Berichten

‘Ze hadden onderduikers op de zolder van hun kaaspakhuis’

 

DOOR WILMA VAN VELZEN

Deel 6 – Hart voor Historie: Grachtweg 1a
Uit het Witte Weekblad van 22 augustus 2007

De Grachtweg in 1885, gezien vanuit het oosten. Links Grachtweg 1a. (Foto: archief VOL)

LISSE – Grachtweg la is te typeren als een pand dat er dankzij particulier initiatief nog staat. De huidige bewoners, Erik Plantenberg en zijn gezin, zijn erin geslaagd het voormalige kaaspakhuis van bouwval te redden. De geschiedenis van Grachtweg la gaat terug tot de zestiende eeuw. Het pand is waarschijnlijk rond 1743 gebouwd door ene Warbout Jurriaanse Vreeburg, ter vervanging van een tot woonhuis omgebouwde schuur.
Plantenberg vertelt, dat zijn woning veel bewoners heeft gekend: ‘Een van hen was Pieter Hendrik Koppenschaar, die hier met zijn gezin leefde. In de gemeentelijke archieven heeft de Lisser historicus Rob Pex kunnen achterhalen, dat deze man in 1838 door burgemeester en wethouders werd aangesteld als bode, aanplakker en omroeper. Een fragment van een affiche uit die periode heb ik tussen de balken aangetroffen. Mogelijk was dit door Koppenschaar in een kier gestopt om de tocht te weren. Uiteraard heb ik het bewaard.’

Kaasstellingen
Rond 1907 komt het pand in bezit van Cornelis Langeveld. Deze richt het woonhuis in als kaaspakhuis. Plantenberg weet nog goed dat, toen hij het pand in 1986 kocht, de kaasstellingen nog aanwezig waren. ‘In het souterrain, waar onze keuken een plekje heeft gevonden, werden de kazen geschraapt. Daarachter bevond zich een geisoleerde ruimte voor het koel houden van de boter. Het naastgelegen pand, waarin thans makelaar Chantal Lefeber is gevestigd, bood ruimte aan een kaaswinkel. Tot het eind van de negentiende eeuw werd het kaasbedrijf voortgezet door Jaap en Theo Langeveld, de jongere generatie. Dit waren overigens twee heldhaftige heren. In de oorlog hadden ze onderduikers op de zolder van hun kaaspakhuis. Nota bene direct onder de neus van de Duitsers, die zich een hoofdkwartier hadden verschaft in de tegenover gelegen oude pastorie!’
Maar Grachtweg la kent meer geheimen. Voor het creëren van meer ruimte besloot Plantenberg, nadat hij bet bestaande gedeelte had gerestaureerd, in dezelfde bouwstijl achter het woonhuis een deel bij te bouwen van oude bouwmaterialen, die hijzelf bijeen had gescharreld. Bij het graven, dat eraan vooraf ging, stuitte hij op de oude beerput. Hierin trof de huidige eigenaar diverse pijpen en scherven van aardewerk en glas aan. Archeologisch onderzoek wees later uit, dat het merendeel van de vondsten afkomstig was uit de vijftiende en zestiende eeuw.

Sluikbegraving
Korte tijd daarna deed Plantenberg opnieuw een vondst, maar deze was luguber. Hij stuitte op een skelet. Als voormalig fysiotherapeut herkende hij hierin menselijke resten. Nader onderzoek wees uit, dat het hier een zogenaamde sluikbegraving betrof van nog voor de Wet op de lijkbezorging. In de zestiende eeuw was het niet ongebruikelijk dat mensen die geen geld hadden op eigen erf werden begraven. Een kerkelijke begraving was dan te duur. Evengoed kan het een zelfmoord of een niet-christen betreffen, omdat deze doden niet mochten werden begraven in ‘gewijde’ grond. Hoewel Plantenberg het graag had gewild, hebben onderzoekers het ware verhaal achter de sluikbegraving niet kunnen achterhalen.

Copyright © 2007 Vereniging Oud Lisse

Tentoonstelling over de Bevrijding van Lisse

De fototentoonstelling ‘De bevrijding van Lisse’ die de Vereniging in de bibliotheek organiseerde, is een groot succes. Er was muziek uit de jaren veertig. Er waren 2 oorlogsvoertuigen naar Lisse gekomen. In de expositie werd het feit herdacht, dat zestig jaar geleden de bevrijding was. Ook werd een bevrijdingsfilm van Willem Tissing getoond.

NIEUWSBLAD Jaargang 4 nummer 3, juli 2005

Nieuwsflitsen

De fototentoonstelling ‘De Bevrijding van Lisse’, die uw Vereniging Oud Lisse begin mei organiseerde in de Openbare Bibliotheek, is een groot succes geworden. Vele tientallen mensen keken elke dag hun ogen uit en gingen in gedachten nostalgisch terug in de tijd. Het begin was al specta­culair. De bekende band ‘The Band of Liberation’ uit Leiden gaf een spet­terende muziekshow van bekende stukken uit de jaren veertig, na twee toegiften eindigend met de Vera Lynn-hit We meet again. Van de organisa­tie Keep Them Rolling, die WOII-oorlogsvoertuigen rijdend houdt, was Johan van Rijn uit Noordwijk met twee wagens naar Lisse gekomen voor een kleine parade. In de bibliotheek opende hierna de bekende CDA-poli­tica Riet van Graven-Schrama, die in Lisse geboren en getogen is, de expositie, waarmee herdacht werd dat we zestig jaar geleden werden bevrijd van de Duitse bezetting.

Spanning en angst

Riet van Graven

Riet van Graven-Schrama, die in het begin van de oorlog werd geboren, zei in haar toespraak dat ze het had aangedurfd de officiële opening van de expositie te verrichten, omdat haar man, Herman van Graven, haar en later hun kinderen altijd heel indringend over de oorlog heeft weten te vertellen. ‘Herman beleefde de oorlogsjaren tussen zijn tiende en vijftiende jaar en op de boerderij aan de Loosterweg, waar hij opgroeide, heeft hij heel bewust de spanningen en angst die de tweede Wereldoorlog met zich meebracht, gevoeld. Net als bij ons thuis is er, levend op een boerderij, geen honger geleden. Wel was er de niet ophoudende stroom van mensen die wel gebrek aan voedsel hadden. Er was gebrek aan de meest eenvoudige zaken die bepalend zijn voor de kwaliteit van leven. Er waren onderduikers, de school was gevorderd door de Duitsers. Dichtbij, in het Keukenhofbos, stond de V l-installatie, een doelwit voor bommenwerpers net als de spoorbaan achter de boerderij. Alles werd voorgeschreven en gecontro­leerd. Alles moest gebeuren volgens de voorschriften door de bezetter opgesteld. Kortom je was niet vrij.’

