door A. M. Hulkenberg
Aan de historische Delfweg te Lisse staat romantisch aangedaan een zeer oud huisje, ,, ‘t Lammetje Groen”, thans Stationsweg 53/55 (afb. 1). Van binnen is het aangepast aan de eisen van deze tijd, maar aan de buitenzijde lijkt het met zijn kleurige luikjes en kleine vensterruitjes, met zijn pomp, de klimrozen tegen de oude gevel en de bosrank slingerend over het rode pannendak een plaatje uit het sprookje van Hans en Grietje. Wat een romantiek! Nu ja, romantiek. . .,,Nee, we spreken niet met elkaar”, zei de jufrouw die het voorste van het huis bewoont spijtig, en zij sloot de deur. . . Ach, bij Hans en Grietje is het ook niet allemaal zoete romantiek geweest. En in de historie van ,,‘t Lammetje Groen” al evenmin!
Adrìaen Maertensz Block
Adriaen Maertensz Block of Blocq is geboren te Gouda als zoon van Maerten Willemsz Block en Maritghen Evertsdr. 1) Als weesjongen trok hij naar zee. In 1601 was hij schipper op de ,,Zwarte Leeuw,” een van de dertien schepen waarmee Jacob van Heemskerk een tocht maakte naar Oost-Indië. In 1627 is hij daar weer met gouverneur-generaal Jan Pietersz Coen. Daar had hij toen niet veel succes, maar wel heeft hij in de loop der jaren een heel fortuin bijeen vergaard. 2) Hij is een rijk man – in 1654 voor 80 gulden aangeslagen bij de 1000ste penning – heel Lisse voor 739 gulden! – en dus een machtigtig man.] 1) Sinds 1605 was hij gehuwd met Catharina van der Laen, een dochter van Gerard van der Laen, burgemeester van Haarlem, gecommitteerde ter Staten Generaal, etc. etc., de eigenaar van het Huis ter Specke. 4) Adriaen Maertensz bewoonde aanvankelijk het huis Rosendaal, waar nu de benzinepompen staan van het Lisses Automobielbedrijf. 5) In 1646 koopt hij Ter Specke, om zijn zwagers uit de handen van hun schuldeisers te houden. 4) In de veertiger jaren bouwt hij de Keukenhof. Overal heeft hij landerijen, bij allerlei transacties is hij betrokken. 6) Zo is hij ook in het bezit gekomen van een perceel langs de Delft, dat in 1544 toebehoorde aan Adriaen Willemsz (Schenaert), lid van een toenmaals belangrijk boerengeslacht. Later – omstreeks 1612 – was het land eigendom van zijn zoons Willem en Claes Schenaert en o.a. ook van Adriaen Maertensz de Zwert of de Swart, bakker te Leiden. 7) In 1645 heeft Block dit perceel, groot 531 roeden, te samen met een aangrenzend perceel van 5 morgen (ruim 4 ha) trachten te verkopen. Door de eigenaars van aangrenzende percelen, Pieter Claesz (van Oosten) en Willem Dammesz, werd daarbij wel 10% ,,opgestoken”, maar kennelijk was het bedrag toch te gering; er werd niet ,,afgeslagen”; het kwam dus niet tot een koop. 8) Dat is wel te begrijpen. De landerijen aldaar lagen erg laag; ‘s winters stonden ze regelmatig onder water en ‘s zomers soms ook. De Lageveense polder zou pas ontstaan in 1654. 9) Zulk weinig productief land kan het beste voor niet te veel geld op lange termijn worden verpacht. Dan kan de pachter trachten in de loop der jaren er iets goeds van te maken. Het stuk aan de Delfweg van 531 roeden werd op 29 juni 1647 aan Harmen Andriesz Tijdeman in erfpacht gegeven voor 6 Caroliguldens, jaarlijks te betalen op de eerste mei. 10)
Erfpacht
Het recht van erfpacht is het zakelijk recht om het vol genot te hebben van een aan een ander toebehorend onroerend goed, onder verplichting aan de eigenaar een jaarlijkse erfpacht te voldoen. 11) Anders gezegd: het recht om onroerend goed te hebben en te gebruiken tegen betaling van een jaarlijks bedrag, een soort ,,tijns”, de zogenaamde canon. Is de erfpachtheer eigenlijk nog wel eigenaar? Eigendom is het meest volkomen recht dat men op een zaak kan hebben, maar.. . de erfpachter is in feite de baas! Hij kan het erfpachtgoed bebouwen, verhuren, verkopen en vererven; hij kan er alles mee doen, indien hij maar de jaarlijkse erfpacht betaalt. Zo ontstond een bijna tot eigendom verstarde rechtsfiguur. De Hoge Raad stelde in haar arrest van 26 februari 1915 nog vast, dat het erfpachtsrecht ,,in zijn werking naar buiten zich feitelijk niet onderscheidt van die van het recht van eigendom”. Daarbij moet men bedenken, dat de huidige begrippen betreffende eigendom, bezit, e.d., pas sinds de 16e eeuw geleidelijk aan vorm hebben gekregen. 12) Het is dus allemaal enigszins verwarrend. Indien men de erfpachtheer inderdaad als de eigenaar beschouwt, kan de erfpachter het bezit dus niet zonder meer verkopen. Men verkoopt dan ook altijd slechts het huis met de “beternisse” van omstreeks 530 roeden; ,,wat men er beter van wordt”, de opbrengst. Alleen in 1682 heeft men deze tirade kennelijk vergeten. 13) Het deed er ook niet veel toe. Als men maar niet vergat jaarlijks de 6 gulden erfpacht te betalen. En dit werd steeds duidelijk vermeld.
De erfpachtheren van ‘t Lammetje Groen
Wij zullen bij de erfpachtheren van ‘t Lammetje Groen niet al te lang stil staan. Na de dood van Adriaen Maertensz Block op 7 maart 1661 werd door de erfgenamen de erfpachtbrief verkocht. Eigenaar werd op 20 juni 1662 mr. Willem (van) Groenhout, advocaat te Haarlem, (14) die van ‘t Lammetje Groen waarschijnlijk al even weinig af wist als de houder van Philips-aandelen van de gang van zaken in de fabriek te Eindhoven. Mr. Willem Groenhout was geboren te Vianen en op 16 mei 1638 Haarlem getrouwd met Elijzabeth Buggen aldaar. 15) De familie was rooms-katholiek en behoorde onder de Statie Sint Bernardus, thans Bakenessergracht 59 en 61. 16) De naam van Willem Groenhout komt regelmatig in de Haarlemse transportregisters voor. Zo verkocht hij in 1660 aan een zilversmid een huis in de Zijlstraat “tegens over ‘t gevangenhuijs (de ,,nieuwe” gevel van het stadhuis), daer het becken placht uyt te hangen”. Later Koopt hij een huis met tuinhuis en ,,plantinge en potinge” buiten de Kruispoort. 17) De erfpachtbrief vererft op de zoon van mr. Willem, mr. Joan van Groenhout, gehuwd met Maria Kloet. 14) Van hen zijn een paar dochters bekend, maar kennelijk zijn deze jong gestorven, want op 18 december 1745 benoemt de weduwe van mr. Joan van Groenhout voor notaris Jan Beuns te Haarlem tot haar universeel erfgenaam Willem Cloet, zoon van haar broer Matthias Franciscus Cloet en Anna Maria Pijl. 18) Willem Cloet was geboren te Haarlem. Op 30 december 1773 kocht hij een huis te Breda en op 20 januari werd hij poorter van die stad. Bij het overlijden van tante Groenhout was hij ook administrateur geworden van verscheidene Haarlemse hofjes, met name het ,,Guurtie Burrits Hofje”, het ,,Verwers Hofje op het Groot Heiligland” en de om niet bewoond wordende huisjes ,,in de Heemelspoort” in de Schaggelstraat. Cloet benoemde tot administrateur na zijn overlijden de regenten van het R.K. Armenhuis Sint Jacob te Haarlem. Hij stierf 18 november 1775 en werd volgens zijn wens in het klooster van de ,,Engelsche Religieusen Carmelitessen genaemt de Theresiaanen” te Hoogstraten begraven. 19) In zijn testament op de 17e januari 1775 voor notaris Johannes Hendrikus Roelands en getuigen te Breda gepasseerd, had Cloet als zijn universeel erfgenaam aangewezen mr. Gerardus Bernardus Heijmenberg te Alkmaar, zoon van Theodorus Heijmenberg en Clara Kroonen. Mr. Heijmenberg bleef ongehuwd. Hij stierf in 1782 en werd op 5 maart van dat jaar in de Grote Kerk aldaar begraven. 20) De erfpacht had hij reeds enige jaren te voren van de hand gedaan. Met dat al zijn we op de historie van ‘t Lammetje Groen duchtig vooruitgelopen. Terug naar 1647, terug naar Adriaen Maertensz Block en Harmen Andriesz Tijdeman.
