Berichten

Monument voor de gevallenen

Monument voor de gevallenen

 

Sporen van vroeger (LisserNieuw)                                                 

30 april 2024

 Nico Groen

Elk jaar is er op 4 mei ook in Lisse aandacht voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Deze dodenherdenking wordt afgesloten met de kranslegging bij het ´Monument voor de gevallenen´.

Dit monument staat midden op de kruising van de Oranjelaan en de Heereweg. De jaarlijkse aandacht voor de oorlog en zijn slachtoffers is heel belangrijk om de gruwelen van een oorlog niet te vergeten. Daardoor komt er hopelijk nooit meer oorlog in West-Europa en proberen we met zijn allen wereldwijd zoveel mogelijk oorlogen te voorkomen. Het standbeeld werd onthuld op 4 mei 1951 door jhr. F.J.C.M. van Rijckevorsel, burgemeester van Lisse tijdens de oorlogsjaren.

Op de website 4en5mei.nl staat waarom dit standbeeld is opgericht: ´Het Monument voor de gevallenen in Lisse is opgericht ter nagedachtenis aan alle medeburgers die tijdens de bezettingsjaren door oorlogshandelingen zijn omgekomen. Tevens herinnert het aan twee Nederlandse militairen uit Lisse die tijdens de politionele acties in het voormalige Nederlands-Indië zijn gesneuveld. De twee omgekomen militairen zijn J.J. Kortekaas en N.P. Obdam’. Volgens het boek `Wat toch een tijd` uit 2005 van Ed Olivier waren er in Lisse tijdens de bezetting 60 oorlogsslachtoffers. De omstandigheden waaronder deze Lissers omkwamen worden in het boek beschreven met vele interviews van nabestaanden en andere bekenden van de slachtoffers. Dit boek kan in de bibliotheek van de VOL op dinsdagmorgen worden gelezen of geleend.
Op bovengenoemde website staat ook een beschrijving van het beeld: ´Het Monument voor de gevallenen in Lisse is een bronzen beeld van een zich oprichtende, naakte mannenfiguur die zijn armen in een afwerende houding boven zijn hoofd houdt. Het beeld is geplaatst op een natuurstenen voetstuk. Het beeld is 1,90 meter hoog, 77 centimeter breed en 73 centimeter diep. Vóór de sculptuur is in 2002 een natuurstenen gedenksteen geplaatst op een schuin oplopend voetstuk. Het monument staat symbool voor de wederopstanding en voor de overgang van droefheid naar vreugde. Na jaren van onderdrukking en ellende hervindt Nederland zijn vrijheid en soevereiniteit. Het beeld symboliseert tevens het levende besef van een voortdurende worsteling. Om de democratie in stand te houden is waakzaamheid geboden.´
De tekst op het voetstuk van het beeld luidt: ‘MET STEUN VAN DE ALMACHTIGE 1940-1945’. De tekst op de gedenksteen luidt:  ‘TER HERDENKING GEVALLENEN IN NEDERLANDS-INDIË 1945-1950’.

Ontwerper Cephas S. Stauthammer

De ontwerper van dit standbeeld is Cephas S. Stauthammer (1899-1983).
Hij was leraar beeldhouwen aan de academie voor beeldende kunst ‘Kunstoefening’ in Arnhem. Rond 1954 kreeg hij meer bekendheid. Hij was ook enige tijd voorzitter van de Nederlandse Kring van Beeldhouwers en in 1964 was hij een van de beeldende kunstenaars die een reisbeurs kreeg van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Hij had het standbeeld in Lisse al gemaakt voordat hij een bekende beeldhouwer werd.

 

Foto: Monument voor de gevallenen in 1951 onthuld door oud-burgemeester van Rijckevorsel.
Foto: Nico Groen

Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse”

Info@oudlisse.nl

 

LIQUIDATIES IN OORLOGSTIJD: Lissese politieman gaf opdracht om Waasdorp en Tiben uit de weg te ruimen (1)

Ted Cobelens, kleindochter van Jaap Waasdorp, dook samen met journalist Ed Olivier in de dossiers van het Nationaal Archief en het Erfgoed Leiden. Om helder te krijgen wie de opdracht gaf om de liquidaties uit te voeren.

Door Ed Olivier

Nieuwsblad 23 nummer 1 2024

Jaap Waasdorp had samen met zijn zwager Huub Molkenboer een bodedienst op Leiden en Haarlem.( Onder).

Gevallen voor het vaderland’, staat er op het oorlogsgraf van Jaap Waasdorp in De Engel. Sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw wordt echter aangenomen dat hij door het verzet is geliquideerd in verband met zijn werk voor de Duitse bezetter. Een tweede ‘foute Lisser’, Anton Tiben, werd in december 1944 meegelokt naar de Haarlemmermeer en daar doodgeschoten. De leiding van het regionale en plaatselijke verzet wist echter niets af van de liquidaties.

Eigen gezag
Opperwachtmeester Piet B. van de Lissese politie handelde op eigen gezag toen hij in de laatste maanden van 1944 opdracht gaf Jaap Waasdorp en Heinrich Tiben dood te schieten. De leiding van het verzet wist niets van zijn opdracht aan de ondergedoken deserteur Heinz Hartung om de liquidaties uit te voeren. Dit blijkt uit naoorlogse processtukken van de politie recherche in Leiden die terecht zijn gekomen in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) in het Nationaal Archief in Den Haag1. Jaap Waasdorp werd door Hartung in oktober 1944 neergeschoten in de gang van zijn woning, met vrouw en kinderen als getuigen.

Twee maanden later lokte de ex-soldaat Tiben mee naar de Haarlemmermeerpolder en schoot hem daar dood. Waasdorp werkte als burgerpersoneelslid voor de Duitse Wehrmacht in Valkenburg. Tiben stond de Duitse Ortscommandant in Lisse als tolk/vertaler terzijde. Of de twee mannen ooit iemand hebben verraden of in gevaar hebben gebracht is niet bekend. Wel is zeker dat Waasdorp de politieman in de weg liep bij zijn eigen clandestiene handel in olie en benzine. In het onderzoek na de oorlog kon de Leidse recherche niemand anders dan Piet B. ontdekken die de liquidatie had bevolen.  Regionaal Verzetsleider Ch. van Kammen en lokaal commandant Jan Kraak bleken er niets van af te weten, evenmin als ondercommandant van het verzet in Lisse, graaf Carel van Lynden. Tip garagehouder Uit het meer dan 100 pagina’s tellende proces-verbaal van de Leidse politie blijkt dat de aanslag op het leven van Waasdorp werd gepleegd naar aanleiding van een tip van een plaatselijke garagehouder. ,,Waasdorp heeft petroleum, benzine en antraciet voor zwarte prijzen verkocht aan de moffen”, zei Piet B. hierover tijdens zijn verhoor na de oorlog en bovendien: ,,Er was sprake van dat Waasdorp aan het onderhandelen was met de Duitschers over een partij van 15.000 liter benzine.” De
Duitse deserteur Hartung die tijdens de laatste oorlogsjaren veel klusjes opknapte voor de politieman kreeg de opdracht Waasdorp ,,tijdelijk onschadelijk te maken, desnoods met verpleging van enkele maanden in een ziekenhuis”.

Dader in Duits uniform

De kinderen van Jaap en Anna Waasdorp waren getuige van de aanslag op hun vader. V.l.n.r. Bep, Ans en Jaap jr. Foto en bidprentje in de aanhef uit privécollectie.

 

Het liep echter anders. De Duitser die sinds 1943 een onderduikadres had in de Prinsessestraat fietste met een neutrale overjas over zijn legeruniform op 12 oktober 1944 naar het buurtschap De Engel. Hartung zette zijn fiets tegen een hek, deed z’n jas uit en vroeg her en der naar het huisadres van Waasdorp. Dat adres aan de Heereweg kende hij uit z’n hoofd. Maar het was de bedoeling dat getuigen achteraf zouden verklaren dat er een Duitse soldaat informatie had ingewonnen. Wanneer Hartung zich op het huisadres aan de voordeur in het Duits aanmeldt, zegt Waasdorp: ,,Kom binnen kameraad; loop maar door naar de kamer.” Hij was in de veronderstelling dat de soldaat geld kwam
brengen voor zijn werkzaamheden op de vliegbasis Teuge. In de gang schoot Hartung zijn slachtoffer  in de linkerschouder (‘tenminste, daar mikte ik op’) en een been en maakte zich uit de voeten. ,,We waren met acht kinderen thuis”, vertelde dochter Bep Waasdorp in oktober 2004
in een interview 2). ,,M’n vader bloedde vreselijk. We hebben hem de huiskamer ingesleept en de dokter gewaarschuwd. Hij moest natuurlijk naar het ziekenhuis. Maar de ziekenwagen reed op houtskool. Dus het duurde heel lang voordat ze er waren.

