Berichten

De Nederlandsche stad- en dorpsbeschrijver in 1799: PARELTJES uit de VOL bibliotheek

Nieuwsblad Jaargang 18 nummer 2 juli 2019

door Ria Grimbergen

In de bibliotheek bevindt zich een geprinte versie van het dorp Lisse uit 1799 uit de serie “De Nederlandse stad- en dorpsbeschrijving”. Rs. Bakker schreef deel 7 over Lisse. Nieuwsgierig naar de volledige tekst van de beschrijving? Jos van Bourgondiën, de beheerder van de bibliotheek, helpt u graag verder.

In de bibliotheek van de Vereniging Oud Lisse bevindt zich een geprinte versie van een beschrijving van het dorp Lisse uit 1799. Het komt uit deel zeven van de achtdelige serie “De Nederlandsche stad- en dorpbeschrijver”, uitgegeven door H. A. Banse in Amsterdam van 1793 tot 1801.

Lieve van Ollefen schreef de eerste delen, zijn collega Rs. Bakker nam het na deel vijf van hem over. Het deel “Rhijnland”, waarin Lisse staat, is van de hand van Bakker, over wie bekend is dat hij boekhandelaar was in Delft en een patriot. Hij zette het werk van Van Ollefen voort “in hoogst revolutionairen geest”. Bakker geeft in zijn algemene inleiding de lezer de hint zorgvuldig te lezen: de staatsveranderingen en politieke gebeurtenissen van de afgelopen zes jaar zijn in zijn beschrijving verwerkt. Bakker doelt op de Bataafse Omwenteling, de fluwelen revolutie die een eind maakte aan de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, waarna de Bataafse Repuliek werd uitgeroepen.

Het wapen van Lisse zoals Bakker het beschrijft, een halve klimmende rode leeuw, blauw getongd en genageld op een gouden vlak. Van ouds het wapen van de heren van D’Ever, die ook de heren van Lisse waren. Het huidige wapen van Lisse is pas op 20 februari 1816 bij Koninklijk besluit vastgelegd als zijnde op een gouden vlak een klimmende halve leeuw van lazuur (Blauw). Had Bakker meer historisch besef dan de Raad van Adel?

De formule van de beschrijvingen is steeds dezelfde: een ovale gravure met het wapen van de plaats, een gedichtje, gevolgd door een katern van meestal 16 pagina’s met een beschrijving van het dorp. Elk
katerntje begint opnieuw de pagina’s te nummeren. Intekenaren op de serie kregen de afleveringen in “vellen letterdruks” geleverd, als bij een tijdschrift. Zij konden dan besluiten die in te binden of zo te laten. Als zij in het voetspoor van de schrijver tochtjes wilden gaan maken was een stapeltje velletjes beter te hanteren dan een zwaar boek.

 

 

 

 

De begaafde Amsterdamse kunstenares Anna Catharina Brouwer graveerde de stads- en dorpsgezichten. Soms is het haar eigen werk en staat alleen haar naam eronder. Soms gebruikte ze een bestaande gravure als voorbeeld en dan vermeldde ze altijd de naam van de eerste graveur. Voor het ovaaltje van Lisse zal zij zelf naar het dorp zijn gereisd: Anna C. Brouwer staat er onder het prentje. We zien de kerk van Lisse met op de toren een fier wapperende vlag, huizen en een molentje. Op de voorgrond varkens, drie mannen, een vrouw met een kind aan de hand. Bakker beschrijft het wapen onder de afbeelding als een goud schild met halve rood klimmende leeuw. Het is het wapen van de heer van Dever, de ambachtsheer van Lisse. Het speelse element in de gravures van Anna Brouwer spreekt mensen aan. De prentjes zijn gezocht en worden vaak los verhandeld. Complete exemplaren van delen uit “De Nederlandsche stad- en dorpbeschrijver”, zijn daardoor kostbaar en zeldzaam.
Van Ollefen en Bakker gingen ervan uit dat men geen vreemdeling in eigen land moest zijn en kennis diende te hebben van geschiedenis en aardrijkskunde. Hoe kun je een huis bewonen dat je niet kent, stelden ze. Nu, na meer dan tweehonderd jaar, lijken de geschiedkundige verhandelingen achterhaald, maar Bakker geeft wel een aardig beeld van Lisse aan het eind van de achttiende eeuw. Het is aangenaam en uiterst bevallig gelegen, met mooie buitenplaatsen. De schrijver betreurt de afbraak daarvan, die al in volle gang is: “Men gaat continueel door met het vernietigen en sloopen der schoonste buitenplaatsen, gelijk thans met het oude vermaarde Veenenburg af te breken”. Twee jaar daarna onderging Meerenburg hetzelfde lot. De schrijver geeft een lijstje van de buitenplaatsen die er nog wel zijn met de namen van de eigenaars/bewoners, de niet-adellijken naar de geest van de tijd burgers genoemd. Zo bewoonde burger Van Buuren (vaker gespeld Buren) Wassergeest en burger L. Bicker Meer en Duin. Van Buren was een belangrijk man in Lisse. Als baljuw van het baljuwschap Noordwijkerhout, waar ook Voorhout, Lisse en Hillegom onder vielen, behandelde Izaak van Buren civiele en criminele rechtszaken. Uit patriotse sympathieën plaatste hij in 1795 de vrijheidsboom voor zijn buitenplaats. Volgens de Volkstelling van 1795 op last van het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek telde Lisse 1062 “zielen”. De teelt van kruiden, bloemen, groenten, vlas en hennep was de voornaamste bron van inkomsten. Schuiten vertrekken dagelijks vanuit Lisse via het Haarlemmermeer naar Amsterdam en weer terug. De trekschuit vaart tussen Leiden en Haarlem. De postkoets deed Lisse aan op zijn tocht van Amsterdam naar Den Haag. Bakker beschrijft de kerken en hun geestelijk leiders. Het dorpsbestuur is naar Frans voorbeeld een municipaliteit van drie leden met een schout en secretaris, die ook schepenen en brandmeesters zijn en zich daar naast bekommeren om de armen en de wezen. Zij komen bijeen in een vertrek in een gewone herberg. De schrijver noemt er twee, de Witte Zwaan, dat ook het Rechthuis is, en de Stad Rotterdam.
Nieuwsgierig naar de volledige tekst van deze beschrijving? Jos van Bourgondiën, de beheerder van de bibliotheek van de VOL, helpt u graag verder.