Feest van herkenning

Dat het thema bevrijding door de Vereniging Oud Lisse 60 jaar na dato duidelijk in beeld gebracht wordt, is voor menige Lisser een feest van herkenning. Nog belangrijker is het de jonge men­sen van nu op deze manier wéér duide­lijk te maken: die vijf oorlogsjaren waren zo gruwelijk, laat zoiets verschrikkelijks nooit weer gebeuren! Kijkend naar de foto’s zal hopelijk het besef doordringen wat de betekenis is van “vrij zijn'”.

Hierna opende mevrouw Van Graven- Schrama de expositie door een cd te starten waarop een unieke film stond van de bevrijdingsfeesten in Lisse in mei 1945. Een document dat na afloop hartelijk applaus kreeg!

Unieke film

De bevrijdingsfilm is indertijd gemaakt door Willem Tissing, die een meubelzaak had in Lisse. Hij woonde in de Veldhorststraat. In de loop der tijd is de film op video gezet. Ben Ragas uit Lisse stelde zijn videoband ter beschikking en dankzij Johan van Stijn van het B&O Audiocenter in de Kanaalstraat werd de film van fraaie achtergrondmuziek voorzien, gedigitaliseerd en op cd gezet. Johan van Stijn stelde een groot breedbeeld televisie­apparaat ter beschikking met een dvd-speler, zodat de film naar wens kon worden afgespeeld.

Verzetsheld

De tentoonstelling bestond uit drie delen. Het foto-album van Cor van Woerden dat in zijn geheel digitaal was opgenomen en op A3-formaat was afgedrukt door Multicopy in Sassenheim. Cor van Woerden maakte in de oorlogsjaren deel uit van de KnokPloeg van Lisse onder leiding van veerarts Jan Kraak en kreeg daarvoor het Verzetsherdenkingskruis. Het tweede deel bestond uit foto’s die Lissenaren ter beschikking hadden gesteld uit hun eigen album of uit dat van hun ouders en/of grootouders. Die kiekjes waren gescand en vervolgens op A4-formaat afge­drukt. Het derde deel van de expositie bestond uit modellen van geallieerde vliegtuigen die de bevrijding mogelijk maakten, te leen gegeven door de Stichting Crash, vliegtuig- en oorlogsmu­seum in Lisserbroek.

Reacties op expositie

Bezoekers van de expositie konden in een dik schrift hun op- en aanmer­kingen opschrijven. Een selectie:

* Heel interessant. Te kort tijd om alles te zien. Veel herinneringen. Mevr. v. d. Veek

* Vonden het geweldig interessant. Fam. B.C.v.d. Wetering

* Heel herkenbaar nog voor ons, we hebben met veel belangstelling geke­ken. A. en L van Leeuwen.

* Genoten van de tentoonstelling. Kees van Rooden, Hillegom

* Ik vind het geweldig interessant. Mevr. De Groot

* Een mooie fotoreportage. Een opmerking heb ik wel. Waarom moet nou die ene mevrouw zo goed in beeld (betreft moffenmeiden), terwijl er toch heel wat waren! Naam onleesbaar.

* Komt allemaal weer wat naar boven, vooral vandaag 4 mei 2005. T. Beelen

* Het blijft altijd weer spannend en emotioneel de foto’s over de oorlogs­tijd te zien. Hartelijk dank voor al de moeite. Ria Beelen

* Geweldig dat zoveel mooi materiaal bewaard gebleven is en met liefde is tentoongesteld. Ik ben zeer onder de indruk van alle foto’s en verhalen, besefte meer hoe mensen gevochten hebben voor onze vrijheid. Toontje van ’t Pad Bosch-de Bekker

* Wat een mooie weergave van de bevrijding van Lisse. Vooral de foto’s uit de diverse fotoalbums zijn een leuke aanvulling. Mijn complimenten. Bart Smulders, De Zilk

* Een mooie weergave van oorlog en bevrijding. Om nooit te vergeten. A. den Hoed, Stichting Oud Hillegom

* Interessant, zelfs voor een geboren en getogen Haarlemmer! J.Dijkkamp, Crash

* Interessante expositie. Geweldig dat er nog zoveel materiaal is. Leren niet te vergeten en niet vergeten te leren! Lydia Lücke, Crash

* De bevrijding zeer goed in beeld gebracht. H.Rebel, Crash Luchtoorlog-en Verzetsmuseum, Lisserbroek

Situatie op de hoek van de Broekweg en de Kanaalstraat na het bombardement

 

Oorlogsdoden herdacht in nieuw boek van Ed Olivier

 

Onder de titel ‘Wat toch een tijd!’ verschijnt medio april een nieuw boek van Ed Olivier, journalist. Een verzameling van dertig opmerkelijke levensverhalen van Lissenaren die in de oorlog omkwamen.

Redactie

NIEUWSBLAD Jaargang 4 nummer 2, april 2005

Het kostte de schrijver weinig moeite om te achterhalen dat Lisse niet minder dan zestig oorlogsslachtoffers telt. Maar alle nabestaanden vinden en interviewen was een stuk lastiger. Niettemin is het gelukt om zestig jaar na dato toch nog dertig opmerkelijke levensverhalen te reconstrueren. Olivier sprak o.a. met de weduwe van assistent-kassier Piet van Egmond van de toenmalige Boerenleenbank en de weduwe van politieagent Bastiaan Romeijn. Van Egmond sneuvelde tijdens de meidagen van 1940.

Romeijn werd verdacht van medeplichtigheid aan de overval op het bevolkingsregister in februari 1944. Hij is in november 1944 omgekomen in het concentratiekamp Neuengamme.

Naast de interviews leverde ook archiefonderzoek opmerkelijke feiten op. Het boek bevat veel achtergrondinformatie, omdat er nu eenmaal veel uit te leggen valt aan de jongere generaties. Maar ‘Wat toch een tijd!’ (de laatste woorden van Willem Heemskerk uit De Engel die op 8 mei (!) 1945 door dronken Duitse soldaten werd doodgeschoten) is in de eerste plaats geschreven om de herinnering aan de slachtoffers levend te houden en de lotgevallen van hun nabestaanden vast te leggen. Een fragment uit het interview met Maria Reijerkerk – weduwe van Piet van Egmond – waarin ze vertelt dat ze huurders in de kost moest nemen om haar huis niet te worden uitgezet: “De Duitse soldaat die bij me ingekwartierd zat, was geen kwaaie. Hij kwam alleen naar huis om te slapen, ’s Avonds zat hij in de kroeg bier te zuipen. Dan zei ik wel eens: ‘Ach jongen, als je het maar niet in je bed doet’, ’s Morgens kreeg hij een kopje thee van me. ‘U komt vast in de hemel’, zei hij dan.” De prijs van het boek is € 9,95.

Een de bom boven op huizen aan de Broekweg in Lisse kostte op l november 1940 aan vier mensen het leven. (Foto: Ed Olivier)

OORLOGSDAGBOEK VAN LISSENAAR HENK VAN RUITEN

Bewerking: Hans Smulders

Nieuwsblad  Vereniging Oud Lisse.

