden ook molens. (Bekend van het boek ‘In de schaduw der molenwieken’).

Sommige namen staan er twee keer op. Onder hen A. Molenaar. Wellicht is dat de Abraham Moolenaar (geb.19 december 1828) die op 35-jarige leeftijd aan de toren heeft gewerkt. Later (1870) begint hij een eigen aannemersbedrijf aan de Kanaalstraat. W.Dorrepaal schrijft in 1900 over koud, winderig weer. Op een strook voetlood bij de schoorsteen staan ook nog wat namen in het lood gekrast, waaronder D.Vink, J. Vink, Buckaert en Vermolen 7 april 1926.”

Vervolg

Du Prie heeft achter de dakkapellen het dakbeschot verwijderd om in de torenspits te kunnen en stuitte daarbij op een centimeters dikke laag dode vliegen en uitwerpselen van insecten. Ook bevind zich in het archief nog een leitje waaruit blijkt dat hier ooit de ‘Deutsche Leigesellen” hebben gewerkt. Eveneens in 1864. Kortom: het kasteel heeft nog altijd allerlei grote en kleine geheimen en het is natuurlijk altijd verrassend als zo’n geheim wordt ontsluierd.”

Komende vanaf de ingang van het terrein kan eenieder zien hoe fraai het dak van de meest rechtse toren (bij de Olifant’) is geworden. De leidekkers werkten van onderaf aan en hebben alle leien met behulp van zogenoemde leihaken keurig in het gelid vastgetimmerd. “Een keurig geheel in neo­gotische stijl, waarbij ook gedeeltelijk het lood van de pyronnen op de dakkapellen en nok is vernieuwd,” aldus Maes die blij is dat de restauratie is geslaagd, maar intussen ook al weer kijkt naar de volgende opdracht die voor de deur staat. Behalve het feit dat er nog twee torens gerestaureerd moeten worden, is ook de procedure in gang gezet om de schoorsteenkappen te vernieuwen.

Kasteel Keukenhof vanaf de westzijde gezien (foto Rob Kind)

Lisse en haar ontwikkeling

Hoe heeft Lisse zich ontwikkeld ten opzichte van vroeger?
Lisse was vroeger een klein dorpje met heel weinig voorzieningen. Naar mate er meer bewoning kwam in dit dorp, kwamen er ook meer voorzieningen voor etenswaren en kookgerei. Er kwam meer ontwikkeling en na enige tijd werd ook alles steeds luxer.

Brit van Kesteren heeft de geschiedenis van Lisse beschreven in ‘Lisse en haar ontwikkeling’.

Nieuwsblad Jaargang 6 nummer 3, juli 2007

door Britt van Kesteren, HAVO 4, leerlinge van het Fioretti college.

Zij maakte in 2006 een fantastisch verhaal over de lokale geschiedenis van Lisse. Ze maakte deze opdracht door verschillende boeken, nieuwsbladen van de Ver.Oud Lisse en bronnen op het internet te raadplegen, naast het inwinnen van adviezen bij cultuur- en landschapsgeograaf Dr.Jan Beenakker en Wim Bosch voorzitter van de Ver.Oud Lisse. Haar complete verhaal incl. afbeeldingen ziet u hieronder.

LISSE EN HAAR ONTWIKKELING

Naam: Britt van Kesteren
Klas: 4H4
Inleverdatum: 10 april 2006
Docent: Dhr. Hinsbergen

Inleiding
Deelvraag 1: Hoe is het landschap van Lisse ontstaan en/of opgebouwd?
Deelvraag 2: Hoe is Lisse ontstaan en hoe heeft Lisse zich ontwikkeld?
Deelvraag 3: Hoe heeft de bollenteelt bijgedragen aan de ontwikkeling van Lisse?
Deelvraag 4: Hoe is Lisse uitgegroeid tot een dorp met het aantal inwoners dat het nu heeft?
Conclusie
Eigen mening
Logboek
Bronvermelding
Vragen aan Dhr. J.J.J.M. Beenakker
Het verhaal als pdf-bestand

Inleiding:

Toen ik een onderwerp voor deze Praktische Opdracht moest kiezen had ik geen idee waaraan ik moest denken. De voorbeelden van andere Praktische Opdrachten die de leraar mij gaf hebben mij hierbij erg goed geholpen. Ik kwam een Praktische Opdracht tegen met het onderwerp Hillegom, vroeger en nu. Het ging in dit werkstuk niet alleen maar over de onderwerpen die ik in mijn Praktische Opdracht behandelt heb, maar dit hielp mij enorm om een keuze te maken voor het onderwerp dat ik moest kiezen voor mijn Praktische Opdracht.

Hoofdvraag:
Hoe heeft Lisse zich ontwikkeld ten opzichte van vroeger?

Deelvragen:
1) Hoe is het landschap van Lisse ontstaan en/of opgebouwd?
2) Hoe is Lisse ontstaan en hoe heeft Lisse zich ontwikkeld?
3) Hoe heeft de bollenteelt bijgedragen aan de ontwikkeling van Lisse?
4) Hoe is Lisse uitgegroeid tot een dorp met het aantal inwoners dat het nu heeft?

Eerst ga ik op internet kijken, zodat ik weet of er op internet veel informatie te vinden is. Al is dat niet het geval, dan ga ik naar de mediatheek of de bibliotheek voor veel boeken en informatie. Ook ga ik naar het museum `De Zwarte Tulp’. Dit is een museum van de Duin- en Bollenstreek. Misschien ga ik nog op zoek naar personen die betrokken zijn met de ontwikkeling van Lisse.
lk ben van plan om elke week aan de Praktische Opdracht te gaan werken, zodat ik niet alles op het laatst of moet maken en dat het dus niet netjes is.

Ik denk dat alle informatie die ik op ga zoeken erg goed gaat uitpakken. Misschien zal er op internet niet zo heel veel te vinden zijn, maar dat zal verder geen consequenties hebben voor het eindresultaat.

Deelvraag 1
Hoe is het landschap van Lisse ontstaan en/of opgebouwd?