Het vrijheidbeeld op Wassergeest

PARELTJE van 30 cent uit de VOL verzameling

Arie Raaphorst heeft in 1922 een boekje gemaakt met de titel Gids voor een wandeling langs de bloembollenvelden in Lisse. In dit 32 pagina’s dikke boekje gaat hij in op alle historisch belangrijke gebouwen, al of niet meer bestaan in die tijd. Het boekje is in bezit van de VOL.

Door Ria Grimbergen

Nieuwsblad Jaargang 18 nummer 1 januari 2019

Onze bibliothecaris Jos van Bourgondiën liet mij een boekje zien uit de verzameling van de vereniging. Een Gids voor een wandeling langs de bloemenvelden in Lisse uit 1922, geschreven door A. R. Hz. Achter deze initialen gaat Arie Raaphorst schuil. Het zeldzame en kwetsbare gidsje is uitgegeven en gedrukt door de Lissese boekhandelaar P. de Vries. In dit exemplaar zijn in handschrift verbeteringen en aanvullingen aangebracht. Voorin staan de namen Arie Raaphorst en P. H. Raaphorst. Het is duidelijk uit de familie afkomstig, maar niet zeker is van welke hand de wijzigingen zijn.

Piet de Vries

Piet de Vries, geboren 27 juni 1880 in Lisse, was bij zijn huwelijk op 2 september 1908 boekhandelaar in Lisse. Bij zijn overlijden op 5 maart 1951 op 71-jarige leeftijd woont hij nog steeds in Lisse, maar is zijn beroep boekdrukker. Daarnaast had De Vries een advertentiebureau. Mensen konden bij hem advertenties opgeven die in de locale en landelijke pers werden geplaatst. Ten tijde van de uitgave van het gidsje was zijn zaak gevestigd aan de Grachtweg 33. Deze moderne ondernemer beschikte over telefoon.

Raaphorst

Arie Raaphorst Hz of Hzn (1880-1948), de schrijver van het gidsje, werkte als journalist bij de Leidsche Courant. Van 1928-1938 was hij penningmeester-secretaris bij de HBG.
Eerder pende hij de geschiedenis van Lisse neer en gaf die de titel “Aanteekeningen op het Dorp en de Gemeente Lisse”. Deze belangrijke bron voor de historie van Lisse is gedeeltelijk gepubliceerd in afleveringen van het VOLNieuwsblad en is in handschrift in het bezit van de VOL.

Toerisme, vervoer en gidsjes

In het eerste kwart van de twintigste eeuw groeide het toerisme. Vervoersmogelijkheden waren sterk verbeterd, de  mensen beschikten over meer vrije tijd en geld. Ondernemers in plaatsen met aantrekkingskracht op vakantievierders en dagjesmensen brachten toeristische gidsjes uit met informatie over hun streek, veelal voorzien van plattegronden. Zo ook Piet de Vries. De bloeiende bollenvelden immers zorgden in het voorjaar voor topdrukte op de Lissese wegen. De tram tussen Haarlem en Leiden, de Bollenlijn, reed op zondagen extra ritten met een lange sleep rijtuigen. De Vries gaf journalist Arie Raaphorst Hzn opdracht een gidsje te schrijven dat de dagjesmensen te voet langs de mooiste bollenvelden van Lisse zou voeren. In zijn inleiding bij het gidsje schrijft Raaphorst dat hij wil wijzen op wat er nog is, maar ook “met een enkel woord” terug wil gaan “tot de geschiedenis van vroeger tijden”. Mochten er lezers zijn die in het boekje gebreken vinden, dan staat hij open voor “zakelijke critiek”. Dat enkele woord is wel een understatement.
In dit 32 pagina’s tellende gidsje gaat hij in op de historie van Lisse en zijn bezienswaardigheden.
Of ze er nog zijn of niet.

Wandeling door de historie van Lisse

Pagina uit het boek

Zo beschrijft hij de geschiedenis van de buitenplaats Berkhout, waarvan alleen de tuin rest, en die van het landgoed Meerenburg, al begin 19de eeuw gesloopt. Dever ligt er in 1922 rampzalig bij, maar Raaphorst wijdt vijf pagina’s aan de bouwkundige aspecten van wat er ooit was.
Het fraaie interieur van de Sint-Agathakerk krijgt een uitgebreidebeschrijving, evenals dat van hetraadhuis. De schrijver beseft wel de economische noodzaak van de afgraving van duin en bos, maar betreurt toch de “verdelging van al dit natuurschoon”, de afbraak van een buitenplaats als Veenenburg en de afzanding van de gronden daarvan. “Heeft men dan nooit genoeg? Moet alle pracht, die de natuur ons schenkt, dan daarvoor verdwijnen”. Deze en andere opmerkingen geven het gidsje een persoonlijk tintje. Dankbaar is hij de familie Van Lynden, waarbij hij hoopt dat het landgoed Keukenhof “voor ons en voor ons nageslacht gespaard mag blijven voor de schendende hand onzer hedendaagsche cultuur”. Veel van wat de wandelaar anno 1922 nog zag is afgebroken, bloembollencomplexen, bollenvilla’s, maar Dever is gerestaureerd en Keukenhof behouden. Raaphorst laat de tramreiziger uitstappen bij de halte “in het Vierkant” en een verfrissing in hotel “De Witte Zwaan” gebruiken. Dan volgt een wandeling die ook nu nog gemaakt zou kunnen worden.