Jaargang 4 nummer 2, april 2005

“MIJN TANTE IS IN LEVEN, VERDER HOUDT HET NIET OVER”

Henk van Ruiten was aan het begin van de hongerwinter (1944) een jongeman van 25 jaar. Hij woonde nog bij zijn ouders en zijn halfbroer Koos in de Wagendwarsstraat, tegenover De Taveerne. Zoals dat toen de gewoonte was, was hij onmiddellijk na de lagere school, de katholieke St.Jozefschool, aan het werk gegaan bij zijn vader, een bollenkweker die anderhalve bunder beste bollengrond bezat aan de Oranjelaan. Er stond een bollenschuur op en een schaftschuur. Vanaf november 1944 tot aan de Bevrijding in mei 1945 hield Henk een dagboek bij. Hij gebruikte kleine blocnotevelletjes die hij aan twee zijden met groene inkt dicht beschreef. Voor de laatste twee velletjes gebruikte hij vuurrode inkt, omdat de groene kennelijk op was. Henk van Ruiten trouwde in 1952 met Lies Jany en verhuisde in 1977, nadat het bollenland aan de gemeente Lisse was verkocht voor de bouw van de nieuwe woonwijk Meerenburgh, naar Nederweert bij Weert in Limburg. Daar had hij in 1939 zijn mobilisatie doorgebracht en in die tijd veel vrienden opgedaan. Hij woonde er tot aan zijn dood in 1998. Zijn executeur testamentair stuurde het dagboek naar het Gemeente Archief van Lisse. Een medewerker van dit archief, Erwin de Mooy, maakte een transcript van de tekst die sterk fonetisch is geschreven, omdat Henk van Ruiten niet had doorgeleerd. Uw Nieuwsblad publiceert exclusief dit dagboek, dat Van Ruiten schreef voor zijn Limburgse vrienden. Het is ingekort en bewerkt.

21 Nov. 1944 Heel Zuid- en Noord-Holland en Utrecht hebben geen licht meer. 22 Nov. Ook wij hebben geen licht meer. Je zit te turen en te gluren bij een klein petrolie-lampje. Een gezellige tijd voor de jongelui, die er een vrijer op na houden. Die kunnen nu scharrelen in het duister. Ik heb wat geprakkizeeerd en op mijn slaapkamer een jampotje vol gedaan met water en op het water heb ik fietsenolie gegoten met een drijvertje er op. Dat gaat best. Het rookt wel wat, maar dat mag hem niet hinderen. De Duitsers stelen en roven wat af! In Lisse is het verschrikkelijk. Je bloed kookt. Ik vertrouw maar op God. Die heeft het stuur in handen. 21-22 Nov. De Duitsers hebben weer razzia’s gehouden. In Den Haag haalde de Hollandsche SS de jongens uit de huizen. Ze schieten door de vloeren. 23 Nov. Ik weet dat Weert bevrijd is, ik heb het gelezen! Wat is het alledag slecht weer ! De menschen in Noord- en Zuid-Holland en Utrecht krijgen geen boter meer, maar in plaats daarvan olie. Er gaat geen dag om of ik denk aan jullie allemaal. Op zaterdag 25 Nov. heeft het bij ons in de buurt gespookt. Een paar dagen eerder wisten wij, dat er in de Bollenstreek een razzia gehouden zou worden. ’s Morgens om 5 uur hoor ik een leven op de straat! Het ritselde van de Duitsers. Ik uit bed en iedereen wakker gemaakt. Gauw aangekleed. Ik had de avond tevoren de schuur achter in de tuin opengemaakt. Daar kon ik nog in komen. Ik deed de deur achter mijn hielen op slot. Naar mij konden ze fluiten. De Duitsers rammelden aan de deur en ik liet ze maar rammelen. Ik was nog geen tien minuten de deur uit of er werd hard gebeld, ze trokken de bel er zowat uit. Ze waren in enkele seconden boven, maar ze konden niet zien of er iemand in het bed had geslapen. ’s Morgens om tien uur was het afgelopen. Toen kwamen wij weer te voorschijn. Wij hebben een paar dagen bij andere menschen geslapen. Mijn broer (Koos – red.) was er een week ziek van. Hij trekt het zich teveel aan. En hij heeft ook kou gevat. Zondag 3 Dec. waren de Duitsers ’s avonds weer bezig. Ze hadden gefuifd en je begrijpt een heel beetje teveel gedronken. Ze schoten op een dame in een hoedenwinkel, dwars door de winkelruit. En op het Vierkant op een elektrische klok enzovoort. Ze moesten de andere dag toch naar het front. Op 4 Dec. zijn ze uit Lisse en omstreken vertrokken. God zij dank! Het was me een roversbende! Tot nu toe heb ik mijn fietsen nog. Allebei! ’s Middags kwamen er drie Tommies over en die gooiden bommen af. Een hoop ruiten kapot, menschen gewond en 4 doden. Wat is er toch een armoe en een hongersnood! De menschen uit de stad lopen de deur plat om eten. Ze hebben van alles bij zich om te ruilen voor voedsel. Het is al zover, dat de stadsmenschen uit Leiden, Den Haag, Voorburg met een handkar of een bakfiets naar de Wieringermeer lopen. Bij ons is het hopeloos, je kunt niets kopen, maar dan ook niets! Op 6 Dec. hebben de Duitsers razzia’s gehouden in Haarlem en Aerdenhout. Ze hebben 1400 menschen gegrepen. Van 7 tot 12 Dec. zijn er weer Duitsers in Lisse gekomen. Maar liefst 1200 man valschermtroepen.

Henk van Ruiten

Boot ondergedoken
Bij ons in Lisse is een groot bosch en dat word leeggehaald door de burgers, omdat ze geen kolen en hout meer hebben. De Duitsers zagen daar ook hout, want zij hebben zelf ook geen brandstof meer. Wij vrezen voor de bomen in onze tuin, want die ligt zo vrij, dat je ’s morgens blij bent als er niets weggehaald is of opengebroken. Onze boot heb ik laten onderduiken, want er ging geen nacht voorbij of ze waren er mee naar het bosch om hout te halen. Op 19 Dec. waren er in Lisse en omstreken weer razzia’s op fietsen. Ik was op het land aan het werk en wij hoorden het en ik heb dus mijn fiets in de schuur op het land laten staan. Lopend naar huis. God zij dank, tot op heden heb ik mijn twee fietsen nog. Je leeft elke dag in het onzekere. Het is nu zo ver, dat er voerbieten worden gegeten en aardappelenschillen. In Den Haag geven de menschen 40 cent voor één kilo aardappelschillen. 23 Dec. De Duitsers zijn in Lisse volop aan het slepen om enkele zalen te versieren waarin ze Weihnacht willen vieren. Bij ons in de straat is een groot café en daar gaan ze ook Weihnacht vieren. Zodoende hebben wij met de kerstdagen ook licht! 24 Dec. De Duitsers hebben de Weihnacht gehouden en om 12 uur ’s nachts was het afgelopen. Ik werd er wakker van. Zij gingen knap te keer. ’s Morgens om 5 uur ging ik naar de nachtmis. Toen ik terug kwam was het licht. Je had de straat eens moeten zien. Vol met braaksel van de Duitsers. Prachtig op 1ste Kerstdag! Het is al een paar dagen prachtig winterweer.