Bloedverlies
Jacobus Waasdorp overleed ’s nachts of ’s morgens vroeg door bloedverlies en uitputting – op twee dagen na 44 jaar oud – in de Haarlemse Mariastichting. Zijn vrouw en acht kinderen hoorden dat pas toen ze ergens in het dorp naar het ziekenhuis belden. ’s Nachts was de Lissese politie nog vanuit het ziekenhuis gewaarschuwd, maar dit bericht heeft de familie nooit bereikt. De weduwe en haar kinderen bleven ontredderd achter. Op het bidprentje van Jacobus Waasdorp, geboren te Hillegom op 15 oktober 1900 staat: ‘Waarom werd dit offer gevraagd? We kunnen slechts het hoofd buigen en zeggen: Het is Gods Wil’. Na de oorlog werd aangenomen dat Jaap Waasdorp was omgebracht door de Duitse bezetter. Op het officiële oorlogsgraf achter de Engelbewaarderskerk aan de Lissese Heereweg staat dan ook: ‘Gevallen voor het vaderland’. Degenen die de waarheid wisten deden er het zwijgen toe. Het gerucht dat Waasdorp wegens zwarte handel in opdracht van het verzet zou zijn geliquideerd dateert van 1990. 3). Dochter Bep bevestigde in 2004 dat haar vader voor het Duitse leger werkte.

Machinedrijver

Het oorlogsgraf op de begraafplaats van de Engelbewaarderskerk. Foto: Oorlogsgravenstichting

 

Foto:

Weduwe Anna Waasdorp-Molkenboer verklaarde na de oorlog tegen de Leidse recherche dat haar man tot eind 1942 als expediteur had gewerkt. Omdat er geen werk meer was ging hij aan de slag als ‘machinedrijver’ bij de Wehrmacht op vliegveld Valkenburg. In augustus 1944 werd hij in die functie overgeplaatst naar de vliegbasis Teuge. Na Dolle Dinsdag4 – een maand later – is hij thuisgebleven en heeft hij niet meer voor de Wehrmacht gewerkt. ,,Hij voorzag verder in het onderhoud voor het gezin door wat handel te drijven. Voor zover mij bekend heeft hij nooit handel gedreven met de Duitsche Wehrmacht”, aldus de weduwe. Of Jaap Waasdorp ooit iets heeft verdiend met de vermeende zwarte handel is onzeker. Feit is dat het gezin Waasdorp in diepe armoede achterbleef. Oudste dochter Bep werd van school gehaald en ging werken als huishoudelijke hulp. ,,Ik had vier werkhuizen: dat verdiende vijftien gulden in de week”, zegt ze. ,,Alles thuis afgeven natuurlijk. M’n moeder is niet hertrouwd. Ze heeft geen makkelijk leven gehad; altijd maar sappelen.”

Onderzoek kleindochter
Waasdorps kleindochter Ted Cobelens deed in 2023 onderzoek naar de lotgevallen van haar grootvader. Via de beperkt openbare archieven van het CentraalArchief Bijzondere Rechtspleging (CABR) ontdekte zij dat het in 1944 niet de bedoeling was om haar opa om het leven te brengen. Afgesproken was dat Hartung Waasdorp zou verwonden om hem ‘voorloopig van het tooneel te laten verdwijnen’. Nu blijkt ook dat Piet B. en Heinz Hartung op eigen houtje handelden. ,,Mijn moeder Ans is als 11-jarig meisje getuige geweest van de aanslag op haar vader”, zegt Cobelens. ,,Ze wilde er later zelfs aan haar man en kinderen weinig over kwijt, maar de traumatische ervaring heeft haar het hele leven achtervolgd. Elk jaar als we op 4 mei thuis twee minuten stilte in acht namen hing er een zwaarmoedige sfeer in huis. Eind jaren ’90 hoorde mijn moeder van haar jongere broer het gerucht dat opa Waasdorp in de oorlog fout zou zijn geweest. Dat heeft haar alleen maar in dieper stilzwijgen gehuld.” Na het overlijden van haar moeder ging Cobelens op onderzoek uit. ,,Ik kreeg de behoefte om dit postuum voor mijn moeder uit te zoeken. Ik wilde de ware toedracht boven tafel krijgen; was mijn opa fout in de oorlog? En zo ja, welke verkeerde dingen heeft hij dan gedaan?” Haar zoektocht bracht Cobelens in contact met de Stichting Oorlogsslachtoffers, de Oorlogsgravenstichting, de gemeente Lisse, het Leids archief, Leiden 4045, Erfgoed Leiden en het Centrum voor Familiegeschiedenis. ,,Maar geen van deze instellingen heeft informatie over de dood van mijn grootvader. Ook het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies en het Nationaal Archief in Den Haag hebben geen dossier over hem, maar zijn naam komt wel voor in dossiers van anderen in de archieven over de zuiveringsprocedures van ambtenaren en politieagenten in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging.” In het dossier van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging vond Cobelens een verklaring uit 1945 van regionaal verzetsleider Ch. van Kammen5 (schuilnaam De Vries) dat hij in zijn functie van commandant aan Piet B. ,,nimmer opdracht heeft gegeven tot het doen van overvallen; dat B. geen deel uitmaakte van het verzet en dat hij nimmer opdracht heeft gegeven tot het dooden van Waasdorp te Sassenheim of Tiben te Lisse.’’
Ook de Lissese leiding bleek niet op de hoogte, evenmin als districtscommandant Cor van Stam van het Haarlemmermeers verzet. ,,Ik heb B. nimmer opdracht gegeven iemand van het leven te berooven of te doen berooven’’, zegt ondercommandant graaf Carel van Lynden. Verzetsleider Jan Kraak,  dierenarts in Lisse, bevestigt dit: ,,B. heeft van de leiding der illegaliteit geen enkele opdracht tot het plegen van roofovervallen of tot onschadelijk maken van personen of iemand het leven te benemen ontvangen.”

Stempel
,,Mijn grootvader Jaap Waasdorp en zijn gezin hebben wel een hele hoge prijs betaald voor de onderhandelingen over het leveren van benzine”, zegt Ted Cobelens. ,,Nergens is komen vast te staan dat hij overige zwarte handel dreef met de moffen of anderen in gevaar heeft gebracht. Ik vind het dan ook niet terecht dat mijn opa door onbewezen geruchten het stempel ‘fout’ opgedrukt heeft gekregen

Voetnoten
1 Nationaal archief Den Haag: Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging 109435 (9334/46), Zuivering Ambtenaren (2.04.67) 2256 en Zuivering Politie (2.09.54)
2 ‘Wat toch een tijd’, Ed Olivier (2005) p.67
3 Een bollendorp bezet, Herman van Amsterdam en Peter van der Voort (1990)
4 Een dag na de verovering van Antwerpen door de geallieerden op 4 september 1944 brak in Nederland paniek uit onder Duitse soldaten en hun aanhangers.
5 Ch. van Kammen majoor van het latere Kennemer Bataljon was commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten, gewest 12, Haarlem en omstreken.en.”
In het volgende VOL Nieuwsblad: ‘Een groep roovers die Lisse in de oorlog onveilig maakte.

 

300.000 collaborateurs; 500 liquidaties
De harde kern van het Nederlandse verzet bestond tijdens de Duitse bezetting uit de in 1942 opgerichte Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO). Een jaar later richtte het verzet de Landelijke Knokploegen (LKP) op. De LKP hield zich vooral bezig met sabotage, overvallen op bevolkingsregisters en de liquidatie van collaborateurs die een ‘ernstig risico’ vormden voor het verzet of ondergedoken burgers. Veel van de naar schatting 500 door het verzet gepleegde liquidaties zijn na de bevrijding door de krijgsraad beoordeeld. Sommige verdachten, zoals politieman Piet B. uit Lisse, zijn door de militaire rechtbank doorverwezen naar een gewone rechtbank of de bijzondere rechtspleging. Dat laatste gebeurde als een verdachte in de ogen van de krijgsraad geen deel uitmaakte van het bonafide verzet en dus ook niet van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS)1. Vanwege de represailles van de Duitse bezetter tegen onschuldige burgers keerde de Nederlandse regering in Londen zich in juni 1944 tegen de liquidatie van Duitse soldaten en collaborateurs. ‘Gij zult geen daden van gewelddadig openlijk verzet plegen. Het zou den wreeden vijand slechts gelegenheid bieden represailles te nemen, veel en veel bloediger dan ooit te voren’, schreef minister-president Gerbrandy in een bericht aan de illegale krant Trouw. Daar voegden de samenwerkende illegale organisaties aan toe: ‘Aan alle illegale werkers, die daadwerkelijk verzet willen en zouden kunnen plegen, wordt, op grond van een voorschrift van het geallieerd opperbevel, opgedragen niets te doen zonder opdracht van de leiding hunner organisaties’.