Raaphorst de verteller

Het gidsje voert de wandelaar zuidwaarts richting Sassenheim, langs de eeuwenoude kerk van de Ned. Herv. Gemeente met de toren van tufsteen. In het portaal van de kerk vindt men de grafsteen van de gouverneur van de Kaapkolonie Willem Adriaen van der Stel. Raaphorst prijst de verbeteringen die door het kerkbestuur zijn aangebracht: de kerkhofmuur en de nieuwe kosterswoning in oudhollandse stijl. Dan in dezelfde stijl het raadhuis uit 1907. Het
katholieke bolwerk – Agathakerk, huize Pius, Agatha gesticht voor meisjes en de RK jongensschool – bespreekt de schrijver tot in detail. Zo noemt hij vol trots de bouwers van de jongensschool de gebroeders Barnhoorn. Volgt het bloembollencomplex van de Gebroeders Segers aan de Heereweg. Voor de Jannetjesbrug over de Vennesloot staat het prachtige landhuis van A.Verduin jr (De Venne) en heeft men zicht op de “Rijkstuinbouwwinterschool voor de Bloembollenstreek”.

Een wandeling door Lisse door A. Raaphorst.

Raaphorst vraagt de wandelaar plaats te nemen in het gras tegenover de ingang van Dever. Hij wil graag wat vertellen over het verleden van de ridderhofstede en zijn bewoners. Met pijn in het hart kijkt hij naar de ruïne. De hoge walmuren gesloopt, de grachten gedempt, het geboomte gekapt en gerooid. Ontdaan van alles is het “een blijvende bespotting, naakt en kaal tusschen de producten onzer hedendaagsche culturen in, door niemand geëerd, ook niet door hen die daarvan de eigenaars zijn”. Dan rechtsaf naar de Catharijnelaan, waar de schrijver wijst op de oude boerenhofstede “Bloemenhof” waarbij ooit de oude RK kerk stond (niet meer aanwezig). Rechtsaf naar de Achterweg langs “Grootenhof” en de overblijfselen van Huis ter Spekke. Linksaf de Spekkelaan op langs de bloemenvelden richting Loosterweg. Raaphorst geeft de wandelaar de mogelijkheid linksaf te slaan de Loosterweg op naar het Reigersbos en de bossen van Wassergeest, maar zijn wandeling voert nu rechtsaf weer de Loosterweg op dwars door de bossen van Keukenhof, over het erf van het kasteel en dan rechtsaf, door de ‘Rasters” terug naar het dorp. Aan de linkerhand ziet men Zandvliet, met de mooie vijver en brug (nu bloemenpark Keukenhof), dan weer volop uitzicht op de bloemenvelden in vakken gedeeld door heggen, in de kromming van de weg de villa Veldhorst met de bollenschuren van G. van der Mey’s Zonen (de laatste afgebroken). Rechts de tuin Berkhout en aan het einde van de weg het postkantoor (afgebroken). Linksafslaand komt men bij Roosendaal  gesloopt), dan passeren we de mooie witte villa “Maria”, een ontwerp van de Haarlemse architect J. London. Voortgaande het bollencomplex “Welbedrogen”, waar ooit het landgoed Meerenburg lag, de villa’s  Buitendorp en Magnolia (waarvan de sloop in 1991 leidde tot de oprichting van de VOL). Aan de linkerhand ligt de villa Somalo, een ontwerp van architect Leen Tol, en Becorsa (gesloopt) en het verdwenen buiten Wildlust. Na een blik op het buitentje Bloemoord, staande op een duintje, en de Steenfabriek, is het tijd voor een verfrissing in de Nachtegaal.

De entree van het buiten “Veenenburg” vanaf de Loosterweg

Bij de Nachtegaal slaan we de Zwartelaan in, jaar het bollencomplex van de Gebroeders Veldhuyzen van Zanten staat (verdwenen). Op de brug een magnifiek uitzicht op de bloemenvelden, waar 25 jaar daarvoor nog dicht bebost duin was. Aan het eind van de Zwartelaan lag het ook toen al verdwenen buiten Veenenburg, waarvan Raaphorst een foto van de ingang plaatst, met rechts zicht op het van hout opgetrokken Duinlust. We slaan linksaf de Loosterweg in, passeren “De Looster”, komen weer bij de Stationsweg en slaan weer linksaf naar het dorp

.

Bij de hartpagina: foto Hobahoterrein

Foto ca. 1908. Vogelvlucht van Piet Jonker vanuit de oude spitse toren van de Agathakerk die beduidend hoger was dan de toren van 1929. Basisschool “de Akker” is nog maar net een paar jaar
oud. Er is nog geen spoor te zien van HOBAHO of HBG/CNB die beide nu  rond deze tijd hun 100-jarig bestaan vieren. Hier zien we nog een Lisse met heel veel open plekken. Molen “de Korenbloem” van de Fa. Beelen staat nog trots met zijn wieken te zwaaien. Mensen van de Gereformeerde Gemeente kerkten nog in het kleine kerkje waar later Dirk Schouten zijn werkplaats had. Ook de Christelijk Gereformeerden kerkten nog in het kerkje een eindje verderop waarin later garage Eigenbrood haar intrek zou nemen. Je kunt het niet zien op deze foto, maar de Gracht liep toen nog achter de school langs. Achter de school werd later turf gestoken, zo spaarde men stookkosten uit. Bijzonder onderwijs moest zijn eigen boontjes nog doppen. Pas in 1920 werd het bijzonder onderwijs gelijk gestel  met het openbaar onderwijs. De rechthoekige plekken in de donkere veengronden zijn de sporen van het turfsteken. De kachels moesten wel branden in de koude wintermaanden. De laag veen was gemiddeld zo’n tien turven diep. Dit stuk noemde men de “Capelleweide”. Links in de verte zien we de Nieuwsloot uitmonden in de Ringvaart met iets naar rechts het gemaaltje met de schoorsteen. Zie de lange leegte voorbij de huizenrij achter de Julianastraat, die toen nog niet zo genoemd werd. Juliana werd in 1909 geboren. Had dat stukje Lisse toen wel een naam? Nee Lisse was toen nog in kadastrale blokken/secties verdeeld. De
huizen in dat stukje Julianastraat vielen onder wijk B met nummers in de buurt van de 90.

