Berichten

Margriete so was haar name

In het Kabinet van Nederlandse en Kleefse Oudheden wordt veel over Lisse geschreven. Vele geschriften over Lisse zijn gebaseerd op wat er in bovenstaande document staat. Margariet trouwde in 1198 in Lisse met Diederik, Graaf van Kleef. Daar wordt voor het eerst over Lisse gesproken.

door Arie in ’t Veld

Nieuwsblad Jaargang 6 nummer 2, april 2007

LISSE TOEN (slot)

In aantal afleveringen hebben we de oude geschiedenis van Lisse gevolgd zoals die is beschreven in het standaardwerk “Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche Oudheden”, oorspronkelijk beschreven door Mattheus Brouerius van Nidik, R.G. en Isaac le Long, tweede druk 1792.
De oorspronkelijke tekst hiervan werd behouden. Deze tekst is niet bepaald gemakkelijke kost, omdat men indertijd nogal lange zinnen maakte. In het vorige stukje werd kort verteld over het landgoed Meerenburgh dat in 1638 werd gebouwd.
“Niet onaanmerkelijk is het verhaal van den geschiedkundige P. Scriverius”, aldus de schrijvers. In zijn aanteekeningen op de levensbeschrijving der Graven van Holland,waarin hij meldt dat Diederik, Graaf van Kleef, in het jaar 1182 in den echt tredende met Margaretha van Holland, dochter van Graaf Floris den III van Holland, en van vrouwe Ada, zuster van den Koning van Schotland, (in Lisse) zijn bruiloft gehouden heeft.
In de Kronijk der Abdij van Egmond, gedrukt in kwarto, gedenkt Melis Stoke in zijn IIde boek vers 687, dit huwelijk in het leven van Graaf Floris III met deze woorden: Als LXXX en twee was beschreven, Nam Diedric de Grave van Cleven, Grave Floris dochter en vrouw Aden, Met groter feesten, met hoghen daden, Als hem heden was bekwame: Margriete so was haar name”.  Achthonderd jaar later zou Lisse naar aanleiding daarvan op grootse wijze feest vieren.

Copyright © 2007 Vereniging Oud Lisse

Landgoed Meerenburgh: genen geringen luister

Matheus Brouerius van Nidik en Isaac le Long schreven over Lisse in het Kabinet van Nederlandsche en Kleefse Oudheden uit 1792 over Lisse. In deze aflevering van ‘Lisse Toen’ beschrijven zij Landgoed Meerenburgh, gebouwd in 1638.

door Arie in ’t Veld

Nieuwsblad Jaargang 6 nummer 1, januari 2007

We volgen nog altijd het wedervaren van Mattheus Brouerius van Nidik, R.G. en Isaac le Long op de voet. Zij schreven over Lisse het nodige in het “Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche Oudheden” uit 1792. Na vastgesteld te hebben dat Lisse in 1460 “Eene kapelle” had en vervolgens uitgebreid zowel de kerkelijke als “wereldlijke” besturing is uitgelegd, komt het tweetal te spreken over Meerenburgh.

Nu een woonwijk, doch in vroeger jaren een landgoed. De scribenten: “Het huis Meerenburg strekt deze heerlijkheid tot genen geringen luister. Het werd in de jare 1638 door Jonkheer Albrecht van Wassenaar, Heer van Alkemade gebouwd. Dit huis heeft het recht van visserij uit het meer, tot aan de Lisserbrug, en is gelegen tusschen den Geerit-Aven-weg, het Leidsche meer, het dorp Lis en den Heerenweg. Het heeft eenen schonen lommerlijke plantaanzijde, gadeloze uitzichten over het meer, over de omliggende landen en konijnrijke duinen, en is door den konstenaar H. de Leth, in het laatste deel van zijn zegepralend Kennemerland,in het koper afgebeeld, en aldaar breedvoerig beschreven. De stichter, die, gelijk wij zoo even gemeld hebben, de heer van Alkemade was, had ten vader Jan van Duivenvoorde, heer van Warmond, van der Woude en van Alkemade, Houtvester, en in later tijd Admiraal van Holland; zijnde moeder was Odilia van Valkenaar. In het jaar 1666, is dit huis bezeten geweest door Jonkheer Gerard van Wassenaar, heer van Alkemade, oudsten zoon van voorgemelden Jonkheer Albrecht en van vrouwe Kornelia Buitenweg, vader van der Heer Thomas Walrave van Wassenaar, Heer van Alkemade, welke het in later tijd, na het overlijden van Albrecht, in eigendom gehad heeft.”
Zo, en dan bent u weer helemaal bij waar het de bewoners van het landgoed Meerenburgh betreft.