Bijzondere rechtspleging
Na de Tweede Wereldoorlog werden 300.000 Nederlanders verdacht van samenwerking met de Duitse bezetter, verraad, NSB-lidmaatschap of het in dienst treden bij het Duitse leger. Hun dossiers zijn terecht gekomen in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) van het Nationaal Archief in Den Haag en hebben tot 1 januari 2025 de status ‘beperkt openbaar’. Dat betekent dat ze alleen op speciaal verzoek kunnen worden bekeken. Er mag niets worden gefotografeerd of gekopieerd. Voor het dossier van de Binnenlandse Veiligheidsdienst over Heinrich Anton Tiben geldt deze restrictie tot 1 januari 2036.

Voetnoot
1 Nieuw licht op liquidaties – knokploegen in Rotterdam 1944-1945, Albert Oosthoek (2015). De Binnenlandse Strijdkrachten werden op 5 september 1944 (Dolle Dinsdag) gevormd door de samenwerkende verzetsorganisaties.

 

Lisse 825 jaar en de invloed van Napoleon in Lisse

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                             

7 november 2023

 door Nico Groen

Rond 1800 overheerste Frankrijk Nederland. Deze overheersing zorgde in bestuurlijk opzicht voor veel veranderingen in Nederland en dus ook in Lisse. Veel veranderingen van Napoleon bleken verbeteringen en bleven ook nadat het Huis van Oranje de Nederlandse troon besteeg van waarde. Deze grote veranderingen zijn tegenwoordig nog in veel praktische zaken aan de orde zonder dat men dit beseft. Daarom hoort deze periode thuis in deze serie over 825 jaar Lisse.

De modernisering van het bestuur en de rechtspraak in de door Napoleon bezette gebieden waren van grote betekenis. Hij wilde in alle landen dezelfde eenheden en maten hanteren, en zo komt Nederland aan het metrische stelsel met de meter en de kilo. Napoleon zorgde ook voor de invoering van verplicht en voor iedereen toegankelijk onderwijs. Ook moet iedereen rechts rijden en werd de gelijkheid van alle godsdiensten ingesteld. Ook werden er in die tijd veel instellingen gebouwd, zoals het Rijksmuseum, de Koninklijke bibliotheek in Den Haag en het Nationaal Archief in Den Haag. Ondank deze positieve veranderingen komt er steeds meer weerstand tegen de keizer.

De alsmaar oplopende belastingen, nodig voor het Franse leger, zijn hiervoor de belangrijkste reden. Ook de invoering van de dienstplicht roept weerstand op, zeker als de vraag naar soldaten almaar toeneemt. Aan de Franse overheersing komt een einde als Napoleon in 1813 de aftocht moet blazen.

Gevolgen in Lisse

Als iemand vraagt waar bijvoorbeeld het gemeentehuis of het Keukenhof is, kun jij dat makkelijk vertellen door te zeggen door welke straten diegene moet lopen. Dat komt door Napoleon. De Fransman vond het verwarrend dat er op veel plekken geen straatnamen en huisnummers waren. Hij verplichtte gemeenten om deze in te voeren. Hij introduceerde de burgerlijke stand, waarvoor iedereen een vaste achternaam moest aannemen. Zo kan je bijvoorbeeld vragen: “Waar woont Jan van der Voet” (De nieuwe voorzitter van de VOL) en niet ‘waar woont Jan Janz’ of een bijnaam.

Ook het kadaster werd ingevoerd. Zo kan iedereen weten wie de eigenaar was of is van een bepaald perceel. Zonder het kadaster zou LisseTijdReis van de VOL met veel gestructureerde informatie uit het verleden niet van de grond zijn gekomen. LisseTijdReis maakt namelijk gebruik van het kadaster.  Deze website ontsluit informatie van het dorp Lisse zoals het was in het jaar 1830 en in het jaar 1880. Daarnaast bevat LisseTijdReis een archief met diverse digitale collecties. Via deze kaarten zijn de perceelindeling, gebouwen, wateren en wegen te ontsluiten. Ook de eigendomsinformatie is te vinden, evenals adressen, gekoppeld aan percelen overeenkomstig de Volkstelling van 1830. Ook informatie van personen afgeleid uit de genealogische database van personen en relaties (16de eeuw tot 1920), is in te zien.

De invoering van de dienstplicht.

Omdat Napoleon veel soldaten nodig had voor de oorlog werd de dienstplicht ingesteld en werden alle jongemannen in Lisse opgeroepen. Zij moesten een lot trekken. De mannen met de laagste nummers moesten in dienst. Op 22 maar 1811 werden er bijvoorbeeld 17 Lissers ingeloot. Op 1 mei 1997 is de opkomstplicht voor dienstplichtigen opgeschort, maar niet afgeschaft.

 

Foto: Napoleon Bonaparte in volle glorie geschilderd door Jacques-Louis David in 1801
Foto: Wikipedia

 

 

 

Lisse 825 jaar en het beleg van Haarlem

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                         

12 september 2023

 door Nico Groen 

Het beleg van Haarlem had grote invloed op de bewoners en de woningen in Lisse. Daar gaat het deze keer in het kader van Lisse 825 jaar over. In 1573, 450 jaar geleden, had het beleg van Haarlem veel negatieve gevolgen voor de bewoners van Lisse. Huurlingen namen alles van waarde mee en staken de huizen en de kerk in brand.

In 1573 was het volop oorlog tussen In 1573 was het volop oorlog tussen Prins van Oranje en de koning van Spanje, die tevens heer der Nederlanden was.

Het was de 80-jarige burgeroorlog. Het ging om een breed gedragen opstand tegen de wettige regering van Filips II. Onder Filips II begon er een gure wind op te steken en hij perkte de macht en privileges van de edelen en protestanten sterk in. Ook de meeste steden kwamen in opstand, met name omdat er enorme belastingen werden geheven om het grote leger van de Spanjaarden te kunnen bekostigen. De Prins van Oranje werd de leider van de opstand. Ook Haarlem kwam in opstand. Daarom belegerden de Spanjaarden vanaf  december 1572 de stad.

Willem van Oranje bij Voorhout

Dit deden zij niet door de stad direct aan te vallen. Zij probeerden de Haarlemmers uit te hongeren. Het beleg duurde van december 1572 tot 12 juli 1573. Deze lange periode stelde de Prins van Oranje in de gelegenheid om een grote troepenmacht rond Voorhout op te bouwen. Zo lagen er schansen bij de ruïne van Teylingen en in de buurt van de Bernardus in Sassenheim. Een schans of een verschansing is een militair verdedigingswerk met een aarden wal  eromheen. Op 8 juli 1573 trok een imposante legermacht vanuit Voorhout, Sassenheim en Leiden via de Bollenstreek richting Haarlem. Er heerste namelijk een ernstige hongersnood in Haarlem. Er moest wat gebeuren.

Om de belegerde inwoners en gezaghebbers van Haarlem in te lichten over de op handen zijnde bevrijdingspoging, stuurde Oranje een boodschap via enkele postduiven. De duiven kwamen nooit aan in Haarlem. De boodschap kwam echter via verraad wel terecht bij de Spanjaarden. Deze gingen in hinderlaag liggen bij Heemstede en hakten het leger van Oranje volledig in de pan. De overlevenden vluchtten terug naar het zuiden, achtervolgd door de Spanjaarden. Twee dagen later gaf Haarlem zich over vanwege de ernstige hongersnood. Bovengenoemde gegevens zijn ontleend aan het blad ‘Dwars Op’ van de Historische Kring Voorhout.

Verwoestingen in Lisse

En wat merkten de inwoners van Lisse ervan? Zowel de huurlingen van Orange  als die van de Spanjaarden hadden al een tijd geen soldij meer ontvangen en hadden honger. Zij stroopten tijdens de terugtocht de Bollenstreek en dus ook Lisse af. Plunderingen, verwoesting, verkrachtingen, moord en doodslag waren aan de orde van de dag in 1573. Vele huizen en boerderijen werden geplunderd en in brand gestoken. Ook de grote kerk aan ’t Vierkant werd vrijwel volledig verwoest. Alleen de toren en wat muren van de kerk bleven overeind staan.