BIJ DE VOORPLAAT: Luchtfoto van de RAF in 1945

Bij de voorplaat

Redactie

Nieuwsblad Jaargang 17 nummer 3 Zomer 2018

In maart 1945 werden er verkenningsvluchten gemaakt door de RAF, dus net voor het einde van WOII. Ze vlogen niet alleen maar maakten ook duizenden foto’s. Die werden in Engeland heel goed bestudeerd om mogelijk vijandelijke doelen te bombarderen. Van deze foto’s heeft Vereniging Oud Lisse er nu acht in bezit. De platen zijn digitaal geleverd in een veer hoge resolutie. Uitstekend om als studiemateriaal te gebruiken. Wat had ons dorp toen nog veel open stukken grond. Helemaal bovenaan zie je de Nieuwsloot die liep tot de Willemskade. Vandaar ook kade, als je goed kijkt dan zie je dat er een schuit is aangemeerd. Er liggen ook een stuk of 20 schuiten in de Gracht en er zijn er nog een paar onderweg in de Ringvaart. De familie Blokhuis had achter Huize Irene haar eigen paradijsje aangelegd met wandelpaden langs vijvers en siertuinen. Ook is er een verbinding naar een grote groentetuin, op de plek waar nu de rotonde en het begin van de Nassaustraat is. Er is aardig wat bij gekomen in die 73 jaren, maar er is ook erg veel weg uit ons dorp.

RAF luchtfoto 1945

 Betekent Lisse Heuvelfort?

Voor Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                  27 september 2017   

Wat is de herkomst van de namen Lisse, ’t Vierkant en de Vuursteeglaan? Deze keer gaan we in op de vraag of Lisse oorspronkelijk Heuvelfort betekend kan hebben. In het kustgebied tussen Zeeland en Kennemerland zijn diverse Keltische archeologische vondsten gedaan. Hoewel er in Lisse niets is gevonden kunnen hier dus wel Kelten zijn geweest. De oorspronkelijke Keltische taal komt het meest overeen met het Oud-Iers. Als Liusna of Lis uit het Keltisch stamt dan zou er verwantschap met het Ierse Liss kunnen zijn. In Ierland zijn maar liefst 270 plaatsnamen waarin Liss voorkomt. Daaronder zijn namen die al minstens 1300 jaar oud zijn. Het Ierse Liss betekent heden ten dage zoveel als Heuvelfort of Hoge Burcht. De plaatsen met Liss liggen meestal op een heuveltop.

De naam Liss komt in het Oud-Iers voor als Lios. Een Lios was een afsluitbaar woongedeelte van een compleet fort. Naast het wonen deed de Lios ook dienst als opslag voor goederen. De Lios werd afgesloten met een palissade of verschansing. Zo’n palissade  bestond uit 2 meter hoge boomstammetjes met een puntige bovenkant. Deze stammetjes waren met dunne reepjes boombast aan elkaar gebonden. Het complete fort waar de Lios deel van uitmaakte, heette een Ràth. De Lios was het hoogste gedeelte van de Ràth. De Ràth werd beschermd tegen invallen door een aarden wal met een soort gracht er om heen en kon zeer groot zijn. Men gebruikte natuurlijke elementen, zoals duinen en water. Buiten de Lios, maar binnen de Ràth liep het vee en werd er mogelijk een vorm van landbouw bedreven. De Romeinen bouwden vaak een versterking op zo’n Ràth en noemden dit dan een Oppidum.

Was Lisse een heuvelfort?

Terug naar de situatie in het vroegere Lisse. De hele situatie doet aan een Ràth met een Lios denken. De Lios of Lius zou op ’t Vierkant gelegen kunnen hebben. Dat was dan het hoge woongedeelte. Daar omheen lagen zowel aan de west- als aan de oostkant de lagere vruchtbare percelen veen waar vee gehouden kan zijn. Ten westen van deze weilanden lagen duinen. Het Berkhouterduin lag vroeger banaanvormig om ’t Vierkant en de westelijke weiden heen. Dit kan de buitenkant van de Ràth geweest zijn. Deze hoogte was goed verdedigbaar. Op de oudste kaarten van Lisse is een watertje te zien aan de westkant van het Berkhouterduin, dat naar het oosten afbuigt. (Het heette Verbogen Vaart, de latere Lisserbeek). Aan de zuidkant zie je op die kaarten van Lisse de latere Stinksloot of Kerksloot. Aan de oostkant is ook een watertje (De Beeck) te zien, dat vanaf de Gracht via de Hoppoel (bij Speeltuin Marijke) naar het noorden uitloopt in de Verbogen Vaart. Deze watertjes rondom bijna heel Lisse kun je zien als een soort gracht.

Archeologisch onderzoek nodig.

Of Lisse vroeger een Ràth met een Lios is geweest, is zonder degelijk archeologisch onderzoek niet na te gaan. Het is sowieso moeilijk te achterhalen omdat het Berkhouterduin al heel lang geleden is afgegraven en ’t Vierkant vroeger veel hoger heeft gelegen dan nu. Archeologische vondsten zouden ten oosten van de Heereweg diep in het veen moeten worden gevonden.

Veel van wat hierboven beschreven is, werd ontleend aan het artikel van Aad van der Geest van 20 mei 1998 in het weekblad de Lisser in het kader van Lisse 800.

Het oud heuvelfort Old Sarum in Salisbury, Zuid Engeland

Het oud heuvelfort Old Sarum in Salisbury, Zuid Engeland
Foto: www.visitwiltshire.co.uk

 

 

De Kleine Kroniek van Lisse, de jaren vijftig

Het boek Kleine Kroniek van Lisse in de jaren vijftig van Arie in ’t Veld is uit.