Het ontstaan
De laatste ijstijd, het Weichselien wat is vemoemd naar de Poolse rivier de Weichsel, begon ongeveer 75.000 jaar geleden en heeft geduurd tot circa 10.000 jaar voor heden. Gedurende deze periode reikte het landijs tot aan de Elbe. De gletsjers en de landijsbedekking onttrokken water aan de oceanen. De zeespiegel daalde daardoor ongeveer 100 meter zodat ondiepe zeeën zoals de Noordzee droogvielen. In ons land en in het droogliggende Noordzeebekken heerste in die tijd een toendraklimaat. Het was heel koud en droog. ’s Zomers werd de gemiddelde temperatuur niet hoger dan 6 C, terwijl in de winter de gemiddelde temperatuur ver onder het vriespunt bleef.
Door deze klimatologische omstandigheden was er weinig vegetatie tijdens het Weichselien. De toendravlakte was schaars begroeid met mossen en kruiden_ In dit gebied leefden dieren als de mammoet en de wolharige neushoorn. De stormen die over de ijskap en toendra’s heen waaiden konden zand over een groot stuk land verstuiven. Dit zand werd in de vorm van dekzand in hele dikke lagen over oudere lagen afgezet. Deze afzettingen vormden de Formatie van Twente. De bovenzijde van dit oude landoppervlak ligt ter hoogte van Lisse ongeveer 12 tot 15 meter beneden NAP.

Tegen het einde van de ijstijd kwam er een wereldwijde klimaatsverandering. Daardoor begon 10.000 jaar geleden het Holoceen. Dit is het tijdvak waarin wij nu leven. De wereldwijde opwarming van de aarde na het Weichselien is de laatste grote klimaatswisseling die op aarde heeft plaatsgevonden en is in de archeologie de overgang van het Paleolithicum (Oude Steentijd) naar het Neolithicum (Nieuwe Steentijd). In deze tijd was er een grote toendravlakte waar wolharige neushoorns rondliepen. Een toendravlakte is een vlakte waar kruiden en heel erg weinig bomen groeien. Het is een bevroren vlakte wat een beetje smelt in het voorjaar en de zomer. In het voorjaar en de zomer is het land hierdoor een beetje modderig.
De wereldwijde klimaatsverandering was iets heel belangrijks, iets wat in deze tijd ook een belangrijke rol speelt. De gemiddelde jaartemperatuur begon te stijgen met een graad per jaar. Dit betekende dus dat de gletsjers in Groenland, Scandinavië en de Alpen begonnen af te smelten. Dit zorgde voor een stijging van de zeespiegel met meer dan 100 meter. De zee overstroomde het Noordzeebekken en bereikte uiteindelijke de tegenwoordige kuststrook van Nederland.

Door de klimaatsverandering maakte de toendravegetatie plaats voor een bebost landschap. Het gevolg van de stijging van de zeespiegel was dat er in het kustgebied drie verschillende afzettingsmilieus ontstonden die zich in de loop van het Holoceen naar het zuiden en oosten verplaatsten:
1. de zandige zone van strandwallen en duinen
2. de kleiige zone van wadden, kwelders en brakwaterlagunes
3. het verst van de zee af in een verzoetend nat milieu een zone van veenvorming

Het landschap was helemaal droog. Door dit landschap stroomden wat rivieren.
Al dit water stroomde in het Noordzeegebied. Dit Noordzeegebied is de huidige Noordzee. Door deze klimaatverandering verzamelde het smeltwater zich allemaal in het Noordzeebekken. Zo kwam het dat er 9000 jaar geleden eerst maar één meter zee was, daarna twee meter enzovoorts. Kortom op een gegeven moment was er een Noordzee die op sommige plaatsen wel honderd meter diep was. Nu betekende dit, dat de bodem van de Noordzee soms wel honderd of meer dan honderd meter lager ligt dan het land waarop we nu leven.
Terwijl al dit water zich verzamelde in het Noordzeebekken, kwamen er na enkele duizenden jaren allemaal zeestromen. Deze zeestromen zetten zandbanken af. Het afzetten van de zandbanken betekende ook dat er duinvorming kwam. De zandbanken waren eigenlijk duinen. De eerste duinen waren in feite heel lage duinen van ongeveer tien meter hoog. Het Keukenhofbos is een overblijfsel van deze eerste duinen en is hier dan ook een goed voorbeeld van. Deze eerste duinen zetten zich af in verschillende rijen.
Lisse lag bijvoorbeeld ook op een stukje duin, alleen is hier niets meer van te zien. Alle eerste duinen zijn afgegraven. Het overgebleven landschap is bollengrond geworden.
4000 a 5000 jaar geleden zijn er allemaal duinen ontstaan tot aan het Haarlemmermeer. Dit komt omdat het Haarlemmermeer en de Kagerplassen nog allemaal open water was.
De duinen die 4000 a 5000 jaar geleden ontstaan zijn, bestaan nu met meer. Deze duinen zijn allemaal afgegraven en bollengrond geworden. Pas grofweg het jaar 1000 zijn de duinen ontstaan zoals we die nu kennen. Deze duinen liggen aan de zee. Maar voordat deze duinen er waren, zijn er al een heleboel rijen duinen ontstaan. Deze eerste duinen zijn landinwaarts ontstaan, in tegenstelling tot de huidige duinen die zeewaarts zijn ontstaan.

Het ontstaan van de duinen
De zeestromen langs de Noordzeekust vervoerden grote hoeveelheden zand. In rustig water werd dit zand in de vorm van zandbanken evenwijdig aan de kust afgezet. Deze zandbanken waren de zogenaamde strandwallen. Dankzij de grote hoeveelheden afgezet zand samen met een overheersende over het land gaande wind vond er duinvorming plaats. De duinen raakten begroeid met planten die het zand vasthielden en ze werden steeds hoger door het stijgende zandoppervlak. Er ontstond een gesloten kust die slechts onderbroken werd door enkele riviermondingen zoals de Oude Rijn bij Katwijk. De duinen die op deze manier vanaf ongeveer 5000 jaar geleden zijn gevormd, werden de Oude Duinen genoemd. Later zijn op deze oude duinruggen de dorpen in de Duin- en Bollenstreek ontstaan. In de tweede helft van de tiende eeuw vond een belangrijke verandering langs de gehele Noordzeekust plaats. De meest westelijk geleden strandwallen werden door de wind en de golven afgebroken waardoor grote hoeveelheden zand van de zeebodem vrij kwamen. Nadat de stormfrequentie in het kustgebied sterk was toegenomen, werd dit zand het land in verplaatst en afgezet over de bestaande duinruggen. 
In een smalle strook vlak aan de kust vormde zich op deze manier een nieuwe rij duinen van enkele kilometers breedte. Deze duinen waren de Jonge Duinen. De Jonge Duinen liggen dus voor een deel over het oude duinlandschap heen.

