BOERDERIJ MIDDELBURG: LISSESE BOEREN DE GROOTSTE SLACHTOFFERS VAN BRANDSCHATTENDE SPANJAARDEN
De geschiedenis van Boerderij Middelburg wordt besproken. Het is een verkort verhaal van Hulkenberg, dat in het Leidsch jaarboekje stond. De geschiedschrijving begint in 1585 met de troebelen. Het heette daar de Hooge Moschveenen. Middelburg heette toen Moschveen of Mosveen.
Door A.M. Hulkenberg
bewerking: Arie in ’t Veld
De boerderij Middelburg aan de Loosterweg Noord ligt buiten de bebouwde kom van Lisse, redelijk verscholen en door weinigen bij het passeren opgemerkt. Het is een hofstede met een geschiedenis van meer dan 5OO jaar. De Lissese geschiedschrijver A.M. Hulkenberg heeft ook over Middelburg gepubliceerd en wel in het plaatselijke blad ‘Ons Weekblad’ en in het ‘Leidsch Jaarboekje’. Het oorspronkelijke verhaal van Hulkenberg volgt hier, maar moest helaas worden ingekort.
De geschiedschrijving begint op 17 september 1585, toen Maarten Ruychaver, poorter van Haarlem, een woning met ongeveer 30 morgen land, ruim 25 hectare, in de ‘Hooge Moschveenen’ te Lisse verkocht. Ruychaver had de landerijen in 1579, 1580, 1582 en 1584 gekocht en daarop een boerderij gebouwd. Vroeger heette deze boerderij Mosveen of Mors(ch)veen en de polder waarin hij was gelegen werd de
‘Hooge Morschveenen’ of ‘Hooge Mos(ch)veenen’ genoemd. Na het verdwijnen van de Buitenplaats ‘Middelburg’ is deze naam op de boerderij overgegaan. De boerderij ziet er met zijn gekleurde luiken thans heel fleurig uit, maar zo is het niet altijd geweest. Ruychaver had het geheel gekocht uit drie ‘desolate boedelen1. Ze waren gedesoleerd geraakt ten tijde van het beleg van Haarlem en Leiden of kort daarna, omstreeks 1575, een tijd die wel de meeste trieste genoemd moet worden uit de hele geschiedenis van het dorp Lisse.
Troebelen
Sinds 11 december 1572 werd Haarlem door de Spanjaarden belegerd. De Prins van Oranje had zijn hoofdkwartier op Teijlingen. Beide partijen kampten met chronisch geldgebrek. De wanordelijke huurtroepen stroopten brandschattend het land af. Alle dorpskerken behalve die van Voorhout en Noordwijk brandden uit en boerenhofsteden gingen in vlammen op. Een verschrikkelijke tijd. Geen bescherming, geen vergoeding, zelfs geen medeleven. Men juichte om het ontzet van Leiden, maar de ellende der plattelandsbevolking werd niet geteld. ‘Mer kijk, als ik begin te denken, om mijn voorleden dagen, Zo borst mijn hart van druk. aldereerst, doen Haarlem was beleid, Zat ik op een schone woning te Lis. Daar zag ik al mijn beesten of jagen. Van de papouwen (door de Spanjaarden), daarna mijn woning verbranden. O, droevigheid: Griet, mijn dochter, worde verkracht; Claas, mijn zoon, vermoord; mer ’t meeste lijd Geschiedde aan mijn wijf, dat ik zag1. Men vraagt zich met ontzetting af, wat er nog erger zou kunnen zijn dan verkrachten en vermoorden. Maar hieromtrent laat Bouwer ons in het ongewisse. ‘D/e schelme vol schande Pijnigden mij nog om mijn geld. Ik mocht ‘f niet, ik heb ‘f er gezeid. Zij namen ‘f altemalen weg en bonne mij wel stijf met bande Aan een paardestaart, mer met groot geluk ontkwam ik haar handen. En raak ik lt Sassem in ‘f leger…1 Deze bouwer (boer)werd ‘patnier1, pionier, waarschijnlijk schansgraver, bij Teijlingen.
De eerste boedel die te koop komt, is die van Willem Jorys, waaruit Ruychaver vijf morgen land opkoopt. Die zijn gelegen tussen Veenenburg dat bezit was van de Haarlemse burgemeester Nicolaas van der Laan, het land van Lysbeth Jacobsdr. van Nyenrode (van Hillegom) en de ‘wildernissen’. De publieke verkoop vond plaats in ’t huis van Jan Gerrit van Kessel, de herberg De Zwaan aan de huidige Haarlemmerstraat in Leiden. In de deur van de herberg klonk het met luider stem: ‘Sta bij koopluiden, hoort de voorwaarden1. En ‘met open deuren en vensters en brandende kaarsen1, zoals bij een gerechtelijke verkoop gebruikelijk, werd de gehele boedel verkocht. Uiteindelijk wordt Maarten Ruychaver uit Haarlem voor 331 gulden eigenaar.
