Berichten

Bij de hartpagina: luchtfoto centrum van Aviodrome

Wat zijn ze toch mooi die hartpagina’s! Het archief van Aviodrome herbergt heel veel van dit soort vogelvluchten van over heel Nederland. Het kost wel wat, maar toch is het goed dat dit bewaard wordt! Bedankt Aviadrome voor al dat moois!

Deen Boogerd

Nieuwsblad 22 nummer 4  2023

Eigenlijk best leuk zo’n gekantelde hartpagina, dus doen we er nog maar één. We maken een tijdreis van ruim 50 jaar terug in de tijd. Hier zien we geen tien verschillen, maar kom je met gemak aan de honderd veranderingen die ons dorp heeft gekend. De straten zijn er nog, maar wat er allemaal gesloopt, verbouwd en vernieuwd is? Dat is haast niet te geloven. Onder op de foto is de Stationsweg waar de huizen en de kolenhandel van Van Rooijen gesloopt zijn. Het oude postkantoor is nu “Madelief”. De Gruyter, Sikking, Mijnders Meubelen, wie kent ze nog? Voorbij de Wagenstraat is de linkerkant ook niet meer wat het was, de wagenmakerij van Van Rossen, Gijs Vos, Luxe of zo u wilt Timmermans. De Kanaalstraat was nog open voor autoverkeer. In de Kapelstraat hebben de aardappelschuren van Abbink en het Witte huis van Gijs van Parijs met zijn bollenschuur plaats gemaakt voor de fundamenten van Zeeman en voor wat nu Hoogvliet is. Waar de bollenschuur van Gerrit Segers stond, staan nu auto’s geparkeerd. Achter die schuur grenzen de loodsen van Mart van der Linden met het kerkgebouw van de gereformeerde gemeente, waar Dirk Schouten zijn werkplaats had. De lange rij huizen van de Molenstraat met de loodsen van de HBG er achter. Kijk je iets naar rechts op de foto dan zie je op de kop van de Ruishornlaan het garagebedrijf van Vermeulen met de ESSOletters op het dak. Aan de kraampjes van de markt kun je zien op welke dag deze foto werd gemaakt.

Elvestafeesten: zussen Maywood in de Hobahohallen

Op het Hobaho-terrein staat nu een prachtige wijk met de appartementen van de “Veilingmeester”, welke naam samen met “Floralis” en het beeld van de Bollenreiziger nog doen denken aan de bloembollen die daar ooit verhandeld werden. Nu worden daar alleen nog oliebollen verhandeld. Wel lekker! Beide bloembollenveilingen stelden buiten de bollentijd hun hallen ter beschikking voor allerlei festiviteiten zoals rommelmarkten, Elvestafeesten, huishoudbeurzen, occasionshows, oldtimerdagen tot boedelveilingen, de Midwinterflora, de Lenteflora tot bonsaitentoonstellingen toe. In dat stukje Lisse was altijd wel wat te doen! De vleeswarenfabriek van Persoon en Zandvliet timmerbedrijf zijn de laatste der Mohikanen die nog weerstand bieden tegen de veranderingen. Zo kunnen we nog wel een poosje doorgaan beste lezers. Loop zelf nog even langs de Grevelingstraat en over de Ringvaartbrug naar het nog vrijwel lege Lisserbroek.

De hartpagina: luchtfoto van de Heereweg richting het zuiden.

De Heereweg, er komt geen eind aan

Door Deen Boogerd

Nieuwsblad 22 nummer 3  2023

Weer eens wat anders zo’n gekantelde hartpagina. Er zit nog een stukje meer aan de bovenkant, daar kon je in de verte heel vaag Leiden zien. Links onderaan kijken we in de tuin van familie Langeveld met bollenschuur. Ernaast ziet u de oprit naar villa De Venne met bollenschuren. Aan de overkant van de ‘Verlaener Santsloot’ is de Rijkstuinbouwschool met ernaast een huis genaamd MARIA. Bij Leo van Grieken ligt een gigantisch bloemenmozaïek in de tuin, waar heel wat mensen zich staan te vergapen aan al dat moois. Rechtsonder de tweelinghuizen met de inrit naar het bollenbedrijf Hulsebosch. Dan het huisje in de brug, de bakermat van de familie Ruigrok. Voorbij de bocht in de Zandsloot de bollenschuur van Van Kampen. De mooie witte villa ‘Wassergeest’ met het land van Belle en Teeuwen. Tegenover het ‘Deverlaantje’ met het boerderijtje zien we grote witte letters met G. v. Parijs op het schuurdakje staan, nu staat op dat stuk het grote INTRATUIN wat dit jaar 100 jaar bestaat. Hoe hoger we komen hoe kleiner de bebouwing, maar net voorbij de Staalbrug zien we wat nu B&B ‘De Blossem’ is. Dan de dubbele Treffers-penning winnaar. Metsers op 359 ‘De Uithof’ met op de gevel  van de schuur met schoorsteen 1923 ook al een 100-jarige dus. Op de hoek van de 2e Poellaan net voorbij firma Van der Slot en net voor het blokje huizen van Cock Schenk is het vuilnisbeltje wat bekend stond als ‘De Gribus’. De plek waar ondergetekende mag wonen. Toen Rutgrink daar ging bouwen(1954) moesten zij een kleine 60 vrachtwagens vol met vuilnis naar de legale vuilnisbelt vervoeren. Als we nu naar links kijken richting Ringsloot staat net achter de rietschelft nog een huisje. Dat is wat er nog over was van de afgebrande boerderij/bollenschuur van Guldemond. De hoek van de Catharijnelaan aan de rechterkant waar nu TOP-keukens en HACO hun zaken doen. Wegrestaurant ‘De Engel’ met aan de overkant van de weg naast Onderwater en het laantje van Duineveld het brandweerhuisje wat net aan ons zicht onttrokken is. Of stond het er al niet meer? Dat is nu jammer, we willen zo graag dat brandweerhuisje zien! Nou vooruit dan maar en dan ook nog in kleur, alhoewel het brandweerhuisje nogal grijs staat te zijn. Aan de overkant van de Engelenbrug zien we een witgepleisterde schuur, die is van Dames&Werkhoven. Nu wordt het wel heel erg klein. Het is
dat daar de Van der Zonnetjes schijnen en de Engelenkerk overal boven uitsteekt anders…. maar toch net tegenover de 3e Poellaan bij Cafe Van Diemen staat de schuur van Van Zanten als een soort landmark aan te geven dat daar net voorbij de Heereweg opeens Hoofdstraat wordt en dan zitten we bij onze zuiderburen. Beste buurtjes, die Sassemers!

Bij de hartpagina

Altijd leuk zo’n plaat waarin van alles is te ontdekken. Grote drukte op de Heereweg langs de bloembollenvelden. We vliegen over de Bollenstreek in 1950, het jaar van de eerste voorjaarsbloemen tentoonstelling in de Keukenhof.