Foto: Ook de Grote kerk op ’t Vierkant werd in 1573 verwoest.
Foto: Oud Lisse

Foto: Ook de Grote kerk op ’t Vierkant werd in 1573 verwoest.

Foto: Oud Lisse

 

C

Een mooie vondst

De VOL heeft een zesponder gekregen uit de periode van het beleg van Haarlem in 1572/1573. .Deze is gevonden in een tuin op 50 cm diepte

Jos van Bourgondiën

Nieuwsblad 22 nummer 1 2023

 

Veldhorststraat, je raakt er niet over uitgepraat

In verband met het feit, dat de Veldhorststraat 100 jaar geleden is gerealiseerd heeft Ben Ragas, bewoner, zijn herinneringen aan de Veldhorststraat opgeschreven.

door Ben Ragas

Nieuwsblad Jaargang 21 nummer 3, 2022

Naar aanleiding van het lezenswaardige artikel over de Veldhorststraat in de vorige uitgave van het VOL Nieuwsblad wil ik graag nog wat herinneringen delen.
“Toen was geluk nog heel gewoon!”

Kent U het nog: “haartjes nat, nog even op totdat vader zei: vooruit naar bed dan kregen wij een kruik mee.” De sfeer, die door dit liedje wordt opgeroepen dekt volledig de tijd, dat ik woonde in de Veldhorststraat. Mijn naam is Ben Ragas en ik ben geboren in de Veldhorststraat op nummer 39 in 1939. In 1957 verhuisden wij naar de Heereweg, dus mijn hele jeugd heb ik gewoond in de Veldhorststraat. Wat was dat een geweldige straat om op te groeien met zoveel gezinnen en zoveel kinderen. Ook nu vind ik het de aantrekkelijkste straat van Lisse met zijn woningen in zoveel verschillende stijlen en zoveel groen. De Veldhorststraat liep naar het westen uiteindelijk over in de Stationsweg, toen een éénbaansweg met een slootje aan de rechterzijde, waar we kikkervisjes, donderkoppies, vingen. Die gingen in een jampotje, totdat de donderkoppies evolueerden tot heel kleine kikkertjes, die dan weer in de sloot werden gegooid. De huidige Berkhoutlaan heette vroeger ook Stationsweg, maar dat was een straat met een volkomen ander karakter dan onze straat. In de volksmond werd deze straat De Peus genoemd en omdat daar veel kinderen woonden die een hekel aan
ons hadden, waren we bang om door die straat te lopen. Daar stonden kleine lage huisjes zonder voortuintjes en zonder riolering. De wc loosde op een slootje achter het huis. De Veldhorststraat eindigde bij het huis De Veldhorst van de familie Van der Meij. Achter het huis stond nog een bollenschuur. Daar lag ook één van de vele bollensloten waarop wij altijd schaatsten.  In mijn herinnering lijkt het wel of wij ieder jaar in de winter daar konden schaatsen. Vlak voor het toenmalige huis ‘Panorama’ (tegenover het huis van huisarts dokter Holl) was een klein perkje, waar in het begin van 1945, zo gaat het verhaal, de bekende bollenman Fons Belle en Kees Plug, de alom gewaardeerde Hobaho-directeur, samen keken naar de armada van Britse bommenwerpers, die op weg waren om Duitsland te bombarderen. “Ongelooflijk! Wat ontzettend veel vliegtuigen”
zei Plug. Het antwoord van Belle kwam direct: “Nog steeds niet genoeg Kees. Er moeten er zoveel komen, dat de vogels moeten gaan lopen.” In ‘Panorama’ woonde de familie Kwaad, waarvan twee kinderen altijd met ons meespeelden: Herman en Gerda. En aan de overkant dat doktershuis, waar Arnold en Sake woonden. Arnold was van onze leeftijd. Ik herinner me nog dat de familie Holl een huishoudster had, Mien, die altijd tegenzessen met een harde snerpende stem “Sake, Sake” riep. Onder elkaar moesten we daar altijd erg om lachen en soms, o schande!, deden wij haar na. Achter ‘Panorama’ woonden de heer en mevrouw Schouten. Zij waren eigenaar van de huizen nr. 39 t/m nr. 49. De heer Schouten was vroeger drogist geweest en had zijn winkel in de Kanaalstraat
aan de heer Dreijer verkocht. Iedere maand moesten wij fl. 50,– huur naar de heer Schouten brengen. Naast Schouten woonde de familie Van der Lee. De heer Van der Lee was de eerste tuinarchitect van de Keukenhof. Hij had twee zoons, die ook altijd met ons meespeelden, evenals de kinderen van hun buren, de familie Nieuwenhuis, van wie Ed mijn vaste maatje was. Nog steeds zijn wij heel bevriend. Tegenover ons woonde de familie Berk. Hij was directeur van de Boerenbond en in het bezit van een auto. Zij hadden ook telefoon: zeer zeldzaam toentertijd. Als mijn moeder gebeld werd door een familielid uit Gelderland, waar zij vandaan kwam, liep er één van de familie Berk naar de overkant om mijn moeder te waarschuwen. Meneer Berk had de ontzettend leuke gewoonte wanneer het gesneeuwd had in de winter met een groot touw leuke gewoonte wanneer het gesneeuwd had in de winter met een groot touw onze sleetjes aan zijn auto te binden en dan trok hij ons liggend op onze sleetjes via de Von Bönninghausenlaan weer terug naar de Veldhorststraat. Zoals Sake Holl al betoogde in het prachtige kwartaaltijdschrift van de VOL, een multinational zou er jaloers op zijn, werd in de oorlog hun huis gevorderd door de Duitsers voor de officieren en de huizen nr. 41-49 voor Duitse soldaten. Zij waren verantwoordelijk voor de installatie in het Keukenhofbos, waar de V1 werd afgeschoten. Wij wisten als kinderen al als zij weer een V1 afschoten: we hoorden dan een soort lange fluittoon. Het werd pas gevaarlijk als je die toon niet hoorde: dan stortte de raket neer. Wij doken dan altijd in de kelderkast of onder de tafel. In mijn herinnering is het maar één keer gebeurd dat de V1 echt direct na het afschieten explodeerde. Overigens herinnerde Ed van der Lee mij eraan dat wij, naast elkaar de Von Bönninghausenlaan inlopend, werden beschoten door een Engels jachtvliegtuig. Meteen achter een muurtje duikend zochten wij dekking. Wij waren overigens op weg naar een tante van Ed, die kinderloos was. In 1944 werd er bij die tante aangebeld: er stond een mevrouw voor de deur met een baby in de armen. Toen mevrouw Nieuwenhuis de deur opende, werd die baby in haar armen geduwd met de vraag: “Wilt u heel goed voor hem zorgen?” Dat hebben zij natuurlijk gedaan. Die baby is als jongeman orthodoxjoods geworden en verhuisd naar Israël.  Wij woonden op nr. 39 en zoals gezegd woonden Duitse soldaten op nr. 41 naast ons. We hadden het niet zo best getroffen want op nr. 37 woonde de familie Tiben, volgens mij geen SS’er maar een zeer felle NSB’er. (Zie over Tiben ‘Wat toch een tijd’ van Ed Olivier p. 68-70. Volgens Olivier was Tiben een Rijksduitser.) Mijn broer Jos werd in maat 1945 geboren. Een probleem was wel dat toen de elektriciteit was afgesloten, maar niet bij die Duitsers en niet bij Tiben. Toen kwam Tiben aanbellen en deed mijn moeder het aanbod ervoor te zorgen dat bij ons thuis wel elektriciteit beschikbaar was. Mijn moeder schold hem de deur uit. Ik had mijn moeder nog nooit zo tekeer zien gaan en vond dat heel erg. Later begreep ik het natuurlijk. Die buurman Tiben is door het verzet geliquideerd en zijn lichaam hadden ze in de Ringvaart laten zakken. Op de zondagmorgen daarna was er plotseling veel rumoer in de kerk: een aantal mannen verliet plotseling de H. Mis omdat zij werden gewaarschuwd. Het lichaam van Tiben was komen bovendrijven in de Ringvaart. Gelukkig lukte het om dat weer te laten verdwijnen. Joke Vermeer schrijft over Tiben dat zijn vrouw hem verraden zou hebben, omdat Tiben de Lissese ondergrondse wilde aanpakken en elimineren. Of het zo gegaan is, is mij niet bekend. Misschien is er nog iemand die de juiste toedracht weet en kan doorgeven. Tegenover ons was een protestantse kerk met woning van dominee Ponstein. Als er weer een razzia was kon mijn vader onderduiken bij de dominee aan de overkant. In onze straat kwamen uitersten bij elkaar: neem bijv. de familie Buschman met vijf kinderen. Zij bestonden het om nog een joods jongetje in huis te nemen. Moeder Buschman moest dat allemaal draaiende houden. Vooral in de hongerwinter was dat een vreselijk moeilijke bedoening. En dochter Martha was degene, die deel uitmaakte van onze groep. Gelukkig was de heer Buschman – Aug. voor de oudere Lissers – slager van beroep, dus het lukte hem af en toe wat extra’s mee naar huis te nemen. Zij hadden zelf een kindje dat vlak na de oorlog overleed, Guusje. Dat maakte zo’n indruk op mij. Tegenover de familie Buschman woonde een felle NSB’er. Toen men hoorde dat hij van plan was om de familie Buschman te verraden, konden zij dat nog maar net voorkomen door dat jongetje snel ergens anders onder te brengen. Twee huizen vanaf de woning van die NSB’er woonde de heer Wesselo, die in de oorlog is omgekomen in concentratiekamp Neuengamme. Of Tiben daarmee te maken had, is mij niet bekend. Tiben moet geweten hebben dat mijn vader onderdook bij dominee Ponstein aan de overkant van de straat. De familie Tissing woonde ook bij ons in de straat. De heer Tissing heeft een prachtige 8-mm-film gemaakt over de bevrijdingsfeesten van Lisse. De film begint met opnamen in “onze” straat, waarin heel veel kinderen uit de straat zich zullen herkennen. Wij woonden samen met vader, moeder en vier kinderen op nr. 39. Mijn broertje Jos werd geboren in maart 1945. Er waren vier slaapkamers, twee grote en twee kleine: vader en moeder sliepen in een grote, evenals de twee, later drie, jongens. Mijn zusje sliep in een klein slaapkamertje en het vierde kamertje werd gebruikt als opslag, want een zolder was niet aanwezig. Een badkamer trouwens ook niet.