Het grondgebruik door de jaren heen
In de Middeleeuwen (toen er bewoning was) waren er grove groenten, zoals rapen en wortelen en heel laagwaardige graansoorten, zoals gierst en spelt. Spelt is een oud tarweras met een opvallend lange en slanke aar.
Vanaf de Middeleeuwen kun je al zien dat het Duin- en Bollenstreek gebied een veeteeltgebied wordt met rundvee en melkvee.
In de zeventiende eeuw werd er hop verbouwd. Hop is een kruidachtige klimplant. De bitterstoffen uit hop zijn een bestanddeel van bier. Er werd ook vlas voor de linnenindustrie verbouwd.
Naarmate de duinen werden ontgonnen zie je dat er steeds meer tuinbouwgronden kwamen. Dit ging dan voornamelijk om de fijne tuinbouw met de fijne groenten, zoals sla en asperges maar ook fruit, zoals appels, peren, kersen en ook kruisbessen en aardbeien. De Bollenstreek was heel beroemd in het telen van kruisbessen en aardbeien. Hillegom had zelfs een hele aparte markt in Amsterdam waar de Hillegomse aardbeien verkocht werden. Lisse had een heleboel kruidentuinen. Kruiden voor geneesmiddelen en voor in de keuken, maar ook kruiden om make-up van te maken.
Rond 1800 kwam er aardappelteelt. Er werden toen ontzettend veel aardappelen verbouwd. Rond 1850 kwam hier de grootschalige bloembollenteelt.

Er wordt vaak vergeten dat Lisse vroeger een heel belangrijk veeteeltgebied was. Tussen 1700 en 1800 leverde Lisse producten zoals boter, kaas en melk aan de markt in Leiden en Haarlem. In die tijd exporteerde Lisse ook kaas naar Indië. Indië was toen ook een kolonie van Nederland. Deze export maakte Lisse een heel belangrijke bron voor Indië.

Deelvraag 2

Hoe is Lisse ontstaan en hoe heeft Lisse zich ontwikkeld?

Het ontstaan en de ontwikkeling van Lisse
Er wordt beweerd dat Lisse niet tot een van de oudste dorpen van de Bollenstreek behoort. De oudste dorpen zijn waarschijnlijk Hillegom en Sassenheim. Lisse is ietwat later ontstaan, maar dat wil niet zeggen dat Lisse geen oud dorp is. Waarschijnlijk is Lisse tussen het jaar 500 en 800 na Christus ontstaan. Dit is namelijk de periode waarin de huidige Duin- en Bollenstreek werd ontgonnen. Hierover zijn geen precieze gegevens te vinden.
In 1198 is er een vermelding van een kapel van de kerk van Sinte Marie in Lisse geweest. Dit is de eerste betrouwbare vermelding van Lisse. Het woord Lisse komt wel vaker voor in oude archieven, maar dan is er geen zekerheid of deze bron wel betrouwbaar is.
Doordat de eerste betrouwbare vermelding van Lisse in 1198 was, werd er besloten dat Lisse vanaf dat jaartal officieel bestond. Lisse zal wel iets langer bestaan hebben dan vermeld, maar dit zal niet veel langer zijn geweest.

Kaart van Lisse van Balthasar uit 1615

Lisse was op dat moment een heel klein dorpje en is dat gebleven tot het midden van de 19e eeuw. Er waren een paar boerderijen en er wonen nog geen honderd mensen. Het hele landschap was bos met hier en daar een akker of een paar koeien op een stuk grasland. Er was een houten kapel wat diende als de Nederlands hervormde kerk zoals we die nu kennen. Lisse is pas een beetje beroemd geworden door de bollenteelt rond het jaar 1840. Voor deze tijd stelden alle dorpen in de Bollenstreek niet zoveel voor. Maar toen de bollenteelt eenmaal begon, ging alles in een razend tempo. Vanaf dat moment werd Lisse en al de dorpen eromheen heel beroemd.

Het ontstaan van de bloembollenteelt

De bollen kwamen vroeger uit Azië. Ver in de 17e eeuw kwam er iemand uit Turkije en ging naar Charles de 1’Escluse (Clusius). Clusius was een professor en de baas van de keizerlijke tuinen in Praag en in Wenen. Hij heeft geleefd van 1526 tot 1609. Hij zorgde ervoor dat de tuinen er mooi uitzagen. Uiteindelijk nam de ambassadeur van Turkije tulpenbollen of tulpenzaad mee, dit is niet helemaal zeker. In Turkije en ook in andere delen van Azië was al een hele tulpencultuur ontstaan. Alle sjeiks hadden al prachtige tuinen vol staan met tulpen en andere bloemen. 
Al die tulpen kwamen bij Clusius. Hij moest weg uit Praag en uit Wenen vanwege godsdienstongeregeldheden. Hierdoor verhuisde hij naar Leiden. In Leiden werd hij professor aan de Universiteit van Leiden. Hier ging hij verder met het planten van zijn tulpenbollen.
In het begin vond men deze bloem maar heel raar, want een bol diende in die tijd als geneesmiddel. De bloembollen werden niet gekweekt voor de sier, maar voor reuma, verkoudheid enzovoorts.

Op een gegeven moment begon men toch anders over deze bloemen te denken. De tulp was toch wel een mooie bloem. Dit was eigenlijk het begin van de bloembollenteelt. De bollen werden vermeerderd en er werden tulpenveldjes aangelegd met allerlei mooie soorten tulpenbloemen.
Na enige tijd was het zelfs zo dat er geen tulpenbollen meer van Azië naar Nederland geëxporteerd werden, maar dat Nederland tulpenbollen naar Azië ging exporteren. Veel bollenboeren gingen zich hier ook specialiseren in nieuwe soorten tulpenbollen. Dit is iets wat nooit gedaan is in het oosten. In de Bollenstreek is men zich dus echt gaan specialiseren op de tulpenteelt. Later ook op de hyacinten- en narcissenteelt.
Rond 1635 deed zich een verschijnsel voor dat ’tulpomanie’ of ’tulpemwoede’ werd genoemd. Steeds meer mensen wilden een of meerdere tulpen kopen. Een bloembol werd een beleggingsobject. Tussen 1634 en 1636 vertwintigvoudigden de prijzen zich. Voor één bloembol werd tijdens de tulpomanie 5.000 gulden betaald. Bekend is de transactie waarbij een bol in natura werd betaald:
– twee ladingen graan
– twee ladingen rogge
– vier vette ossen
– acht vette varkens
– twaalf vette schapen
– 5.000 liter wijn
– 35 liter bier
– 1500 kilo boter
– 500 kilo kaas
– Een bed
– Een zilveren beker
– Een pak van lakense stof

Eerst was de bloembollenteelt vooral in Haarlem, aan de randen van Haarlem. En pas rond 1850 kwam de bloembollenteelt meer richting de kant van Lisse en Hillegom. Dit was omdat de vraag naar de bollen heel erg groot werd. De Haarlemse kwekers konden het op een gegeven moment met meer aan. Op datzelfde tijdstip worden ook de duinen afgegraven en er bleek toen dat er van het afgegraven land uitstekende bollengrond overbleef. De Haarlemse kwekers vonden dat zij deze grond erg goed konden gebruiken. Dit is de reden waarom de bloembollenteelt uitgegroeid is van Haarlem naar Lisse en omstreken.