Een rustige dag, met angst
25 Dec. Een rustige dag. 29 Dec. ’s Avonds om kwart over negen een lawaai! Ik lag al op bed. Ik het bed uit. Ineens, pats! een gerinkel in de straat. Ik de straat op. Was er een V2 in Lisse op open bollenland gevallen, zo’n 1½ k.m. van ons dorp af. In het dorp een hoop winkelruiten kapot. De menschen kunnen geen ruitje meer kopen, want het is er niet. Ze zetten er een plankje voor of een schut. 31 Dec. In alle Kerken werd een brief voorgelezen over hongersnood in de steden en over de zwarthandelaren. Onmenschelijk. Het oude en het nieuwjaar hebben wij niet gevierd. Er is tegenwoordig toch niets aan, de moed raakt uit de menschen. 1 Jan. Een rustige dag. 2 Jan. Een rustige dag, met angst. 3 Jan. Een rustige dag, met angst. 4 Jan. Een rustige dag, met angst. 5 Jan. De bulletins aan de muren: mannen tussen 16 en 40 jaar moeten zich komen melden. 6 Jan. ’s Morgens hangt er blaadje onder van de verzetbeweging, dat je je niet moet melden. Op weg naar mijn werk hoorde ik, dat de burgemeester en de ambtenaren met de burgerpapieren ondergedoken zijn!!! 7 Jan. Een rustige dag met angst. Ik ben vandaag naar Voorburg geweest met de fiets, naar mijn tante , wat eten brengen. Ik ben weer goed thuisgekomen. Mijn Ouders hebben er een hekel aan, maar ik ben niet zoo bang. Ik vertrouw altijd op de H. Maria. In de stad breken de menschen het asfalt uit de straat, omdat er niets geen brandstof meer is. De bomen langs de weg zijn allang omgezaagd! Wij hadden op het land nog 16 wilgebomen staan en die hebben wij ook om moeten zagen voor de kachel. 8 Jan. een rustige dag met angst. 9, 10 en 11 Jan. Een rustige dag, met angst. In de stad willen de menschen f 2,00 geven voor 1 kg hout. Er zijn huisgezinnen die de deuren en de planken uit hun huis breken om het eten te kunnen koken en nog wat warmte te krijgen. In de centrale keukens worden al bloembollen gebruikt voor het voedsel, zelfs suikerbieten. Ze doen ook al suikerbieten door het brood en crocussen.

Zonder pardon de kogel
12 Jan. Een rustige dag, met angst. De burgers mogen niet meer in het bosch bomen omhakken. De SS houd de wacht. Je mag ook geen bomen omzagen in de straten. Als de Duitsers het zien, krijg je zonder pardon de kogel. 13 Jan. Een rustige dag. De angst der bevolking zakt. Vandaag hebben wij bloembollentaart gegeten. Het viel mij honderd procent mee. Het ruikt niet naar marsepein en het is machtig, en voedzaam. De taart is op zijn lekkerst, als hij koud is. Het is hier winterweer met sneeuw. Ik ben nu en dan op de weg, dan weer thuis aan het zagen en als het me te koud is, heb ik schrijfwerk of leeswerk of bollen schoonmaken voor de bollentaart. Die smaakt beter dan pulppannekoek of pulpbrood. Die heb ik vandaag ook gegeten, maar dat is geen eten. Ik word onjens van binnen en ik moet er ’s nachts mijn bed voor uit om naar nummer 100 te lopen. Geef mij maar een Weerter Vlaatje! 26 Jan. Een rustige dag. Erg koud. 27 Jan. De honger en de kou zijn een grote ramp. Ik kwam bij de groenteboer om aardappelen en zij hadden niets, de hele winkel was leeg. Ik zie er moord en doodslag van komen. Je kunt geen korreltje tarwe kopen. Ze vragen ijskoud f.1300 tot f.1600 gulden, maar het liefst ruilen ze voor kolen die geen mensch meer heeft. 28 Jan. Vandaag Zondag. Zij vroegen in de kerk of er menschen zijn die nog kinderen kunnen opnemen. Het gaat erom ze in leven te houden. Waar het naar toe moet, ik weet het niet. Eén ding weet ik wel, het gaat aan het front best. Dat geeft de mensch moed. 3 Febr. Alles rustig. Een zomerse dag. Er word dagelijks gestolen, hier een geit, daar een koe, daar konijnen. 4 Febr. Alles rustig. 5 Febr. Alles rustig. 6 Febr. Alles rustig. 7 Febr. Alles rustig. De Duitsers en de groenjakken gaan Lisse uit naar de zeeduinen. 8 Febr. Alles heel rustig. Je kunt op straat zien, dat de Duitsers weg zijn. Er zijn veel menschen op straat. Je ziet fietsen met luchtbanden, maar ook fietsen zonder banden rijden. Je ziet meisjes met een jongens plusfour aan! Je kunt tegenwoordig geen verschil meer zien tussen een meisje en een jongen! De Engelsen bombarderen IJmuiden. Ik ben thuis aan het delven in de grond. Dat valt niet mee op de 900 gram brood per week. ’s Avonds ga je naar bed met een waterbuik van de aardappelen. Je moet er 3 a 4 keer uit bed, je word er beroerd van.

Op 7 maart 1945 was er een razzia in Lisse

In de kerktoren
7 Maart. Er is razzia in Lisse. Ik was om 7 uur de deur uitgegaan, naar de Kerk, want het was Sint Jozefdag. In de Kerk werd gewaarschuwd. Ik bleef tot het einde van de mis en toen ging ik er uit. Maar het was niet gunstig, ze hadden al wat jongens te pakken! Ik de Kerk weer in en toen kwam er een kapelaan naar mij toe en die zei: Ga naar de toren! Ik naar de toren en daar waren meer jongens. Op het eind zaten wij met zijn zessen in de toren. Een prachtig uitzicht. Je zag de vloepers op de straat lopen, maar zij zagen ons niet. Thuis wisten ze dat ik in de Kerk zat. Ik heb van 8 uur tot 5 uur in de toren gezeten! De Duitsers hebben een heleboel fietsen, frames, banden en onderdelen meegenomen, de buit was groot.
8 Maart. 0 ja, nog wat vergeten. Donderdag 8 Maart hebben wij van het Zweedse Roode Kruis ons cadeau gehad en dat was per persoon 8 ons wittebrood en 125 gram margarine. Het smaakte heerlijk. Je zou er je tong bij inslikken! Wij zijn er uiterst zuinig mee, elke dag nemen wij er twee sneetjes van. 10 Maart. Een rustige dag, maar nu krijgen wij een beurt van de Tommies. In het bosch is een startbaan van de V2. De Tommies kwamen vandaag met enkele lichte bommetjes. Het knalt wel erg, maar de uitwerking is klein. 21 Maart. De Tommies zijn niet rustig. De hele dag, hebben zij gebombardeerd met één jagertje dat één bommetje kon meenemen. Vandaag zijn er meer dan dertig bommetje in de bollenstreek afgegooid. Huizen in elkaar en ook doden. Het is vandaag een zeldzaam zomerse dag, Vannacht om half twaalf begon het lawaai buiten. De Duitsers waren het nieuwe wapen in het bosch aan het afschieten, 5 à 6 keer. Er zijn er vier op de grond ontploft. Vandaag hebben wij weer brood gehad van het Zweedse Rode Kruis, per man 400 gram. Het was nu roggebrood, het smaakt heerlijk. 29 Maart. De NSB burgemeester heeft vandaag de benen genomen.