Mijn vader was hoofd van de RK Dominicus Savioschool, een muloschool die tijdens de oorlog bij de lagere St. Josephschool was ingetrokken. Zijn collega’s en hijzelf probeerden hun lessen zo goed mogelijk over te brengen in een moeilijke situatie. Die situatie was vooral moeilijk in de hongerwinter van 1944/1945. In die periode waren veel leerlingen af en toe op voedseljacht en dus afwezig. Mijn vader hoorde dan die verhalen en ook wanneer het water bij de gezinnen echt aan de lippen stond. Hij heeft mij na de oorlog diverse malen verteld, dat hij dan ging praten met de heer L. J. Persoon, die een slagerij had aan de Heereweg. Persoon was de grootvader van de directieleden van de huidige Vleeswarenfabriek Persoon aan de Grachtweg. Deze mijnheer Persoon heeft vele malen hulp geboden aan de families waarover mijn vader het met hem had gehad. In 1944 werd meneer Ligtvoet als leerkracht door mijn vader aangenomen. Met zijn vrouw, die zwanger was, zou hij in een huis op de Heereweg komen te wonen. Zij kwamen zelf uit Tilburg of omgeving. Hoewel hun een woning was beloofd door de gemeente bleek na aankomst dat er geen huis beschikbaar was. Mijn vader zag geen andere oplossing dan hen in huis te nemen. Daar werd na enige maanden hun eerste kindje geboren, dat helaas stierf kort na de bevalling. Doordat er nu twee mannen in huis waren, konden zij samen in de hongerwinter hout en levensmiddelen vergaren. Zij hadden met een paar mensen, De Vos van de drukkerij Graficus, Voorn, de slager op het Vierkant, en Berbee van de Achterweg, de volgende vismethode bedacht. Zo’n 100 meter van waar het einde van een bollensloot lag, zetten zij de sloot af met een net. Vervolgens werd met stokken vanaf het einde der sloot in het water geslagen tot aan het net. Dat werd vervolgens opgehaald en de gevangen vis werd tussen hen verdeeld. Ik kan me nog herinneren dat mijn vader door een snoek in zijn hand werd gebeten, toen hij deze klaarmaakte voor de maaltijd. Nooit geweten dat een sterke vis als een snoek zolang buiten water nog in leven bleef. In die oorlogsjaren was er gas noch elektriciteit. Daarom kookte mijn moeder – om de dag met mevrouw Ligtvoet – in het schuurtje op een zg. duveltje, een hout gestookt kacheltje dat ook veel rook veroorzaakte. Hout werd overal vandaan gehaald, vooral uit het bos van de Keukenhof. Dat werd enigermate gereguleerd door de boswachter en, omdat deze mijn vader kende, kregen hij en de heer Ligtvoet een grote boom toegewezen om die te kappen en het hout mee naar huis te nemen. Mijn anderhalf jaar jongere broertje Ger
ging vaak langs bij de officieren die in het huis van dokter Holl waren ingekwartierd. Zij vonden het wel leuk zo’n klein kereltje. Toen de Duitsers zich terugtrokken aan het eind van de oorlog namen ze mijn broertje mee in de auto. Mijn vader heeft hem aan het eind van de Veldhorststraat eruit gehaald. Misschien hadden ze hem er aan het eind van Lisse wel uitgezet. Ik heb de oorlogstijd niet beleefd als een rottijd. Het vreselijkste van de oorlog vond ik het kaalscheren van meisjes die zich met de Duitsers hadden ingelaten. Ik had nachtmerries van de manier waarop dat werd gedaan. Dat arme kind
in het middelpunt en dan al die gillende en joelende mensen eromheen en dan werden de haren afgeknipt. Ik vond dat walgelijk.

Aan het einde der Veldhorststraat was een grote muur, die de achtertuin van het verwaarloosde, grote landhuis Rosendaal omgaf. Dat landgoed lag aan de Heereweg met twee zuilen, waarop
een leeuwenstandbeeld, en een verwaarloosde tuin. De tuin aan de Veldhorststraat had een hoge muur waarop aan de bovenkant scherven waren ingemetseld. Maar daar stonden wel fruitbomen
en in de herfst, als het fruit rijp was, klommen wij over die muur – één jongtje met handen in elkaar en de ander dat als opzetje gebruikend – en plukten appels en peren maar…. meestal werd dat gezien door de bewoner, die ons dan achterna kwam. Ik weet nog dat Arnold Holl zichzelf behoorlijk verwondde aan die scherven, terwijl hij probeerde over die muur te komen. Wat die straat vooral bijzonder maakte was dat daar veel kinderen van onze leeftijd woonden. Als je naar buiten ging waren er altijd speelkameraadjes. Met een paar van die kinderen heb ik nog steeds contact. Wij beleefden daar een heel fijne jeugd!

 

PARELTJE: de Bataafse republiek

Na de omwenteling roepen de patriotten in het hele land het volk bijeen in de kerkgebouwen. Het oude bestuur van de dorpen en steden dient te worden vervangen door een voorlopige patriotsgezinde gemeenteraad, een municipaliteit. Zo ook in Lisse. De locosecretaris van de Municipaliteit van Lisse Lambertus Bicker reageerde op een klacht.

Ria Grimbergen

Nieuwsblad jaargang 21 nummer 2, 2022

Aan het eind van de achttiende eeuw was het politiek onrustig in de Republiek der Verenigde Nederlanden. Kritische burgers verenigden zich in de patriottenbeweging. Zij waren tegen het bewind van stadhouder Willem V en zijn regenten, die het land in verval hadden gebracht. In 1781 verscheen het pamflet ‘Aan het volk van Nederland’, waarin patriot Joan Derk van der Capellen anoniem het stadhouderschap fel aanviel. Hij wilde een democratische staat en riep de bevolking op tot bewapening. In het hele land werden exercitiegezelschappen opgericht, vrijkorpsen die met gebruik van wapens de macht wilden overnemen. In Lisse was al voor 1786 een patriots ‘Genootschap van Wapenhandel’ actief onder de naam ‘Voor land en dorp’. 1 De Pruisische koning Frederik Willem II schoot zijn zwager Willem V te hulp en zijn leger versloeg in 1787 de patriotten. Veel patriotten vluchtten naar Frankrijk. Eind 1794 keerde een deel van hen terug met de Franse legers, die over de bevroren rivieren de Republiek binnendrongen. In januari was het leger van Willem V en een alliantie van Engelse, Hessische en Hannoveraanse troepen verslagen.
19 Januari 1795 stichtten de patriotten de Bataafse Republiek onder het motto ‘Vrijheid, gelijkheid en broederschap’ en nam een voorlopige regering het landsbestuur over. De dag ervoor was stadhouder Willem V naar Engeland gevlucht.