De toekomst van het Lissese landschap en de cultuur
Er is in de loop van de afgelopen jaren ontzetten veel cultuur vernietigd in Lisse. De monumentencommissie in Lisse doet op dit moment best goed werk. Er is dus in Lisse heel erg veel verdwenen aan cultuurhistorische waardevolle zaken. Er wordt dan ook gehoopt dat er van het verleden geleerd is. Dat niet alles zomaar op de schop gegooid moet worden, alleen gebeurt dit natuurlijk nog steeds. 
Maar er zijn heel veel mensen die hun best doen om de bollengrond to bewaren. Deze mensen werken bijvoorbeeld aan kasteel Keukenhof om het mooi te restaureren. Ook Huys Dever, het hervormde kerkje op het Vierkant en de Agathakerk zijn helemaal opgeknapt.
Er gebeuren een heleboel goede dingen. Maar het grote gevaar blijft de opdringende nieuwe bebouwing. Het is natuurlijk noodzakelijk om huizen te bouwen. Maar er moet meer nagedacht worden over hoe je nieuwbouw plant in het bestaande landschap.
Het is erg goed dat er steeds meer mensen gevoel krijgen voor cultuurhistorie. Voor de monumentale gebouwen en het landschap in het dorp

Deelvraag 3
Hoe heeft de bollenteelt bijgedragen aan de ontwikkeling van Lisse?

Lisse stelde vroeger helemaal niets voor. Het was een klein dorpje waar je liever niet wilde wonen. Totdat de bollenteelt kwam. In Lisse waren een aantal goede enthousiaste ondernemer die dachten dat ze heel veel geld zouden kunnen verdienen met de bollenteelt. Die ondernemers hebben de bollenteelt hier in Lisse opgezet.
In de tijd dat de bollenteelt is opgezet begon men ook al met bloembollententoonstellingen. Deze tentoonstellingen werden niet in Lisse maar in Haarlem gehouden. De Lissese bollenkwekers zonden dan gewoon hun materiaal in naar Haarlem, zodat het alsnog getoond kon worden.
Met name toen de tentoonstellingstuin Keukenhof in 1949 werd opgericht, werd Lisse wereldberoemd. De streek zelf was al heel beroemd, want vanaf het begin dat de bloembollen werden geteeld gingen bollenreizigers naar Amerika. Dit was allemaal nog heel primitief, de reizigers gingen met stoomboten naar Amerika en met stoomtreinen naar het oosten enzovoorts.
Langzaam maar zeker werd de streek hier bekend, maar dankzij de oprichting van het tentoonstellingsterrein Keukenhof werd deze streek echt wereldberoemd. Sindsdien is Lisse nog steeds voor de hele wereld het middelpunt van de bollenstreek, terwijl Lisse allang niet meer de plek is waar heel veel bollen geteeld worden. Er worden nu zelfs een heleboel bollen in bijvoorbeeld Noord-Holland geteeld. Maar voor het toerisme zijn Lisse en de Keukenhof nog steeds het centrum van de bollenteelt.

Het ontstaan en de rol van de Keukenhof
De plek van het tentoonstellingsterrein Keukenhof ligt op een heel andere buitenplaats dan Keukenhof. De buitenplaats waarop het tentoonstellinnsterrein Keukenhof zich bevindt is Santvliet. Vroeger had je een heleboel buitenplaatsen en kastelen. Op een gegeven ogenblik kwam er een familie die bedacht om een huis te bouwen op de plek waar nu de Keukenhof is. Dit huis heeft in de loop der tijd een heleboel verbouwingen ondergaan, totdat het kasteel eruit ziet zoals het er nu uitziet. Het was niet direct gebouwd als kasteel, maar in de loop der jaren zijn er steeds stukjes bijgebouwd en afgebroken. Uiteindelijk heeft de familie van Palland ervoor gezorgd dat het kasteel eruit ziet zoals het er nu uitziet.
Momenteel is de laatste kasteelheer overleden, dit is 3 à 4 jaar geleden. Er zijn geen plannen om een nieuwe kasteelheer aan te stellen. Het kasteel is nu in handen van een stichting die het helemaal gaat restaureren en toegankelijk gaat maken voor het publiek.
De rol van de Keukenhof is heel duidelijk. Het is een enorme toeristische trekpleister en is het middelpunt rondom de gehele verkoop van bloembollen.

Deelvraag 4
Hoe is Lisse uitgegroeid tot een dorp met het aantal inwoners dat het nu heeft?

De eerste bewoners van Lisse en omstreken
De eerste bewoners in de Duin- en Bollenstreek waren mensen die opzoek waren naar nieuwe landbouwgrond. Lisse is ontstaan rond het jaar 800 a 900. Officieel is Lisse ontstaan in 1198, maar het zou ook eerder kunnen zijn omdat hier geen definitieve bewijzen van zijn. In de tijd van het ontstaan van Lisse was er een enorme bevolkingsdruk. De bevolking nam toe en zocht naar landbouwgrond.
Het Haarlemmermeer was vroeger allemaal veengebied. Het was er erg nat. Mensen zochten hierdoor naar nieuwe grond om op te wonen en te werken. Ze gingen naar de duinen, want daar was het in ieder geval droog. Bij de duinen konden ze huizen bouwen en grond ontginnen. Dit gebeurde allemaal heel kleinschalig en heel primitief.
Misschien kwamen deze mensen uit het Haarlemmermeergebied of langs de randen van de rivier de Rijn en zochten naar nieuwe grond om voor hun kinderen een bestaan op te bouwen. Die mensen bouwden hier een huis. Het was nog allemaal woest bosgebied dus kapten ze bomen, brandden stukken bos af of spitten de grond om en zaaiden er iets in.
In de beginfase waren deze mensen zelfvoorzienend. In de loop der tijd zie je dat ze met een overschot aan voedsel gingen ruilen. Er kwamen mensen langs, marskramers, die hen zout of potten verkochten. Dit ruilden de marskramers weer voor etenswaren.
In deze beginfase was er met name ruilhandel waarbij de eerste boeren in Lisse agrarische producten gebruikten om te ruilen. Dit was geheel zelfvoorzienend. Ook qua kleding betreft. De bewoners weefden zelf hun kleding. Het wol haalden ze van hun schapen. Er waren niet zoveel schapen, een paar runderen voor wat melk, geiten en kippen. Deze dieren leken totaal niet op hoe ze er nu uitzien. Ze waren veel kleiner een veel magerder.
In de loop der tijd begon er meer handel met Leiden en Haarlem te ontstaan. Vooral in de 16e en 17e eeuw de hopproductie voor de bierbrouwerijen. In Leiden en Haarlem had je een heleboel bierbrouwerijen die hop nodig hadden voor de bierbereiding.
Dan begint er langzaam maar zeker een handel te ontstaan. Op een gegeven ogenblik kwam er via het Haarlemmermeer, dit was toen het nog een grote watermassa was, handel met steden die was verder weg lagen voor groenten en fruit.