Startbanen de lucht in
30 Maart. De Duiters in het bosch hebben vandaag alles in de lucht laten springen, de startbanen en de wapens die niet afgeschoten waren. Het gebeurde precies om twaalf uur. De eerste klap was geweldig, je schrok best ervan. Er zijn veel ruiten kapot gegaan. In de namiddag zijn de Duitsers het bosch gaan verlaten. De burgers zijn er toen gauw heengegaan om hout te zagen. 31 Maart. Er heeft zich vanmorgen een drama afgespeeld in het bosch. Een boschwachter heeft een burger doodgeschoten. Maar de boschwachter zit nu achter slot en grendel. Ik vermoed dat het een NSB boschwachter is, want geen één boer of boschwachter heft een geweer! De Duitsers gebruiken nu pas hun geheime wapen. Dat is De Witte Vlag! Goed hè!!! 15 April. Een reuze gezellige dag gehad. Mijn zus To was jarig en zij heeft best getracteerd. De koek was vooroorlogs en de gebakjes die zij zelf gemaakt had, waren heerlijk. Het cadeau van haar beminde was schitterend: een slaapkamer ameublement en een huiskamer ameublement, allebei vooroorlogs. To was overgelukkig. Maar het jammere was dat haar wederhelft plat op bed ligt. Hij kon niet komen, maar ’s avonds is To naar hem toe geweest. 23 April. Wat is het toch hopeloos met alles. Als je nu een broodje laat bakken, dan moet je 1 kg hout er bij leveren! 28 April. De Duitsers zijn het hier zat. Ze rammelen van de honger. Ze vragen aan de burgers: Hoe staat de toestand. En als de burger zeg: Berlijn is omsingeld, dan wrijven de Duitsers in hun handen. Het gaat goed, zegt de Duitser dan. Zo moet het ook gaan voor ons. Ik heb vandaag weer in het bosch gewerkt, een stronk rooien en een goeie ook. 29 April. Het gaat reuze best in Duitsland. Berlijn wordt plat geschoten. Hitler ligt op sterven. Himmler neemt de macht over. De Tommies hebben vandaag pakketten uitgeworpen op het vliegveld Valkenburg. Zij vlogen 40 meter van de grond af.

Vuiltje uit de tuin
1 Mei. Dag van de arbeid! Hitler is dood (Een groot vuiltje uit de tuin is opgeruimd). 4 Mei. ’s Avonds was ik thuis. Het werd negen uur. Een rumoer op straat! Ik zeg: Ik geloof vast dat wij vrij zijn. Ik de weg op en, jawel, het was om kwart voor negen doorgekomen, dat Nederland vrij is. HOERA! HOERA!
5 Mei zaterdag. ‘sMorgens vroeg naar de Kerk om God bedanken voor het behoud van ons Vaderland en voor mijn eigen leven. De Kerk was om half zeven stampvol. Alle menschen zijn zo blij! Vandaag werd ik geroepen door een van de meisjes bij wie mijn zus dient. Of ik zo goed wilde zijn om de fietsen in orde te maken. Had ik me daar 4 fietsen op te knappen! Henk aan het werk, dat begrijp je. Ik had het best van eten en drinken en roken en toen ik klaar was, kreeg ik een worstje en een klein roggebroodje en een paar kilo erwten. Ik was de prins te rijk en ik was blij dat ik voor thuis wat mee kon brengen. Moeder was groos, toen ik het haar gaf . We hebben vanavond pannekoek gegeten en een vooroorlogse wijn gedronken. Daar kun je beter op slapen. Ik heb vandaag mijn nieuwe fiets weer gebruikt. Hij glimt nog schitterend, je kwijlt ervan! De Lissese burgemeester en de ambtenaren zijn vandaag ook weer boven water gekomen.
Verder, heel Nederland Vlagt (Rood-Wit-Blauw) en Duitsland mag halfstok vlaggen.
LEVE DE VRIJHEID! LEVE DE KONINGIN!

Schieten in het wilde weg
6 Mei. De Engelsen zouden vandaag Zuid-Holland komen bezetten, maar ik heb ze nog niet gezien. De ondergrondse staat hier op wacht. De Duitsers zijn vanavond om 10 uur weggegaan. Ze waren erg kalm, maar vanmorgen zijn er auto’s voorbij gekomen met furieuze Duitsers erin en maar schieten in het wilde weg. 7 Mei. Vrijheid, Blijheid. De Tommies hebben weer volop gevlogen om voedsel te brengen. De N.S.B.-ers van Lisse zijn vandaag opgehaald, vrouwen en kinderen ook. En de moffenmeiden hebben ook een baard gehad. Die zijn kaal geknipt. Laat ie goed zijn!!! 8 Mei. Vrijheid, Blijheid. De Canadezen heb ik vandaag de gezien! ’s Avonds muziek door het dorp en alles liep mee. Wij hadden de grootste lol, dat begrijp je. Wij liepen door elke straat en als wij bij een huis kwamen waar een moffenmeid woonde, dan riepen wij allemaal: Kaal, kaal, kaal! En bij het huis van een NSB-er: Hooi, hooi, hooi! Het was prachtig weer. Leve de vrijheid. Leve de Koningin! 12 Mei. Gecostumeerde optocht door het dorp, vreugdevuren en vuurpijlen. Het krioelde van de menschen in Lisse. Vandaag hebben we voor het eerst wat gehad van de vliegtuigen: margarine, wat eigeel, wat echte chocoladetabletten en een blik met spek. Het was heerlijk! 13 Mei. Zondag. Vandaag ben ik naar Voorburg geweest naar mijn tante. Onderweg pech gehad: een lekke band in Sassenheim en verder vijf spaken uit het voorwiel van mijn nieuwe fiets. Mijn tante maakt het nog goed en gezond. Erg slecht gehad, zei ze, maar we zijn er gelukkig overheen. Mijn tante heeft ook aardappelschillen gegeten en suikerbieten. Ze is in leven en verder houdt het niet over. 16 Mei. Een heleboel mensen hebben dysenterie. Ik ben vandaag ook helemaal niet goed in mijn buik. En aan de diarree. Ik crepeerde van de pijn. ’s Avonds is het gelukkig een beetje gezakt. 19 Mei. Vandaag per man neen half pond boter gehad. Je voelde je ineens rijk. 20 Mei. Pinksterfeest .Prachtig weer. Ik ben erg nieuwsgierig hoe jullie het maken. Hier eindigt mijn dagboek. Het offer heb ik volbracht. Ik hoop dat jullie kunt begrijpen wat wij meegemaakt hebben.