Het vroegere Landhuis Meerenburgh

Copyright © 2007 Vereniging Oud Lisse

 

Lisse Toen: van kapel tot Agathaparochie

In het Kabinet van Nederlandse en Kleefse Oudheden wordt veel over Lisse geschreven. Vele geschriften over Lisse zijn gebaseerd op wat er in bovenstaande document staat. Tot 1460 was er alleen een kapel.

NIEUWSBLAD Jaargang 5 nummer 4, oktober 2006

door Arie in ’t Veld

We vervolgen het verhaal dat Mattheus Brouerius van Nidik, R.G. en Isaac Ie Long in het “Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche Oudheden” (tweede druk 1792) optekenden en komen daarbij meer en meer tot de ontdekking dat vele geschriften over het Lisse van toen zijn gebaseerd op wat dit tweetal aan het papier heeft toevertrouwd. Zoals de geschiedenis over de kapel van Lisse. “Lis had tot het jaar 1460 niet meer dan eene kapel, welke door Willem, Roomsche Koning, Graaf van Holland, gebouwd was, en onder de parochie-kerk van Sassem behoorde. Zij werd door eene bulle van Paus Plus II, gegeven te Rome, den 8 November van het voorgemelde jaar, daarvan afgescheiden en tot eene parochie-kerk aan de Heilige Agatha toegeweid, verhoogd, daardoor heeft zij hare doopvaten, kerkhof en verdere vertrekken.”

De Agathakerk dus en de parochie is dus meer dan vijfhonderd jaar oud! <(Daardoor verkreeg zij (aldus de scribenten weer volgend) ook de eereteekenen van eene parochie-kerk, ingevolge de uitdrukkingen der bulle zelve, door den beschrijver der Rhijnlandsche oudheden woordelijk opgegeven; waarbij gevoegd is de bevestigingsbrief van Wouter van der Goude, proost en aartsdiaken der St. Pieterskerk te Utrecht, als aangestelde apostolische rechter, commissaris en gemachtigde tot deze zaak, gedagteekend te Utrecht in het jaar 1461, in de negende indictie, des Maandags den 2 7 der maand April  Weleer werd het ambt van pastoor en aarstdiaken van Utrecht, gelijk mede dat van Koster, door de Graven van Holland begeven; en de inkomsten der pastory bedroegen veertig Rhijnsche guldens”.

Eene agtkantige toren diep in den grond

Men is van gevoelen, dat in de Poelpolder een oud ridderlijk stamhuis gelegen heeft, doordien men bij de bedijking van deze poel, onder het uitgraven van de ringsloot diep in de grond, de fundamenten van een agtkantige (achtkantige) toren, van zeer zware moppen aangelegd gevonden heeft.

door Arie in ’t Veld

Nieuwsblad Jaargang 5 nummer 3, juli 2006

De naam Geestwater zoals die aan een nieuw te ontwikkelen woonwijk in Lisse is gegeven, is niet van deze tijd. En dat dan in de meest letterlijke zin. We vervolgen het verhaal dat Mattheus Brouerius van Nidik, R.G. en Isaac le Long in het “Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche Oudheden” (tweede druk 1792) optekenden.
Daarin wordt onder andere vastgesteld dat Lis in 1725 geheel werd bestraat. Voor wat het waard was dan natuurlijk, want Lis was niet groot en het aantal straten derhalve magertjes. De scribenten schreven: “Onder deszelfs straten loopt er één met een kromme bogt naar eene haven, welke de Gragt genoemd wordt, en zijne uitwatering heeft door de Ringsloot van de Lisserpoel, tot in het Haarlemmermeer, alwaar dit water de naam van de Greveling aanneemt. Ten Zuid-Oosten van het dorp vindt men het Lisserbroek, benevens den bedijkten Lisserpolder, weleer het Geestwater”.
Dus wat is er nieuw onder de zon!
De schrijvers vervolgen: “Men is van gevoelen, dat in dezen polder, ook veeltijds de Lisserpolder genaamd, het huis te Dever een oud Ridderlijk stamhuis der edelen van dien naam, gelegen heeft, doordien men bij de bedijking van dezen poel, onder het uitgraven van de ringsloot, diep in den grond, de fundamenten van eene agtkanten toren, van zeer grote en zware moppen aangelegd gevonden heeft.”
Hoe het precies in elkaar stak en waar de scribenten op doelden is nog niet achterhaald, doch het lijkt onwaarschijnlijk dat bij het inpolderen zo maar ineens de enorme omvang van Dever (ook qua hoogte en meer dus dan alleen de fundamenten) tevoorschijn kwam.

