Cafe Soorzicht lag aan de noordkant van de Stationsweg. De schrijfster heeft hier gewoond en beschrijft haar belevenissen. Het cafe werd in 1972 gesloopt.
Elisabeth Kaptein
Nieuwsblad Jaargang 14 nummer 4, oktober 2015
Inleiding
In 2007 bestond de Haarlemmer Trekvaart 350 jaar. Dat werd gevierd met allerlei evenementen en publicaties. Ook in ons Nieuwsblad verschenen enkele artikelen, die op onze website (www.oudlisse.nl) terug te vinden zijn. Over de geschiedenis van de trekvaart en de plaatsen die hierbij betrokken waren is veel terug te vinden op www.historieleidsevaart.nl Al veel eerder, nl. al in 1973, legde mevr. Lengers-Kaptein haar herinneringen vast. Zij maakte een borduurwerk van haar ouderlijk huis, café Spoorzicht, in Halfweg. Via de contacten uit de tijd van de Trekvaart kregen we haar verhaal. Een postuum dank voor haar gedachtenissen.
Het volgende overzicht is opgetekend in De Zilk, 28 februari 1973 – 30 april 1973
Dit huis wat ik in kruissteken heb uitgebeeld is de oude uitspanning van de trekschuiten, die van Haarlem naar Leiden voeren en andersom. Halfweg deze vaart werden de paarden verwisseld en met uitgeruste paarden voer men dan weer verder. Het is in 1972 gesloopt. Het is mijn
geboortehuis. Als 7e kind van Jan Kaptein en Betje Rusman ben ik hier geboren. Ons gezin bestond uit acht dochters en vijf zoons, ik wil ze vanaf de oudste noemen:Rika, Henk, Dora, Marie, Dirk, Frans, dan kom ik. Mijn doopnaam was, Elizabeth Maria, maar ze noemden mij Mien, daar moeder niet de hele dag haar eigen naam wilde horen noemen (dit in geval ze in de archieven gaan zoeken, want daar vindt je geen Mien), dan komt Corrie, Ans, Lies, Nel, Leen, Piet. Toen mijn ouders hier kwamen wonen hadden ze reeds vier kinderen. Op het moment dat ik dit neerschrijf is het maart 1973. Mijn vader zal in april a.s. 95 jaar worden. Ik wilde graag van hem weten van wie hij dit huis gekocht had, dat moet in het jaar 1909 geweest zijn. Maar zijn geest is al verward daarom kon hij zich niet veel meer herinneren. Hij vertelde dat hij fl.100,00 gekregen had van opa Rusman om het over te nemen, met de boodschap erbij, Jan, als je het niet betalen kan ‘laat het lopen’ want het is een oude rommel. Maar pa jong en geestdriftig als hij was wou vrij zijn en voor zichzelf beginnen. Maar dat op een gegeven moment de hele dakgoot naar beneden kwam (er moet een monumentale goot aangezeten hebben) kon hem niet ontmoedigen.
Tuindersvereniging ‘De Eendracht’
Gebouw links café Spoorzicht
Er lagen in die tijd een paar arken voor de wal, een scharensliep en een negotieman met garen en band. Die wisten in Haarlem wel iemand die het lood wilde kopen dat uit de goot kwam. Pa heeft een schuit gehuurd, het lood erin geladen en naar Haarlem gesleept. Daar aangekomen begonnen die kerels gelijk de schuit te lossen. Maar pa die zijn hele handel naar de knoppen zag gaan, gaf een schreeuw en riep ‘als er een met zijn knuisten aan het lood komt sla ik hem de hersens in’. De kerels die wel degelijk respect voor pa hadden lieten het toen maar aan hem over. En van het geld voor dat lood, kon een hele nieuwe goot om het huis aangebracht worden. Vader die hier de ruimte had wilde van alles proberen, hij kocht een paar koeien en paarden en werd vrachtrijder. Ook wilde hij bollen gaan telen, en bouwde een bollenschuur. Toen kwam de 1e Wereld Oorlog. De bollenschuur werd veilinggebouw. De tuinders vereniging ‘De Eendracht’ werd opgericht. Gerrit Schilder was een jongen die Mulo had, dus die moest maar voorzitter worden. De klok, het afmijn toestel, werd bij Louwie van Hoorn in Utrecht gekocht en de zaak begon te draaien. Pa had druk werk met het vervoer van de bonen naar het station en elders. Er gingen toen veel bonen naar Duitsland en België. Het was tijdens het laden van de bonen dat het paard op hol sloeg, vader onder de wagen en werd gekneusd binnen gedragen, ik zal toen ± vier jaar geweest zijn. Maar vader herstelde weer spoedig en het leven ging verder. Ik herinner me ook nog goed dat toen de eerste tomaten aan de veiling kwamen (niemand had ze ooit gezien). Iedereen dacht dat het lekkere appels waren, maar na de eerste hap werd het ding zover ze konden weggesmeten. De veiling lag bezaaid met tomaten met een hap eraf, of ze nog verkocht zijn weet ik niet. Dat in zo’n gezin als het onze kattenkwaad voorkwam kan niet uitblijven. Dirk en Frans deden tijdens de veiling of ze vreselijke ruzie hadden, ze vochten dat de stukken eraf vlogen tot op het randje van de vaart, het kon niet uitblijven ze plonsden beiden in het water. Iedereen schoot toe om de belhamels uit elkaar en op het droge te halen, maar de jongens zwommen naar de overkant en stonden daar het hele zaakje uit te lachen. Ik heb ook in de vaart gelegen, ik was aan het luiers spoelen op de stoep, maar zat meer te spelen als te werken en viel erin. Ant. v.d. Aard uit Lisse heeft mij eruit gehaald. ‘s Middags kwam hij kijken hoe ik