Redactie

Nieuwsblad 22 nummer 2 2023

Het is half april 1950 de rails van de tram zijn al weggehaald. De voorjaarsbloemententoonstelling in de Keukenhof is nog maar net voor de eerste editie officieel geopend. Nog meer reden om naar de bollen te komen kijken. Hoewel je die net niet kon zien, wel de bloemen die de velden kleuren. De bollen zijn voor de winter ter aarde besteld en als het licht komt rijzen ze op uit hun graf en laten ze zich van de mooiste kant zien en ruiken. Toeristen uit de hele wereld willen dit wonder ieder jaar weer aanschouwen! Niet door vertellen hoor, maar de Bollenstreek is eigenlijk een pelgrimsoord en de Keukenhof is het centrum van al dat moois al bijna 75 jaar. Al die bollenboeren met hun vakmensen en hun grote schuren zorgen er voor dat we ieder jaar weer van die weelde mogen genieten. Op de foto rechts van de Heereweg kom je nu nog maar weinig tegen van wat met de bloembollencultuur heeft te maken. Aan de linkerkant laten de velden gelukkig ieder jaar weer de meest bonte kleuren zien. Lisse is en blijft de parel van de Randstad. “Tulpen uit Amsterdam”, hoe krijgen ze het uit die Mokumse keeltjes? Daar hebben ze in de Jordaan alleen maar een lepel in die armoedige brijpot staan! Over eten gesproken, weet u nog dat de “fluit” van de steenfabriek over de velden klonk om de tijd aan te geven voor werk en schafttijden? Als je goed kijkt dan hoor je hem nog fluiten! Als u dan toch kijkt, kijk maar eens goed naar dat prachtige Becorsa, Wildlust en Nieuw Veenenburg maar ook naar de grote bollenschuren van Grullemans, Veldhuyzen van Zanten de Nieuwenhuizens en van Van der Veld. In de verte zien we de witte huisjes die een muur vormden om de kalkzandsteenfabriek, dan gluren we al bij onze Hillegomse buren. Daar woonden ook best heel wat Lissese gezinnen die hun brood verdienden onder de schoorstenen van Van Herwaarden. Wist u dat de grens van Lisse dwars door het perceel van Rob Schols loopt. Aan de overkant stond huize “Demarcatie”. ■

 

Ambacht Lisse anno 1623: HOOFDGELD 1623 STATEN van HOLLAND en WEST-FRIESLAND

De volkstelling van 1623 om belasting  te kunnen heffen wordt beschreven. Het geeft unieke en interessante nformatie over de samenstelling van de bevolking, soorten beroepen en aantal huizen.

Door Aad van Kampen en Alfons Verstaeten

Nieuwsblad 22 nummer 1 2023

De inhoud van het kohier van het Hoofdgeld over het jaar 1623 is te beschouwen als de eerste gehouden volkstelling in de Staten van Holland en West-Friesland en geeft unieke en interessante informatie over de samenstelling van de bevolking en het aantal huizen.

Inleiding
Kort na de afloop van het Twaalfjarig Bestand in 1621 werden de krijgshandelingen door de Italiaanse veldheer in Spaanse dienst Spinola hervat en hij dreigde Breda en Bergen op Zoom in te nemen. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden zat dringend om geld verlegen om een goed leger op de been te kunnen krijgen en men besloot in 1622 tot een éénmalige bijzondere belastingheffing van één gulden per hoofd van de bevolking. De armen zouden worden ontzien en de meer gegoede burgers zouden volgens het draagkrachtprincipe meer moeten betalen. Alleen de stad Leiden bleef dwars liggen. De Leidenaars betoogden dat door de aanwezigheid van vele arme linnenwevers en textielarbeiders in hun stad de heffing van ongeveer 45.000 gulden een te zware last zou leggen op de schouders van de niet zo talrijke gegoede Leidse ingezetenen. Na lange beraadslagingen bereikten de afgevaardigden van de steden een akkoord. Het werd aan de stad Leiden toegestaan de heffing van het Hoofdgeld te verminderen met 10.000 gulden. De afgegeven instructies maakten o.a. melding dat slechts enkele categorieën mensen zoals zwervende bedelaars, vagebonden, en bootsgezellen, die geen vaste verblijfplaats hadden, niet in de
telling mee behoefden genomen te worden. Ook diende op de kohieren of lijsten melding gemaakt te worden of bepaalde personen arm of onvermogend waren. Armen betaalden geen heffing, onvermogenden betaalden voor elk gezinslid 10 stuivers (50 cent) en de mensen die enigszins vermogend waren 20 stuivers of één gulden en de beter gesitueerden 30 stuivers tot 50 stuivers, afhankelijk van hun status en vermogen.
De totaalstaat van de in 23 kwartieren verdeelde Provincie Holland vermeldt in oktober 1623 een totaal van 671.675 personen. Zo telt Amsterdam aan inwoners 104.932, Leiden 44.745, Haarlem 39.455, Delft 22.769, Rotterdam 19532, Dordrecht 18.270 en ’s-Gravenhage 15.825. Van  het door de bevolking op te brengen bedrag van 671.675 guldens aan Hoofdgeld bleef een groot bedrag aan de strijkstok hangen. Zo rekenden de uitvoerende stadsbestuurders van de stad Leiden voor hun werkzaamheden maar liefst ruim 24% van de ontvangen hoofdgelden voor hun werkzaamheden. Ze hadden belang bij een juiste telling. Hoe hoger het aantal inwoners, hoe groter hun verdiensten.
De schout en schepenen van Lisse dienden 1012 gulden te incasseren. Er is geen aantekening bewaard gebleven hoeveel zij in rekening brachten voor hun werkzaamheden. De Duin-en Bollenstreek dorpen geven de volgende tellingen qua inwoners

Lisse, 400 jaar terug in de tijd
Nadere analyse van de in het kohier van het Hoofdgeld vermelde gegevens geeft het volgende beeld van de inwoners van Lisse in het jaar 1623:

Het mannelijke en het vrouwelijke geslacht houden elkaar nagenoeg in evenwicht. Als de 37 andere inwonenden voor de helft mannelijk en vrouwelijk worden aangemerkt, is de verhouding 510 voor het mannelijke geslacht en 502 voor het vrouwelijke geslacht. Opvallend is dat het aantal weduwvrouwen ruim 2 maal groter is dan het aantal weduwnaars, 33 weduwvrouwen tegen 14 weduwnaars. Enerzijds zal dit verband
houden met de over het algemeen jongere leeftijd van de in het huwelijk tredende meisjes en anderzijds met de toen ook hogere levensverwachtingen voor vrouwen. Daar staat weer tegenover dat het aantal vrouwen, dat het leven liet in het kraambed, in het begin van de 17e eeuw een niet te verwaarlozen aantal weduwnaars opleverde. Duidelijk is wel dat ook toen al de vrouwen tot het sterke geslacht behoorden. Het naar verhouding grote verschil in het aantal thuiswonende zonen en dochters, 285 tegen 246, lijkt er op te wijzen dat er een groter aantal jongens werd geboren. Het verschil in aantal zal anderzijds  ten dele ook weer beïnvloed zijn, doordat de meisjes eerder
het ouderlijk huis verlieten, om elders als dienstmeisje in de kost te gaan werken. Het verschil in aantal van inwonende knechts en inwonende dienstmeiden, 25 tegen 39, is al een indicatie hier voor. Het verschil wordt ook bewerkstelligd door de jongere huwelijksleeftijd van de meisjes. Het gemiddeld aantal kinderen per gezin is te stellen op 2,4. Hierbij is uitgegaan van in totaal 221 gezinnen, met in totaal 531 thuiswonende kinderen. In de 215 aanwezige huizen is in zes huizen sprake van dubbele bewoning, hetgeen resulteert in het aantal van 221 gezinnen. Verdeeld over 215 woonhuizen levert het aantal van 1012 bewoners een gemiddelde op van 4,7 personen per woning. De grootte van het gezin varieert van één persoon tot twaalf personen. Er zijn drie gezinnen met twaalf personen.
Het grootste aantal gezinnen, in totaal 39, bestaat uit drie personen, gevolgd door 35 gezinnen met vier personen. Van de 221 huisgezinnen hebben 46 gezinnen, ofwel 20,8%, één of meer inwonende knechten of dienstmeiden.