Hoe zou de omwenteling in Lisse zijn verlopen?

Een Extract uit de Resolutie van de Municipaliteit van Lisse met een rekwest en een bijgevoegde ‘Memorie’ gaat over deze machtswisseling. De locosecretaris van de Municipaliteit van Lisse Lambertus Bicker reageerde op de klacht van de rekwestranten. De zaak werd behandeld in een ‘Vergadering van de provisionele representanten van het volk van Holland op woensdag 18 maart 1795’. De oorspronkelijke en uitgebreidere tekst is te raadplegen via Delpher en Google books (zie ook LisseTijdReis).

Allons, de sleutels van de kerk

Na de omwenteling roepen de patriotten in het hele land het volk bijeen in de kerkgebouwen. Het oude bestuur van de dorpen en steden dient te worden vervangen door een voorlopige patriotsgezinde gemeenteraad, een municipaliteit. Zo ook in Lisse. De Lissers Albertus de Haan, Gijsbert van Parijs, Gerrit van Klaveren en Jacob Marchant dienen later een rekwest in bij de Municipaliteit van Lisse. Het is een bezwaarschrift over de wijze waarop de bestuursverandering in Lisse is verlopen. Onwettig en gewelddadig volgens rekwestranten. De bijgevoegde ‘Memorie’ is op 23 februari 1795, in het eerste jaar van de Bataafse vrijheid, ondertekend door de eerdergenoemden en door Fuijt van Leeuwen, Engel Smit, Barend van der Bron, Hendrik van Schrama. Op de 27ste januari 1795, zo schrijven zij, is in Lisse een briefje aangeplakt. Het is geschreven in een onduidelijke hand en het is niet ondertekend. De burgers worden opgeroepen om om twee uur bijeen te komen in de kerk. Voor het Rechthuis heeft zich tegen die tijd een grote menigte verzameld. Isaac van Buren, eigenaar van Wassergeest en dan nog schout van Zoeterwoude, vordert op onbeschofte wijze de sleutels van de kerk van Fuijt van Leeuwen, klerk van de secretarie van Lisse met de woorden: ‘Allons, de sleutels van de kerk’. Van Leeuwen aarzelt. De sleutels waren aan hem toevertrouwd door de kerkmeesters. Een ingekwartierde Franse soldaat staat voor Van Leeuwen met ontblote sabel en dreigt ‘Allons donnes les clés tout de suite’. Van Leeuwen overhandigt de sleutels van de kerkdeur en het volk stroomt de kerk in. Isaac van Buren, Lambertus Bicker, Jan Verdegaal, Jan van Zoelen, Jacob Vreeburg en Albert Wundel positioneren zich als de nieuwe machthebbers door plaats te nemen in de bank van de Heer van Lisse. Bickers lijfwacht van zes bewapende Fransen en de dronken lijkende huzaar met de sabel zijn in de kerk. Jan van Zoelen roept na een korte toespraak Isaac van Buren en Lambertus Bicker uit tot hun representanten. Het oude bestuur had het vertrouwen van de burgerij verloren en nu zal men een nieuw bestuur aanstellen. Bicker heeft een lijstje met namen van mannen die mogen kiezen. De kiezers trekken zich terug in de consistorie en roepen Bicker uit tot schout. Nieuwe burgemeesters, schepenen en een secretaris worden aangesteld. Onder de schepenen zijn zelfs enkele van de kiezers zelf. Dit verbaast de burgers in de kerk. Zij hadden ook graag gekozen, maar de huzaar dreigt tegenstanders aan zijn sabel te rijgen: ‘Le premier que le rémue je le foureré le sable dans le ventre ou il n’y a point de Dieu pour moy’. De burgers Fuijt van Leeuwen en Jacob Marchant willen onheil voorkomen en vertalen zijn woorden voor de burgerij. Ondertussen roept de huzaar de vergaderde menigte toe ‘Est il bon’. Daarop antwoordt of Van Buren of Bicker ‘Oui, vive la Nation’. De klacht is dat voor de bijeenkomst in de kerk een groep burgers al was bijeengekomen op Wassergeest in het huis van Van Buren en onder hen was Engel Smit. Smit beweert dat alles al was bekonkeld en dat de posten al waren verdeeld.

Bickers verdediging
Lambertus Bicker verdedigt zich in zijn functie van locosecretaris Ter Ordonnantie van de Municipaliteit van Lisse.
Hij verklaart aan de voorlopige regering dat de vervangen personen aanhangers waren van de Oranjes. Hij refereert aan de gebeurtenissen in 1787, toen militaire troepen door het dorp trokken en woningen en bezittingen beschadigden, waarbij zelfs een persoon het leven liet. Tegen deze gewelddadigheden traden zij destijds niet krachtdadig op. Weldenkende en vooraanstaande burgers kunnen nu gebruik maken van de natuurlijke ‘Vrijheid en Rechten van den Mensch’. Edelmoedige Fransen stelden ten koste van goed en bloed hun nu daartoe in staat.
Deze burgers besloten na herhaalde bijeenkomsten de regering te veranderen (het bestuur te vervangen) en de zittende regenten te bedanken. Zij zouden door de stem des volks andere burgers en regenten doen kiezen, die naar oordeel van het volk nuttig en bekwaam zijn om voorlopig het bestuur over te nemen totdat er een vaste vorm van bestuur zou zijn en voldoende personen om de verschillende bestuursfuncties te vervullen, gekozen en aangesteld door het volk. Veertien personen kwamen daarop bij elkaar op Wassergeest bij Isaac van Buren, toen nog schout van Zoeterwoude. Zij kozen uit hun midden Isaac van Buren en Lambertus Bicker tot hun raden en tot kiezers de zes burgers Pieter Creemer, Frans Willem Enneker, Jan van den Aardweg, Engel Smit, Jan van Beek en Pieter van Dijk. De kiezers kregen een lijstje met namen van geschikte leden voor het voorlopige bestuur. Tot schout Lambertus Bicker, tot burgemeesters Jacob van der Jagt, Jan van Zoelen, Jan Verdegaal en Cornelis van der Jagt. Tot schepenen Pieter Creemer, Frans Willem Enneker, Jan Stellekes, Hendrik Nieuwenhuizen, Albert Wundel, Jan van Beek en Hendrik Lynslag. Tot scriba Fuijt van Leeuwen. De veertien mannen begaven zich vervolgens naar Teunis van Keulen in de herberg de Witte Zwaan op het Vierkant. Pieter Creemer verzocht de zittende burgemeesters een vergadering te beleggen. Die weigerden en Isaac van Buren vorderde de sleutels van de kerk van de toenmalige klerk van schout Pagenstecher, die ze in zijn zak had. De klerk kreeg een ontvangstbewijs.

Het briefje
Een volgend punt dat Bicker behandelt is de zaak van het ongetekende en onduidelijk geschreven briefje dat was aangeplakt. Op het Vierkant bevond zich een menigte die bij elkaar was gekomen door de zeer duidelijk geschreven briefjes van de veertien voornoemde burgers. De tekst van de briefjes was woordelijk overgenomen van de tekst die in Leiden was gebruikt om het volk bijeen te roepen. Ze waren 26 januari aangeplakt bij de gereformeerde en roomse kerken en aan de aanplakborden binnen en buiten Lisse. De dag erna, de 27ste, bleken ze afgescheurd. Ze zijn weer opnieuw aangeplakt. Ten overvloede is het volk de 27ste bij mondelinge aanzegging opgeroepen om twee uur in de middag in de kerk bijeen te komen. Jan van Zoelen hield daar een korte toespraak. Hij deelde mee dat voornoemde twaalf burgers Isaac van Buren en Lambertus Bicker tot hun raden hadden verkozen. Daarop hield burger Lambertus Bicker een toespraak. De zes kiezers werden voorgesteld en door het volk goedgekeurd. Zij gingen naar de consistorie en nomineerden de mensen die de vorige dag op Wassergeest al waren voorgesteld. Een uitzondering was Fuijt van Leeuwen, die geen scriba wenste te zijn en als secretaris werd benoemd. Van Buren lichtte het volk in. Bicker benadrukt nog eens dat het een voorlopig bestuur betreft. Het volk keurde het goed met groot genoegen, ze namen het zelfs aan met het draaien der hoeden. Zonder wanorde en niemand werd gedwongen.
Volkomen vrijheid werd in acht genomen. De bestuurswijziging is zonder ongeregeldheden en tot genoegen van de vergaderde menigte verlopen. De huzaar met het blanke sabel De huzaar, schrijft Bicker, was aanwezig in de kerk, maar op eigen initiatief. Hij woonde de plechtigheid bij. Bicker nam hem later tegen zijn wil mee naar Leiden. Hij bleek zijn regiment verlaten te hebben en stond bekend als een slecht persoon. Nog diezelfde avond werd hij door generaal Du Mercier gevangengenomen. De ondergetekenden vragen de provisionele representanten in overweging te nemen dat de ondertekenaars van het rekwest bestaan uit de oude bedankte regenten en personen die de Oranjepartij aanhingen en hun medeburgers vervolgden bij de omwenteling van 1787. Bicker wijst nog eens op de rol van Fuijt van Leeuwen, die de ‘Memorie’ ondertekende, maar hiervan berouw had en nu tot secretaris is benoemd. Hij laat het aan de Vergadering van de Provisionele Representanten over te oordelen over Van Leeuwens gedrag en zijn geschiktheid voor de post van secretaris. Bicker wordt in het gelijk gesteld. De Vergadering besluit dat de indieners van het rekwest zich voorlopig tevreden moeten stellen met het nieuwe bestuur.