Hoe is Lisse uitgegroeid tot een dorp met zoveel inwoners als dat het nu heeft?
In de 15e eeuw woonden er in Lisse nog maar 100 a 150 mensen. Tot ongeveer het jaar 1800 woonden er nog maar heel weinig mensen in Lisse. Je ziet pas een bevolkingsgroei ontstaan met de opkomst van de bollencultuur. Dit is vanaf het jaar 1800.
De groei van de bevolking was een heel langzame trend tot het einde van de Tweede Wereldoorlog. Hiervoor nam de bevolking wel iets toe, maar dit gebeurde echt heel langzaam. Pas na de Tweede Wereldoorlog groeide de bevolking ineens heel hard. Er was natuurlijk na de Tweede Wereldoorlog een geboortegolf, die niet alleen in Lisse maar ook in de rest van Nederland heeft plaatsgevonden.
Hierna begint Lisse ook andere activiteiten aan te trekken. Door de uitbreiding van de bloembollenteelt groeit de hele economie en de bevolking. De echt sterkte groei van de bevolking was tussen 1945 en 1950. Hiervoor ging de bevolkingsgroei druppelsgewijs.

Het ontstaan van de naam Lisse
Het ontstaan van de naam Lisse is eigenlijk niet bekend.
Er wordt wel gesproken over ‘Lis’ als bloem. Sommigen zeggen dat Lisse komt van ‘Liusna’ alleen hiervan is ook niet bekend wat het precies betekent.
Op dit moment is hier verder geen antwoord op te geven.
Enkele naamkundigen zijn hiernaar op zoek, alleen komen zij ook niet verder dan de naam `Liusna’.

De Heereweg
De Heereweg is een weg die er eigenlijk al vanaf bet begin heeft gelegen. Deze weg bestaat al vanaf bet jaar 700. Dit houdt dus in dat hij al meer dan 1500 jaar oud is. Hij heeft niet altijd op dezelfde plek gelegen, maar wel altijd als doorgaande route van Leiden naar Haarlem gediend.
In de franse tijd, de tijd van Napoleon, is de weg bestraat. Het was eerst gewoon een zandweg waar postkoetsen overheen reden. Maar in de Napoleontische tijd maakte deze weg deel uit van een heel belangrijke route van Antwerpen naar Amsterdam. Dan kon je over een bestraatte weg met je postkoets of leger van zuid naar noord en andersom. Niet alleen tussen Leiden en Haarlem heette deze weg ‘Heereweg’, maar ook op andere plekken werd de weg wel Heereweg genoemd. Het woordje Heere heeft waarschijnlijk te maken gehad met het feit dat de weg door iedereen werd onderhouden, het was dus niet de weg van een heer, graaf of koning. Maar het was een weg van de gemeenschap. Het was hard nodig dat de weg werd onderhouden, want ook een paar eeuwen geleden gebeurden er ongelukken op de Heereweg. Deze ongelukken gebeurden dan alleen niet met een auto maar met een postkoets. Er werd toen ook rommel op straat gegooid. Die rommel was dan wel geen plastic, maar mest of as uit de kachels.
Het bijzondere aan deze weg is dat hij over de duinen loopt. Het huidige wegenpatroon in de Duin- en Bollenstreek is van zuid naar noord en er zijn nauwelijks dwarsverbindingen.

Conclusie:

Deelvraag 1:
Hoe is het landschap van Lisse ontstaan en/of opgebouwd?
Het landschap van Lisse is eigenlijk ontstaan door de duinen. Eerst de oude duinen en later de jonge duinen. Hoofdzakelijk zijn dus de duinen die het landschap van Lisse hebben gevormd.

Deelvraag 2:
Hoe is Lisse ontstaan en hoe heeft Lisse zich ontwikkeld?
Lisse ontstond in 1198. Lisse was op dat moment nog een heel klein dorpje met heel weinig inwoners.
Lisse is pas een beetje beroemd geworden door de bollenteelt rond het jaar 1840. Voor deze tijd stelden alle dorpen in de Bollenstreek niet zoveel voor. Maar toen de bollenteelt eenmaal begon, ging alles in een razend tempo. Vanaf dat moment werd Lisse en al de dorpen eromheen heel beroemd.

Deelvraag 3:
Hoe heeft de bollenteelt bijgedragen aan de ontwikkeling van Lisse?
Langzaam maar zeker werd de streek hier bekend, maar dankzij de oprichting van het tentoonstellingsterrein Keukenhof werd deze streek echt wereldberoemd. Sindsdien is Lisse nog steeds voor de hele wereld het middelpunt van de bollenstreek, terwijI Lisse allang niet meer de plek is waar heel veel bollen geteeld worden. Er worden nu zelfs een heleboel bollen in bijvoorbeeld Noord-Holland geteeld. Maar voor het toerisme zijn Lisse en de Keukenhof nog steeds het centrum van de bollenteelt.

Deelvraag 4:
Hoe is Lisse uitgegroeid tot een dorp met het aantal inwoners dat het nu heeft?
In de 15e eeuw woonden er in Lisse nog maar 100 a 150 mensen. Tot ongeveer het jaar 1800 woonden er nog maar heel weinig mensen in Lisse. Je ziet pas een bevolkingsgroei ontstaan met de opkomst van de bollencultuur. Dit is vanaf het jaar 1800.
De groei van de bevolking was een heel langzame trend tot het einde van de Tweede Wereldoorlog. Hiervoor nam de bevolking wel iets toe, maar dit gebeurde echt heel langzaam. Pas na de Tweede Wereldoorlog groeide de bevolking ineens heel hard. Er was natuurlijk na de Tweede Wereldoorlog een geboortegolf, die niet alleen in Lisse maar ook in de rest van Nederland heeft plaatsgevonden.

Hoofdvraag:
Hoe heeft Lisse zich ontwikkeld ten opzichte van vroeger?
Lisse was vroeger een klein dorpje met heel weinig voorzieningen. Naar mate er meer bewoning kwam in dit dorp, kwamen er ook meer voorzieningen voor etenswaren en kookgerei. Er kwam meer ontwikkeling en na enige tijd werd ook alles steeds luxer.