De Laatste bladzijde: Het offer heb ik volbracht

 

De steenfabriek vóór en in de oorlog

In het artikel in het vorige Nieuwsblad over foto’s van bakker Out uit Hillegom wordt niet gesproken over de steenfabriek omdat Out geen foto’s heeft gemaakt.

Bultink, M.

Jaargang 4 nummer 1, januari 2005

Kunstschilder H. Lugt vervaarigde in augustus 1929 dit portret van de directeur van de steen-fabriek in Hillegom, baron Arnoud van Hardenbroek van Ammerstol.

Zeer recent stuitte ik op wat notities die ik maakte toen ik mocht rondneu­zen in het in verval geraakte archief van de steenfabriek. In zijn algemeen­heid gold destijds dat Van Hardenbroek (de baron), mede vanwege de ver­dere technische ontwikkeling van het kalkzandsteencomplex, al ver vóór de oorlog nauwe banden onderhield met zijn collega’s in Duitsland. Hij was daar ook meerdere keren op bezoek en er waren in Hillegom ook tegenbezoeken van Duitse kalkzandsteenspecialisten, met wie vooral veel werd gediscussieerd over de verbetering van bet productieproces. Van Hardenbroek was duidelijk onder de indruk van de Duitse ‘Gründlichkeit’ en slagvaardigheid en toen Nederland in de jaren dertig in de crisis werd ondergedompeld, ontstond bij de baron meer en meer een afkeer tegen het economische beleid in ons land en hij stak dat niet onder stoelen of banken.

Zo correspondeerde hij uitgebreid met zijn in Zeist wonende neef, jonk­heer mr. Huydecoper, die zich ook graag afzette tegen ‘de ellendige staats­bemoeiing in het industriële bedrijf’. Zij schreven uitgebreid met elkaar over dit onderwerp. Een paar passages.

Rood-roomsch regime

“De tijden zijn anders geworden ofwel veel slechter dan destijds mocht worden verwacht. Het was beginjaren twintig ondenkbaar dat het rood-roomsche regime, dat ons nationaal vermogen door verpolitiekheid opsoupeerde, zoo lang zoude aanhouden en zelfs thans nog niet van de baan is. (…)Ik zie in Den Haag veel achter de schermen en ik ben wel ged­wongen van alle wetten kennis te nemen en veelal er tegen op te trekken. Mijn conclusie is dat Colijn wel goed wil, maar tegen de rest niet op kan. In een andere brief- gedateerd 3 april 1939- schreef hij: De rede van Romme heb ik ook aangehoord en mij geërgerd aan toon en stem en het zoo duidelijke gebazel voor de balie. Natuurlijk ben ik al lang bezig bij den Premier over mijn geval, doch de premier kan zeer weinig doen om zich niet zelf politiek heelemaal onmogelijk te maken. Hij zit geheel onder (deplak van) zijn roomsche ministers. En wat deze willen?

Onder de claque van de Socialisten den volke duidelijk maken, dat men bij hen kan krijgen wat men bij de nazi’s krijgt. Inmiddels doen zij met het afvlakken naar het mindere alles beroerder dan de nazi ‘s, die – met al hun fouten – toch in elk geval het beste laten werken en de efficiency hoog houden” .

Land verhuurd

En dan nog dit. Van Hardenbroek was weliswaar pro-Duits, maar toch ook wel zo zakelijk dat hij in de tijd van de mobilisatie in de omgeving van Noordwijkerhout land verhuurde waarop Nederlandse troepen hun oefeningen konden houden.

De steenfabriek in de oorlog

In het artikel ‘De steenfabriek De Amoud in de oorlog’ dat in de vorige aflevering van dit blad stond, vroeg auteur Hans Smulders zich af waarom er in het boek Hillegom ’40-45′ van Frans Out niets vermeld is over het oorlogsverleden van de Kalkzandsteenfabriek. De belangrijkste reden is heel simpel: het boek is gebaseerd op het foto­materiaal van bakker Frans Out, dat in 1984 en 1985 op twee exposities te zien was. Frans Out woonde en werkte tijdens de oorlog in de Hillegomse Hoofdstraat. Daar was de bakkerij en daar bezorgde hij brood aan huis. Frans Out kwam met zijn camera niet in de buurt van de Kalkzandsteenfabriek en heeft daar dus ook geen foto’s van gemaakt. Uiteraard is er voor het boek de nodige research gedaan in het Gemeentearchief Hillegom en bij het RIOD. Doel daarbij was om de foto’s met informatie aan te vullen, bijvoorbeeld over oorlogsschade aan panden, beschietingen en bombardementen, de jodenvervolging e.d. Het verleden van de steenfabriek is destijds eenvoudig geen onderwerp van onderzoek geweest, maar ook en passant zijn wij niet op interessante feiten gestuit, anders hadden wij die zeker in het boek vermeld.

De steenfabriek ‘De Arnoud’ in de oorlog

door Hans Smulders

Nieuwsblad Jaargang 3 nummer 4, oktober 2004

TRAGISCHE SPLIJTZWAM IN DE ADELLIJKE FAMILIE VAN HARDENBROEK VAN AMMERSTOL: VOOR ÉN TEGEN DE DUITSE BEZETTERS

Het is opmerkelijk dat in de boeken over de oorlogsjaren ’40-’45 in de dorpen Lisse en Hillegom geen woord gewijd is aan de kalkzandsteenfabriek ‘Arnoud’. Die fabriek produceerde tussen 1940 en 1944 125 miljoen stenen voor de Luftwaffe, die er op de militaire vliegvelden Schiphol, Ypenburg, De Kooy, Venlo, Eindhoven, Twente, Leeuwarden en Loosdrecht scherfmuren mee bouwde, kantines, onderkomens en schuilplaatsen voor Duitse soldaten.

De directeur van de fabriek, Arnoud Hendrik baron van Hardenbroek van Ammerstol (1875), en de commercieel directeur, dr. Hendrik Arend Marcus (1898), werden respectievelijk op 9 oktober 1945 en op 25 januari 1946 gearresteerd en in oktober 1946 berecht door het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam. Ze werden veroordeeld wegens hulp aan de vijand in oorlogstijd, Van Hardenbroek tot een jaar met aftrek en Marcus tot twee en een half jaar met aftrek. Dat de oorlogsboeken hierover niets melden is des te merkwaardiger omdat in de fabriek zowel Hillegommers als Lissenaren werkten en het – als je oudere bewoners mag geloven – algemeen bekend was dat de fabriek in hoofdzaak voor de Duitsers produceerde en dat de directeur sterk pro-Duits was.