 

 

In totaal 27 gezinnen hebben meer dan één inwonende dienstbode, met een maximum van drie. In onderstaande tabel een opsomming van de hoofdbewoners, die wellicht tot de notabelen van het dorp gerekend konden worden. De schout Cornelis Cornelisz van Immerseel komt echter niet in het rijtje voor. Dit kinderloos echtpaar had wellicht geen behoefte aan hulp.

 

Onder het aantal van 37 inwonende andere personen zijn maar liefst 14 kleinkinderen, die door de grootouders worden opgevoed. Verder wordt vijf maal genoemd een zogenaamd ‘houkint’. Dit zijn te vondeling gelegde kinderen en geadopteerde kinderen. Verder worden genoemd driemaal een broer en kostganger, tweemaal een moeder, vader, nichtcen schoonmoeder en éénmaal een stiefmoeder, zuster, zwager en neef. Uit dit gegeven is de opvallende conclusie te trekkenvdat anders dan verwacht juist de grootouders een verzorgende taak op zich namen om 14 kleinkinderen in huis te halen, terwijl slechts zevenmaal de kinderen op zich namen om hunvmoeders en/of vaders in hun huis te verzorgen.

Beroepen in Lisse


Op de lijst van de 182 mannelijke hoofdbewoners worden 49 beroepen vermeld. Vermoedelijk zijn de meeste van de overige 133 mannen werkzaam in de agrarische sector als bouwman of als bouwmansknecht. Bij vrouwelijke hoofdbewoners worden nog de beroepen hekelaarster en naaister genoemd. De tabel hiernaast met beroepen van de niet-agrarische bevolking levert verrassende en interessante informatie. Niet alleen door de hoeveelheid van sommige beroepsbeoefenaren, maar ook vanwege het ontbreken van sommige beroepen. Het aantal van zeven schippers is bijvoorbeeld een duidelijke aanwijzing dat Lisse in de streek een belangrijke functie vervulde voor het vervoer van goederen van en naar de steden Leiden, Haarlem en Amsterdam. Vijf schippers waren gehuisvest bij de Haven in het dorp en twee schippers in De Engel langs de Mallegatsloot. Lisse had al van oudsher een dicht bij het Vierkant gelegen haven, via een gegraven gracht
bereikbaar en gunstig verbonden met het Haarlemmermeer. Opvallend is voorts het aantal van vijf bakkers op een bevolking van 1000 inwoners. De korenmolen aan de Gracht zal hier mede debet aan zijn geweest en er zullen wellicht ook broden zijn afgenomen door omliggende dorpen en steden. De vermelding van zes linnenwevers, één spinnewielmaker, één spinner en één vlasser toont aan dat de vlasbewerking nà de landbouw en veeteelt de belangrijkste bron van inkomen was in Lisse. Dit wordt nog eens ondersteund door het
feit dat ruim 40 jaar later, bij de vaststelling van het aantal haardsteden in Lisse ten behoeve van het Haardstedegeld in tota en uit de lijst vaal 53 vlasovens werden geteld van het Familiegeld in 1674 blijkt dat maar liefst 24 mensen het beroep van vlasser uitoefenden. Ook is uit 17e eeuwse archieven bekend dat op de haven van Lisse regelmatig openbare verkopingen plaats vonden van bossen vlas, die met schepen waren aangevoerd vanuit o.a. Vlaanderen, Oude en Nieuwe Tonge en Dirksland. De beide genoemde waarden of herbergiers zetelden in het dorp, de een op huisnummer 121 in de herberg ‘Coning van Bohemen’ en de ander in huisnummer 152 in de herberg ‘t Roode Hart’. Het ontbreken van de vermelding van het beroep van Pieter Cornelisz. van der Codden, als herbergier in de herberg de ‘De Witte Zwane’ op huisnummer 149 toont aan dat niet alle beroepen zijn vermeld. Ook ontbreekt de vermelding van de herbergier in ‘Den Engel’ bij de Engelenbrug. Geen melding wordt gemaakt van het beroep van visser of van bleker. Ook in de eerder genoemde lijst van het Familiegeld
uit 1674 en andere belastingkohieren uit de 17e en 18e eeuw wordt geen melding gemaakt van deze beroepen. Het bevestigt dat beide beroepen in ieder geval niet als hoofdberoep werden uitgeoefend en van ondergeschikte betekenis zijn geweest. Uit de verpondingslijst in
1732 blijkt dat Jonkheer Ascanius van Sijpesteijn een verhuurde bouwmanswoning met een bleek bezat, gelegen aan de zandsloot bij de Lisserbrug met een naar verhouding geringe huurwaarde per jaar van 63 gulden.

Arm en onvermogend
Op de lijst worden 19 gezinnen als ‘Arm’ en 38 gezinnen als ‘Onvermogend’ gekwalificeerd. Zoals eerder opgemerkt behoefden de armen geen hoofdgeld te betalen en dienden de onvermogenden voor elk persoon de helft van de standaardheffing van één gulden per persoon te betalen. Voor de onvermogende Aelbert Dignusz. De Roo wonend op het huis met nummer 17 betekende dat voor hem, zijn vrouw en acht kinderen toch nog een bijdrage van vijf gulden. Daar moest hij in 1623 ongeveer één week voor gaan werken. Opvallend is dat de armen en onvermogenden dichtbij en naast elkaar woonden. Van de 17 huisbewoners aan de noordzijde van het dorp, in de huizen genummerd 83 t/m 99, worden er 12 als arm of onvermogend bestempeld. Terwijl aan de zuidzijde van het dorp negen huisbewoners in de huizen genummerd 203 t/m 211 allemaal als arm of onvermogend worden beschouwd.

Olieverfportretten 1620 door Michiel Jansz van Mierevelt van beide opponenten

Lisse 825 jaar, maar Lux en Liusna al 300 jaar eerder genoemd 

Sporen van vroeger  (LisserNieuws) 

14 februari 2023

door Nico Groen

  Lisse viert dit jaar het feit dat op papier het dorp 825 jaar bestaat. Het wereldlijk erfgoed dat Willibrord en zijn opvolgers nalieten aan de kerk van Sint Maarten te Utrecht is samengevat in de opgemaakte goederenlijst. Hierop staan de namen Lux en Liusna.

In de 8e en 9e eeuw had deze Willibrord met name ook in het westen vele bezittingen verworven, geschonken door vorsten, edelen en grootgrondbezitters. Deze schenkingen waren destijds vastgelegd op oorkonden, schenkingsakten en giftbrieven. Later werden deze in de eerste helft van de 10e eeuw allemaal in één keer aan het perkament toevertrouwd en gebundeld in ‘De Goederenlijst’ van de Sint Maartenskerk in Utrecht. In deze lijst, gebaseerd op de gegevens uit de 8e en 9e eeuw, worden Lux en Liusna genoemd. Diverse onderzoekers menen, dat Lux en/of Liusna als Lisse of in de buurt van Lisse gezien moet worden. Dit naar aanleiding van de volgorde, waarop de lijst is samengesteld.