Redactie

Nieuwsblad Jaargang 15 nummer 1, januari 2016

In het kader van het culturele beleid van Lisse kreeg Arie in ’t Veld de opdracht om een boek over Lisse in de vijftiger jaren te schrijven. Een tijdsbeeld van die periode te geven dus. Na de kronieken van de zestiger en zeventiger jaren. Als jochie maakte hij de jaren vijftig mee en beleefde in de Wilhelminabuurt het nodige. Dat geldt echter maar voor een deel van wat in dit boek wordt beschreven. Voor alle andere onderwerpen is dankbaar gebruik gemaakt van de edities van ‘Ons Weekblad’ en diverse (verenigings)bladen. Vele uren werden in het
gemeentehuis in archief en achter het kopieerapparaat doorgebracht. In het boek wordt verteld over het Lisse van net na de oorlog. In dat Lisse, net als in heel Nederland, waren de sporen van de oorlog nog niet helemaal verdwenen en werd hard gewerkt aan het opnieuw op poten zetten van bedrijven, instanties en niet in de laatste plaats het verenigingsleven. In eerste instantie lukte dat goed, maar aan het einde van de vijftiger jaren werd het verenigingsleven toch wat onder druk gezet. De oorzaak daarvan: de komst van de televisie. Steeds meer mensen schaften zich een huisbuis aan en bleven vaker thuis om tv te kijken. Andere belangrijke gebeurtenissen in de vijftiger jaren waren onder andere de oprichting van de VVV, velerlei sportevenementen, de bouw van de Mariakerk, het verbale gevecht om het al dan niet kopen van het verzetsmonument en het Bloemencorso dat nog erg pril was. En niet in de laatste plaats Keukenhof, waarvan de eerste editie in 1950 van start ging.
Het boek is voor € 12,95 te koop bij Boekhandel Grimbergen.

“De kleine kroniek over de jaren zeventig”  is uit

Het 2e deel in de serie ‘De kleine kroniek van Lisse’ van Arie in ’t Veld is uit. Het gaat over de jaren zeventig van de vorige eeuw.

Nieuwsflits

NIEUWSBLAD Jaargang 12 nummer 3, juli 2013

Het tweede deel in de serie ‘De Kleine kroniek van Lisse’ is uit. Dit deel behandelt de jaren zeventig van de vorige eeuw. De eerste exemplaren van het door Arie in ’t Veld geschreven boek zijn onlangs door wethouder Adri de Roon uitgereikt aan Robert en Harry van der Mark van Blokhuis Beheer en Henk van der Kroft, oud voorzitter van de VVV van Lisse. De Roon memoreerde bij de overhandiging onder andere dat de zeventiger jaren van de vorige eeuw jaren waren waarin Lisse uitgroeide tot een dorp van formaat.

Mede door de grootschalige woningbouw die in de zestiger jaren in de Poelpolder was gestart en waardoor het aantal inwoners in no-time zienderogen toenam. Het hoogtepunt van alle ontwikkelingen van het dorp lag wellicht halverwege de zeventiger jaren. Met name 1975 was in vele opzichten een memorabel jaar voor Lisse. Het was bijvoorbeeld het jaar waarin zo ongeveer het halve dorp op z’n kop stond omdat het Grachthuisje (een serie bouwvallige huisjes aan de Grachtweg waar later nieuwe woningen verrezen) niet als monument beschermd zou worden en besloten werd dat de oude huisjes gesloopt zouden worden. Het was ook het jaar waarin het vermaarde weekblad ‘Ons Weekblad’ ter ziele ging en het verschijnen van ‘De Lisser’ daarop onmiddellijk aansloot. Verder werd besloten dik geld te steken in de restauratie van Dever. De oudste inwoner van Lisse, de heer W. Van Manen werd dat jaar in september 101 jaar; Lisse kreeg een nieuwe bibliotheek, ‘Magazijn De Vlijt’ in de Kanaalstraat hield opheffingsuitverkoop en maakte de weg vrij voor ontwikkelingen op de hoek Kanaalstraat/Meer en Houtstraat en het winkelcentrum Blokhuis werd in november officieel geopend. Burgemeester drs. A. Berends verrichtte de opening en de heer Cees van der Mark kon zijn naam behouden. Hij had deze kostbaarheid op het spel gezet door aan het begin van het jaar te stellen dat als het winkelcentrum Blokhuis niet op 19 november zou worden geopend, zijn naam geen Cees van der Mark meer zou zijn. Over Blokhuis wordt in het boek uitgebreid geschreven. Maar ook over onder andere de VVV die het in die jaren presteerde om, naast het organiseren van talloze activiteiten, jaarlijks zo’n tienduizend toeristen bij particulieren onder te brengen. Iets waarvan nu alleen nog maar gedroomd kan worden. Ook wordt er volop aandacht besteed aan De Engel. Het buurtschap waar men toen vond en uitdrukte dat dit stukje Lisse er maar een beetje bij hing. Was de periode 1960 tot en met 1969 belangrijk voor de uitbreiding van Lisse, in de zeventiger jaren werd daar nog een schepje bovenop gelegd. Het bouwen van woningen in de Poelpolder ging onverminderd door en nieuwe bouwplannen en wijken zagen het licht. Zoals Meerenburgh. Het werd een periode met vele hoogtepunten in een dorp dat zichzelf toebedeelde een streekfunctie te vervullen en op alle mogelijke manieren probeerde daaraan invulling te geven.