Hillegomse fabriek
Herman van Amsterdam die het boek ‘Een bollendorp bezet’ (over Lisse in ’40-’45) schreef, meldt alleen een actie van de ondergrondse die op een nacht acht vaten met smeerolie, die op het terrein van de kalkzandsteenfabriek onder een hoop zand waren verborgen, heeft weggehaald. Van Amsterdam denkt dat het oorlogsverleden van de fabriek niet in zijn boek wordt genoemd te wijten is aan het feit dat de fabriek in Hillegom stond.
Ook in het boek van de Hillegomse bakkerszoon Frans Out ‘Hillegom ’40-’45’ komt het ‘foute’ aspect van de fabriek niet aan de orde. Frans Out is inmiddels overleden, maar Marca Bultink die hem indertijd hielp met schrijven, weet ook de reden niet. Ze veronderstelt dat er in het archief van de gemeente niets over te vinden was en ze wijst er op dat Van Hardenbroek weliswaar in Hillegom werkte, maar in Haarlem woonde, in ‘Uyt den Bosch’ aan de Spanjaardslaan, een reusachtig woonhuis dat hij in 1914 had laten bouwen. Daar werd hij gearresteerd en hij werd vastgezet in de Ripperda-kazerne in Haarlem. In het boek van Out worden enkele aanvallen van geallieerde vliegtuigen vermeld, een op een tram die op 16 september 1944 over de Leidsestraat in Hillegom reed in de buurt van de steenfabriek, waarbij een man dodelijk werd getroffen. En een op dinsdag 3 april 1945 op een vrachtwagen die ook over de Leidsestraat reed, waarbij drie mensen om het leven kwamen, onder anderen Sikke Willem Naber, de bedrijfsleider van de steenfabriek.

Honderdjarig bestaan
In de afgelopen maanden is het gebrek aan informatie over de oorlogstijd enigszins opgevuld door Jaap Kroon uit Lisse, die van 1933 tot 1945 op het kantoor van de fabriek werkte, en door Arie den Hoed uit Lisse, die in zijn jeugd bij de fabriek heeft gewoond omdat zijn vader er werkte.
Arie den Hoed schreef voor het blad ‘Hangkouserieën’ van de Stichting Vrienden van Oud Hillegom een tweedelig verhaal over de geschiedenis van de fabriek in verband met het honderdjarig bestaan in augustus van dit jaar. Het eerste deel verscheen in het juli-nummer en het tweede deel, waarin het oorlogsverleden van Van Hardenbroek wordt behandeld, wordt gepubliceerd in het nummer van oktober. Daarin meldt Den Hoed afstandelijk de feiten zoals hij ze aantrof in het uitgebreide strafdossier, dat hij samen met Jaap Kroon in het Rijksarchief in Den Haag heeft ingezien en bestudeerd.
Hij tekent wel aan dat Van Hardenbroek nimmer lid is geweest van de NSB en ook: ‘Ir. Gijsbert van Hardenbroek (de oudste zoon) was nu alleen directeur, maar dat werd door het Beheersinstituut niet als een bezwaar geoordeeld, gezien de relatie tussen vader en zoon. Hiermede werd het publieke geheim aan de fabriek, dat het niet boterde tussen vader en zoon, toch bevestigd.’

Pietje en Jonkie
Jaap Kroon schreef eind 2000 een klein boekje, bestemd voor de eigen familiekring, in een oplage van ongeveer vijftig stuks, getiteld ‘Arnoud, de baron en de fabriek’. Dankzij de bekende streek-historicus Fons Hulkenberg kwam een exemplaar terecht in het gemeente-archief van Lisse. Jaap Kroon werkte vanaf 1933 als jongste bediende op de administratie van de fabriek. Hij zat op het kantoor vlakbij juffrouw Corrie Slinger, de typiste. Van Hardenbroek noemde juffrouw Slinger Pietje en Jaap Kroon Jonkie. Het moge duidelijk zijn dat het jonkie in al die jaren wel het een en ander zag en hoorde. Hij doet dan ook een behoorlijk boekje open over de verhouding tussen Arnoud Hendrik en zijn zoon Gijsbert naar aanleiding van de arrestatie van Van Hardenbroek bijna een half jaar na de bevrijding. Ik citeer het daaraan gewijde hoofdstukje:

Het bittere einde

Maar toen gebeurden er vreemde dingen. Er werd een inval gedaan in het kantoor door de P.0.D., de instantie die na de bevrijding de oorlogsmisdadigers oppakte. Tegen het eind van de bezetting had Markus uit voorzorg al wat materiaal opgeruimd, wat belastend zou kunnen zijn voor de directie of waaruit al te veel medewerking met de Duitsers zou blijken. Uit de kopieboeken waren ettelijke brieven gescheurd met uitlatingen van Van Hardenbroek, die verre van vleiend waren voor de Nederlandse regering of voor de Engelsen. Die bladen waren opgeborgen achter een luik, waar nooit een sterveling ze zou zoeken. Maar de heren van de opsporingsdienst liepen er regelrecht naartoe. Bleken niet alleen op de hoogte te zijn van de betreffende boeken, maar zelfs van de nummers van de uitgescheurde bladen. Het kon niet anders of er was verraad in het spel geweest en wel van iemand uit eigen kring, die al die brieven gelezen had. Het lag voor de hand, dat daarbij aan mij werd gedacht, want waarom was ik zo snel vertrokken? Op een dag stopte er dan ook een auto voor onze deur met een van de vertegenwoordigers, die een verzoek van Van Hardenbroek overbracht of ik nog een keer op het kantoor wilde komen. Onbewust van wat mij boven het hoofd hing, ging ik mee. Werd zelfs vriendelijk ontvangen en ik, die ruim 12 jaar bij dat enorme bureau van de grote baas gestaan had als mijn diensten nodig waren, mocht deze keer zitten. Er werd mij verteld wat er gebeurd was. “Jaap, jij kunt het gedaan hebben, want jij kende elke brief, die de deur uitging.” Bij deze woorden werd ik scherp opgenomen, maar er volgde al gauw: “Nee, toch verdenk ik je niet. Mijn vraag is, wil jij me zeggen wie het dan wel gedaan heeft?” Ik stond perplex, moest even nadenken en gaf als antwoord: “Meneer, ik zeg het liever niet en ik hoop dat u mij dat niet kwalijk neemt.” Hij had er begrip voor en na een lange poos van zwijgen barstte hij los: “Ik zal het je zeggen” en wijzend naar de ingenieurskamer, waar zijn intussen vertrokken zoon vroeger zat: “Hij daar!” Hoe bitter moet deze uitspraak voor hem als vader geweest zijn. Toen hij wat bedaard was, informeerde hij naar mijn nieuwe omstandigheden en drukte me vriendelijk de hand ten afscheid. Dat was mijn laatste contact met hem.