Copyright © 2006 Vereniging Oud Lisse

Zo zag ’t Huys Dever er uit aan het begin van de vorige eeuw. Een holle klomp steen in het bollenland. Twee honderd jaar eerder rept een reisverhaal van de vondst van een achtkantige toren in het Geestwater.

In 1732 telde Lisse 229 huizen en een molen

Het buurtje op de hoek Heereweg en 2e Poellaan heette de Griebus. Het was eerder berucht dan beroemd. In 1544 was de oppervlakte in Lisse 1529 morgen groot.

door Arie in ’t Veld

Nieuwsblad Jaargang 5 nummer 2 april 2006

De vorige keer begonnen we aan de hand van Mattheus Brouerius van Nidik, R.G. en Isaac le Long een wandeling door Lisse. Startend in het noorden. In het boek “Kabinet van Nederlandsche en Kleefse Oudheden” schrijven ze:…
“Volgens de algemeende lijst van alle mede-betalende landen, onder het Heemraadschap van Rhijnland, en die met uitwateren, is het dorp dertien honderd negen en dertig morgen en dertig roeden groot; maar volgens de lijst der morgentalen en zekere overeenkomst tusschen eenige Rhijnlandse dorpen, met voorkennis van Burgemeesteren van Leiden en de Dijkgraaf en hoge Heemraden van Rhijnland, getroffen den 8 february van het jaar 1549, ten overstaan van de Heren Gerrit van Assendelft, Ridder en Kornelis Smit, als commissarissen bij den Hove van Holland hiertoe afgezonden, werd het ambagt van Lisse gesteld op negen honderd twee en dertig morgen en twee en een half hont. Bij de nieuwe meeting, in het jaar 1544, werd het groot bevonden vijftien honderd negen en twintig morgen, en den 3 Februari des jaars 1549, maakte men eene schikking, waarbij het voortaan in de gemeende landslasten en onkosten van Rhijnland zou moeten betalen voor dertien honderd morgen. Volgens de lijst der verpanding van het jaar 1732, zijn onder dit anbagt 229 huizen en een molen. Op de oude lijst van het jaar 1632, zijn er slechts 148 gebragt…”.
Een volgend keer volgen we de schrijvers verder…

Copyright © 2006 Vereniging Oud Lisse

Het buurtje dat vroeger “De Griebus” heette op de hoek Tweede Poellaan/Heereweg, dus schuin tegenover de Catharijnelaan. Het bestaat niet meer, maar was indertijd meer berucht dan beroemd was, want hier kwamen de gasten langs die op vrijersvoeten waren en zuidelijk van het centrum hun vertier zochten. De leuze was dan ook: “Moeder luister naar wat ik zeg…. hou je dochter bij de Griebus weg”.

Van vermacklijk Hillegom tot lang uitgebouwd Lis

In de beschrijving over Lisse door “Kabinet van Nederlandse en Kleefse Oudheden” staat een uitgebreide beschrijving van een wandeling van Hillegom naar Lisse in de 16e eeuw.

door Arie in ’t Veld

Nieuwsblad Jaargang 5 nummer 1, januari 2006

Onder de gemeenten in de bloembollenstreek, waar de bloembollencultuur zich in een zeer snel tempo ontwikkelde, heeft Lisse altijd een voorname plaats ingenomen. Vond men hier in vroegere tijden een welvarende landbouwbevolking, die behalve de landbouw ook de tuinbouw uitoefende, zoetjesaan rukte de bollenteelt op.