 Licht en helder

Op het eerste gezicht lijkt het onlogisch, dat er 2 namen op Lisse zouden slaan. Maar is dat wel zo? De ‘na’ van Liusna betekende in de middeleeuwen ‘nabij’, ‘naast’ of ‘in de buurt van’. Liusna betekende dus zoiets als ‘in de buurt van Lius’. Aad van der Geest probeert in een artikel in het Dever Bulletin van 1991 verklaringen voor Lux, Liusna, Lis en Lisse  te vinden. De woorden ‘licht’ en ‘helder’ komen veelvuldig voor in dit artikel over zijn verklaring van ‘lux’, ‘liusna’ en ‘lis’.

‘Lius’ zou iets met licht te maken hebben. Een heldere waterloop of een kale heuveltop (blinkerd). Verder vermeldt Van der Geest ook nog, dat de plaats Ljusne in Zuid-Zweden, gelegen is aan de rivier de Lusn, wat ‘licht’, ‘helder’ en ‘glans’ betekent. Ljusne betekent dan ‘bij het heldere water’. Opmerkelijk is dat in de 16e eeuw de Zweedse plaats Ljusne geschreven wordt als Luxne.

Als het Latijnse woord ‘lux’ vertaald wordt naar het Nederlands, dan blijkt dit ‘kunstlicht’ te betekenen. Dit kan vroeger niets anders geweest zijn als ‘vuur’, ‘kaarslicht’, ‘brand’ en ’toorts’. Volgens een Deens woordenboek wordt het Latijnse ‘lux’ als ‘lys’ geschreven. Het Deense woord ‘lyse’ betekent ‘verlichten’ of ‘lichtgeven’. Beide Deense woorden lijken toch erg veel op Lisse. Temeer, omdat Lisse vroeger naast Lis ook als Lys of Lysse geschreven werd. Verder betekent het Zweedse woord ‘lyse’  ‘verlichting’.

Het Latijnse lux uit de 10e eeuw werd uitgesproken als ‘Luzz’. Het Iers-Keltische  ‘lius’ van ‘liusna’ uit de 7e eeuw werd toentertijd volgens Peter Berresford Ellis uitgesproken als het hedendaagse lus. De i was een toonloze toevoeging.  Ellis is bekend om zijn wetenschappelijke boeken over de Keltische geschiedenis. Dat leverde hem een groot aantal bekroningen op, inclusief een eredoctoraat aan de Universiteit van Londen. Om diverse redenen menen sommige onderzoekers, dat  het woord ‘liusna’ al heel oud is en mogelijk van Keltische afkomst.

Concluderend kan gesteld worden dat ‘lis’, ‘lux’ en ‘liusna’ ongeveer hetzelfde werden uitgesproken en dat het daarom waarschijnlijk om dezelfde woonplaats gaat. En dat de betekenis voor de drie woorden licht, helder, blinkerd, blank, vuur, brand of vlammen was.

Foto: ‘Waar de blanke top der duinen, schittert in de zonnegloed’. Zo kan het uitzicht van Liusna er hebben uitgezien.
Foto: Nico Groen

Rondom de Kerk van Lisse

Leids laarboekje 1941 pag.167

A. de Graaf

Afbeelding van Lisse uit 1583

De kaartboeken van het Elisabethsgasthuis te Haarlem, welk gasthuis ten zuiden der kerk bij de tegenwoordige Vuursteeg een hofstede bezat, bevatten van de kerk te Lisse een tweetal belangwekkende afbeeldingen. Het kaartboek van 1550 geeft het kerkhof als geheel ronde omwalling, terwijl de kerk slechts als idee is weergeven, zoodat wij hier mijns inziensgeen afbeelding mogen zien. Betrouwbaarder is een afbeelding van 1583, die den toren onbeschadigd toont naast de geheel daklooze kerk. Hoewel waarschijnlijk tijdens het beleg van Leiden in 1574, toen alle dorpskerken rondom de belegerde stad, behalve die van Noordwijk en Voorhout, werden verwoest, ook het torendak van de kerk te Lisse verbrand werd, is dit reeds vroeg hersteld.

Een aanwijzing hieromtrent vinden wij in een rekening uit 1590 van den koster en schoolmeester Cornelis  Cornelisz Lausduyn, waarin deze zich als volgt beklaagt: “Ick hebbe mede te kosten gehadt ende laten maken, opten bovensolder vande thoorne, de duvenesten, mit een valdoor ende slot er aen mettet coopen van de duven, ende de tost daertoe gegeven twee jaerlang tswinters int leggen van de sneeuw, ende tsomers inde hongermaendt, zonder eenige baetdaer off gehadt te hebben, alsoe ende door reden dat alle de oude duven, mit de opbouwinge ofte timmeringe van de thoorne, verjaecht ende verwildert waren, sulcxs dat ick de jonge twee somers lang laten vliegen hebbe en altoos gevoert omme weer te beter in de voedinge te comen.

Detail van Afbeelding van Lisse uit 1583

Al twelck my staet van vuytleggende tosten, mit tgeen dat ick inde zelve jaren hadde mogen prouffyteren ter somma van 3 ponden grooten vlaems.” Uit de klacht van den koster, dat hij menig duivenboutje heeft moeten missen, tengevolge van het herstelwerk aan den toren, danken wij dus het bericht dat voor 1590 dat herstel heeft plaats gehad. De kerk, doch niet het koor, werd hersteld in 1592. Tusschen kerk en koorruimte werd een boven het dak uitstekende topgevel gebouwd, die wat het ondergedeelte betreft uitgevoerd werd als vulling van een grooten, over de breedte der kerk geslagen boog; deze boog overspant ook nu nog het ruim der kerk. In dezen topgevel is met groen verglaasden steen over een hoogte van ongeveer twintig lagen het jaartal 1592 aangebracht. In het midden boven den boog bevindt zich een poortvormige opening, waarschijnlijk eerst met een luik afgesloten en daarboven bij den nok een uitspringend pilastertje, terwijl de gevel met vlechtingen is afgewerkt. Het geheel is thans onder het kerkedak verborgen, de bovenzijde van pilaster en vlechtingen is afgekapt daar het pannendak nu over dezen binnengevel doorloopt. 1)

Tot 1592 werd blijkens kerkerekening gepreekt in het pastoryhuis, evenals thans staande aan den Grachtweg bij het Vierkant. De tijd waarin ook het koor hersteld en bij de kerk getrokken werd, is nog niet vastgesteld, doch moet op ongeveer 1645 geschat worden. Aan weerszijden werd de kerk gesierd door gebrandschilderde glazen, waarvan er acht vermeld werden en welke blijkens rekening geschonken waren door de steden Leiden, Amsterdam, Rotterdam, Alkmaar, Den Haag en Haarlem, door het dorp of de gezworens van Lisse en door den Schout Adriaen van Gorcum. Hoewel er in dit gedeelte tien raamopeningen waren, is de mogelijke oplossing, dat toen aan de noordzijde in het midden een deur was, terwijl aan de zuidzijde een preekstoel voor een blind raam stond opgesteld.