Harmen Andriesz Tijdeman, dissident
De vader van onze erfpachter, Andries Tijdeman of Tijteman, kwam uit Munster, de stad der wederdopers. In ons land werden de Tijdemans tot de ,,dissidenten” gerekend, maar later gingen verscheidene leden van het geslacht, zoals de meeste hunner geloofsgenoten in deze omgeving, over tot de gereformeerde staatskerk. 21) Harmen, schilder en snijder, was gehuwd met Grietje Jansdr. (van der Codde?). Aanvankelijk woonde het echtpaar in Noordwijkerhout, waar Maritje, Annetje, Jan, Andries en Krijn geboren werden. In 1624 te Lisse Daniël. Deze is waarschijnlijk vroeg gestorven, want later, als men in Hillegom woont, is er opnieuw een Daniël (1630). Daarna worden nog twee zoons geboren die de namen krijgen van Mesach en Zedragh, twee der jongelingen uit de gloeiende oven (Dan. 3 : 19-24). Echt namen voor de dissidenten, namelijk Bijbelse figuren die door vrome eenvoud en lijden groot zijn geworden. Daarna volgden nog twee dochters, Elsie en Grietje. 21) De tweede zoon, Andries, was timmerman te Warmond. Hij was gehuwd met Catharina, dochter van Elias de Dekker, die tot de hier talrijke Vlaamse dissidenten behoorde. In 1679 kocht hij van de erfgenamen van Adriaen Block een huis en erf aan de Heereweg in ‘t Oosteinde van Lisse, tegenover het huis Rosendaal. 22) Bekender werd zoon Daniel, huisschilder. Hij woonde eerst in Voorburg en bij hem woonde in de vermaarde joodse filosoof Baruch ofwel Benedictus Spinoza. Een zoon uit zijn tweede huwelijk heeft Tijdeman naar zijn kostganger ook Benedictus genoemd. In september 1665 woont Spinoza ,,in de Baggïnstraat à la Haye ten huize van mr. Daniel de schilder, in Adam en Eva”. 23) Ook het huis had dus een bijbelse naam. Het is nu wel duidelijk in wat voor milieu we ons bevinden.
Huysinge en berch”, 1650
Tijdeman had in 1647 al dadelijk geld nodig. Op 30 juni van dat jaar ging hij al f 100 lenen bij Daniel Colderman te Haarlem; in vier jaar met rente terug te betalen. 24) Weer een dag later verklaarde hij f 800 schuldig te zijn aan Jacob van Ackersdyck, schout te Maassluis, ,,spruytende uyt saeke van coop van bonen en vlas, hem, comparant, so hij verclaerde bij (=door) den voorszeyden Ackersdyck verkoft ten dancke geleverd”. 25) Het vlas werd in Lisse met schuiten aangevoerd en ,,op de Gracht” aan de meestbiedende verkocht. In Lisse en omgeving werd Het door de ,,vlasserijen” geroot, gedroogd en gehekeld. 26) Kennelijk heeft ook Harmen Andries Tijdeman in de vlasserij of in de handel in rouwvlas zijn geluk beproefd. In 1650 heeft Harmen op de 531 roeden erfpachtgrond een huisje gebouwd. Een zeer klein huisje; hij betaalt slechts één gulden belasting in de verpondingen, minder dan voor enig ander nieuw getimmerd huis. 27) Misschien heeft zijn oudste zoon, de timmerman, wel bij de bouw geholpen. Toch heeft het natuurlijk geld gekost en nu gaat Harmen weer geld lenen, en wel bij Anna Claesdr van Edam, ,,bejaerde jongedochter” te Haarlem. 28) Hij verkoopt haar in 1650 een losrentebrief, waarbij hij belooft ieder jaar op 2 februari, van ouds een markante dag in het kalenderjaar (20) f 50 terug te betalen. Als onderpand geeft hij in het bizonder een ,,partije van lande, gelegen in Lisse voorsz., overduin (aande overzijde van het Keukenduin), groot 531 roeden, met de huizing ende (hooi)berg daarop staande”. Bovendien nog de aangrenzende vijf morgen land, die hij eveneens van Block in erfpacht had. 30) Op zijn oude dag heeft Harmen Andriesz dus wel diep in de schulden gezeten. Na zijn dood verschijnt zijn weduwe en boedelhoudster, Grietje Jans, op 3 augustus 1653 voor schout en schepenen te Lisse. 31) De schout is in deze jaren Adriaan van Gorcum. Grietje is vergezeld van een zekere Jan Jacobs, haar ,,gekoren (gekozen) voogd’ , want vrouwen waren als zodanig niet handelingsbekwaam. Zij verkoopt ‘t Lammetje Groen aan ,,Annetje Claesz, jonge- ende bejaerde dochter, wonende tot Haerlem”. Deze neemt op de eerste plaats de erfpacht van f 6 over, die ,,losbaer” blijkt ,,met tweehondert Car(oli)guldens capitael”. Verder blijkt huis en land nog bezwaard ,,mette last van 800 gulden capitael, die de voorsz(egde) Annetge Claesdr opt voorsz. lant spreekende heeft”. De koopster al deze lasten voor haar rekening te nemen en Grietje. Jansd ,,daervan t’ontlasten ende te quiteren”. f 1000 is voor dit alles natuurlijk veel te veel geld, maar er is kennelijk niet meer. Anna Claesdr heeft gewoon pech gehad.
Annetje Claesdr, mr. Pieter van de Werve en Dirck Paulsz Schoter
Wat moet nu een ,,bejaarde jongedochter” te Haarlem met een boerenhuisje in Lisse, waaraan ze toevallig is blijven hangen ? Dat probeert ze natuurlijk te verkopen. Op 23 oktober 1654 verschijnt voor schout en schepenen te Lisse mr. Pieter van de Werve advocaat te Haarlem, die eerst een procuratie vertoont ,,gepasseert bij Anna Claesdr. van Edam”, en daarop verklaart het huis zelf te kopen. 32) Een bedrag wordt niet genoemd. In de transportacte wordt hij enige malen mr. Jan Verver genoemd, maar dat wordt doorgehaald en vervangen door ,,van Werve”. 33) Op 4 juli 1656 verkoopt mr. Pieter van de Werve de ,,beternisse” van 531 roe met het huis en de hooiberg daarop staande voor f 218 aan Dirck Paulsz Schoter, wonende te Langeveld. 34) Later heet het ,,te Noordwijkerhout”, en dan klopt dat wel. Hij zal wel afkomstig zijn uit ’t Langeveld in het grensgebied van Noordwijk en Noordwijkerhout, waar het nu nog Duinschoten heet. Dirck Schoter betaalt f 118 contant en verder met een schuldbrief van f 100. Verder is er de verplichte erfpacht van f 6, ,,voorts vrij, alzo de verdere lasten op ‘t verkochte gestaan hebbende, zijn afgelost”. Maar dan volgt er nog iets: Met conditie, dat de koper moet gedogen de dertienjarige huur die zeker persoon buiten Haarlem daaraan heeft, te beginnen met mei 1657. Die huur moet dus nog beginnen. Indien de huur inderdaad dertien jaar heeft geduurd, dan is deze ,,zekere persoon” Jacob Petersz van Backum, die in 1666 het huis bewoont.