We gaan in een paar afleveringen mee met Mattheus Brouerius van Nidik en Isaac le Long in hun beschrijving van Lisse in het “Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche Oudheden”. En zet u maar schrap, want er is getracht de oorspronkelijke tekst te behouden. 

“Uit het vermacklijk dorp Hillegom voortwandelend langs den ruimen Heerenweg, eene lange reeks van binnen- of lage duinen aan de rechter, en het Leidsche meer aan de linkerzijde houdende, voorbij de Gerrit Avenweg, de Keizersloot en Verbogenvaart, nadert men het lang uitgebouwde dorp Lis, door eene lange straat, met eenige zijstraten en gangen doorsneden; voortgaande ontmoet men De Kerk, waarop een hoog gebouwde en vierkante toren, met een lage kap gedekt, en geheel van tras- of duinsteen opgebouwd. De teekenaar heeft beiden in die gedaante afgeteekend, gelijk dezelven in het jaar 1630 vertoonden; liggende het choor of agterste gedeelte der kerk, sedert den inlandschen oorlog met den Spanjaarden, elke, voornamelijk van het jaar 1572 tot 1580, in deze streken gewoed heeft, voor het grootste gedeelte ingestort. De heerlijkheid van Lisse, weleer, in den jare 1591, een eigendom van den heer Johan van Mathenesse, en tegenwoordig toebehoorende aan Frerik Heerman, Heer van Dever, Rumpt en Vromestein, ligt tussechen de ambagtsheerlijkheden van Sassenheim en Hillegom, tusschen het Leidsche en Kagermeer, en tusschen de heerlijkheden van Voorhout en Noordwijkerhout.”

Copyright © 2006 Vereniging Oud Lisse

De oude smederij

Op de Heereweg ter hoogte van de Berkhoutlaan was sinds 1622 een smederij gevestigd. De bewoners worden besproken.

door Arie in ’t Veld

Nieuwsblad Jaargang 4 nummer 4, oktober 2005

In de loop der jaren heeft wijlen A.M. Hulkenberg enorm veel over de geschiedenis van Lisse opgedoken en aan het papier toevertrouwd. Zoals het artikel over de oude smederij. Voor het eerst horen we van een smid in Lisse in het jaar 1580 in de persoon van Jan Dirksz Vogel. Waarschijnlijk stond zijn huis iets meer in de richting van het Vierkant dan het pand op deze foto. Dat werd namelijk in 1622 bewoond door Pieter Willemsz van Moerkerken. Later bouwde Hendrik Valkenaar hierachter het huis Berkhout, juist ter plaatse van het huidige woonzorgcentrum van die naam.
Op 31 januari 1646 heeft de weduwe van Pieter Willemsz Moerkerken huis, erf en kroft (teellandje) voor f. 625,- en een brief van duizend kapitaal jegens en vier en honderd verkocht aan Daniel Adriaensz van Tetterode, wonende te Noordwijkerhout. In 1674, als Tetterode met dit huis als onderpand f.500,- gaat lenen, blijkt bij het krochtje ook nog een boomgaardje te horen. Vanaf 1722 was hier de smederij van Lisse gevestigd, met als eerste smid Herman Janse Schuurman.
Uit de verkoopakte van 1785 blijkt dat de smederij voor die tijd in het bezit is gekomen van Abraham Leendertsz Koevoet, hoefsmid geboren te Bergsehoek. Dat hij een degelijk vakman was moge blijken uit het feit, dat aan hem – ofschoon roomsgezind – in 1755 en de jaren daarop het smidswerk van het Ambacht Lisse werd uitbesteed.
Na hem volgde Jan Schenk die weer werd opgevolgd door zijn schoonzoon Jan Balman. Toen laatstgenoemde overleed, zette zijn vrouw de smidse voort en na haar verscheiden werd dat Pelle. In het huis aan de noordzijde (rechts op het schilderijtje) woonde Ds. Johannes Stoelendrayer, emerituspredikant.

 

Copyright © 2005 Vereniging Oud Lisse

Dit huis werd in 1622 bewoond door Pieter Willemsz van Moerkerken.