Katholieken in het bestuur
De ondertekenaars van het rekwest en de memorie waren op Engel Smit na nederduits gereformeerd. Zij waren winkelier, landbouwer of herbergier. Onder de veertien patriotten die op Wassergeest bij elkaar kwamen, bevonden  zich drie eigenaren van buitenplaatsen. De arts en wetenschapper Lambertus Bicker woonde op Meer en Duin, Isaac van Buren op Wassergeest en Albert Wundel op Wildlust. Opvallend is dat van de veertien patriotten er zeker acht katholiek zijn. Ook landelijk bevonden zich veel katholieken onder de patriotten. Zij waren voorheen uitgesloten van bestuursfuncties, kerkten in schuilkerken en zagen nu een kans invloed op het bestuur uit te oefenen. Isaac van Buren werd benoemd tot baljuw van Hillegom, Lisse, Voorhout en Noordwijkerhout. Hij liet de jeugd van de vier ambachten op 15 mei 1795 een vrijheidsboom voor Wassergeest oprichten, waarvan B. H. Thier een mooie aquarel maakte. ■

Gezigt van de groote Beuken en Dennenlaan op de hofstede Wassergeest met de vrijheidsboom.” Anno 1795. (G.A.Leiden)

100 jaar Veldhorststraat: mijn geboortehuis

In het kader van 100 jaar Veldhorststraat komen er wat verhalen los. Dit is het verhaal over de familie Holl, wonende op nummer 50. Een verhaal dat ook teruggrijpt naar de oorlogstijd die we in de meimaand gedenken.

door Sake Holl

Nieuwsblad jaargang 21 nummer 2, 2022

Op 30-03-1945(Goede Vrijdag) hangt er een wolkje boven de Veldhorststraat. Lisse wordt opgeschrikt door geweldige knallen. Citaat uit het dagboek van Anneke Ruys uit VOLnieuwsblad Nr. 1, 2020: “Eind maart blazen de Duitsers de V1-lanceerinstallatie in het bos op en sneuvelen in het huis aan de Heereweg vijf ruiten. Het glas-in-lood in de tussendeuren is door de luchtdruk verwrongen”. Als de schokgolf bij Ruys al zoveel schade gaf dan moet bij de punt van de Veldhorststraat ook schade zijn geweest. In het rode cirkeltjes boven zien we een glimp van waar die V1 lanceerinrichting zou hebben gestaan. Op de luchtfoto kun je niet zien of de lanceerinstallatie er nog is. De slagschaduw van het oplopend gedeelte stopt abrupt, dat zou een aanwijzing kunnen zijn.

Na enige tijd verkering te hebben gehad, besloten mijn ouders te gaan trouwen en een vaste woonplaats te kiezen, waar mijn vader, H. A. Holl (1906), als huisarts werkzaam kon zijn. Eind 1937 was het zo ver. De huisartsen-praktijk van dokter M. de Graaf te Lisse werd overgenomen. Voorlopig konden zij op huis Rosendaal wonen, want de oude dokter zou zijn zoon, die in het buitenland boormeester was bij een voorloper van de Shell, gaan opzoeken. Maar na verloop van tijd vond mijn moeder dat er wel heel veel aan het huis moest gebeuren om er comfortabel te blijven wonen, want als het sneeuwde dan lag er een laag op de zolders. Als enige dochter kreeg zij haar vader, Sake Antonides (1874), zo ver om voor de familie een geschikt huis te bouwen en zijn schoonzoon moest het maar regelen. Op het land van bollenkweker G. van der Mey en zn., werden in de jaren twintig de huizen van de Veldhorststraat gebouwd en tien jaar daarna die van de Von Bönninghausenlaan, met het haakse bredere stuk straat als eerste aanzet tot een omleidingsweg, om de Heereweg te ontlasten. Bij deze twee straten bleven reststukken grond over. Mijn vader zou op het ene stuk bieden en notaris Van Pelt op het andere. Toen de notaris de uitslag had ontvangen, wilde hij niet over de telefoon vertellen. Hij zou de kandidaat wel langs sturen, want de telefoon had oren. Het resultaat was, er zou op de hoek van de Stationsweg en Veldhorststraat worden gebouwd. In 1939 wordt broer Arnold op Rosendaal geboren en kan er ook met de nieuwbouw worden gestart. Kolenboer Slottje heeft na de winter de hoek met zand opgehoogd dat was overgebleven bij het omspuiten van land op De Wolff. Aan de overbuurman, Hein Marseille, wordt gevraagd om het huis te bouwen, maar hij vond de architect te lastig, dus wordt het een andere aannemer. Grootvader Antonides is gedurende de bouw slechts een keer wezen kijken; hij vond het maar een glazen keet worden. Liever liep hij een eindje door over het smalle klinkerweggetje met links een meidoornhaag en aan de andere zijde een slootkantje met een paar rotte bomen, om even verderop op de hoek met de Loosterweg naar het roodbonte vee te kijken. Het volgende jaar, januari, is het huis bewoond. Mei 1940, vader Holl staat vroeg op, het is een zonnige dag en kijkt naar buiten en denkt bij zichzelf: ‘wat hebben we een mooie vliegtuigen’. Hij zou het een van de volgende dagen nog gewaar worden, boven het huis ontploft een verkeerd afgestelde luchtdoelgranaat. In het huis valt er stucwerk van de schoorsteen en op het dak sneuvelen diverse gebakken leien. De invasie van Duitsland is begonnen. In het najaar van 1944 wordt het huis en ook dat van buren door de Wehrmacht gevorderd, en het huis moet binnen vierentwintig uur leeg worden opgeleverd om militairen van de raketlanceerplaats in het Keukenhofbos onder te brengen. Hoe krijg je het zo vlug leeg en waar laat je de huisraad? De inboedel werd versleept en opgeslagen bij de buren, het gebouw van de Christelijk Gereformeerde Kerk. Buren en ook bewoners van de Stationsweg hebben bij dit karwei geholpen en het is allemaal goed gegaan. Daarna kwamen het huishouden en de praktijk en buren terecht in het huis van burgemeester Van Rijckevorsel. Deze was voor zijn eigen veiligheid ondergedoken in het klooster. Aan het eind van de oorlog kan het huis in de Veldhorststraat weer zonder noemenswaardige schade door de familie worden betrokken. De eerste jaren na de oorlog is er een gebrek aan brandstoffen, de (luxe) centrale verwarming kan niet worden gestookt. In de woonkamer staat een salamanderkacheltje en daar kan je leuk beukennootjes op poffen.

De winter van 1947 is streng en om bevriezing van de waterleiding te voorkomen, wordt deze regelmatig voor de nacht afgetapt. Op de badkamer staat dan een wasketel met water. Tot mijn verbazing lag er een keer een laag ijs op, die mijn vader met zijn elleboog kapot stootte. Van de kou kan ik mij niets herinneren en het zal ook wel bij een kattenwasje en tandenpoetsen zijn gebleven. Trouwens, je werd toen als kind warm gekleed en je kreeg ook een extra hemd aan. Mozes kriebel, een ‘wolletje’ noemden ze dat. De omleidingsweg en de uitbreiding van Lisse aan de westzijde gingen niet door, want de bollen leverden de nodige vreemde valuta op, na de oorlog. Voor de ontwikkeling van een betere bollenteelt werden er voor het personeel van de tuinbouwschool en die van het laboratorium voor de bloembollenteelt acht huizen in de braak liggende hoek van de Von Bönninghausenlaan gebouwd.