Eigen mening:

Ten eerste wil ik even laten weten dat ik het echt superleuk vond om deze Praktische Opdracht te maken. Ik heb er erg veel energie in gestoken wat dan ook een goed eindresultaat op heeft geleverd. Ik vind het erg leuk om te weten hoe Lisse nou eigenlijk ontstaan is. Helemaal omdat ik zelf ook in Lisse woon en er nu toch een andere kijk op gekregen heb.
Mijn voorspellingen aan het begin van mijn Praktische Opdracht zijn naar mijn mening aardig gelukt. Voordat ik aan het echte werk begon, ging ik eerst even op internet zoeken naar informatie. Hier was toch minder te vinden dan dat ik gedacht had. De informatie die op internet stond was een beetje oppervlakkig, het ging niet wat dieper in op bepaalde punten. Daarom ging ik naar de mediatheek en de bibliotheek van Lisse om op zoek te gaan naar boeken met wel veel informatie over Lisse en de Duin- en Bollenstreek. Hiermee kwam ik al een heel stuk verder. Aan de hand van de boeken heb ik mijn deelvragen bedacht. Zo kon ik mooi mijn informatie sorteren per deelvraag.
In de mediatheek had een vrouw voor mij het nummer van een meneer van Vereniging Oud Lisse opgezocht. Zij vertelde mij dat deze meneer Wim Bosch heette en dat hij mij misschien verder kon helpen. Ik heb Wim Bosch toen opgebeld en hij was zeer enthousiast. Ik maakte met hem een afspraak en kreeg heel veel boeken mee naar huis. Later ben ik nog een keer bij hem langs geweest voor plaatjes van kaarten en het landschap. Deze plaatjes heb ik helaas niet in mijn werkstuk kunnen verwerken, omdat het programma niet werkte.
Doordat ik zoveel boeken had, had ik erg veel keus aan informatie. Wat mij erg opviel tijdens het lezen, was de naam J.J.J.M. Beenakker. Dus bedacht ik deze man op te bellen. Ook deze was erg enthousiast en nodigde mij ook uit om een keer langs te komen. Hij vertelde mij dat hij cultuurlandschapsgeograaf is en dus ook heel veel van het landschap afwist. Ik had een paar vragen gemaakt en die natuurlijk aan hem gesteld. Omdat ik van te voren wist dat het een lang verhaal zou worden, had ik met mijn mp3-speler het ‘interview’ opgenomen. Tijdens het gesprek kreeg ik nog een kopie van een landkaart die gemaakt is in het jaar 1575. deze mocht ik houden. Ook kreeg ik nog een boekje over de bollenstreek.
Ik vond het echt heel erg leuk dat deze mensen mij zo geholpen hebben. Mijn werkstuk is hierdoor erg mooi geworden.
Naar mijn mening zijn er geen dingen fout gegaan. Mijn resultaten zijn erg betrouwbaar. De informatie komt uit boeken en/of personen. Door deze Praktische Opdracht ben ik meteen op een onderwerp voor mijn profielwerkstuk gekomen. Ik wil mijn profielwerkstuk namelijk gaan doen over Huys Dever.

Logboek:

Wanneer
Hoelang
Wat
Week 6
2 uur
Informatie zoeken
Week 7
1 uur
Informatie zoeken

1 uur
Deelvraag 1 + 2
Week 8
2 1/2 uur
Informatie ontstaan landschap
Week 9
2 uur
Boeken doorgelezen en plaatjes gezocht

1/2 uur
Bezoek aan Museum De Zwarte Tulp
Week 10
1/2 uur
Bezoek aan Wim Bosch

2 1/2 uur
Bezoek aan J.J.J.M. Beenakker

1 uur
Gewerkt aan verslag van J.J.J.M. Beenakker
Week 11
1 1/2 uur
Gewerkt aan verslag van J.J.J.M. Beenakker
Week 12
1 uur
Bezoek aan Wim Bosch voor oude kaarten en overige plaatjes
Week 14
3 uur
Gewerkt aan verslag + verwerkt van verslag van J.J.J.M.Beenakker
Week 15
2 uur
Verwerken van alle Informatie

1 1/2 uur
Alle Informatie goed bij elkaar gezocht

2 uur
Gehele werkstuk in elkaar gedraaid

Bronvermelding:

Internet:
– http://www.kustgids.nl/lisse/fr_index.html?/lisse/main.html
– http://www.oudlisse.nl/

Boeken:
– Lisse, op de grens van droog en nat
– Vereniging “Oud Lisse”
– Met ’t oog op de Bloembollenstreek
– De Duin- en Bollenstreek in ‘caert’ gebracht
– De Duin en Bollenstreek in vogelvlucht
– De Duin- en Bollenstreek beschreven
– Kijk, foto-archief Lisse en omstreken foto Mieloo
– Kaartreportage Zuid-Holland

Overige
– uitzending Schooltv 27 maart 2006

Personen:
– Wim Bosch (voorzitter van Vereniging Oud Lisse)
Nassaustraat 1B
2161 RJ Lisse
0252-416373

– J.J.J.M. Beenakker (cultuurlandschapsgeograaf)
Stationsweg 202
2182 BH Hillegom
0252-516477

Vragen aan Dhr. J.J.J.M. Beenakker

1. Hoe is het landschap van Lisse ontstaan en/of opgebouwd?

2. Hoe zijn de duinen ontstaan?

3. Wat is het grondgebruik door de jaren been?

4. Hoe is Lisse ontstaan en hoe heeft Lisse zich ontwikkeld?

5. Hoe is de bollenteelt begonnen en/of ontstaan?

6. Hoe heeft de bollenteelt bijgedragen aan de ontwikkeling van Lisse?

7. Hoe is de Keukenhof ontstaan en wat heeft de Keukenhof voor speciale rol gespeeld voor Lisse?

8. Wie waren de eerste bewoners?

9. Hoe is Lisse uitgegroeid tot een dorp met zoveel inwoners als dat het nu heeft?

10. Hoe is de naam Lisse ontstaan?

11 Wat is er voor bijzonders met de Heereweg?

12. Hoe staat het met de toekomst van het Lissese landschap en de cultuur?

 

Copyright © 2007 Vereniging Oud Lisse

Molen vijftig jaar op Keukenhof

De molen op Keukenhof is 50 jaar. Het is sinds 2004 een rijksmonument. Het is in 1892 gebouwd in Groningen. In 1957 in het geheel ontmanteld en op keukenhof weer opgebouwd.