Het was tevens een periode waarin diverse plannen werden geopperd waarvan later zou blijken dat er uiteindelijk niets van terecht kwam. Zoals een nieuw gemeentehuis op de plek van De Witte Zwaan, of een open zwembad naast De Lis. Wat er wel kwam was een nieuwe Josephschool. Nu praat de raad weer over nieuwbouw en een nieuw Fioretticollege dat net als het onlangs gebouwde Fio, al voor de opening te klein bleek te zijn om alle leerlingen onder te kunnen brengen. Intussen draaide het verenigingsleven op volle toeren, wordt verteld over Jan Pensioen, de zonderling van Lisse, de buurtvereniging Wilhelmina, de carnavalsvereniging De Gaapstokken en onder meer ook over de huisvesting van de bejaarden, de (nimmer bewezen) aanwezigheid van een pyromaan en het vijftigjarige bestaan van Foto Mieloo, die indertijd ook de foto’s voor onder andere De Lisser maakte.

Het boek kost € 12,95 en is verkrijgbaar bij de boekhandels Grimbergen en Wagner. Voor leden van Vereniging Oud Lisse is er een speciale actie. Zij kunnen één exemplaar kopen voor de gereduceerde prijs van € 9.95, verkrijgbaar op de inkoopmomenten in de Vergulde Zwaan, aan de Ie Havendwarsstraat, of via de secretaris.

Lisser Herinneringen

Oud  Lisser Hans van Duijnhoven woont in Denemarken. Hij is geboren in 1937 aan de Tulpenstraat. Hij beschrijft uitvoerig zijn jeugd in Lisse.

door Hans van Duijnhoven uit Randers (DK)

NIEUWSBLAD Jaargang 12 nummer 3, juli 2013

1945 Let op het duidelijke
“hergebruik” van materiaal,
moeder heeft gedaan wat
ze kon om nog een redelijk
uitziend pakje te maken.

Ik ben Oud-Lisser, geboren in 1937, wij woonden sinds 1941 aan de Tul­penstraat en dagelijks liepen mijn broers en ik naar de R.K. Jozefschool aan de Heereweg tegenover de Agatha-kerk.

In de Tulpenstraat staat nu het kantoorgebouw van de bollenveiling, die vroeger HBG heette. Destijds was daar een driehoekig landje, ’s winters werden er dikwijls bollenmanden opgeslagen, zomers werd het nogal eens gebruikt om veiling-bollen te plaatsen, wanneer de capaciteit van de hallen onvoldoende was.

Meestal waren dat narcissen, die aangeleverd werden in kisten. Voor ons was veel spannender, dat daar regelmatig een geitenkeuring werd ge­houden, van heinde en verre werden “de koeien der armen” daar ter keuring aangeboden. We liepen van daar naar het HBG-plein, waar we dikwijls voetbalden, met als een van de doelen de toegangsdeur tot de meest oostelijke hal van de HBG, (het heeft nogal wat ruitjes gekost en eindeloze strijd of de bal nu binnen of buiten de krijtlijnen op de deur gekaatst was). Tegenover die hal was “het landje van Beelen”, daarnaast de dito graanhandel, de eigenaar woon­de op de hoek van de Hyacinthenstraat, waar tegenwoordig een of andere bank is gevestigd. Op het landje van Beelen werd jaarlijks (?) een podium in elkaar getimmerd, waarop de harmo­nie “Canite Tuba” dan zomeravond uitvoeringen gaf.

De graanhandel had een stoommachine en omdat we bevriend waren met de zonen van Beelen, mochten we bij die machine weleens onze kousen drogen, als we te roekeloos waren geweest bij slootjespringen of op het nog nauwelijks dragende ijs van de gracht (moeder merkte niettemin dat onze kousen stonken!). Op de hoek van de Molenstraat en Grachtweg was het witte huis van Oma Beelen.Even verderop aan de Grachtweg was een bakkerij achter de bebouwing en via een poort toegankelijk. In de oorlogstijd, speciaal de hongerwinter van ’44, lieten mensen daar wel hun brood bakken, als ze tenminste voldoende meel hadden kunnen be­machtigen, je kon dat altijd nog aanlengen met tulpenmeel! (Voor een misdienaar, die nuchter naar de kerk moest, was de geur van die bakkerij een ware beproeving)

Even verderop was het bedrijf van beurtschipper/expediteur Mart van der Linden. Zijn schuiten lagen in de gracht daartegenover, twee soorten, “vletten”, kleine platte schuiten waarin/waarop bollen van de exporteurs in kisten werden aangeleverd. Die kisten werden dan overgeladen in binnenvaart­schepen, die de bollen naar Rotterdam of Amsterdam vervoerden. Soms vonden we het leuk om springend van de ene vlet naar de andere over de Gracht te komen. De corpulente heer Mart v.d. Linden was uiteraard “not amused”, tierend kwam hij uit zijn kantoortje om ons luidkeels op de gevaren te wijzen: “zijn jullie nu helemaal besodemieterd…,kwajongens!”