Een orgel vinden wij reeds vermeld in 1559 wanneer aan Meester Gielis den Organist tot Noortwijk twee pond twee schellingen betaald wordt ,,daervoor hij de trompetten gestelt heeft in den organe deser kerke”, terwijl in 1542 Mr Jan Claes van Hillegom als coster en organistmeester is aangenomen. Omtrent de klokken vermeldt de kerkerekening van 1559, dat toen de kleine klok overgegoten is. Ook vermeldt dezelfde rekening ,,voor een nieuw uurwerk op de groote klok”. In 1608 vinden wij een nieuwe windvaan vermeld met het wapen van Lisse erin, bij den koperslager Gijsbert Cornelisz van der Morsch te Leiden gekocht. Wat de kerksieraden uit den tijd vóór de hervorming betreft, vinden wij een verklaring, dat zekere riemen (gordels) en vijftigen (rozekransen), behoorende tot de beelden van Onse Vrouwe en Sint Agatha, verkocht zijn, benevens een ,,subbory” (ciborie). De eerste predikant was Johannis Cornelii, in de protocollenboeken ook als Johannes Corneliszoon van der Schelling naast zijn echtgenoote Meinsje Ockersdr. vermeld. Hoewel de reformatie op het platteland in deze streken veelal een geleidelijk en vreedzaam verloop had, blijkt in Lisse een zekere Jeroen Dammaszn Cluft een strijdbaar aanhanger van de oude leer geweest te zijn. In de rechtboeken van Baljuw en Welgeboren mannen van Noordwijkerhout vinden wij dat hij in 1591 ,,hem gepurgeert heeft aangaande der heimelijke papistige vergadering tot sijn huis bij eenen Dirck Jacobsz oft andere pape”. Wat later wordt hij beboet, omdat hij te Katwijk den predikant van Lisse beleedigd heeft. Deze JeroenDammasz Cluft, geboren ongeveer 1531 als zoon van Dammas Gerrit Dammasz alias Cluft en Jonge Agniese, behoorde tot een van ouds gevestigde onwelgeboren familie en had zijn woning in den omtrek van het Buurtschap De Engel, waar eertijds de herberg ,,In den witten Engel” was. Gehechtheid aan oude gebruiken werd ook beboet. Zoo ontving Claes Meynerts, herbergier te Hillegom, een boete van tien pond, omdat er met vastenavent te zijnen huize ,,danspal” gehouden is. Gerrit Cornelisz (zoon van Cornelis Claesz alias den Admiraal en Marytje Philipsdr) wordt ook beboet, want hij heeft met ,,vastenavont op den veedele” gespeeld. Een gemakkelijk mensch was deze vedelaar overigens niet; herhaaldelijk is hij beklaagde bij vechterijen; eenmaal weet hij zich alleen te verdedigen met de merkwaardige verklaring, dat ,,zijn getuigen zijn over zee en zand”. De neiging om vechterij buiten vervolging te houden is groot, meermalen worden boeten uitgedeeld tegen verwonde personen, die vertrokken zijn ,alvorens hen rechtelijken voor twee welboren mannen besien te laten hebben” of anders gezegd de wond te hebben laten ijken. In 1597 heeft men te Lisse ,snachts na meydagh ontrent drie uren danspal gehouden” ten huize van Cornelis Cuyper (Cornelis Pietersz van der Codden, waart in de Zwaan) waarbij Aelbert Dignums de Roo den baljuwsbode de deur uitgooide. Ook vele delicten van hooien en werken op Zondag komen in de dingboeken voor. Zoowel op de afbeelding van 1550 als die van 1583 staat de kerk op een vrijwel rond kerkhof. Deze vorm wijst mogelijk terug op een zeer ouden toestand, waarbij er slechts een begraafplaats en nog geen kerk of kapel was. De zuidzijde van het kerkhof vertoont thans een rechte lijn, waarachter de kosterstuin is. Een kerkerekening omstreeks 1620 geeft een post te zien voor het afkarren van den kosterstuin om de graftweg daarmee op te hoogen.

Benoorden de kerk ligt het Vierkant, een langgerekt plein, omstreeks 1580 nog genaamd het groene veld of de groene weijde van Lis, waarover aan de westkant de weg van Haarlem naar Leiden liep en de verschillende herbergen als ,,de Swan” later de witte Zwaan, ten Noorden daarvan de herberg ,Het roode hart onder den groenen Eyck”, later genaamd ,,in de drie wouldt-vriesen” (naar de gebroeders De Vries van Oninga, zonen van Harmen de Vries Wipkesz en Anna Wybens), terwijl ten zuiden de herberg ,,Het Wapen van Lis”, later de stopplaats der postwagens was. In de richting Haarlem langs den Heereweg lagen nog de herbergen ,,In den Coningh van Bohemen” en ,,De Couden Oven”. De ,,groene Eyck” is mogelijk de gerechtsboom geweest, waaronder Schout en geburen recht spraken, een vonnis te Lisse door den Asing Jan  Harmens in 1564 gevraagd, is nog bekend.2) In 1560 wordt deze boom vermeld; dan woont Pieter Adriaen Huygensz in het ,,het huis onder den grooter eyck”. Over dezen eikenboom zijn herhaaldelijk geschillen, zoo matigt in 1599 Harmen de Vries zich het eigendom aan en wordt met het dijksrecht van Rijnland bedreigd, terwijl in 1643 eene Jan Dircxsz den eikenboom heeft omgehakt en voor dertig carolusgulden aan den timmerman Jan Cornelisz Vlaanderen verkocht, terwijl hij zich verder nog aan een ypenboom vergrepen heeft.

Terugkeerende tot de kerk vinden wij in het voorportaal,een deel van het vroegere koor, de monumentale witmarmeren wapensteen van Wilhem Adriaen van der Stel, op de hofstede Uittermeer op zeventig jarigen leeftijd overleden den zesden November 1733 en zijn gemalinne Maria de Hase, in den ouderdom van 55 jaren op den eersten Juni 1723 overleden. Deze steen is uit het schip der kerk overgebracht en hier op een hardsteenen voetstuk neergelegd. Bij het verbeteren der vloeren in het najaar van 1938 zijn verscheidene belangwekkende zerken aan den dag gekomen, die thans op het kerkhof zijn neergelegd, alleen het middendeel bij den preekstoel, dat niet opgebroken werd, kan thans nog verrassingen bergen. De oudste grafsteen, twee voet in het vierkant, bevat geen nadere aanduiding dan een wapen binnen een verdiept medaillon, hetwelk heraldisch links een leeuw toont en rechts een ankerkruis. Ook werden brokstukken gevonden van een wapensteen, mogelijk van een lid der in deze streek welgeboren familie Van der Leth. Het wapen heeft in de middenbaan twee maalkruizen, boven een tweetal pluimen en een ledig onderveld. Helmteeken: eengroot maalkruis. Randschrift: Hier leyt begraven den E . . . . . . . . . Cornelis . . . . . . . . . . . . en starf den 18en novemb. 1611. Een groote en fraaie steen toont het wapen Van Castricum: een (zwarte) burchttoren op een (zilver) veld, helmteeken een uitkomende leeuw. Randschrift: Hier leyt begraven Claes Cornelisz Castricum, stierf anno 1616. Een verdere wapensteen is die van Heer Gerardvan der Laan, bewoner van het huis ter Spekke, welk schild een keper en een drietal vaten toont. Boven aan prijkt de zinspreuk FATA VIAM INVENIENT, beneden: Obijt Gerrardt Van der Laen 16 February 1635, A AETATIS SUAE 82. Eenvoudiger zijn de grafsteenen der familie Corsteman, omstreeks 1600 groote grondeigenaars. Zoo sprak van 1580 tot 1584 Adriaen Cornelisz Corsteman recht als Welgeboren Man van Rijnland, een onderscheiding die toen in Rijnland niet uitsluitend met afkomst, doch met grootgrondbezit samenhing. In het baljuwschap Noordwijkerhout, waartoe ook Voorhout, Lisse en Hillegom behoorden, werd nog in veel later tijd geen grondbezit doch een welgeboren afkomst geeischt, behalve voor degenen die het ex-officio waren, namelijk de schouten en hun familie, welke laatsten evenwel niet in de overigens geringe fiscale voorrechten der welgeborenen deelden. Later zijn de Corstemans te Lisse verdwenen, doch treffen wij te Leiden de in Lisse geboren Nicolaes Claesz Corsteman van Rodenburch, welke 13 Januari 1664 trouwt met Agatha Arnoldusdr van Leeuwen en woont op het Rapenburg, het tweede huis van de Breestraat naar de Langebrug toe.