het maakte en bracht grote peren voor mij mee. Ik had er niets van, hoewel ik er toch een heel poosje in gelegen moet hebben. Het was bij ons een spreekwoordelijk gezegde: je was geen goede Halfwegger als je niet in de vaart gelegen had. De vaart heeft in ons leven een grote rol gespeeld. Als het gevroren had was onze eerste blik ‘s morgens naar buiten en als dan de vaart dicht lag ging er een oorverdovend gehuil op en zingend kwamen we naar beneden ‘de vaart ligt dicht, de vaart ligt dicht’. En na een paar nachten flink vriezen, dan kwamen de koek en zopie’s van tante Marij van Tol en Doris de Klerk. Er werd een noodbrug gemaakt onder de brug als dat nodig was en al spoedig kwamen de doortrekkers voorbij van Haarlem naar Leiden. De meeste doortrekkers gingen terug met de trein, want tegen de noordenwind optornen viel niet mee, hoewel het wel gedaan werd. Mijn broer Henk is nog eens op de schaatsen naar Leiden geweest toen we hoorden dat het stadhuis in brand stond. Hij kwam terug met de ijspieken aan zijn haar en ogen. Hij zal de rit nooit vergeten. Over dat ijs zou ik wel een heel boek kunnen schrijven, want wij waren allen goede schaatsers. Als er in die tijd wedstrijden zouden zijn geweest, hadden onze jongens en ook de meisjes wel prijzen in de wacht gesleept. Maar die waren er toen nog niet, mijn jongste broer Piet was de eerste die met een prijs naar huis kwam, die mocht in De Zilk meedoen. Hij zat nog op de bewaarschool en moest tegen de 1e, 2e en 3e klas, dat was voor hem geen bezwaar, hij won glorieus. Als er later in De Zilk wedstrijden gehouden werden voor groten, vroegen ze eerst of Piet Kaptein meedeed, dan tekende niemand in. Zo werd hem verboden mee te doen, hoewel wij toch ook tot die parochie hoorden. Ook zijn er wel ongelukken gebeurd. Zo zijn er bij de molen van de Zilkerpolder eens twee broeders die uit Haarlem kwamen door het ijs gegaan. En alles kwam naar de herberg van Kaptein, daar werden ze voorzien van droge kleren enz. enz. Ook zijn er eens twee meisje verdronken van Bruinen en Vermeulen die mijn vader met paard en wagen naar Lisse moest rijden. Indie tijd had men nog geen lijkwagen of ze konden het niet betalen. Zo moest pa als er op Halfweg gestorven was het lijk met de brik naar Lisse rijden. Later toen de kerk in De Zilk gebouwd is, was er wel een lijkwagen. Als er op Halfweg een baby moest komen kwamen ze moe altijd halen. Als het in de nacht gebeurde moest pa ook vaak de dokter uit Lisse halen. Overdag belde men, en de eerste vraag van de dokter was altijd ‘is vrouw Kaptein erbij, dan is het goed dan kom ik niet te vroeg’. Toen moe in het ziekenhuis lag 72 jaar oud, en haar een borst is afgezet, was de jonge dokter Haase al lang in functie. Maar de oude dokter kwam haar bezoeken, hij zei ‘ik kan mijn hulp van zoveel jaren toch niet in de steek laten’. Moe is niet meer beter geworden. Maar toen woonden we allang in een nieuw huis dat pa naast het oude aan de Delfweg had laten bouwen. Het café werd verkocht aan Rinus Eigenbrood. Die zag echter niet veel heil in het café, dat ook niet veel opbracht, daar het spoorwegstation opgeheven was. Hij verkocht de vergunning en verhuurde een gedeelte van het huis aan de gepensioneerde boswachter Wesseling. Eigenbrood emigreerde naar Canada en liet het café achter aan zijn knecht Zijlstra. Deze had er geen brood, dus begon hij gaande weg meer stukken van het huis te verhuren, zelfs op de zolder van de herberg woonde een nozem, die van planken een deur in het dak gemaakt had en zo van buiten af over het vroegere kantoortje van het veilinggebouw in zijn woonruimte kon komen. De veiling heeft nog tot enkele jaren na de oorlog gedraaid, maar toen kwam de klad erin. Piet Gijs in Noordwijkerhout waar te zelfder tijd een veiling was opgericht maakte dezelfde crisis door. Er werd overeengekomen dat men samen zou gaan doen. ‘De Eendracht’ was sterker maar ‘Piet Gijs’ lag gunstiger, zo vertrok de veiling ‘De Eendracht’ met zijn bestuur naar Noordwijkerhout. Toen dat station ook opgeheven werd was het met de groenteveiling gedaan.
Maar nu weer terug naar het oude huis, dat inmiddels wel door zes gezinnen bewoond werd. De bank was allang eigenaar van de hele boel, die het aan de gemeente heeft overgedaan. Het werd gesloopt en de wegen en de brug werden verbeterd. Wij kunnen nu zelfs de plaats niet meer terugvinden waar ons zo dierbaar ouderhuis heeft gestaan. Ik kreeg de foto in mijn handen en besloot er een tekening van te maken. Ik heb het in kruissteekmotief omgezet en hier is ons huis weer zoals ik het nog gekend heb. Mijn vader heeft er door de tijd wel een en ander aan veranderd, zo zijn de deuren vande paardenstal vergroot om er een vrachtwagen in te zetten en de voorgevel werd vernieuwd, maar dit is het originele huis zo ik het gekend heb. Mijn broers en zusters verklaarden eenstemmig dat het niet beter gekund had.
Cafe Spoorzicht
Stations koffiehuis aan de Leidsche Vaart