Ruzie om een sloot
Nu gaan we praten over het slootje langs de Stationsweg, vóór ‘t Lammetje Groen. In 1654 is de Lageveense of Overduinse polder tot stand gekomen. 35) Zonder strubbelingen was dat niet gegaan. Later duren de moeilijkheden nog voort. Het betreft dan voornamelijk de breedte der te schieten sloten. De ingelanden verzoeken aan Dijkgraaf en Hoogheemraden te Leiden de sloot langs de Delfweg (Stationsweg) van de Leidse Trekvaart tot aan ,,een zeker laantje dat dient tot ,,notweg” (uitweg over buurland van oogst, hooi of vee van achtergelegen landerijen), te mogen verbreden tot acht voeten, ruim 2,5, meter. Dat heeft allerlei voordelen. Men kan dan ,,des te gemakkelijker komen in de nieuwe Trekvaart”. Ook wordt Keukenhof dan van de Trekvaart af bereikbaar. Bovendien kan de vrijkomende grond gebruikt worden voor ,,toemaking” van de laagliggen de landerijen. Ze merken op, dat het trouwens reeds deel uitmaakte van de ,,teneur” van het inpolderingsproject en iedereen was er indertijd dan ook vóór geweest. Alleen wil men nu de breedte van 8 op 12 voet brengen. Er is een briefje bewaard gebleven van Juffrouw Lammetje Overeem, weduwe van Claes Claes Lambertsz te Haarlem en eigenaresse van een aangrenzend perceel land, van de volgende inhoud: Ik ondergeschreven consentere nevens de landgenoten (mede-ingelanden) tot het opmaken van de sloot gelegen aan de Delfweg. Acta 30 maart anno 1653. Lambertien Overeem. 36) Hoe komt het dan toch, dat het verbreden van de sloot geen voortgang vindt ? Toen van een en ander – zoals te doen gebruikelijk – in de kerk mededeling was gedaan, was een zekere Floris Cornelisz Schoter in de oppositie gegaan. Misschien is hij wel aan Dirck Paulsz Schoter verwant, maar een partijgenoot is hij niet! Integendeel, Maurits Pietersz van Eeden, ,,oud gezworene”, bewaarder” en Thomas Pietersz van Helder, ,,regerend ambachtshebben duidelijk vastgesteld, ,,dat alreeds twee van de grootste werken, namelijk die van Adriaen Claesz Schenaert ende Pauls Schoter of zijn zoon volkomentlijk volgens het gegeven consent zijn gemaakt en voltrokken”. Pauls Schoter is sinds 1654 waard in de herberg op Halfweg. 37) Is Dirck Paulsz, de eigenaar van ‘t Lammetje Groen, zijn zoon? De oud-schepen en de ambachtsbewaarder hebben op 3 januari 1659 zelf bij het ,,kielspitten” gestaan; er werd een kleine groef of voor in de grond uitgestoken om de breedte van de sloot te bepalen. Bovendien hebben ze ,,pertinentelijk gezien”, dat mr. Cornelis van Duyndam, gezworen landmeter van Rijnland, alsmede Jan Jansz (van) Duyndam, een bij Schenaert inwonende knecht, (39) daarbij ,,geëmployeerd” zijn geweest. En wat deed nu Floris Cornelisz Schoter? Hij heeft zijn stukje sloot van 9 à 10 roeden lengte, ongeveer 3 meter, gelegen bij de brug over de nieuwe Trekvaart, onaangevangen laten liggen. En daarop heeft hij ,,op zijn eigen authoriteit” de oude sloot niet ,,opgemaakt ‘, maar dichtgegooid! 36) Wat bezielt Floris Cornelisz toch ?
Daar zit natuurlijk Sijpesteyn weer achter!
Soms leest men van ,,Floris Cornelisz Schoter cum sociis”, maar nergens worden zijn medestanders met name genoemd. In een der vele brieven die het polderbestuur naar de ,,Erentfesten, Hoochgeleerde, wijs,, voorsienige, Discrete Heere, D’Heere en mr. Johan Hulshout” secretaris van Rijnland, stuurt, komt de aap echter uit de mouw. 13) Ze stellen vast, dat Floris Cornelisz Schoter de belhamer (sic) is. Die beweert dat hij zijn land in erfpacht heeft en dus niet gedwongen kan worden zijn land voor Dit doel te laten gebruiken. . De polderbestuurderen kunnen zich niet ,,imagineren (voorstellen), met wat fatsoen Cornelis Fannius en Jhr. Cornelis Ascanius van Sijpesteyn ” hun namen naast die van Floris Schoter laten gebruiken, ,, daar notoir en kennelijk is, dat dezelven geen van beiden in de Overduinse polder zijn geland, immers (met name) niet aan de Delfweg”. Zij wisten dus kennelijk niet, dat bij het graven van de Trekvaart de Haarlemse Fannius en zijn zwager eigenaars waren van belendende stroken gronds. 39) Op 8 .januari 1659 geeft Sijpesteyn een stukje van 70 roeden in erfpacht aan Pauls Florisz Schoter, de herbergier op Halfweg. 40) In 1664 koopt hij de beternisse van bijna 3,5, morgen van het erfpachtland van Juffrouw Lambertje Overeem en dan heeft hij in de Lageveense polder goed voet aan de grond. 41) In de polder der Hooge Mo(r)sveenen, ten noorden van de Delfweg is de doorbraak naar het westen telkens verijdeld (Leids Jaarb. 1972, blz 147-152). Het lijkt wel of Sijpesteyn nu op het voordeel van een ander afgunstig is. Of hoopte hij, dat deze doorbraak toch nog zou gelukken en wenste hij geen concurrentie? Men krijgt de indruk, dat Floris Cornelis cum sociis toch het been stijf hebben gehouden. Op de kaart van 1737 (zie afb. 2) is dicht bij de ,,Brug aan Halfwegen” inderdaad geen doorvaart mogelijk. Toch moet deze doorvaart mogelijk zijn geweest. Want op een gedrukte ,,Acte van Conventie” van 1673/4 schrijft de eigenaar van Keukenhof: ,,Notandum. Raakt het Keukenhof om door de sloot langs de Delfweg naar de Trekvaart en vandaar terugge te mogen varen, zodat voorsz. sloot niet magte gestopt werden.” De eigenaars maakten echter liever gebruik van de Zandsloot bij Zandvliet, ook al gaf dat heel vaak aanleiding tot moeilijkheden. 42)
Jacob Petersz van Immerseel, alias van Backum?
Dirck Paulsz Schoter heeft waarschijnlijk zelf niet op ‘t Lammetje Groen gewoond; wanneer hij het op 15 mei 1663 verkoopt aan de Lissese Jacob Pietersz van Immerseel woont hij nog steeds ,,onder Noordwijkerhout”. 43) Koopprijs f 450, f 200 contant en f 250 een jaar daarop. Wie is deze Jacob Pietersz van Immerseel? Is hij soms identiek aan Jacob Petersz, die naar het buurtschap Bakkum bij Castricum waar hij vandaan komt, ,,van Backum” wordt genoemd? Het heeft er alle schijn van. Kort daarop blijkt Jacob Petersz, die reeds in 1654 op ‘t Lammetje Groen woont, de eigenaar en erfpachter en daarna zijn zwager Dirck Cornelisz Langevelt. Een transportacte is niet te vinden . . . Wanneer in 1666 de lijst wordt opgemaakt voor het Haarsteegeld, waarbij men belasting betaalt naar gelang het aantal stookplaatsen dat het huis telt, Blijkt het nog steeds bewoond door Jacob Petersz van Backum en 2 haarsteden te bevatten. 45) Zijn broer Jan woont nog te Bakkum, zijn zuster Maertge is te Lisse getrouwd met Dirck Cornelisz Langevelt. Met een zekere Gerrit Symonsz uit Castricum behoren ze tot de erfgenamen van Adriaen Claesz Schenaert, die waarschijnlijk ongehuwd is gebleven en van wie nog al wat te verwachten moet zijn geweest. 46) Uit deze erfboedel verkoopt Dirck Langevelt aan zijn zwager Jacob zijn ,,gerechte vierde part” van ruim 7 morgen land aan de Delfweg in de Lageveense polder, 5 augustus 1665. 47) Met dit vierde part (f 150) heeft Jacob van Backum nu het gehele perceel naast ‘t Lammetje Groen in bezit gekregen.
Dirck Cornelis Hendricksz Langeveld
In 1668 woont op ‘t Lammetje Groen als ,,bruiker en erfpachter” Dirck Cees Hendriks ofwel Dirck Cornelisz Langeveld, bouwman, de reeds genoemde zwager van Jacob van Backum. 48) Waarschijnlijk is hij een kleinzoon van Hendrik Adriaansz Langevelt, de pachter van Morsveen of Middelburg (Leids Jaarb. 1972 blz. 144). Langeveld verkoopt in de zeventiger jaren der 17e eeuw eeuw verscheidene percelen wei- of hooiland in de Hoge Mosvenen. 49) Ook deze komen waarschijnlijk goeddeels uit de erfboedel van Adriaen Claesz Schenaert. In 1678 verkoopt hij ook een ,,notweg” (uitweg, overpad), dat over zijn land naar de Delfweg liep: het latere Klopperslaantje. (Zie het kaartje op blz. 150 en Leids, Jaarb. 1972 blz. 151). Hij verkoopt het aan Cornelis Willemsz van der Codde en Leentje Pieters (van) Oosten. Zelf had hij het ,,door ruilinge of koop” verkregen van Tonis Cornelisz Egmond, schepen van Lisse.
Het contract met de chirurgijn
Omstreeks 1680 is Dirck Cornelisz Langeveld oud en der dagen zat. Indien hij gehuwd is geweest moet zijn vrouw al wel zijn gestorven en van kinderen verneemt men niets. Bejaardenzorg was in Lisse nog vrijwel onbekend. Natuurlijk deden de kerken iets, maar hofjes of godshuizen (armenhuizen) waren er niet. Op 4 juni 1680 gaan Langeveld en Claes van Rode, mr. Chirurgyn te Lisse, een eigenaardig contract aan. 51) De eerste comparant, Langeveld, draagt over aan de tweede, mr. Claes van Rode:
- de beternisse van een huis en erve van ongeveer 500 roeden, etc. etc.: ‘t Lammet’e Groen. In de marge staat: huis is bij (door) schepenen Het getaxeerd boven de erfpacht op f 40.