De eerste grafsteen luidt: Hier leyt begraven Adryaen Cornelisz Corsteman starf den 25-en January 1588. Het graf was gedekt met een drietal dunne platen (schaliën) uit leiachtigen hardsteen. De middenplaat bevatte veelal het grafschrift der echtgenoote, deze was Maritje Jansdr. Tetrode. Deze middenplaat ging in dit geval verloren en er is toen in later tijd een andere schalie toegevoegd, die luidt: ,,ende Maddeleentje Jansdr syn huisvrouw en starf den 25 Augustus Anno 1614”. Deze laatste was evenwel de huisvrouw van Pieter Cornelisz van der Codden, waard in de Zwaan.

Buiten de kerk ligt nog een grafsteentje met inschrift: Hier leyt begraven Adryaen Adryaensz Corsteman starf den 29 Julius anno 1602. Diens weduwe Catryn Claesdr sGravemade hertrouwde Cornelis Pieters op Kocxhorn te Wassenaar. De grafstede van den gerechtsbode van Lisse geeft met strakke romeinsche letters het zevenregelig grafschrift HIER LEYT BEGRAVEN WOUTER- LENERSE VAN CALCKER OVDT – ONTRENT 70 JAER ENDE RVSTEN – OPTEN SEVENDEN JUNY ANNO 1598 – ENDE MARGRIETE PIETERSDR – SYN HUISVROVWE EN RVSTEN – OPTEN 13 JANVARY 1602. Een ander lid der dorpsgemeenschap was de schoolmeester Wiard Takesz van der Blom. Rond een medaillon, waarin een wapenschild met huismerk, mogelijk uit de letters H en N samengesteld, is in gothische karakters uitgebeiteld: ,,Hier leyt begraven Wier Takesz, schoolmeester tot Lys en starf den 16en maert Ao 1611 en syn huysvrou Aryaentje Jansdr van Tienden starf den 24en maert 1611.” Buiten de kerk is bij den toren nog ingemetseld een steen met het volgende inschrift: ,,Hier leyt begraven Jacop Hendricksz Heck scoelmester tot lis starf den 12 en February 1610”; dit was de ambtsvoorganger van Wiert Takesz. Verder werd in het midden der kerk nog een zware steen gevonden, die blijkens inschrift de grafstede dekte van een vijftal pastoors te Lisse uit het laatst der zeventiende en de eerste helft der achttiende eeuw, waaromtrent de Heer J. P. Raaphorst o.a. in de Leidsche Courant van 29 Nov. en 2 en 6 Dec. 1938 een belangrijke bijdrage schreef. Deze steen werd aan het R.K. Kerkbestuur overgedragen.

De reeds vermelde buitenplaats ,,Huis ter Spekken” van de familie Van der Laen, omstreeks 1600 op grootscheepsche wijze gebouwd, waarvan Rademaker een fraaie afbeelding geeft, werd reeds ongeveer 1740 afgebroken, waarbij de voordeur voor 25 gulden voor de pastorie werd aangekocht. Het  orspronkelijke stamhuis van de welgeboren familie Van der Spekken lag waarschijnlijk wat dieper in het binnenduin, waar een tiental jaren terug sporen van een bouwwerk gevonden werden. 3)

Claes Cornelisz van Castricum, wiens grafsteen reeds werd genoemd, in gerechtelijke stukken merkwaardigerwijze altijd als .Claes Cornelisz alias backer” aangeduid, was pachter van de aanzienlijke boerenhofstede ,,Den Burg”, behoorende aan de familie Pynssen, welke op de kaart van 1583 voorkomt. De weduwe van Castricum, namelijk Neeltje Cornelisdr Verdel, dochter van Cornelis Maartensz en jonge Geertruid Adryaensdr Corsteman, hertrouwde in 1620 met Pieter Cornelis Keyser en bleef op de hofstede wonen. Naderhand is hiernaast aan de zuidzijde nog een hofstede gebouwd, welke thans nog als ,Zwanendrift” bestaat.  De naam ,Den Burg” wijst naast de vrij talrijke vondsten van kloostermoppen van groot formaat (33 X 17 X Sr/, CM.) wel op een vroege vestiging en hier moet mijns inziens de eerste burcht van Lisse gelegen hebben, mogelijk het stamhuis der Heeren Van Lisse. In verband hiermede is een oud bericht omtrent de fundeering van een achthoekigen toren bij het graven van den Ringsloot van den Poelpolder misschien van belang. Achter de plaats van de hofstede ,,Den Burg”, welke vermoedelijk omstreeks 1650 weggebroken is, ligt thans een vrij omvangrijk boschje, halvemaanvormig tegen de ringsloot aan en voorheen door een sloot van het weiland gescheiden. Mogelijk houdt de grond hier nog sporen verborgen. De naam van dit ,,Paulusboschje”, waarvan nog geen verklaring gevonden is, zou mogelijk op een gekerstende heilige plaats aan den oever van den Poel (thans Poelpolder) kunnen wijzen.

De geschiedenis van het huis Dever, waarvan thans nog slechts de resten van een woontoren met metersdikke muren over zijn, is zeer onzeker. Uit de afbeeldingen in de prentverzameling van het gemeentearchief te Leiden en een serie schilderijtjes van G. Leembruggen in het Museum de Lakenhal aldaar, valt af te leiden dat in het begin der 17de eeuw een nieuw heerenhuis aan de straatwegzijde tegen den ronden kant van dit bouwwerk werd opgetrokken. Na den blikseminslag in 1848 is dit heerenhuis zoodanig vervallen, dat het van lieverlede in elkaar viel, zoodat de oude kern weer overbleef. Deze thans nog als bouwval behouden woontoren, die met het vierkante gedeelte in den breeden grachtvijver stond en met zijn halfronden kant het slotplein beheerschte, was ook aldaar niet de eerste vestiging. Immers het Gemeentearchief te Leiden heeft uit ongeveer 1730 een afbeelding van de ,,Ruïn van het ,,Oude huys te Deevere op de Voorplaats”.4)

Het is een langwerpig gebouw, dat m.i. aan de noordzijde van het slotplein gestaan moet hebben, en mogelijk de woonplaats was van Gerrit die Ever, die als houtvester in dit gebied optrad.5).

Dat deze zaalbouw ook weer niet de eerste vestiging was, is gebleken uit vele ter plaatse opgedolven scherven, waarbij ook Germaansch primitief aardewerk, kogelpotten en Pingstdorfer werk vertegenwoordigd waren, zoodat deze plaats ook in de eerste tien eeuwen onzer jaartelling wel bewoond zal zijn geweest. Ongetwijfeld zal dit in het broekIand vooruitgeschoven lage duin, dicht bij den vischrijken Poel, ook voor zeer vroege bewoners een aantrekkelijke verblijfplaats zijn geweest. De grondige omwerking tot bollenland van dit terrein maakt het evenwel zeer moeilijk uit de poovere resten verdergaande gevolgtrekkingen te maken.