Ruige Neel
Er is een tweede failliete boedel. Het betreft 18 en een halve morgen land, gekomen uit de boedel van Cornelis Jan Florysz, die waarschijnlijk vanwege zijn uiterlijke verschijning de bijnaam droeg van ‘Ruygeneel’, Ruige Neel. Hij was getrouwd met Claesje Pauwelsdochter en woonde aan de Heereweg in ’t Dorp van Lisse. Ook bezat hij land in de Lisserbroek en wel aan de Quadeweg, de huidige Broekweg. In 1579 wordt gesproken van de ‘verlaten en onbeheerde boedel van Cornelisz Jan Florysz, bijgenaamd Ruygeneeltje in de Mosveen’. Waarschijnlijk ligt de huidige boerderij Middelburg op de percelen van Ruige Neel. Kennelijk had Ruige Neel het in 1568 niet al te goed. Hij kon de jaarrente niet opbrengen. Ruige Neel heeft zijn schulden niet kunnen voldoen. Ze zijn later door Maerten Ruychaver afbetaald. Die kreeg in 1584 ook nog in zijn bezit 9 en een halve morgen land uit de boedel van Cornelis Ysbrants Rootgen.
Jan Gerrits Hits
Tenslotte gaat tot het latere Mosveen of Middelburg ook behoren ‘anderhalve hont lants ofte daaromtrent1, een klein stukje dus, dat eigendom was van de duinmeier Han Gerrits Hits. Het grensde aan het bezit van Ruychaver en aan het Nijenrode’s duin, het tegenwoordige tentoonstellingsterrein van Keukenhof. Bovendien lag ’t naast de desolate boedel van Cornelis Ysbrants Rootgen. Op 29 mei 1582 kocht Maerten
Ruychaver het lapje grond voor ‘een somma van 35 guldenen, c/’een helft gereed (contant) ende danderhelft over ’n jaar na datum*. Maerten Ruychaver, handelaar in buskruit en een vermogend man, verscheidene malen burgemeester van Haarlem en vanwege die stad ook hoogheemraad van Rijnland, werd geboren in 1547. Hij was de stichter van de hofstede Mos- of Morsveen in üsse. Maerten was een zoon van Willem Jacobsz Ruychaver, brouwer en schepen van Haarlem en Guerte Pauwels-dochter van Outschoten. Op 28 oktober 1570 was hij te Hillegom getrouwd met Alijt van der Laen, dochter van Nicolaes van der Laen, de bekende burgemeester van Haarlem en eigenaar van de hofstede Veenenburg, niet ver van Morsveen verwijderd. Op 25 december 1626 is Ruychaver op zijn buitenverblijf, de hofstede Oostende bij Hillegom overleden. De nieuwe eigenaar van Morsveen, jhr. Arent van Duivenvoorde, was een natuurlijke zoon van jhr. Adriaen van Duivenvoorde, deken van Dordrecht.
Boer Langeveld
Natuurlijk woonde noch Ruychaver, noch Duivenvoorde zelf op de boerderij. Die was verpacht aan Hendrik Langeveld, zoon van Adriaan Hendriksz Langeveld en Haesje Claasdr. Het is aannemelijk dat de familie Langeveld afkomstig was uit ’t Langeveld, een paar kilometer ten westen van Lisse. Hendrik Langeveld was getrouwd met Aagje Dirksdr. Het echtpaar had vijf kinderen: Adriaan, Lenaert, Jan, Cornelis en Aagje. Na de dood van haar man treedt de weduwe als ‘bruikster’, dit is pachteres, op (1612). In 1624 is de pachter haar schoonzoon Adriaan Adriaansz Den Boer uit Noordwijk, met wie dochter Aagje op 11 augustus 1619 te Lisse in het huwelijk was getreden. In 1628 wordt Lenaert Hendriksz als pachter genoemd. De familie Langeveld is lang pachter van Morsveen gebleven.