- een custingbrief (hypotheekbrief) van f 300, te betalen in drie termijnen. De brief was ten laste van Adriaen Claes van Helder, die kort tevoren 2 morgen en 70 roe weiland van Langeveld had gekocht in de Hoge Mosvenen,
- een bedrag van f 40, die Langeveld nog kreeg vanwege een voorschot van arbeidsloon en verteringskosten,
- alle zijn eerste comparants huisraad, inboedel en verdere goederen, bedacht ende onbedacht, gene uitgezonderd, van wat nature ofte conditie die zouden mogen zijn, dewelke hij jegenwoordig is bezittende”. Er horen dus niet bij ,,de erfenissen en beternissen die den eersten comparant hiernamaals zouden mogen opkomen, noch ook ‘tgeen dezelve door zijne arbeid ende naarstigheid hierna mocht komen te verdienen.” Daar staat dan tegenover, dat de chirurgijn belooft ,,de voornoemde Dirck Cornelisz Langeveld zijn leven lang gedurende, te zullen alimenteren ende onderhouden in eten, drinken, kleden en reden, hem in ziekte en gezondheid van node wezende” en ten slotte ook als het zover is ,,denzelven eerlijk te doen begraven”. Ook belooft hij ,,alle jegenwoordige schulden en lasten” voor Langeveld te zullen betalen.
Cornelis Pietersz (van) Larum
Korte tijd later, op 1 mei 1682, verschijnt voor schout en schepenen van Lisse onze mr. chirurgyn Claes van Roode. Hij verkoopt ‘t Lammetje Groen, ,,een huis ende erve met plantage ende verdere opstal” voor f 120 aan Cornelis Pietersz van Larum, mede-inwoner van Lisse. 52) Dit maal heeft men de tirade ,,de beternisse van. . .” geheel vergeten. Wel staan de jaarlijkse 6 gulden erfpacht vermeld, te betalen aan mr. Willem van Groenhout te Haarlem. Cornelis Pietersz behoort tot een zeer omvangrijke Lissese familie, waarvan de stamvader bij de ,,Informacie” van 1514 vijftig jaar oud bleek te zijn. 53) Deze tak is de naam (Van) Larum (Van Laren?) lang blijven voeren. Een andere tak van het geslacht heet al spoedig om nog steeds onbekende reden Van Steyn, terwijl Jacob Dirksz, die omstreeks 1525 bij Akervoorde woont, ,,Van der Voorden” of ,,Van der Voort” werd genoemd. De vader van Cornelis Pietersz was Pieter Cornelisz Larum, op 8 november 1636 te Hillegom gehuwd met Jannetje Maartens. 21) De oudste zoon uit dit huwelijk was Cornelis, de tweede Maarten; allebei worden ze , ,arbeyder” genoemd. Cornelis Pietersz was getrouwd met Laurensje Willems Hoger(s)berg. Met hun kinderen, Pieter, Willem, Syberi(n)g, Dammis, Maria en Anna. 54) hebben ze twintig jaar op ‘t Lammetje Groen gewoond. Na de dood van haar man is Laurensje Willemsz daar zelf doende. Ze moet steeds slechts één gulden betalen voor de jaarlijkse verponding (belasting) en dat is vergeleken met de andere huizen wel zeer weimg. 55) Rijkdom was er in het huisje dan ook beslist niet te vinden en toen Cornelis Pietersz stierf stond zijn weduwe voor een onmogelijke opgave; er bleken massa’s schulden te zijn.
De gerepudiëerde ofwel ,,verlaten” erfenis
Het zijn moeilijke tijden geweest voor Laurensje Willemsz, de weduwe van Cornelisz Pietersz Larum. De erfacht van 6 gulden was al jaren niet betaald. Ook waren er ,,gevallen onkosten, voorschot aan ongelden (onkosten), mitsgaders andere geleende penningen tot betaling der schulden des boedels”. Maar dit was nog niet alles; de ,,hoofdsomme” was het enorme bedrag dat men aan de bakker schuldig was. Deze bakker, Jacob Ottense Cranenburg, was intussen overleden, maar diens weduwe, Aagje Jansz Broer, krijgt nog f 250 (!) ,,uit zake van geleverd brood en verschoten (voorgeschoten) impost”. Moeder vertelt in 1711 aan de schout, tevens notaris, dat al haar kinderen op één na ,,naar de erfenisse voor zoverre die hen concerneerde niet en hadden omgezien, nochte enige schulden wilden helpen betalen, maar de erfenisse van den beginne aan hadden verlaten”. 56) Deze kinderen waren Pieter, op 18 november 1696 te Haarlem getrouwd met Maria Thamis Moy uit Leimuiden, Willem († 1723), Sybering, die evenmin oud geworden is, Maria († 1736), in 1701 getrouwd met Jan Janse Sonneveld en ten slotte Anna, die ongehuwd is gebleven. Anna was nog jong maar de andere kinderen waren waarschijnlijk al het huis uit en laten hun broer Dammis, die met zijn moeder op t Lammetje Groen woont, voor alles opdraaien. Het is niet gebruikelijk, dat een arme weduwvrouw naar de notaris stapt om haar testament te laten maken. Laurensje Willems doet dat wel. Op 18 november 1711 verklaart zij voor schout en secretaris van Lisse, tevens notaris, Jacob van Dorp, dat haar zoon Dammis haar enige erfgenaam zal zijn. 56)
Dammis Comelisz Larum
Op 17 november 1715 is Dammis voor schout en schepenen van Lisse en daarna in de roomse schuurkerk aan de Achterweg in het huwelijk verbonden met Maria Jacobs Arkshoek, eveneens in Lisse geboren en getogen. 54) Nu wonen ze samen op ‘t Lammetje Groen, gelukkig naar we hopen, maar de schuldeisers laten hen niet met rust. Op 3 maart 1717 moet Dammis voor schout en schepenen zijn schulden erkennen en daarbij verklaren, dat hij voor goed af zal zien van ,,‘t recht om te hebben récollement ofte herdoeninge van rekeninge, belovende hem daarmede niet te zullen behelpen”. Hij zal alles met vijf procent rente binnen drie,jaar terug betalen. Als hij ,,binnen ‘s maands na de verschijndag betaalt hoeft de rente maar vier procent te zijn. 56) Dammis Larum moet wel bijzonder hard hebben gewerkt, want over die schulden verneemt men niets meer en ‘t Lammetje Groen, dat hij als onderpand had gegeven, blijft op zijn naam staan. Hij betaalt daarvoor nog steeds één gulden in de plaatselijke verpondingen en tenslotte nog maar 17 stuivers, wel bijzonder weinig. 56) Met al zijn sjouwen is Dammis niet oud geworden. Hij overleed op 9 januari 1731 en liet een vrouw met vijf kinderen na: Cornelis (12 jaar), Jannetje (11 jaar), Jacob (7 jaar), Laurensje (4 jaar) en ten slotte Jan, die nog maar één jaar telt. Toen ging de weduwe tot verkoop van ‘t Lammetje Groen over. 57). Op 15 april 1731 verschijnen voor schout en schepenen van Lisse ,,Maria Jacobs Arkshoek, wed. wijlen Dammes Cornelisse Larum, voor de eene helfte” en haar zoon en schoonzoon, Pieter Cornelisse Larum en Jan Janse van Sonneveld als voogden voor de nagelaten kinderen. 57) Ze verklaren de beternisse van omtrent 550 roeden alsmede het huisje met de ,,Plantagie” voor 70 gulden verkocht te hebben aan hun plaatsgenoot Hendrik Korse Wassenaar. Daar komt dan natuurlijk nog jaarlijks 6 gulden erfpacht bij, te betalen aan de erfgenamen van mr. Willem Groenhout. Zo vertrekt na vijftig jaar de familie (Van) Larum weer van ‘t Lammetje Groen. In 1747 is de weduwe van Dammis Cornelisz overleden. 54)
Hendrik Corse Wassenaar
Hendrik Wassenaar behoorde tot een oud en talrijk geslacht, waarvan de stamvader, een zekere Hughe Jacobs, in 1424 te Sassenheim tot de welgeborenen werd gerekend. 58) De tak die in Lisse en omgeving gevestigd was bleef grotendeels katholiek; de Wassenaars die in Noordwijk en in Het Bildt in Friesland woonden, waren meegegaan met de reformatie. 21) Hendrik, die zichzelf ,,Heijndrik Korse Wassenaar” schrijft (59) is tot 1777 erfpachter van “t Lammetje Groen gebleven. Ook hij heeft het niet royaal gehad; ook hij betaalt slechts 17 stuiver verponding per jaar, minder dan alle anderen in de buurt. 60) Hij wordt genoemd ,,bouwman en arbeidsman”. Hij heeft geen personeel, paard noch rijtuig. 61) Jaarlijks pacht hij voor 18 gulden 1 morgen en 442 roeden van de (gereformeerde) Parochiale Kerk van Lisse. 59) Dit perceel ligt in De Vennip en wordt de Heer Jans Camp genoemd.