Lisse, Herfstmaand 1940.

A. F. DE GRAAFF.

Craandijk geeft in zijn ,,Wandelingen door Nederland” 2de druk, Zuidholland, 2de druk, Zuidholland, blz. 277 een tamelijk uitvoerige beschrijving van den toestand in het midden van de 19de eeuw.

1) Vele gegevens in dit artikel verwerkt, zijn ontleend aan het archief der Ned. Herv. Kerk te Lisse, afschriften van eenige dezer stukken bevinden zich in hit Gemeente Archief te Leiden.

2) Gemeente-archief Lisse

3) Vermeld in rekeningen van de rentmeesters van Noord-Holland in 1343: ,,lijfhuren tusschen Lisserbeke enter Specke”.

4) Catalogusnr. 11660

5)  Zie voor de geschiedenis der bewoners en eigenaren: Leidsch Jaarboekje 1915, bladz. 57, idem 1921/22, blz. 55 e.v.; en de Nederl. Leeuw 1909, blz. 199.

De Grote kerk uit Rijnlandse gezichten van A. Rademaker

Bij de hartpagina. Een luchtfoto uit 1926

Het gebied ten noorden van de Oranjelaan laat veel bollenvelden zien, waar nu huizen staan.

Redactie

Nieuwsblad 21 nummer 4, 2022

We vliegen met z’n allen over een stukje Heereweg ver terug in de tijd. Om precies te zijn het vroege voorjaar van 1926. Helemaal links zien we de grote bollenschuur van Grullemans nog niet. Er is ook nog net geen sprake van huize Meerenburgh, waarvan de bouw in dit zelfde
jaar zou aanvangen. Huize Somalo is vanaf de Lisserbrug het eerste huis langs de Heereweg. Naast Somalo ligt het toegangspad naar het oude Zandvliet dat verder weg in het bollenland ligt en nu aan de Westelijke Randweg. Bollenland was er nog in overvloed. Meer en Duin, de Blinkerd en Meerenburg was een en al bollencultuur. Van Zanten, Driehuizen, Van der Vlugt en de Nieuwenhuizens hebben hier heel wat bollen uit de grond gerooid. Alleen hun naam vinden we nog terug in de diverse parknamen. Bij het Nieuwenhuispark is men nu nog druk aan het bouwen op de plek waar tot voor kort nog ‘Welbedrogen’ overal boven uitstak. Alleen huize Baka is daar blijven staan. Waar eens bloemenvelden de landerijen kleurden staan nu huizen en aan de overkant van de Zandsloot (Lisserbeek) waar de geweldige schuur van Grullemans ooit stond, is het industrieterrein. We zien nog net waar de Zandsloot in de druk bevaren Ringvaart uitmondt. Heel wat zandschuiten kozen daar bij de “Lisserham” het ruime sop over het Haarlemmermeer wat bij veel wind een gevaarlijke onderneming was. Deze plaat geeft aan hoeveel er in zo’n honderd jaar kan veranderen, “bollen werden stenen” kunnen we zeggen.

Bloemen tot de Ringvaart! Kunt u dit bruggetje vinden op de hartpagina?

Bollenschuur welbedrogen in volle glorie

Het bollengebied moet open blijven

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                            

20 december 2022

door Nico Groen 

De Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse” en de Stichting Vrienden van Oud Hillegom maken zich zorgen over de ideeën die leven over het bollengebied ten noorden van de Keukenhof. Dit belangrijke cultuurhistorisch bollengebied wordt bedreigd door plannen om de N207 door te trekken naar de N206 met een aftakking over het spoor naar de Beeklaan in Hillegom. Ook zijn er plannen voor een parallelweg langs de Carolus Clusiuslaan vanaf de 2e Poellaan.

Een van de redenen voor aanleg van deze wegen is de drukte bij de Steenfabriek en op de Van Pallandtlaan en de Carolus Clusiuslaan. VOL denkt dat door de aanleg van de Rijnlandroute van Leiden naar Katwijk de verkeersdrukte op de oost-west verbinding voor de Bollenstreek voor het grootste deel is opgelost. Veel verkeer uit Voorhout, Noordwijk en Noordwijkerhout zal van deze verbinding gebruik gaan maken. Het fileleed in Lisse en Hillegom kan door een veel hogere vierbaans brug over de Ringvaart bij de Steenfabriek voor een deel voorkomen worden.

Pact van Teylingen geldt nog steeds

De verlenging van de N207 gaat in tegen de principes van het Pact van Teylingen door de enorme aantasting van het gave bollengebied ten noorden van de Keukenhof en de dreiging van grootschalige verstedelijking rondom het open gebied bij het station Hillegom. In het Pact van Teylingen zijn in het verleden afspraken gemaakt tussen vele organisaties, gemeentes en provincie hoe de Bollenstreek er uit gaat zien. Dit geldt nog steeds.

Cultuurhistorische waarde van het bollengebied

Vanwege de cultuurhistorische waarde van het bollengebied ten noorden van de Keukenhof heeft de stichting VvOH een brief gestuurd naar de leden van het College van Gedeputeerde Staten en de leden van Provinciale Staten van Zuid-Holland. Dit met de nadruk, naast andere argumenten, op het open houden van het bollengebied vanuit historisch oogpunt gezien.

De VvOH constateren in de brief dat het rapport zwaar leunt op het element economie, terwijl natuur, milieu, landschap en cultuurhistorie als sluitpost worden gezien en onvoldoende in de afwegingen zijn meegenomen.

Als het aan de mobiliteitswethouders van de gemeenten Hillegom, Lisse, Teylingen en Noordwijk ligt, komt er tussen 8 tot 15 jaar in de Duin- en Bollenstreek veel asfalt bij met grote gevolgen voor het open gebied, de flora en fauna en het Natura 2000 duingebied.

Los van de dure infrastructurele kunstwerken, zoals een spoorwegonderdoorgang en enkele viaducten gaat dit ook ten koste van veel eerste klas bloembollengrond. De Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport is daarin als kader leidend. Niet gemeld wordt waar de vele hectaren kostende doortrekking naar de N206 en naar de Beeklaan gecompenseerd worden.

Een ringweg ten westen van Hillegom tast het bollengebied ernstig aan en kan nog meer verkeer aantrekken door nieuwbouw rondom het station. Dan zou het bij de steenfabriek nog veel drukker worden.

Foto: Een veel hogere vierbaansbrug over de Ringvaart bij de Steenfabriek zal veel fileleed in Lisse en Hillegom voorkomen. De brug hoeft dan maar af en toe open.
Foto: Nico Groen

 

Stamboomonderzoek bij de VOL

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                

15 maart 2022

door Nico Groen

Wat betekent genealogie? Het is (volgens Wikipedia) familiekunde. Een hulpwetenschap van de geschiedenis, die zich bezighoudt met het onderzoek naar afkomst en geschiedenis van families en geslachten. Dat kan leiden tot een stamboom van alle personen uit dezelfde familie, uitgaand van de oudst bekende voorvader in mannelijke lijn. De VOL is geïnteresseerd in Lissese families of in personen die een verbinding met of een betekenis voor Lisse hebben.