Algemeende begraafplaats

Uit de notulen van de gemeenteraad uit 1873 wordt verslag gedaan over de afspraken ten aanzien van de Algemene begraafplaats bij de Grote Kerk. De kerk stelt 120 m2 ter beschikking aan de gemeente Lisse. Ook wordt vrije toegang verleent tot de gemeenteklok. De kerk houdt het recht voor om bomen op het kerkhof te planten of te verwijderen.

door Arie in ’t Veld

Nieuwsblad Jaargang 4 nummer 3, juli 2005

Wijlen de heer J.P Segers heeft vele markante bijzonderheden uit de geschiedenis van Lisse voor het nageslacht bewaard. Onder meer groef hij in heel oude raadsnotulen, die, voorzover we weten, voor een deel niet meer in de archieven van de gemeente Lisse terug te vinden zijn. We tekenden uit zijn geschriften het volgende op:

22 september 1873.
P. Veen wordt op zijn verzoek ontslagen als hulponderwijzer. De hoofdonderwijzer verzoekt verandering van schooltijden gedurende de vacature en wel van 9-11 uur, van 11.30-1.20 uur en van 2-4 uur, zullen slechts de leerlingen van een lokaal gelijk worden toegelaten; wordt toegestaan.

Klok, orgel en brandspuit
De kerk-kwestie-commissie legt een concept over door haar en het kerkbestuur samengesteld. Het kerkbestuur stelt 120 meter grond ter beschikking van de gemeente als algemeende begraafplaats, ten westen van de toren, onder toezicht van het gemeentebestuur. Het kerkbestuur zal de afscheidingsmuren daar stellen. De gemeente moet hiervoor 20 gulden per jaar betalen en tevens zorgen voor een uitgang met hek naar de Achterweg, voor toegang tot de grond, alsmede voor de klokkenist en de brandspuit.
Het gemeentebestuur stelt beschikbaar voor gemeenschappelijk gebruik het door de gemeente opgerichte lijkenhuis. Het kerkbestuur stelt zijn kerkhof ten alle tijden open als begraafplaats op dezelfde wijze als dat tot heden heeft plaats gehad.

‘Algemeende begraafplaats’

Vrije toegang
Het kerkbestuur verleent vrije toegang tot de gemeenteklok, terwijl wederkerig de gemeente vrije toegang verleent tot het orgel. Het kerkbestuur zal voortaan weer gebruik mogen maken van het luiden der klok voor hun Godsdienstoefeningen. Het kerkbestuur zal de beschikking hebben over ruimte beneden in de toren tot het opbergen van baren, planken enz. Het kerkbestuur verbindt zich voor een en ander f. 20,- per jaar te betalen. Het gemeentebestuur erkent het recht van het kerkbestuur op de bomen, verleent het recht van boomplanten om het kerkhof en wordt na gehouden ,,delibiratie” besloten deze overeenkomst goed te keuren en op te zenden aan Ged.. Staten.

Voordracht
8 october 1873.
Met algemene stemmen wordt benoemd tot hulponderwijzer uit een voordracht van 3 de heer W.Tysma van IJlst.

Copyright © 2005 Vereniging Oud Lisse

De gracht van Lisse boordevol rootend vlas

Jaarlijks lag in de tweede helft van augustus de Gracht vol met vlasschepen. Ook het roteren en het opzetten in kapellen van het vlas en de turfwinning komt aan de orde.