De kaart van 1737

2. De Delfweg, thans Stationsweg, te Lisse vanaf de inrijpoort van Keukenhof tot de brug over de Trekvaart, 1737. Gem. archief Hillegom, nr. 19 pak 85
In het gemeentearchief Hillegom bevinden zich een groot aantal schetskaarten van de hand van Maurits van Walraven. Een en ander houdt verband met de aanspraken die mr. Jan Six, sinds 1722 Heer van Hillegom, meende te hebben op delen van de heerlijkheid Lisse. 62) Op deze kaart (afb. 2) zien we ,,den Delft”, de Delfweg, de huidige Stationsweg, het inrijhek recht voor het huis Keukenhof (beneden) tot aan de Brug van Halfwegen over de Leidse Vaart. 63) Het is opmerkelijk, hoe voorzichtig men moet zijn met het interpreteren van oude afbeeldingen. Op de gravure van Rademaker in Rhynlands Fraaiste Gezichten (1732) lijken de muren aan weerszijden van de stenen ingangszuilen geheel recht; op de Hillegomse afbeeldingen blijken ze duidelijk gebogen te zijn geweest. Naast deze ingangspartij is het speelhuis: de tuinkoepel. De Delfweg zelf is nauwkeurig gemeten en alle bomen zijn precies aangegeven. Naar links gaat de ,,Notweg” naar percelen in de Lageveense polder, thans kadasternummer 82. Even verder gaat naar rechts weer een ,,notweg, de Kloppers- of Klopjeslaan. De ingang van dit laantje is geen uitrit van het noordwestelijke parkeerterrein van de bloemententoonstelling Keukenhof. Het weggetje, waarschijnlijk niet meer dan een paar karresporen, behoorde tot 1678 aan Dirck Cornelisz Langeveld, die op ‘t Lammetje Groen woonde. In 1781 zijn de ruim 2 morgen grond aan de Klopperslaan en de Delfweg te samen met ‘t Lammetje Groen verkocht. 64) Nu zijn daar jachtbosjes, maar toen was er weiland, dat waarschijnlijk al langer aan de erfpachter van ‘t Lammetje Groen was verhuurd. Het is zeer bevreemdend, dat schuin tegenover dit laantje het oude boerderijtje uit 1676, thans Stationsweg 51, niet staat aangegeven. Het huis links van den Delft is ‘t Lammetje Groen, huisje en schuur of stal, schetsmatig aangegeven. Ter plaatse van het huidige stationsemplacement staat nog een zeer klein huls. Daar woonde vroeger misschien Jan Dircksz Ro, 65) maar het was reeds lang tot een schuurtje vervallen. De bermsloot blijkt nu onderbroken door een dam, met zeer waarschijnlijk een duiker. Dan volgt een bredere sloot naar de Trekvaart. Aan de rechterzijde (noordwestzijde) van de Delfweg staat een ,,bierstal”, waar op houten stellingen de vaten bier werden opgeslagen. Dat zal wel iets te maken hebben met de herberg op Halfweg(en), daar recht tegenover, waar toen Cornelia Huiberts Heemskerk, weduwe van Hendrik Jans Koster, de scepter zwaaide. 66) Misschien ook met de trekschuiten; later hebben de Leidse schippers hier zelfs een huis gebouwd, thans Stationsweg nr. 180.67) En zo zijn we dan bij de Brug aan Halfwegen aangekomen.
Maria Jaqueline Jeanne Tjark
Op 27 juni 1777 verschijnt onze Hendrik Corse Wassenaar voor schout en schepenen te Lisse en verklaart, dat hij ‘t Lammetje Groen (huis, erf, Plantage, opstal en omstreeks 550 roeden grond) voor f 55 plus een jaarrjjkse erfpacht van f 6 verkocht heeft aan.. . ,,de HoogEdele Vrouwe Mevrouwe Maria Jaqueline Jeanne Tjark” gehuwd met de graaf d’Oultremont de Wégimont ,,wonende in den Lande van Luijk”,68) en dit is nu eigenlijk hoogst onbegrijpelijk. Sinds het vertrek van dit echtpaar naar Luik is het juist steeds bezig geweest zich van zijn Lissese bezittingen zoals Middelburg (Leids Jaarb. 1971 blz. 159) en Morsveen (idem 1972 blz. 163) te ontdoen. Lang heeft het ‘t Lammetje Groen ook niet in bezit gehad. Op 20 januari 1781 wordt het met de 2 morgen en 100 roeden land in de Hooge Morsveenen in ‘t Heeren Logement aan den Burg binnen Leiden voor f 1000 namens haar verkocht. 64) Koper is Abraham Koevoet, hoefsmid te Lisse.
Abraham Leendertsz Koevoet, 1781
Deze koper was geboren te Bergsenhoek. Op 8 november 1772 was hij gehuwd met Marietje Pieters van Oerle te Lisse, weduwe van Thomas van Dijk. Nog diezelfde dag werd het huwelijk in de roomse kerkschuur ingezegend. 54) Koevoet was dus ,,roomsgezìnd”, en toch werd hem door de dorpsbestuurderen in 1775 het smidswerk van het ambacht uitbesteed. (Timmerwerk: Ary van der Zaal, metselaar: IJsbrand van Wateringen) 69) In deze jaren kwam het meer voor, dat het werk aan katholieken werd gegund. In 1787, bij het herstel van de Prins, is dit plotseling afgelopen. 70) Tot 1795, want de ,,Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap ” is op dit punt dan al dadelijk bemerkbaar.
Jacob Jansz Coster
Toch heeft de koper het niet zelf bewoond. Het blijkt voor f 60 verhuurd aan Jaco Janse Coster uit Hillegom, eveneens katholiek, 5 juli 1760 getrouwd met Maria Symons Bronsgeest uit Voorhout. 71) Rijk hadden ze het niet; ze kunnen lezen noch schrijven en zijn onvermogend om de ambtelijke rechten te betalen. Uit het huwelijk zijn vijf kinderen geboren: Anna (1760), Sijmetje (1762), Joannes (1765), Aagje (1766), Joannes (1769) en Symon (1771). 54) De namen doen vermoeden, dat er drie ,jong zijn gestorven. Na de dood van zijn vrouw in december 1775 is de weduwnaar reeds op 7 juli 1776 een tweede huwelijk aangegaan. Een arme boerenman met een stel kleine kinderen, zonder vrouw, dat is niets. Hij trouwt met Neeltje Gerrits Moerkerken te Lisse. Dan volgen er nog tien kinderen: Marytje, Gerrit, weer een Gerrit, Martyntje, Trijntje, opnieuw een Gerrit, weer een Tryntje, Wilmpje, Cornelis en ten slotte in 1793 Jannetje. 54) Er werden wel veel kinderen geboren, maar de kindersterfte was groot! Jacob Koster zelf is in september 1807 overleden, maar woonde al niet meer op ‘t Lammetje Groen.
Een ,,geheel vernieuwd huijs”, 1782
Koevoet moet in deze jaren grondig aan het huis hebben verbouwd. Als hij het namelijk op 16 december 1784 publiek verkoopt, wordt gesproken van ,,een hecht en sterk en binnen twee jaar genoegzaam geheel vernieuwd huis”. 71) Er loopt door de muur nog een duidelijke bouwnaad, maar of toen de schuur of stal is aangebouwd, of dat het huis naar voren is vergroot, is niet duidelijk. Misschien is het ook wel ,,genoegzaam geheel vernieuwd”, mogelijk met gebruik van de oude stenen. Alles brengt (buiten de erfpachtbrief natuurlijk) dan f 1275 op.