De vereniging heeft een werkgroep Genealogie, die een digitaal bestand heeft ontwikkeld met behulp van een  bepaald programma. Daarin staan personen uit Lisse met daar bij behorende familieverbanden. Beheerder is Louise Kerkvliet-van Kampen. Tot 1920 is het bestand behoorlijk volledig. Tegenwoordig zitten er in het bestand 60.000 personen met 18.500 families in Lisse. Dit bestand blijft groeien. Om data te vinden van personen na 1920 is een uitdaging vanwege de privacywetten.  In het kader van deze privacyregels zijn geboorteaktes pas na 100 jaar in te zien, huwelijksaktes na 75 jaar en overlijdensakte na 50 jaar. Dat betekent dat deze informatie op een andere manier gevonden moet worden.

Genealogische bronnen bij de VOL

Genealogische informatie was vroeger moeilijk te achterhalen. Men moest er voor naar gemeentelijke, nationale en kerkelijke archieven. Men moest er echt heen om in de verschillende archieven informatie te achterhalen. Daar werd veel tijd aan besteed. Met het digitale tijdperk is dat eenvoudiger geworden. We kunnen vanuit onze luie stoel informatie benaderen. De VOL heeft een eigen archief gevuld vanuit verschillende informatiebronnen. Denk hierbij aan archiefmateriaal van de gemeente, maar ook documenten van Erfgoed Leiden en Omstreken, waaronder de Bollenstreekgemeenten, gerechtsboeken etc. Het gaat om zowel publicaties als digitale bronnen.

Inloop op dinsdagmorgen

Regelmatig ontvangen wij giften waarin genealogische informatie beschreven is. Maar ook verzamelaars en particulieren bieden bidprentjes, rouwadvertenties en geboortekaartjes aan waaruit veel informatie te achterhalen is. Verder wordt er gebruik gemaakt van alle beschikbare digitale informatie die wereldwijd op het internet te vinden is.

Wat doet de VOL met de verzamelde informatie? Ons bestand is in wezen een lijst met namen waarin begin- en einddata verwerkt zijn en waarin familieverbanden vermeld zijn. De informatie is onlangs gebruikt voor de website LisseTijdReis, waarbij historische informatie over personen en zaken uit Lisse aan elkaar gekoppeld werd. Daarmee is informatie gebruikt van 1830. Je kunt o.a. nagaan waar je voorouders gewoond hebben en welke beroep ze uitoefenden. Er wordt nu druk gewerkt aan het Lisse van 1880. LisseTijdReis is door iedereen te raadplegen, maar de genealogische informatie is alleen voor leden van de VOL toegankelijk. In het verleden zijn er veel kwartierstaten met ouders, grootouders en bed-overgrootouders gemaakt van bekende Lissers. Deze zijn op de website terug te vinden. Ook kunnen particulieren informatie achterhalen bij de inloop op dinsdagochtend. Aanvullende informatie van personen en gezinnen uit Lisse is altijd welkom. Kom gerust ook eens langs op de inloopochtend op dinsdag voor het nagaan van je eigen familiegeschiedenis.

De geschriften van Arie Raaphorst

Het archief van de VOL bevat 5 schriften van de hand van Arie Raaphorst. Het zijn korte notities over gebeurtenissen in Lisse uit het begin van de twintigste eeuw. 

Gert Imanse

Jaargang 20 nummer 4, 2021

In Nieuwsblad 3 2021 van de Vereniging Oud Lisse staat het artikel Parelduiken in Lisse Tijd Reis, waarin aandacht voor een boekje van Arie Raaphorst over de geschiedenis van de Parochie St. Agatha. Eerdere artikelen van Arie in ’t Veld met het werk van Raaphorst als bron, zijn te lezen op de website www.oudlisse.nl. Zijn ‘Gids voor een wandeling langs bloembollenvelden in Lisse’ uit 1922 was het onderwerp van een eerder Pareltje.

Arie Raaphorst
Het archief van de Vereniging Oud Lisse bevat vijf schriften van de hand van Arie Raaphorst. Het zijn korte notities over gebeurtenissen in Lisse aan het begin van de vorige eeuw. Raaphorst (1880-1948) was dagbladcorrespondent voor de Leidsche Courant en mogelijk maakte hij ze voor zijn eigen archief als journalist. Hij schrijft over onderwerpen als het oude raadhuis, het post- en telegraafkantoor, de oprichting van de gasfabriek en de oude en nieuwe Agathakerk tot 1912. Historisch zeer belangrijk zijn de gegevens over de oude wijkindeling in Lisse. In het Gemeentearchief zijn ze niet bewaard gebleven, maar gelukkig beschreef Raaphorst ze in zijn schriften. Hij beschrijft het touwtrekken door verschillende landeigenaren wie de gasfabriek op zijn grond kan krijgen. Het was bieden en loven over de grondprijsdoor de diverse belanghebbenden. De ligging aan groot water was een belangrijk punt in verband met de aanvoer van kolen. Zelfs gravin van Lynden mengde zich in de strijd. Zij bood de gemeente een terrein aan van 0,5 hectare aan de Ringvaart en de Zandsloot voor een gulden en zegde toe alsnog een bedrag van 2000 gulden te schenken. Uiteindelijk is de fabriek gebouwd op grond aangekocht van de Fa. M. Verduijn voor 5600 gulden. Dan wordt ook duidelijk waarom de realisatie van de bouw zeven jaar duurde.
Het Hollandsch Bloembollenkwekers Genootschap H.B.G. werd opgericht in Lisse in 1895. Vanaf de oprichting waren er diverse directeuren. De bloembollenkweker J. Moolenaar was van aanvang af de eerste secretaris. Na zijn dood werd hij opgevolgd door Arie Raaphorst. De kermis in Lisse is een zeer oud evenement dat vroeger in de eerste week van de maand oktober werd gehouden. Tot in 1905 duurde deze acht volle dagen van zondag tot zondag; in 1906 werd de beginzondag afgeschaft. Jaarlijks kwamen e kerken, geestelijken, kiesverenigingen en schoolbesturen in verzet tegen dit feest en telkens kwam de afschaffing tijdens de raadsvergaderingen weer in stemming, maar steeds werd dit met een meerderheid van stemmen verworpen. Ook over de familie van Lynden lezen we regelmatig. De Loosterweg, nu Van Lyndenweg, liep vroeger vlak voor het kasteel langs en werd veel gebruikt door wandelaars en bollengangers uit de steden. Dat was een doorn in het oog van de kasteelbewoners. Na jarenlang gesteggel met toegangsverboden en wegafsluitingen werd uiteindelijk toch besloten de weg te verleggen naar de huidige situatie.
Op de hoek Zwartelaan en Veenenburgerlaan werd bij het afgraven van het duin in 1913 een geraamte van een walvis gevonden, dat daar 5000 jaar geleden zou zijn neergekomen tijdens de ‘Zondvloed’. Waarschijnlijker is dat het dier strandde op 19 november 1421, toen de Elisabethsvloed ook de kustgebieden trof. Helaas is er geen koolstofdatering gedaan, dus het blijft onzeker. Dit geraamte staat vanwege zijn afmeting in kratten opgeslagen en is in het bezit van
het Museum de Zwarte Tulp. Geïnteresseerden in de geschriften van Raaphorst kunnen voor inzage terecht bij Jos van Bourgondiën, die u graag behulpzaam is met deze en andere werken uit de bibliotheek van de CHVOL.

 

Een wandeling door Lisse door A. Raaphorst.

Evenementen

Niets gevonden

Uw zoekopdracht leverde helaas geen artikelen op