door Arie in ’t Veld

Nieuwsblad Jaargang 4 nummer 2, april 2005

Lisse is bekend, zeg maar wereldberoemd, om zijn bloembollen. Dat is echter lang niet altijd zo geweest. Zelfs nadat de eerste tulpen naar Nederland waren gebracht, was Lisse voor de bloembollenteelt nog niet in beeld. In het arme Lisse had men andere dingen omhanden in een pogen het dagelijkse brood op de plank te brengen.
De dorpsschrijver onderkende dat en schreef: “Voorheen gaf Lisses veenderijen de turf aan onze winterhaard”. In de middeleeuwen schijnt het uitdelven en uitbaggeren van het veen inderdaad een goede bron van inkomsten zijn geweest. In 1494 wordt naast de landbouw en veeteelt het turf delven ook nog genoemd, maar enkele jaren later was de veenderij over het hoogtepunt heen en richtte men zich voornamelijk op de veeteelt.
Ook vlas was hier bekend. Jaarlijks lag in de tweede helft van augustus de (nu gedempte) Gracht vol ‘vlasschepen’. Dat vlas werd door kooplieden als Johannes van de Vijver en Leendert Suyker op de wal aan de meest biedenden verkocht om daarna in de heldere duinbeken en het Haarlemmer Meer te worden ,geroot’. Door dat roten rotten de zachtere stengeldelen weg, zodat de sterke vezels overblijven. Het vlas liet men met modder of stenen verzwaard in het water zakken. Veel werd dus geroot in de Gracht. Na ongeveer drie weken is het vlas geroot en wordt het in ‘kapellen’ (schoven, vandaar wellicht de oude naam ,Kapellenwei’ voor het stuk land waarop nu nog de gebouwen van Hobaho staan) op het land gezet om te drogen.
De schoven werden veelal als brandstof gebruikt. Daar hadden schout en schepenen van Lisse echter groot bezwaar tegen, omdat zwevende, gloeiende schoven gevaarlijk zijn en ‘door achteloosheid en verzuimenisse’ grote brand konden doen ontstaan, ‘indien niet door Gods genade de begonnen brand tijdelijken waard uitgeblust’. Het is omstreeks 1770 verkeerd gegaan met de vlasserij in Lisse.

Copyright © 2005 Vereniging Oud Lisse

Schepen in de Gracht aan het begin van de 20e eeuw

 

De prijscourant van de Graaff

Bollenbedrijf De Graaff en Zn. maakte als een van de eersten een internationale prijscourant in 1793.

door Arie in ’t Veld

Nieuwsblad Jaargang 4 nummer 1, januari 2005

De vorige keer vertelden we dat in het gebied van de Constantijnstraat en omgeving ooit een vermaard bloembollenbedrijf resideerde. Dat was H. de Graaff en Zn. dat in latere jaren ook nog het predicaat ‘Koninklijke’ veroverde hetgeen niet kon voorkomen dat in 1978 de slopershamer een abrupt en definitief einde aan dit bedrijf maakte. Daarmee werd een punt gezet achter een stuk bloembollengeschiedenis in Lisse. Welnu: het is bekend dat bloembollen exporteurs niet voor een kleintje vervaard waren als het er om ging bloembollen te verkopen. De bollenreizigers dwaalden over de hele wereld en meer en meer kwam de prijscourant in zwang. Ook De Graaff ontdekte de kracht van de gedrukte boodschap en in het jaar onzes Heren 1793 zond het Lissese bedrijf voor het eerst een prijscourant van bloembollen naar liefhebbers in het buitenland….Dat staat er simpel. Ogenschijnlijk een gebeurtenis van weinig importantie. Zeker in verhouding tot andere zaken die zich in die periode afspeelden. Dit laatste decennium van de achttiende eeuw verkeerde zowel het oude Europa als het nieuwe Amerika in staat van heftige beroering. In Parijs bestegen de al te goedige Lodewijk XVI en de schone Marie Antoinette het schavot; in Zweden doodde Anckarström op een gemaskerd bal zijn vorst, de despotische Gustavus II. In het pas vrijgevochten Amerika aanvaardde George Washington zijn tweede ambtstermijn als president en moest zowel de binnenlandse moeilijkheden het hoofd bieden als zijn houding bepalen in een Frans-Engelse oorlog en in Holland nam in 1795 de Prins van Oranje op een vissersboot de wijk naar Engeland uit angst voor zijn republikeinsgezinde landgenoten….In die fel bewogen strijd sturen De Graaff en Zn., kwekers van bloembollen te Lisse, een internationale prijscourant het koortsige Europa in. Want bloembollen moesten er worden verkocht!

Bloemistknechts aan het werk op het veld. Ze verwijderen kwaadbodems, abnormaal groeiende hyacinthen met een houtje, snotkoker, emmers en afgedekte kruiwagens, (foto: collectie Arie in ’t Veld, mei 1923)

Copyright © 2005 Vereniging Oud Lisse

Evenementen

Niets gevonden

Uw zoekopdracht leverde helaas geen artikelen op