INBRENG VAN JOKE VERMEER

Op de foto zie je mijn oma en opa Moolenaar (aannemer die de kerk en pastorie heeft gebouwd) en mijn opa Vermeer, ouderling van de Chr. Geref. Kerk. Het aannemersbedrijf Moolenaar heeft de oude huizen, de kerk en de pastorie van de Veldhorststraat gebouwd. Er werden een paar huizen gebouwd, verkocht en dan was er weer geld voor de volgende huizen.
Wat ik weet is dat er in de oorlog onderduikers in de kerk zaten, toendertijd geregeld door ds. Ponstein. Tegenover de kerk woonde een fanatieke SS’er. Zijn naam is wel bekend. Toen hij plannen had voor een actie tegen de ondergrondse heeft zijn vrouw hem verraden. Bij mijn grootouders (de bakkerij Vermeer) was ondergedoken een gedeserteerde Duitser (Hein).
Hij heeft ook nog ergens op de Julianastraat ondergedoken gezeten. Hein heeft zijn Duitse uniform aangetrokken en die SS’er onder voorwendsel van
een bespreking opgehaald, hem bij het kanaal doodgeschoten en op een plank met een steen eraan in het kanaal gegooid. Helaas kwam hij boven drijven en zijn er volgens mij drie mannen als vergelding opgepakt. Op Veldhorststraat 19 (echtpaar Mijnders) was een Joodse man ondergedoken en beide mannen ruilden soms van woonruimte, de een bij de bakkerij de ander op de Veldhorststraat. Beide mannen, de gedeserteerde Hein en de Joodse man hebben de oorlog overleefd

Redactie:

Zijn er mensen die nog wat kunnen aanvullen op het verhaal van Hein de ondergedoken Duitse soldaat, de SS’er of de Joodse man? Dan vernemen wij dat natuurlijk graag. Alle informatie over deze nare tijd is welkom. Het komt altijd van pas als wetenswaardigheden in volgende artikelen.

In de Bocht, het geboortehuis van Sake Holl

 

Oorlogsslachtoffer Willem Döll

Sporen van vroeger   (LisserNieuws)                                                           

10 mei 2022

 Door Nico Groen

Op 4 mei was in Lisse weer aandacht voor de slachtoffers van de tweede wereldoorlog. Deze dodenherdenking werd afgesloten met de  kranslegging bij het ´Monument voor de gevallenen´. Dit monument staat midden op de kruising van de Oranjelaan en de Heereweg. Wilhelmus Ludovicus Döll was een van de slachtoffers.

Volgens het boek `Wat toch een tijd` uit 2005 van Ed Olivier waren er in Lisse 60 oorlogsslachtoffers. De omstandigheden waaronder deze Lissers omkwamen worden in het boek beschreven met vele interviews van nabestaanden en andere bekenden van de slachtoffers.

Een van hen was Wilhelmus Ludovicus Döll, die geboren was op 9 maart 1910 in Leiden. Op 11 april 1939 werd hij tijdelijk in Lisse tewerkgesteld op de secretarie van de gemeente Lisse bij de afdeling bevolking. Dat beviel zo goed dat hij op 1 augustus 1941 een vaste aanstelling als hoofdklerk kreeg. Hij werd vanaf die tijd belast met het bijhouden van de burgerlijke stand, zoals geboorten en overlijden.

Topvervalser

Al snel begon hij samen met J.C. de Haan mensen, zoals onderduikers, te helpen met het vervalsen van persoonsbewijzen en velen werden clandestien in het bevolkingsregister van de gemeente Lisse opgenomen. Daarnaast knoeiden zij in de papieren om Duitse maatregelen te saboteren of te verijdelen.

Toen in 1943 nieuwe distributie-stamkaarten zouden worden  uitgereikt roken Döll en de Haan hun kans: als het bevolkingsregister zou verdwijnen, zouden er veel mensen aan deze kaarten kunnen worden geholpen door niet bestaande personen in het nieuw te maken register op te nemen.

De overval gebeurde uiteindelijk op 15 februari 1944. Het was Döll, die de overvallers van de groep Johannes Post het gemeentehuis binnenloodste. Uiteindelijk werden er vele niet bestaande personen ingeschreven in het nieuwe bevolkingsregister, maar dat heeft Döll niet meer meegemaakt. Hij werd verraden en op 21 februari 1944 gearresteerd door de SD en overgebracht naar de gevangenis van Scheveningen. Vandaar werd hij overgebracht naar Vught en in september van dat jaar naar Oranienburg in Duitsland. Hij stierf op 31 maart 1945 in concentratiekamp Rathenow door honger en uitputting.

Vrouw en kinderen

Willem was vóór de arrestatie diverse keren gewaarschuwd dat hij met zijn leven speelde. Maar dan zei hij: “Dat heb ik er voor over”. Zijn enige zorg was zijn vrouw en zijn 2 jonge kinderen. Die bleek terecht. Het was na de oorlog in het gezin bittere armoede. Er was niets geregeld. Dat duurde heel lang. Pas in de jaren vijftig kwam de wet op weduwen- en wezenpensioen. Maar dat was ook geen verpot of zoals zoon Jaap Döll het verwoordde in het boek “Wat toch een tijd” : “Maar dat was ook niks. Te weinig om van te leven en te veel om dood te gaan”. Er was ook weinig waardering onder de Lissers voor Willem Döll, want de meesten hadden nog nooit van hem gehoord. Hoewel hem na de oorlog postuum het Verzetsherdenkingskruis is toegekend. Gelukkig is er na veel gelobby van vooral Ed Olivier een paar jaar geleden een straat in De Engel naar hem vernoemd: de W.L. Döllstraat, vlak bij de J.C. de Haanstraat.

 

Foto:  Willem Döll, modelambtenaar en topvervalser.
Foto: uit het boek “wat toch een tijd”

 

Lezing: razzia in maart 1945

Op 16 april hield de heer Anne Louis Cammenga een lezing over de aanhouding en inhechtenisneming van onder andere Lisser Jillert Cammenga, zijn vader. In maart 1945 werden 40 Lissers opgepakt.

Nieuwsflits

NIEUWSBLAD Jaargang 12 nummer 3, juli 2013

Op 16 april hield de heer Anne Louis Cammenga een lezing in De Ver­gulde Zwaan met als titel “De aanhouding en inhechtenisneming van Lisser Jillert Cammenga tijdens de Tweede Wereldoorlog in Lisse !” Bij de razzia in maart ’45, op de valreep van de Duitse capitulatie dus, werden 40 Lissers opgepakt. De vader van Anne Louis Cammenga, Jillert, had pech. Hij had beslist een goede schuilplaats. Maar hij kreeg hoge nood en zal gedacht hebben nog wel even thuis naar het toilet te kunnen gaan. Helaas was net op dat moment zijn ouderlijk huis aan de beurt om onderzocht te worden en was er geen ontsnappen meer mogelijk. Arie van Steensel kon wel ontsnappen. Hij kreeg vrouwenkleding toege­speeld en door zich snel om te kleden, compleet met dameskousen, wist hij te ontkomen. De rest van de opgepakte jongens en mannen werden naar de Ripperdakazerne in Haarlem vervoerd. Jillert Cammenga kwam daarna in kamp Bocholt terecht. Een periode die hem voor zijn leven tekende.

Hij kon niet echt over zijn kampervaringen spreken. Anne Louis Cammenga heeft een vrij compleet beeld kunnen schetsen van wat zijn vader in die periode is overkomen. Uit zijn verhaal blijkt dat veel van de getuigen zich nog in detail allerlei zaken weten te herinneren uit die zwarte periode. We weten niet hoe het de andere opgepakte jongens vergaan is. Misschien heeft u namen of verhalen over de razzia en de periode die daar op volgde. We horen graag hierover om een nog completer beeld te krijgen van deze laatste zware oorlogsmaanden. Dat kan per mail (info@oudlisse.nl). Er kan ook een afspraak gemaakt worden voor een gesprek hierover.

Toen er dan eindelijk vrede kwam was het tijd voor feesten. Ook het oorlogsdagboek van Hans van Ruiten (www.oudlisse.nl/historie/oorlogsdagboek.php) verhaalt over die laatste oorlogsmaanden en de feesten na de bevrijding. Er hebben heel wat bevrijdingsfeesten plaatsgevonden bij Garage Cammenga vertelt één van de getuigen hierover.

Het uitgebreide verhaal van de razzia, aangevuld met veel getuigeverklaringen, kunt u hier vinden.

Foto Ford-garage J. Cammenga & Compagnon op de Heereweg 148 in Lisse (Archief Gemeente Lisse)