Cousebant
Morsveen kwam vervolgens in het bezit van de familie Cousebant uit Haarlem. De eerste was de welgestelde katholieke Haarlemse brouwer Frans Barendsz Cousebant, die
trouwde met Adriana de dochter van Gerrit Jacobsz Huift die de boerderij met landerijen in 1633 op een veiling kocht. De familie Cousebant bleef tot 1722 eigenaar.
Middelburg en Mo(r)sveen
Op 9 juni 1722 verscheen voor de schout en schepenen van Lisse den heer, Adriaen Franqoys Cousebant en verklaarde aan de heren Nicolaas en Piter Tjarck te Leiden verkocht te hebben ‘een woninge met omtrent 32 morgen 10 roeden land te Lisse1 waarbij inbegrepen ‘een groter en kleiner bos1. Daar hoorde ook nog een huis met een lapje grond bij aan de Leidse Vaart (thans Stationsweg 180), een loosterkamp en ‘De Breede Boekamp’ in de Lisserbroek, Alles te samen voor 8000 gulden ‘in gereden gelde1. Pachter van Mo(r)sveen was thans Jacob Janse Naardenburg, die zijn bejaarde vader in dezen was opgevolgd. Op 18 mei 1717 was Jacob Janse ‘wettelijk getrouwd in ’t Rechthuis te Lisse’ (De Witte Zwaan) met Weyntje Maartens van der Meer uit Voorhout. De volgende dag wordt in de schuurkerk aan het Mallegat ‘in facie ecclesiae’ het huwelijk kerkelijk gesloten. Jacob Janse is echter niet zeer oud geworden. Weyntje hertrouwt – maar dan niet in gemeenschap van goederen – met de welgestelde Warbout Jurriaense Vreeburg, van wie men overal in Lisse percelen aantreft, ook in de Hooge Mosveenen.
Op 4 oktober 1745 is mr. Pieter Tjark te Leiden overleden. Onder zijn nalatenschap, gedateerd 20 april 1750, lezen we ook onder punt 5 van de inventaris: Hofstede Middelburg met woning en 73 morgens & 20 1/4 roe lands. Mr. Nicolaas Tjark, met wie hij het bezit aanvankelijk had gedeeld, is nog in leven, maar wordt niet meer als mede-eigenaar genoemd. Mr. Pieter had twee dochters. De oudste, Petronella Geertruida, kwam in 1749 op de buitenplaats Middelburg te overlijden. Zo bleef nog over de jongste, Maria Jacoba Johanna, die op de genoemde 20ste april 1750 huwde met Jean Baptiste Francois George graaf van Oultremont de Warfusee.
Op 20 januari 1781 wordt Middelburg oftewel Morschveen verkocht aan de heer Egbert Bosch te Amsterdam, ‘in gereden en contanten gelde, alles zonder bedrog’. Egbert Bosch (geboren op 25 juni 1721) was de zoon van Arent Bosch en Aletta Thesingh. Zijn ouders waren in 1718 getrouwd en twintig jaar later, na het overlijden van zijn eerste echtgenote, hertrouwde de weduwnaar met Cornelia Veer. Egbert is altijd ongehuwd gebleven. Wel was hij als doopsgezinde van de lucratieve bestuursbanen uitgesloten, maar hij had het toch tot een aanzienlijke staat van welzijn gebracht. In Lisse bezat hij de hofstede Voorburg aan de westzijde van de Trekvaart niet ver van de brug bij Halfweg, waar hij ’s zomers gaarne vertoefde. Hij was dus bijna zestig jaar oud toen hij de boerderij Middelburg kocht. Op 2 mei 1788 is de heer Bosch in zijn huis aan de Keizersgracht in Amsterdam overleden.
Morsveen en Zandvliet
De heer Bosch is overigens niet lang in het bezit van Morsveen/ Middelburg geweest. Op 11 december 1783 heeft hij de boerderij voor 6000 gulden verkocht aan Matthijs Ooster. Die was op 28 oktober 1747 te Amsterdam geboren als zoon van Matthijs Ooster en Maria Cornelia Quenelon. Stamvader van de familie was Matthijs Ooster, die zich in 1610 als laken-rapenier vestigde in Leiden.