Pieter van Grieken

Lammetje Groen, voorgevel, in 1968. Foto: A. M. Hulkenberg
De nieuwe erfpachter van de grond en eigenaar van het huis is Pieter van Grieken. De Van Griekens zijn afkomstig uit De Venen: de heerlijkheid Alkemade. Ze zouden in de 13e eeuw door bastaardij gesproten zijn uit het geslacht Van der Woude. 72) Onze Pieter van Grieken was geboren te Leiden als zoon van Damianus van Grieken en Maria Segvelt en werd op 27 september 1760 in de roomse schuilkerk aan de Appelmarkt gedoopt. 73) Hij kwam naar Lisse en trouwde daar op 30 mei 1784 met Marta van der Putten, weduwe van Dirk Romijn. Kinderen: Theresia Maria (1785), Damianus (1786) en Elisabeth (1789). 54) Het is niet duidelijk of het gezin ook op ‘t Lammetje Groen heeft gewoond. Tot april 1793 had Jacob Coster het pachtrecht en wanneer het huis met bijbehorende grond in 1799 weer wordt verkocht, blijkt het verhuurd aan Simon van der Zwet. Tot de verkoop behoort ook 3 morgen en 250 roeden weiland in de Lisserbroekpolder, op 25 april 1783 door Van Grieken aangekocht. ‘t Lammetje Groen f 800, alles te samen f 1400, met natuurlijk de erfpachtsbrief. 71) Pieter van Grieken was in september 1798 overleden, zijn vrouw reeds vijf maanden eerder. 54) Op 22 januari 1799 verkopen dan de voogden over de kinderen, Barend van der Voort te Lisse en Leendert Prins (75) te Voorhout alles voor genoemd bedrag aan Lucas Boon Jzn te Rotterdam, (74) de koopman die ook Zandvliet en de boerderij Middelburg verworven had. (Zie Leids Jaarb. 1972, blz. 167). Boon is handelaar en al heel gauw, op 15 april 1800, doet hij al zijn Lissese bezit weer van de hand. ‘t Lammetje Groen wordt, evenals de boerderij Morsveen of Middelburg, dan weer gekocht door de heer Simon Petrus Joosten voor f 1.150, (76) die na de dood van zijn schoonmoeder, de Weduwe Van Hoboken-Scheltes, eigenaar zal zijn van Keukenhof (Leids Jaarb. 1972, blz. 168). Huurder is voor f 200 per jaar nog steeds Symon Woutersz van der Zwet, de zoon van de pachter van Middelburg (Leids Jaarb. 1972, blz. 169), die met zijn vrouw, Cornelia van Wouw en hun zoon Wouter (54) het huis bewoont. Deze transportacte van 1800 is de eerste, waarin de naam van het huisje, Het Lammetje Groen, wordt genoemd.(176)
‘t Lammetje Groen en Keukenhof verenigd in 1804
Door deze koop komt ‘t Lammetje Groen Keukenhof steeds nader. Wanneer ten slotte de weduwe Van Hoboken op 26 juni de ogen voorgoed sluit, (177) is Keukenhof met Morsveen ofwel Middelburg, het Engels plantsoen van Zandvliet (het huidige tentoonstellingsterrein), een strook van ‘t Loosterbos en nog een aantal andere in die van de heer Simon Petrus Joosten, en een aantal andere percelen in één hand gekomen; in die van de heer Simon Petrus Joosten, koolman te Amsterdam. 78) Joosten is vrijwel onmiddellijk tot verkoop van heel zijn Lisses bezit overgegaan. Koper werd op 2 Wijnmaand (oktober) 1809 de schatrijke Haagse patriciër mr. Johan Steengracht van Oostcapelle. 78) ,,Ten tweede” werd verkocht ,,een hegte, sterke en weldoortimmerde daghuurderswoninge, geleegen als vooren aan de Delfweg, genaemd het Lammetje Groen, met een partij Thuinland en een Thiendehoek (perceeltje beplant met wilgenhout te samen groot voetstoots 550 roeden”. 79) Maar dan volgt weer: Zijnde dit perceel belast met eene Erfpacht van Zes Guldens jaarlijks, staende op 531 roeden. Het is nóg steeds erfpachtland.
De laatste erfpachtheren van ‘t Lammetje Groen
In 1782 was de erfpachtheer van ‘t Lammetje Groen, mr. Gerardus Bernardus Heijmenberg te Alkmaar overleden. Enige jaren eerder, op 19 september 1776, had hij de erfpachtbrief overgedaan aan de heer Hendrik Nieuland, koopman te Amsterdam en eigenaar van Keukenhof. 80) Nu is dus, evenals tussen 1647 en 1661, de eigenaar van Keukenhof tevens de erfpachtheer van ‘t Lammetje Groen. De weduwe van Nieuland, Alberdina Kist verkocht ,,present op haar WelEdelens Buijtenplaats Keukenhoff’ het stuk in 1782 echter weer aan mr. Jacobus van Lutsenburg, de schout van Lisse. 81) In 1787, bij het herstel van den Prins is deze patriottische schout uit Lisse verdwenen. Hij woont in Leiden en blijkt in 1809 reeds overleden. Zijn erfgenamen vangen dan de jaarlijkse zes gulden, die betaald moet worden aan .. de Bruijn te Bodegraven. 79) Mr. Steengracht van Oostcapelle heeft niet gerust, voor hij alle erfpachten en andere belastingen op zijn bezit had afgekocht. Op 29 november 1811 compareerden voor Pieter van der Lee, keizerlijk notaris, residerende te Haarlem, Joannes de Bruijn, gehuwd met Cornelia van Lutsenburg, alsmede ,,Cornelia van Lutsenburg zelve, wonende in de Zijlstraat te Haarlem” Zij verkopen voor f 100 de erfpacht ,,thans loopende ten laste van den Heer Kooper” aan mr. Johan Steengracht van Oostcapelle. 82) Hiermee is de geschiedenis der erfpacht, die in 1647 begon, ten einde. De erfpachter zou nu de erfpachtbrief kunnen verscheuren, (hetgeen hij gelukkig niet heeft gedaan). Hij is zelf thans erfpachtheer geworden.
De 19de eeuw

Lammetje Groen, voorgevel, in 1968. Foto: A. M. Hulkenberg
Sindsdien heeft Lammetje Groen de historie van Keukenhof op de voet gevolgd. Het behoorde aldus achtereenvolgens aan de families Steengracht van Oostcapelle, Van Pallandt en Van Lynden. Het huis was regelmatig in tweeën bewoond, meestal door arbeiders van de ,,plaats”. Die wisselen nog al eens. Ook blijken er verscheidenen naar ,,‘t Hoogje” te verhuizen en aldus is het (halve) Lammetje Groen vaak eigenlijk een doorgangshuis. 83) In 1830 woont er de weduwe van Stijn, Cornelia Zijp, geboortig uit Oegstgeest, van 58 jaar met haar zoon Jan, 25 jaar. Ze zijn kort daarop vertrokken. Verder Gerrit Meyer (53 jaar), werkman uit Noordwijk. Deze is protestant en gehuwd met de vijftien jaar oudere Maria Sernee uit Haarlem. Zij overlijdt in 1837 en dan verhuist Meyer naar de Broekweg: de huidige Kanaalstraat. Intussen heeft Hannes Brama, werkman, reeds in 1832 op ‘t Lammetje Groen zijn intrek genomen. Het oog der liefde ziet niet ver; op 8 oktober 1831 trouwt de 32-jarige Johannes Brama met de 45-jarige Johanna Sernee uit Haarlem, een nichtje van Gerrit Meyer. Zij wordt ,,zijwinster” genoemd, waarmede waarschijnlijk zijdewindster bedoeld is. Johanna Sernee trouwt dus evenals haar tante met een veel jongere man. Bovendien is Hannes Brama katholiek, dit alles zal in het besloten en zeer kerkse Lisse wel de nodige praat hebben opgeleverd ! Daarvan is in de officiële stukken echter natuurlijk niets terug te vinden. Getuigen waren Anthonie van Opzeeland, 40 jaar, veldwachter, zwager van de bruidegom, en. . . Gerrit Meyer, 57 jaar, werkman, oom van de bruid. Reeds in 1838 is Johanna Brama-Sernee overleden. Hannes verhuist dan naar de Heereweg (Oosteinde), waar zijn zus Neeltje woont, gehuwd met veldwachter Van Opzeeland. Op ‘t Lammetje Groen komt dan Gerrit van Opzeeland, geboren te Noordwijkerhout in 1803 en getrouwd met de tien jaar jongere Anna Hoekman uit Lisse. Kinderen: Jan, Pieter, Jannetje, Cornelia (†), Cornelia, Johanna (†), Johanna en Martinus. In 1840 is ook Petrus ofwel Pieter Ruigrok († 1861), arbeider, met zijn vrouw, Maria Spruit uit Hillegom, hier komen wonen. Helena en Dirk Ruigrok zijn hier geboren. Bij hen in woonde korte tijd het gezin van Willem Plevier en Dina Baalbergen maar dat duurt gelukkig niet lang. Plevier is ,,employé” bij de spoorweg, die juist in deze jaren wordt aangelegd. Verder huist op ‘t Lammetje Groen omstreeks 1845 Cornelis van der Klugt uit Hillegom, ook al ,,employe “ aldaar, getrouwd met Petronella van Hage uit Sassenheim. In 1862 is Gerrit van Opzeeland 50 jaar oud en dan woont ook zijn getrouwde zoon, Petrus ofwel Pieter, arbeider, in het huisje. In 1870 ook Martinus van Opzeeland, arbeider. In de andere helft woont dan Petrus of Pieter van der Lans, geboren te Lisse 26 juni 1843, alweer: arbeider.