Daarnaast (richting Kapelstraat) was het oude waaggebouwtje, dat destijds, meen ik, niet meer als zodanig werd gebruikt, wellicht gebruikte v.d. Linden het als opslagplaats. Daar weer naast, op de hoek met de Kapelstraat stond een wit huis met geknotte lindebomen ervoor (van Segers?). Tegenover dat huis op de andere hoek van Kapelstraat en Grachtweg, was de bekende kapper Stuifbergen. Wij gingen linksaf de Schoolstraat in. Links op de hoek was het huis van Kuilboer. Hij was een van de heren-bas-zangers in het kerkkoor van de Agathakerk, waar ik als jongenssopraan en alt heb gezongen o.l.v. dirigent meester van Hulten. Als wij tijdens de soms lange diensten in de Agathakerk wat ongeduldig werden, liep je het risico een oorvijg te krijgen van een van de heren achter je, Kuilboer was daarom berucht. Rechts kwam je dan voorbij de “protestantse school”, uiteraard waren ook daar voor schooltijd kinderen op het schoolplein. Wij, “roomse kinderen”, werden soms (en goedmoedig) uitgescholden voor “papen”. Wij scholden met roomse blijmoedigheid “ketters” terug. Juist voorbij de school was het KAB-gebouw, beheerd door meneer Sloot-beek, waar “Nut en Genoegen” oefende en zijn jaarlijkse toneelspel opvoer­de en het RK Gemengd Koor “Sint Cecilia” uitvoering gaf. Recht vooruit was de zwart geteerde schutting van huize Pius, daarachter lag de Piustuin, waar de oudjes soms even wandelden. Als de poort naar de tuin openstond kon je in de tuin kijken, ik herinner me alleen bloeiende Rododendrons. Je ging dan de hoek om, de Bondstraat in, een zijde Huize Pius, de andere zijde het Patronaatsgebouw, waar dansschool Evert Castelein uit Leiden danslessen gaf, achter waren jarenlang de “verkenners” actief (verkenners zijn Roomse padvinders, verschil moest er zijn, ik heb het nog gebracht tot verkenner “eerste klasse” met insignes!). Tegenover de Bondstraat stond het Raadhuis, met de trap ervoor, dikwijls renden we de trap op aan één zijde en weer naar beneden langs de andere zijde. De gemeentebode (meneer de Koning?) was dan weer “not amused” over die op klompen klossende bengels. nast het Raadhuis stond een geheimzinnige villa, achter donkere (rode beuken ?) bomen. We wisten niet wie er woonden, maar het waren uiteraard “deftige mensen”, Rooms waren ze in ieder geval niet, anders hadden we het geweten. Tegen over de machtige Agatha-kerk lag het nonnenklooster, aan de ene zijde de Jozefschool voor de jongens, de andere zijde de Agatha-school voor de meisjes. De Jozefschool werd geleid door meester Strik, de meis­jesschool door de nonnen, beide werden overigens even hardhandig geleid.

In 1950 ging ik naar de HBS in Lei­den, meester van Wickeren leidde ons op voor het toelatingsexamen. Kees van der Eerden en ik voor “het Bona” in Leiden, Cor Rottwei­ler voor het seminarie van de missi­onarissen van Mill Hill. De meeste andere leerlingen gingen naar de “mulo” van meester Ragas of naar de ambachtsschool in Leiden. In de Agatha kerk hingen met hoogtijdagen, bv. Sacramentsdag (donderdag de tiende dag na Pasen, later de tweede zondag na Pasen), vaandels. Mijn vader attendeerde mij ooit op twee daarvan. De ene van de RK vereniging van Bloembollenhandelaren, groot en breed, met een bollenlandschap waarover de zon opgaat, met de tekst: “Het is de Heer, die de was­dom geeft”. De andere van de RK Landarbeidersbond “St Deus-Dedit”, veel beschei­dener met een arbeider erop en de tekst: “De Heer zegene het werk onzer handen”. “Het zou een mooi zootje worden op de tuin, als je het alleen aan de Heer overlaat”, merkte mijn vader droogjes op, maar die Katholieke Arbeiders-moraal had ik zelf al ontdekt.

 

Reactie

In het vorige Nieuwsblad stond een artikel van Hans van Duijnhoven over zijn Lisser Herinneringen. Bij de prentjes van mei 1945 wordt gerept over het droppen van Zweeds wittebrood. Dat droppen was niet letterlijk bedoeld en had dus tussen quotes moeten staan. Peter Huis attendeerde ons daar terecht op. Hij schrijft:

In de aanhef wordt gesproken over het gedropte Zweeds wittebrood. Dit is een hardnekkig misverstand. De werkelijkheid is als volgt. Op 28 januari 1945 werd door drie zweedse rodekruisschepen een grote hoeveelheid voedsel naar de haven van Delfzijl vervoerd, ruim 7500 ton. Een groot gedeelte hiervan bestond uit meel waarvan in Nederlandse bak­kerijen brood gebakken is. Dit gebeurde voornamelijk in de plaatselijke bakkerijen in het westen van het land, waar de nood het hoogst was. Door een probleem met de vervoerscapaciteit in die dagen, kwam het brood pas medio februari bij de bevolking terecht. Ongeveer tegelijkertij d met de droppingen.

Dit is ook een haast niet uit te roeien geschiedkundige invulling. Evenals Jacoba van Beieren die jaagde vanuit kasteel keukenhof (gebouwd begin 17e eeuw als luxe woonhuis)

En Jacoba van Beieren die eindeloos j acoba kannetjes bakte, en vanuit haar cel in de slotgracht van slot Teylingen wierp.

Hans in 1950, met “plusfours”, die waren
toen “hot”. De broek dankt haar naam
aan de lengte: vier duimen langer dan de
knickerbocker.
De gewone naam voor dit soort broeken was
“drollenvanger”.

 

 

Detail van kaart van Balthasar Forisz - 1615

Reacties op De naam van ‘Lis’ en ’t Vierkant’

ln reactie op het artikel over de naamgeving van Lisse wordt gemeld dat ’t Vierkant mogelijk plein zou kunnen betekenen. Analoog aan firkantet en square, dat beide plein betekent. Bij de Vuursteeglaan werd mogelijk vroeger vuil verbrandt. Zou Viersteeg vier haardsteden kunnen betekenen?

Deen Boogerd

NIEUWSBLAD Jaargang 12 nummer 2, april 2013

In voorgaande Nieuwsbladen zette Nico Groen zijn ideeën uiteen over “De overeenkomst tussen Lisse en het Vierkant: Vuur” .

Dat artikel inspireerde anderen om ook na de denken over de oorsprong van de namen Lisse en Vierkant. Een discussie was • geboren. Hierna volgt een verhaal van Deen Boogerd dat weer een andere kijk op de herkomst van de namen geeft.