Nieuwsblad Jaargang 6 nummer 2, april 2007

Nieuwsflitsen

Eén van de jongste monumenten op het landgoed Keukenhof is de molen die zich op het terrein van de bloemententoonstelling bevindt. Het is niet zozeer het jongste monument in jaren, maar wel wat het predikaat ‘monumentaal’ betreft, want pas sinds 2004 is de molen opgenomen op de Rijks Monumentenlijst. Het is ook een zeer bekende molen en wellicht het meest gefotografeerde exemplaar ter wereld, want vanaf het moment dat de molen op Keukenhof verrees, hebben honderdduizenden mensen het monument bezichtigd en beklommen, om vanaf de omloop de omliggende bloembollenvelden en Keukenhof te bekijken. Het betreft een zogenoemde Stellingmolen, die in 1892 werd gebouwd en oorspronkelijk dienst deed als watermolen in de Rozenburgpolder in Groningen. De molen werd aan Keukenhof geschonken door de Holland Amerika Lijn, in 1957 geheel ontmanteld en op het tentoonstellingsterrein opnieuw opgebouwd, waar hij op 4 april in gebruik werd genomen. Dat is dus op 4 april van dit jaar precies vijftig jaar geleden! Een reden voor Keukenhof om daar bij stil te staan, niet in het minst omdat dit ‘jubileum’ valt in het Jaar van de molen, 2007.

De schatten in de bibliotheek van Kasteel Keukenhof.

Dr. Gerard Jaspers deed belangrijke vondsten; Nicolaas ten Hove stierf jong, maar was braaf en godsdienstig.

Gerard Jaspers heeft in de bibliotheek van Keukenhof een oud bijbeltje uit 1846 gevonden. De tekst op het schutblad wordt besproken. Diverse andere boekwerken worden besproken .Er zijn in de bibliotheek 330 titels in meer dan 1000 banden.

door Hans Smulder

Foto’s Rob Kind

NIEUWSBLAD Jaargang 5 nummer 3, juli 2006

 

In 1846 werd in Londen een kleine bijbel gedrukt en uitgegeven: The Holy Bible. Oom Harry gaf een exemplaar vers van de pers cadeau aan zijn nicht Cornelia Johanna van Pallandt (1840-1923), toen zij acht jaar werd. Dat blijkt uit een aantekening op het schutblad die luidt: ‘Cornélie, received from uncle Harry. 8 years old. Steengracht. March 4th 1848’.
Het was in die tijd onder de gegoede mensen in Nederland niet ongewoon om kleine kinderen boeken in het Engels of Frans of Italiaans ten geschenke te geven. Leerzaam en chic!
Wat het bijbeltje dat Cornélie van haar oom kreeg, heel betekenisvol en bijzonder maakt is een aantekening op een ander schutblad, geschreven in het Frans door haar moeder, Cecilia Maria van Pallandt-Steengracht en het is een ‘goede raad’ van een moeder aan haar dan 20-jarige dochter die op het punt staat in het huwelijk te treden met Jan Carel Elias graaf van Lynden (spreek uit: Linden).

Ta mère!

Het nijdige briefje van een moeder aan haar frivole dochter vlak voor haar huwelijk

De tekst luidt vertaald als volgt: ‘Het leven is geen pretje, geen simpel vermaak. Het bestaat allerminst alleen uit vreugdevolle gebeurtenissen. Het is veeleer een reeks moeilijke opgaven, een onafgebroken offergang. Daar komt het op neer. Daarin ligt ook de oplossing van het raadsel van het leven. Het gaat er niet om je eigen wensen te vervullen, hoe edel ze ook mogen zijn. Het gaat erom je plicht te doen. Dat is de taak waaraan ieder mens zich dient te onderwerpen. Ta mére (je moeder)’.

Dr. Gerard Jaspers die de bibliotheek van Kasteel Keukenhof kortgeleden heeft gecatalogiseerd en vele van de 330 titels in meer dan duizend banden heeft bestudeerd, vertelt dit verhaal gaarne en voegt er aan toe: ‘In zo’n uitgebreide en oude familie-bibliotheek zijn het niet zozeer de boeken die inzicht geven in de familie, maar vooral de extra’s die je de mensen doen leren kennen. Neem Cornélie! Kennelijk een eigengereid type. Haar moeder was er kennelijk niet helemaal gerust op dat het met haar huwelijk zou lukken. Vandaar wellicht haar harde woorden in dat bijbeltje. Cornélie was, zo lijkt het, een moeilijke meid, niet erg volgzaam.’
Dat blijkt ook nog sterker uit wat Fons Hulkenberg, de Lissese historicus, over Cornélie schreef. Hij kende de tekst van haar moeder uit het bijbeltje niet, maar hij schreef: ‘Een vreemd soort ongemakkelijkheid is jonkvrouw Cornélie altijd eigen geweest. Zij was vanwege haar grillen altijd gevreesd doch niet bemind. Haar portret zocht men bij haar kinderen en kleinkinderen vergeefs.’

Laat mij uw boekenkast zien!
‘Voor de bewoners van Kasteel Keukenhof,’ zo vertelt Gerard Jaspers, ‘gold wat voor iedereen geldt, namelijk: Laat mij uw boekenkast zien en ik zal zeggen wie u bent!’ Hij catalogiseerde de meer dan duizend boeken, variërend van een eenvoudig schoolschriftje tot aan kostbare oude bijbels en zeldzame folianten. De bewoners van het kasteel hadden door de eeuwen heen een brede belangstelling. Vandaar dat Jaspers de boeken kon indelen in niet minder dan 16 interessegebieden. Van natuurlijke historie en aardrijkskunde tot landbouw en veeteelt, filosofie, sprookjes en geschiedenis.
En hij deed bijzondere vondsten. Zo trof hij de complete 35-delige, wereldberoemde encyclopedie aan van Diderot, d’Alembert en anderen: 23 banden met teksten en 12 banden met in totaal 2000 prenten, samengesteld tussen 1765 en 1780. Alsook 28 in kalfsleder gebonden banden over Natuurlijke Historie van Buffon.

Onooglijk schriftje
Maar volgens Jaspers was de meest fantastische vondst een klein, onooglijk schriftje waarin een tante aan haar twee neefjes, zoontjes van haar zojuist overleden broer, over een lengte van niet minder dan 48 pagina’s vertelt wat voor een prachtige man hun vader was geweest. De tante was Catharina Petronella ten Hove. De jongetjes waren Cornelis Michael, 7 jaar, en Nicolaas van 11. Hun vader was Nicolaas ten Hove, bepaald niet de minste, want hij was secretaris van de Raad van State en Thesaurier-generaal (minister van Financiën – een Zalm avant la lettre). Op 44-jarige leeftijd vatte hij kou op de wallen van Den Bosch, die je niet moet vergelijken met die van Amsterdam. Hij kreeg longontsteking en werd zorgzaam verpleegd in zijn huis aan de Lange Vijverberg in Den Haag. De beste dokter van de stad werd erbij gehaald, dokter Schwencke, die ook nog aan het ziekbed van Mozart was geweest toen die eens in Den Haag ziek werd. Mozart genas onder zijn bekwame handen voorspoedig, maar Nicolaas stierf.