Pieter van der Lans
Piet Lans, arbeider, later ook bloemknecht genoemd, heeft lang in ‘t Lammetje Groen gewoond. Hij was reeds twee maal getrouwd geweest en had vijf jongens, toen hij huwde met Margaretha Smit uit De Engel, weduwe van Jan Mens, die zelf zes kinderen van ongeveer dezelfde leeftijd had. Dat ging allemaal in het (halve) Lammetje Groen; niet rijk, maar wel gelukkig. Samen kreeg het echtpaar nog één dochtertje. Dit is thans Zuster Leontine, religieuze aan het St. Elisabethgasthuis te Leiderdorp. Ze woonden in het achterste deel van het huis en betaalden in 1895 zestig cent per week aan huishuur. 84) In de tuin, waar tegenwoordig veel snijbloemen groeien, stonden groenten en aardappelen en vooral veel aalbessen. Die werden verkocht aan Van der Zaal van ,,Grotenhof’ en dan per spoor naar elders vervoerd. Het station was vlak bij. Van der Lans had nog weer een andere bijverdienste. ‘s Zondags liep hij, een niet al te grote man met een korte ringbaard, als onbezoldigd veldwachter rond ,,op de plaats”. Van hem is het volgende ,,Relaas” bewaard gebleven. 85) (De interpunctie is toegevoegd.)
,,Relaas”
,,Op Zaterdag 25 november 1882 heb ik Pieter van der Lans, 39 jaar, Ombz. Rijksveldwachter, woonende te Lisse, uit kracht mijner aanstelling van den 21 july 1873, mijn bevonden des namiddags omstreeks zes en een half uur onder de gemeente Lisse op de publieke weg en daar ontmoet de twee verdachte personen. Daar ik dacht, dat deze twee personen op strooperij uitgingen, daar ik nog eenige schreeden doorging om niet door hen opgemerkt te woorden, waarop ik toen terugkeerde om hen te volgen. Toen ik eenige passen terug gegaan was, hoorden ik in de onmiddelijke nabijheid binnen de raster om het bosch van den Baron van Palland genaamd Keukenhof onder de gemeente Lisse een schot vallen, waarop ik mijn met spoet naar die plaats begaf van waar ik het schot hoorde. Waarop dezen zelfden twee persoonen mijn in haast tegemoet kwaamen. Zoodra dezen persoonen mijn zaagen, ging Bas agter Aard loopen. Daarna verwijderde Bas zig naar de overkant van de weg en ging plat voor de gront in de slootkant liggen. Toen ik hun genaderd was, zeiden ik hun: ,,Zoo, dat het jelui gouw opgeknapt, om daar een faaizand te schieten”, waarop beide dit ontkende en zeiden: ,,Viesenteerd mijn maar”, waarop ik hun antwoorden: ,,Dan hij je het weggeworpen “. Op het zelfde oogenblik kwam Pieter van der Brul, arbeider te Lisse, met zijn zoon daar voorbij, waarop ik hun vraagden dezen plaats zoolang te bewaaken. Daarop heb ik mijn begeven naar Albertus Dernison, (86)] onbezoldigt Rijksv. te Lissen, om dezen plaats te onderzoeken. Toen wij op de plaats aankwam, werd het geweer en faaizand oogenblikkelijk door Dernison gevonden. Het geweer en faaizand is door ons in beslag genomen. Daar dezen persoonen nog op de weg stonden, hebben wij hun dagonthouding aangezegt. 87) Daar wij Bas zijn van niet met zekerheid kenden, vroegen wij hen hierna, waarop hij ons met grooten vloeken weigerde zijn naam te zeggen. Daarna zijn zij beiden met ons opgelopen, waarop Aard Balkenende ons verklaarden, dat het geweer van hem was en Bas de Faaizand geschooten had. Bas van Douw, Arbeider te Lis, oud 20 jaar.

Lammetje Groen in de twintiger jaren van deze eeuw. Links: Betje Balkenende-Minnee, rechts: haar ,,dubbele” schoonzuster Maartje Minnee-Balkenende.
Aard Balkenende, Arbeider te Lis oud .” De ijverige Piet Lans is zeer lang ,,op de plaats” werkzaam geweest. Bij zijn vijftigjarig jubileum was er een erepoort met slingers en ‘s avonds kwam de harmonie! Op 6 juni 1917 is Van der Lans gestorven, bijna 74 jaar oud. Toen woonde in het Lammetje Groen zijn stiefzoon, Gerrit Mens, los arbeider. In het voorste gedeelte woonde reeds voor 1890 Piet van Zonneveld uit Noordwijkerhout, arbeider, paardeknecht en voerman bij Marinus Veldhuyzen van Zanten en Zn. Hij reed regelmatig de bollen van Klein Veenenburg naar het spoor. 88) Later woonden ook in ‘t Lammetje Groen Piet Berkhout en daarna diens schoonzoon Gerrit van Diest. Ook Nicolaas van Hage, geboren te Lisse in 1883, ,,bouwknecht”. Na de families Van der Lans en Mens woonde in het achterste deel van het huis de familie Arie Balkenende-Minnee, die eerst op ,,‘t Hoogje” had gewoond. Er is van Juffrouw Balkenende en haar schoonzuster, Maartje Minnee, een aardige foto bewaard gebleven (afb. 5).
De tegels met ‘t Lammetje (in het) Groen

6. Het tegeltableau met het lammetje in het groen. Foto: Mieloo, Lisse.
Boven de later vergrote houten voorbouw van het huis is een alleraardigst tegeltableautje ingemetseld, dat volgens vele Lissers al eeuwen oud moet zijn (afb.6). Het haalt echter nauwelijks de vijftig jaar! In 1923 was J. D. M. graaf van Lynden (“Mijnheer Jan”) eigenaar van Keukenhof geworden, die zijn bezit een warm hart toedroeg. Hij is het, die omstreeks 1927 in Alphen aan de Rijn, waar toen ter tijd in Het Tegelhuis tegels naar speciaal ontwerp werden gemaakt, het tableau heeft besteld. De firma Marseille te Lisse heeft het er keurig ingemetseld. 89) Intussen staat het nog lang niet vast, dat het huisje inderdaad zijn naam aan een lammetje ontleend. Omstreeks 1650 ontmoet men hier telkens weer de naam van Juffrouw Lambertje of Lammetje Overeem. De Stalen Brug te Lisse dankt zijn naam aan jhr. van der Stael, de Magere Brug te Amsterdam aan gezusters Magher en de Groenhazengracht te Leiden aan een zekere juffrouw Haasje Groen. 90) Het zou dus heel goed mogelijk kunnen zijn. . . Helaas wordt Lammetje van Overeem telkens genoemd als de eigenaresse van een naastliggend perceel. En of haar echtgenoot, Claes Lambertsz ook de achternaam ,,Groen” voerde, blijkt uit niets. De belangstelling voor ,,oude boerderijtjes” groeit nog steeds en telkens weer tonen mensen hun (soms vrijmoedige) belangstelling. Het is niet voor niets, dat een duidelijk bordje Verboden Toegang moest worden aangebracht. Als het straks weer een streekje verf heeft gehad en de rood-en-gouden Van Lynden-luikjes blinken aan de oude gevel, is ‘t Lammetje Groen weer een stukje levensvreugde voor iedereen die het ziet. Naar we hopen bovenal voor de bewoners!
AANTEKENINGEN
- Gemeentearch. Gouda, Weeskamer, 17 april 1587.
- Dr. P. C. Molhuysen en dr. P. J. Blok, Nieuw Ned. Biografisch Woordenboek, 3e deel (1914), kol. 121.
- Gemeentearch. Lisse, nr. 218.
- M. Thierry de Bye Dólleman en mr. O. Schutte, Het Haarlemse geslacht Van der Laen, De Ned. Leeuw 1969
- Ir. A. F. de Graaff. Rosendaal en zijn bewoners, Leids Jaarb. 1963, blz. 153 e.v., inz. blz. 155. Het buitenhuis dat Block in 1641 liet bouwen is echter waarschijnlijk niet Rosendaal maar Keukenhof.
- ARA, Recht. arch. Lisse nr. 8, fol. 13, 21 vs.,, 52 vs., 53 vs., 56 etc.
- Arch. Rijnland Leiden en Gemeentearch. Lisse, Gaarderboeken voor het morgengeld.
- ARA, Recht. arch. Lisse 8, blz. 102.
- J. B. W. Hollestelle, Inventaris van het archief van de Lageveense polder te Lisse. Archieven van Rijnland, volgnummer 118 (1967).
- Arch. Keukenhof nr. 26, perkament met zegel van schout Adriaan van Gorcum. ARA, Recht. arch. Lisse nr. 8. fol. 65 r. en vs.