Deen Boogerd

Balthasar Floriszn. van Berckenrode 1615.

ln een bijdrage aan de discussie over het ontstaan van de namen Lis en ’t Vierkant beschrijf ik bij dezen mijn idee hier over. Op de eerste plaats ik ben geen taalkundige, maar de discussie over dit soort onderwerpen vind ik erg interessant. Mij is gebleken dat de naam van ‘Lis’ afkomstig is uit het Deens misschien zelfs uit de tijd dat de Noormannen/Vikingen onze kuststreken onveilig maakten en hier en daar vaste voet aan wal zetten. ‘Lys’ betekent in het Deens o.a. stralende, heldere, klare, schijnende, glimmende en schitterende, allen synoniem aan licht. Nog wat namen die de zelfde betekenis hebben zijn onze welbekende ‘de Blinkerd’ daar was vroeger ook zo’n kaal duin. Ook bij het Vlaamse Koksijde ‘de Hoge Blekker’ en het kustplaatsje ‘Blankenberg’, al die namen zijn terug te voeren naar een blanke top der duinen. Om een plaats een naam te geven werd vaak gekeken naar de aard van dat stukje aarde. Ons stukje was een kale duintop wat stralend lag te schitteren in de zon. Een zeer opvallende landmark die niet veel onder doet voor een vuurbaak. Naar mijn idee komen we zo aan de stralende naam Lys, Lis en later Lisse. Lux en Liusna zijn in betekenis het zelfde. Waren het de Noormannen/Vikingen die hier misschien een plek hadden gesticht om te legeren? Of waren het de Friezen die in de achtste eeuw de kustgebieden bevolkten van af de Zeeuwse kust tot aan halverwege Jutland?

Het Fries en het Deens hebben veel met elkaar gemeen en als volkeren ergens langere tijd vertoeven, blijven er altijd sporen in het taalgebruik achter, zo zou de naam Lys een spoor kunnen zijn uit die tijd. De tekening van de Gele Lis laat de zon zien, dan noem ze toch ook “de stralende”. Lisse heeft nog steeds een uitstraling van wereldfaam en maakt haar stralende naam nog steeds waar!

’t Vierkant

fyrkant, San, Marco, Venedig, Italier

Nog iets eigenaardigs is het raadsel van het niet vierkante vierkant. Volgens mij ligt de oplossing ook in het Deens. Het woord ‘firkantet’ wat naast vierkant ook plein betekent. Ons vierkant is dus simpelweg een dorpsplein een firkantet een square. In Engeland hebben die Denen ook behoorlijk huis gehouden en daar noemen ze bijna elk plein vierkant denk maar aan Trafalgar-square, Leicestersquare en heel vaak zijn die squares helemaal niet vierkant er zitten zelfs ronde bij. Voor een vierboet zou ’t Vierkant veel te ver van de oever zijn. In een atlas uit 1625 zie je van Monster tot en met Egmond een zestal duinen met vuur en zwarte rookpluim, altijd op veilige afstand van het dorp. (vuur en houten huisjes met rieten daken is vragen om narigheid). Bij de monding van onze Greveling bij j Lisserbroek stond ook al een tonne, haspel of kruisbaak. Bij goed weer kon je Lisse al van ver waarnemen vanwege haar hoge ligging, later nog extra door de kerktoren. Nu nog is het verschil in hoogte tussen Turfspoor en ’t Vierkant ongeveer 6 meter. Eeuwen geleden zal dat behoorlijk meer zijn geweest. Het gedeelte van het kaartje van Jan Pietersz Dou 1624 laat zien hoe de gracht in de Lisser Noorder Poel stroomt en niet in het Leidsche Meer. Een behoorlijk eind verder was in die tijd de Greveling die de Noorder Poel verbond met het Lange Rack pas als je de tonnebaek van Gansoort (Lisserbrouck) voorbij was zat je op het oude Leidsche Meer, alles bij elkaar geteld bijna twee kilometer van ’t Vierkant. Toen de naam ‘Lys’ werd bedacht zou het water nog wel eens veel verder weg zijn geweest. De subtitel, “Het Vierkant was een hoge duintop langs het Leidtsche Meer”, komt mij daarom best vreemd over.

Vuursteeg suggesties

Grote vuren maken in de bebouwde kom vonden ze vroeger al niet slim. Zou het niet kunnen dat bij de Vuursteeg een soort vuilverbranding was, op net zo’n veilige afstand als een vierboet bij de kustdorpen.

Zou het misschien een  vervorming van ‘vierstee’ kunnen zijn, vier haardsteden? Dubbelhoven telt al voor twee. Lisse, Lys, Lis is een schitterend duindorp met op de top het ‘firkantet’, zo dachten de Denen. Deze Deen vindt dat wel een goede gedachte!

Reacties

Ook nav de discussie rond “De naam van ‘Lis’ en ’t Vierkant” geeft de heer Nieuwenhuis enkele aanvullingen. Het onderschrift bij het plaatje van Venetië met ondertiteling “berömd , fyrkant…” (apr. 2013) is in het Zweeds en niet in het Deens gesteld. En de Zweedse plaats Ljusne ligt niet in Zuid Zweden, maar ca. 250 km ten noorden van Stockholm, in Norrland aan de kust van de Botnische Golf. In het artikel over de naam van Lis en ’t Vierkant staat onder een foto van een plein in Venetië dat de tekst in het Deens is. Het is echter Zweeds.

Kleine Kroniek van Lisse in de zestiger jaren

Arie in ’t Veld  heeft een boek over Lisse uitgebracht. Het heet de kleine kroniek van Lisse in de zestiger jaren.

Nieuwsflits

NIEUWSBLAD Jaargang 10 nummer 1, januari 2011

p donderdag 28 oktober werd, voorafgaand aan de raadsvergadering, door wethouder Adri de Roon het pas uitgekomen boek “De kleine Kroniek van Lisse” in de zestiger jaren van Arie in’t Veld, aan raadsleden en vele andere genodigden waaronder de Ver. Oud Lisse aangeboden.

Het was een leuke bijeenkomst met heel veel humoristische opmerkingen van Arie (iedereen lag in een deuk!). Het boekje met veel prachtige oude foto’s heeft Arie in ’t Veld in opdracht van de gemeente gemaakt. Winkelprijs € 12,50. (voor VOL leden, zo lang de voorraad strekt, €10). Arie is nu al weer begonnen met het boek “Lisse in de zeventiger jaren!” waarvan de uitgave in september wordt verwacht.