Brave Nicolaas
Zijn zuster Catharina Petronella die niet getrouwd was, beschrijft in het schriftje omstandig het leven van haar broer, de vader van de twee jongetjes, haar neefjes. Hoe goed hij was, hoe mooi, hoe sociaal, hoe godsdienstig. Tijdens zijn studie bijvoorbeeld weigerde hij eens een medestudent te vergezellen naar de kroeg voor een glas brandewijn, want die student had een kwalijke reputatie. In plaats daarvan repte hij zich naar zijn kamer, greep zijn viool en speelde zo mooi dat tientallen medestudenten zich op zijn kamer verzamelden en daarna, zo schreef tante, heeft hij nooit meer brandewijn gedronken. Een braverd dus die Nicolaas, althans in de visie van zijn zus.
Zijn liefdesleven verliep niet vlekkeloos. Zijn eerste liefde was heel mooi, maar had geen geld, wat een einde maakte aan de prille verhouding omdat Nicolaas zelf ook niet erg bemiddeld was. Zijn tweede liefde was zo mogelijk nog mooier, maar omdat hij geen vermogen had of familiebezit, weigerde haar vader toestemming. Tenslotte werd, driemaal is scheepsrecht, Maria Francoise Fagel zijn echtgenote. Haar vader volgde, zo vertelt Gerard Jaspers met een knipoog, waarschijnlijk het indertijd in zwang zijnde gezegd: Wilt gij Gode welgevallig zijn, huw dan uw dochter uit aan een godvrezende man. Maria Francoise was geen schoonheid, maar ook niet lelijk en bovendien, de Fagels behoorden tot de rijkste en invloedrijkste families van die tijd. Nicolaas maakte dankzij zijn schoonfamilie schitterend carrière: secretaris van de Raad van State en Minister van Financiën, voorwaar geen dunne baantjes. Helaas werd hij maar 44 jaar.

Het raadsel van de dochter
Zijn zus Catharina Petronella bleef ook na zijn overlijden ongetrouwd. Ze schreef haar lange brief aan haar neefjes als logé op het buiten Noordervliet in Voorburg waar haar broers schoonvader woonde, Cornelis Fagel. Uiteindelijk moet het schriftje met haar verhaal over haar dode broer in de bibliotheek op Kasteel Keukenhof beland zijn via Johan Maurits van Lynden.
Wel blijft merkwaardig dat zij haar verhaal schreef voor de twee zoons van haar broer Nicolaas. Die had immers ook nog een dochter, Maria Francoise, vernoemd naar haar moeder. Waarom het verhaal niet tevens voor haar bestemd was, is een raadsel.
Dr. Gerard Jaspers is van plan over zijn vondsten in de bibliotheek van Kasteel Keukenhof een boek te publiceren dat, naar hij hoopt, nog dit jaar uitkomt.

* Dr. Gerard Jaspers hield in april 2006 voor de Vereniging Oud Lisse een lezing met lichtbeelden over zijn werk in de bibliotheek van Kasteel Keukenhof. Dit verhaal is een neerslag van die lezing.

Copyright © 2006 Vereniging Oud Lisse

DANKZIJ GRONDRUIL VOOR BEGRAAFPLAATS: RESTAURATIE KOETSHUIS KEUKENHOF

De restauratie van het koetshuis van Landgoed Keukenhof is in 2003 gestart.

door Ignis Maes

NIEUWSBLAD Jaargang 2 nummer 2, april 2003

In diverse publicaties heeft u kunnen lezen dat de begraafplaats Duinhof zal worden uitgebreid met een perceel bos dat eigendom is van Graaf J.C.L. van Lynden. Het is bijzonder te bedenken dat de gemeente Lisse jarenlang woningen heeft gebouwd en stedebouwkundig niet heeft gedacht aan een nieuwe – of uitbreiding van een begraafplaats. Door de welwillende medewerking van Graaf van Lynden, is nu een convenant gesloten dat alsnog in een uit­breiding van de huidige begraafplaats voorziet.

Dit convenant betekent dat een stuk grond voor uitbreiding van de huidige begraafplaats Duinhof beschikbaar wordt gesteld in ruil voor de restauratie van het Koetshuis, dat gelegen is op het Landgoed Keukenhof. Aan de onderlinge aanbesteding van de eerste fase is in totaal door vijf aannemers deelgenomen, waaronder twee plaatselijke bedrijven. Bouwmij Woerden, die wij kennen van de recente restauratie van de Agathakerk, is er als laagste uitgekomen. Het werk is vanaf 1 maart 2003 van start gegaan. Het betreft het herstel van de daken en goten.

Bouwgeschiedenis

Het koetshuis nabij het kasteel is gebouwd in 1857 /1858. De opdrachtgevers waren de eigenaren van het huis en landgoed Keukenhof Baron Carel Anne Adriaan van Pallandt en Jonkvrouw Cecilia Maria van Pallandt geb. Steengracht. De architect was Eli Saraber die op 23 oktober 1856 een ontwerptekening met begroting indiende voor een bedrag van ƒ 30.000,-. Bij de aanbesteding namen de Lissese timmerman C. van der Zaal en zijn compagnon het werk aan voor ƒ 27.890,-

In artikel 9 van de bouwopdracht werd gesteld dat: De aannemer verantwoordelijk is voor de handelwijze zijner werklieden; die, welke zich ongeschikt gedragen, zal hij, op de eerste aanzegging van den architect van het werk verwijderen en door geschikter doen vervangen. Er zal op het werk noch gerookt, noch sterken drank mogen gebruikt worden. Op ene boete van vyf gulden. De boeten zijn ten voordele van de armen van de Gemeente Lisse. Links van het koetshuis bevonden zich de tuigenkamer en het woonhuis voor de tuinman met twee bedsteden, kelder, keuken met pomp en inpandig secreet, hetgeen voor die tijd een luxe was. Een waschkamer, jager en nog een secreet completeerden de linkervleugel. Momenteel zijn dit twee woonhuizen.

De kat die ik in het begin uitdeelde aan de ‘oude’ beleids­makers der gemeente Lisse, heeft in ieder geval een positief gevolg voor het Koetshuis. Dank aan alle betrokkenen die dit Monument hebben helpen behouden.

Sinds begin maart staat het oude Koetshuis van Kasteel Keukenhof  in de steigers. Het dak en de goten worden vernieuwd. De gemeente Lisse betaalt de restauratie in ruil voor een stuk grond van Keukenhof ter uitbreiding van de begraafplaats Duinhof.