Zijn kleinzoons, Matthijs en Wouter, trokken naar Amsterdam en daar is de familie tot grote welstand gekomen. ‘Onze’ Matthijs Ooster was een voornaam koopman en assuradeur op de Heerengracht, commissaris, schepen in 1777 en als oud-schepen door de erfstadhouder Willem V op 17 november 1787 geremoveerd. Verder was hij regent van het Leprozenhuis, directeur van de Levantse Handel en sinds 1781 eigenaar van de buitenplaats Sandvliet of Zandvliet te Lisse, waarvan de landerijen zich uitstrekten van de Heereweg tot aan de Leidse Vaart. Ooster was in 1772 getrouwd met Clara Hillegonda Hooft (1749-1800). Hun drie kinderen, waaronder opnieuw een Matthijs, zijn niet oud geworden. Ooster huwde nog tweemaal en is als een krasse oude baas in 1842 te Utrecht overleden. Door de aankoop van Middelburg is het terrein van Zandvliet nog meer uitgebreid en afgerond.
Het einde van Zandvliet
Op 14 mei 1797 heeft Matthijs Ooster Middelburg verkocht aan Lucas JMzn Boon, koopman te Rotterdam. Een week eerder was Zandvliet, inclusief Middelburg zoals het nu genoemd wordt, reeds in de veiling gebracht. Boon kocht Middelburg met ‘zijne paarde- en beestestallen, schuur en barg, bossen, wei-,hooi-, en teeltlanden’, circa 62 morgen grond voor ƒ 8.000,- en een custingbrief (schuldbrief) van ƒ 5.000,-. Verscheidene malen kocht Boon – al of niet insolvente – boedels op, die hij later weer doorverkocht. Ook van zijn Lissese goederen heeft hij zich spoedig weer ontdaan. Op 22 april 1800 wordt Middelburg verworven door Simon Petrus Joosten. Nu is Middelburg, zoals de boerderij thans haast altijd wordt genoemd, los van Zandvliet, waarmee het sinds 1784 verbonden was, en het nadert nu Keukenhof. Joosten was namelijk gehuwd met Sara van Hoboken, een dochter uit het eerste huwelijk van de weduwe Eyssing-Scheltes, de eigenaresse van Keukenhof.
Boer Leenslag
In november 1806 overleed de pachter van Middelburg, boer Wouter van der Zwet. Zijn zoon Simon was pachter van het ‘bouwhuisje1 aan de Delfweg (Stationsweg) “t Lammetje Groen’, dat ook door Joosten was aangekocht. Voor Middelburg was er geen opvolger. Op 9 april 1807 werd boelhuis gehouden en als pachter vestigde zich er nu Jacob Leenslag.
Op 2 juli 1808 overleed in haar huis aan de Keizersgracht te Amsterdam de eigenaresse van Keukenhof, Anna Scheltes. Van haar beide dochters was de oudste nog in leven, maar het was bepaald, dat de jongste, Sara van Hoboken, Keukenhof zou erven. Op 28 oktober 1796 was Sara getrouwd met Simon Petrus Joosten, zoon van Jan Hendrik Joosten. Sara stierf in 1870 en ofschoon zij niet in gemeenschap van goederen waren getrouwd, was Joosten toch testamentair haar universele erfgenaam. Op 2 juli 1808 zijn dus Middelburg en Keukenhof verenigd. Nauwelijks is echter Joosten in zijn rechten getreden, of hij biedt Keukenhof en al zijn verdere eigendommen te Lisse weer te koop aan.
Schatrijk
Op ‘c/en 2e van Weijnmaend 1809′ werd Keukenhof met alles wat ertoe behoorde, dus ook Middelburg, aangekocht door de schatrijke mr. Johan Steengracht van Oostcapelle (1782-1846), een Haagse patriciër van Zeeuwse herkomst. In zijn handen en in die van zijn nazaten is Keukenhof behouden gebleven. Van 1846 tot 1899 was dit jkvr. Cecilia Maria Steengracht, gehuwd met Carel Anne baron van Pallandt. Daarna haar dochter Cornelia Johanna barones van Pallandt, gehuwd met Jan Carel Elias graaf van Lynden. Na haar dochter in 1923 volgde haar zoon Jan Maurits Dideric graaf van Lynden, gehuwd met Aurelia Elisabeth gravin van Limburg-Stirum. Na het overlijden van zijn vader op 25 november 1930 kwam Keukenhof met Middelburg in het bezit van de zoon Jan Carel Eilas van Lynden. Reeds dadelijk is mr. Steengracht ertoe overgegaan zijn gebied uit te breiden en af te ronden. Het is de Franse Tijd, een moeilijke tijd, maar geld schijnt bij hem bij de aankopen geen rol te spelen.
In de geschiedschrijving is er vervolgens een leemte. Tot 1982. In dat jaar meldt de familie Van Graven zich op Middelburg om daar een bestaan als boer op te bouwen. En sindsdien zijn het de generaties Van Graven die op Middelburg met trots de scepter zwaaien.