- Mr. J. D. Veegens en mr. A. S. Oppenheim, Schets van het Nederlandsch Burgerlijk recht, 3e druk (1925), blz. 139-146.
- Met dank aan dr. W.F. Leemans
- ARA, Recht. arch. Lisse nr. 11, fol. 55 -56 vs.
- ARA, Recht arch. Lisse nr. 23, fol. 159 e.v. Arch. Keukenhof nr. 26, perkament met zegel.
- Gemeentearch. Haarlem, nr. 961 fol. 97 verso.
- Idem, klappers R.K. Doop, 17 juni 1705.
- Idem, Notarieel arch. nr. 76 (72) fol. 30. Idem 76 (75) fol. 132 vs. Idem 76 (78) fol. 59.
- Idem, nr. 1034, fol. 384-386 vs.
- Met dank aan de heer J. M. F. IJsseling, Gemeentearch., Breda.
- Zie noot 14. Met dank aan de heer W. A. Fasel, gemeentearchivaris te Alkmaar.
- Uit de notities van wijlen ir. A. F. de Graaff te Lisse.
- ARA. Recht. arch. Lisse nr. 10.
- Opera Spinoza II (Fred Muller 1862), blz. 302.
- ARA, Recht. arch. Lisse nr. 8, fol. 65 vs. e.v.
- Idem, fol. 66 r.
- A. M. Hulkenberg, ‘t Roemwaard Lisse (1971), blz. 54. In het kohier van het ,,Familiegeld 1674” is het aantal vlassers te Lisse bijzonder groot (Gemeentearch. Leiden, Secretariearch. nr. 7544, fol. 106 e.v.1. 27. Gemeentearch. Lisse, nr. 224.
- Gemeentearch. Haarlem, Recht. arch. 76 (68) 25 maart 1653.
- Zie Leids Jaarb. 1963, blz. 144 en 145.
- ARA, Recht. arch. Lisse nr. 8, fol. 105 vs.-106.
- Idem, fol. 177 r. en vs.
- Idem; fol. 193 vs.
- Mr. Pieter van de Werve compareert herhaaldelijk in het Rechterlijk archief van Haarlem, b.v. nr. 76 (68) fol. 160 vs. en 201. Idem nr. 76 (70) fol. 22, 36, 155 en 155 vs. en nr. 76( 7) Op 9 januari 1663 dragen de erfgenamen van Gaspar Spaen een huis te Lisse op aan mr. Pieter van de Werve. Het ligt in ,,het Vierkant van ‘t dorp” aan de ,,Grafweg” thans Vierkant nr. 209-211. (ARA, Recht. arch. Lisse nr. 9, fol. 47 vs.
- ARA, Recht. arch. Lisse nr. 8, fol. 217, met schuldbrief.
- J. B. W. Hollestelle, Inventaris van het arch. van de Lageveense polder te Lisse (1967).
- Arch. Rijnland Leiden, nr. 5716. Zie over haar ook FamiliearchIef Sypesteyn nr. 1528.
- Gemeentearch. Lisse, nr. 224.
- Arch. Rijnland Leiden, nr. 5714.
- Leids.jaarb. 1972, blz. 148.
- ARA, Recht. arch. Lisse nr. 8, fol. 275 r. Gemeentearch. Lisse, nr. 221, Haardsteegeld.
- Arch. Keukenhof nr. 25, perk. charter, zegel verloren.
- Idem. nr. 11.
- ARA, Recht. arch. Lisse nr. 9, fol. 56 vs.-57.
- Gemeentearch. Lisse nr. 218, 1000ste penning.
- Gemeentearch. Lisse, nr. 221.
- ARA, Recht. arch. Lisse nr. 9, fol. 18 vs.-19. Idem fol. 89
- Idem fol. 90.
- Gemeentearch. Leiden, Secretariearch. nr. 7544, fol. 106 e.v. (Familiegeld).
- ARA, Recht. arch. Lisse nr. 10, fol. 42. Id. fol. 145 vs.-146. Id. fol. 175 e.v
- Idem fol. 131 vs.-132 vs.
- ARA, Recht arch. Lisse nr. 10.
- ARA, Recht. arch. Lisse nr. 11, fol. 55 vs.-56 vs.
- Prof. dr. Rob. Fruin, Enqueste en Informatie (1876).
- ARA, D.T.B. 8, R.K. Doop-, trouw- en begrafenisboek. Idem nr. 10, Huwelijken voor Schout en Schepenen. Idem, nr. 4, Gaarder.
- Gemeentearch. Lisse nr. 75 e.v.
- ARA, Recht. arch. Lisse nr. 14, fol. 177 vs.-179.
- Idem nr. 16, fol. 225 vs.-226 vs. Voor de verpondingen in deze jaren Gemeentearch. Lisse, nrs. 80, 81 en 82.
- Ir. A. F. de Graaff, Ontmoetingen met welgeborenen, Gens Nostra, maart 1953.
- ARA, Recht. arch. Lisse nr. 70, fol. 196 e.v.
- Gemeentearch. Lisse, nrs. 85-89.
- Idem nr. 225. Personele Ouotatie. NO 64.
- Zie Leids Jaarb. 1971, blz.152 en 154.
- Gemeentearch. Hillegom nr. 19, pak 85, ,, Van de meeting in 1737, zijnde den Delft tussen het Keukenhof en Halfwegen”.
- ARA, Recht.arch. Lisse nr. 24, fol. 62 vs.-64.
- Gemeentearch. Lisse, nr. 218, 1000ste penning (1654/58). Arch. Rijnland nr. 5714. ARA, Recht. arch. Lisse nr. 8, fol. 257 vs.-238. Jan Dircxsz de Ro te Lisse verkoopt aan Claes Huygensz van Houten te Noordwijk 4 morgen 412 roe land in de Lageveense polder, 27 april 1658. Behoorde deze De Ro tot het Lissese boerengeslacht De Roo? Vgl. Het Huis Dever te Lisse (1966), personenregister.
- Gemeentearch. Lisse nr. 219, NO 66 (1733).
- Arch. Keukenhof, nr. 39.
- ARA, Rechtarch. nr. 23, fol. 206 vs.207 vs.
- ,,Ambachtsboek”, in particulier bezit (L), 2 mei 1775.
- Vgl. A. M. Hulkenberg, De Aagtenkerk van Lisse (19601, blz. 78 en blz. 105/06.
- Arch. Keukenhof nr. 26, perk. charter. ARA, Recht. arch. Lisse nr. 25, fol. 1.
- Gemeentearch. Leiden, Coll. W. C. H. Machen nr. 158. Zie A. G. van der Steur, Warmondse Bijdragen Nr. 3 119701. blz. 737 en 860-865.
- Gemeentarch. Leiden, Klappers R.K. doopregisters
- Arch. Keukenhof nr. 26, i. perkamenten charter met beschadigd zegel.
- Zie over hem: A. M. Hulkenberg, ‘t Seer heerlijk Sassenheim en Voorhout (1972), blz. 46.
- Arch. Keukenhof nr. 26, charter en folio.
- Gemeentearch. Amsterdam, N.A. 1077/153 Nr K, 87 jaar oud, doodsoorzaak: een verzwakking.
- A. M. Hulkenberg, De kleurige Keukenhof (1971), blz. 52.
- Arch. Keukenhof, nr. 7. ARA, Recht. arch. Lisse nr. 28, fol. 162 vs.-168 vs.
- Arch. Keukenhof nr. 26, perk. charter met zegel (,,Sigillum Dominii de Lisse”). ARA, Recht. arch. Lisse nr. 23, fol. 159 e.v.
- Arch. Keukenhof nr. 26, perk charter, zegel verloren gegaan.
- Arch. Keukenhof nr. 26, folio.
- Deze en volgende gegevens geput uit de Bevolkingsregisters, etc., Gemeentearchief Lisse.
- Mededelingen van bejaarde Lissers, met name van de heer J. Mens.
- Arch. Keukenhof nr. 15.
- Albertus Dernison, jachtopziener, geb. te Bloemendaal 17 maart 1840, woonde in het ,,jagershuis”, thans Stationsweg 51. Hij vertrok in 1888 weer naar Overveen (Bloemendaal). Zie over hem Gens Nostra 1947, blz. 275.
- Vgl. ,,Ontjouw jou dag”, Leids Jaarb. 1972 blz. 123 en 135 noot 5. Hierdoor gaf men te kennen, dat de persoon in kwestie gedaagd kon worden.
- Zie Leids, Jaarb. 1971, blz. 166.
- Mededelingen van de heren P. G. Marseille te Lisse en P. K. Francken te Koudekerk aan de Rijn.
- Aldus wijlen ir. A. F. de Graaff.
Tekst en foto uit het Leids Jaarboekje 1973 blz 139