Voor uitleg van dit verhaal moet ik terug in de geschiedenis. Uit zijn eerste huwelijk had Van Hardenbroek een zoon die Gijs heette en voor ingenieur gestudeerd had. Hij was nogal doof en door die handicap en mogelijk ook door zijn zwakke karakter had hij er in de praktijk nog niet veel van terechtgebracht. Dat zal er ook wel de oorzaak van zijn geweest, dat vader en zoon elkaar niet lagen. Maar Gijs had een vrouw met meer pit en zij kreeg bij schoonvader gedaan, dat manlief een baan op de fabriek kreeg. Bij de laatste verbouwing van het kantoor was er al een ruime kamer ingericht voor een mogelijk toekomstige kracht met de ingenieurstitel. Zijn bed leek dus gespreid. Maar al gauw kwam uit dat het een fiasco zou worden. Willem Naber, de fabriekschef, toch al een man die niemand naast zich duldde, liet hem links liggen. Ook van zijn vader kreeg hij geen medewerking, zodat er voor hem geen schijn van kans was om zich te bewijzen. Hij sjouwde veel door de fabriek, maar had in feite niets te doen. En als hij al eens een idee had werd het door zijn vader afgekraakt. Het gebeurde, onder de middag, als het overige personeel naar huis was, dat ik gesprekken tussen die twee moest aanhoren, waarbij de zoon zo volledig gekleineerd werd, dat je de tranen in je ogen zou krijgen. En Gijs liet dat alles over zich komen. Wel kwam hij trouw het kopieboek bij me halen, om zich op de hoogte te houden van de gevoerde correspondentie. Op zich een begrijpelijke handeling, die geen enkele argwaan wekte. Toch gebeurde het in de laatste tijd van de oorlog, dat als ik het bewuste boek weer nodig had en het bij hem ging halen, dat hij een lichte schrik niet kon verbergen. Ik zocht er niets achter, weet het aan zijn doofheid, waardoor hij niet hoorde dat je er aankwam. Eerst achteraf werd me alles duidelijk. Hij was door z’n vader zodanig vernederd, dat hij zon op wraak. Alles wat maar enigszins belastend was had hij genoteerd, tot de nummers van de bladen aan toe. Zelfs het feit dat de uitgescheurde pagina’s op een geheime plaats waren weggestopt, had hij doorgegeven. En het werkte!

Neemt zoon wraak?
Het is zonneklaar: zoon Gijsbert wordt er in het boekje van Jaap Kroon van beschuldigd uit wraak zijn vader te hebben aangegeven bij de Politieke Opsporings Dienst P.O.D. Zijn vader wordt gearresteerd en berecht en overlijdt een jaar later, 72 jaren oud. Een dramatisch einde van een lid van een oud adellijk geslacht. Hieraan is natuurlijk wel het een en ander voorafgegaan.
Baron Arnoud, wiens vader burgemeester was van Leusden en Stoutenberg, trouwde in januari 1899 met Cecilia Leembruggen (1877). De schatrijke familie Leembruggen bewoonde het buiten Veenenburg op de grens van Lisse en Hillegom. Nog in hetzelfde jaar werd hij mede-eigenaar van Veenenburg, omdat Cecilia’s vader kwam te overlijden.
Samen met de buren van het buiten Elsbroek werd een ‘Maatschappij tot exploitatie van gronden Veenenburg-Elsbroek’opgericht. Het bedrijf groef op de uitgestrekte eigen landerijen zand af voor de aanleg van dijken, wegen, spoorbanen, ophoging van bouwterreinen en dergelijke. (Daardoor kwam geestgrond vrij die uitstekend geschikt bleek voor de teelt van bollen.)
Van Hardenbroek slaagde er terzelfder tijd in de hand te leggen op een nieuw Duits procédé voor de vervaardiging van kunstzandsteen. Hij richtte dan ook de n.v. Kunstzandsteenfabriek ‘Arnoud’ op en trok uit adellijke kringen investeerders aan. Het moest welhaast een profijtelijk bedrijf worden, omdat immers de grondstof op de eigen landerijen voor het opscheppen lag.
Inmiddels was Van Hardenbroek vader geworden van Maria (1901) en van Gijsbert (1903). Maar in de loop der volgende jaren groeiden de ouders uit elkaar. Van Hardenbroek liet een groot en prachtig woonhuis bouwen in Heemstede, Uyt den Bosch (nu in Haarlem) en ging daar in 1914 met zijn gezin wonen. Het buiten Veenenburg werd afgebroken. Nauwelijks een jaar later, in januari 1915, scheidde hij (bij arrest van de Hoge Raad der Nederlanden) van zijn vrouw Cecilia en in hetzelfde jaar trouwde hij met haar zus Cornelia (1882). Uit dat huwelijk kreeg hij drie kinderen: Alfer (1916), Mechteld (1918) en Aleid Ingeborg(1921), die Inge als roepnaam had.

Tweespalt in de familie
De scheiding van zijn eerste vrouw, waarbij Gijsbert voor zijn moeder koos, én de oorlog met Duitsland, waarbij een deel van de familie sterk pro-Duits was en een ander deel van de familie fanatiek anti-Duits, veroorzaakten een dramatische en tragische breuk in de familie die nooit meer geheeld zou worden.

Hierover laat ik een kleinzoon van Van Hardenbroek aan het woord, Gerrit Arnoud (1940), roepnaam Geert. Zijn vader was Gijsbert, die eind 1935 trouwde met Sophia Stolte en van haar drie zoons en drie dochters kreeg. Geert is de tweede zoon en de enige die nog in Nederland woont; zijn broers en zussen zijn geëmigreerd. Hij zegt: ‘Bij de scheiding koos mijn vader, een jongetje van elf jaar, voor honderd procent de kant van zijn moeder en dat heeft hij geweten, want zijn vader draaide de geldkraan dicht en droeg geen cent bij aan zijn opvoeding en studie. Dat kwam de verhouding tussen vader en zoon natuurlijk niet ten goede. Bovendien overleed zijn moeder al in 1927, vijftig jaar oud. Niettemin beëindigde hij zijn studie voor ingenieur met succes. Hij ging met plezier werken bij een internationaal georiënteerd aannemingsbedrijf in Ierland.’

Twee vergissingen
‘Hierna,’ zegt Geert van Hardenbroek, ‘heeft mijn vader zich – denk ik – een paar keer vergist. Na lang aandringen van zijn vader heeft mijn vader zijn baan opgezegd en is bij zijn vader op de steenfabriek gaan werken. Al spoedig bleek dat hij en zijn vader te ver uit elkaar gegroeid waren. Samenwerken was niet mogelijk. Hij verliet dus de fabriek en vond een goede baan bij Rijkswaterstaat in Zwolle. Helaas maakte hij toen voor de tweede maal een vergissing: hij ging – nadat zijn vader hem opnieuw nadrukkelijk had verzocht weer op de fabriek te komen werken – wederom bij zijn vader aan de slag. Dat was aan het einde van 1940. Waarom weer? Het zou kunnen dat er aan de kant van grootvader een zekere mate van wroeging was ontstaan jegens zijn oudste zoon en dat er van de kant van Gijsbert de wens bestond op betere voet te komen met zijn vader. We weten het niet, maar dit zijn logische gissingen. Feit is dat het samenwerken met zijn vader opnieuw mislukte, maar Gijsbert kon in verband met de oorlog niet meer weg.’ Al in de eerste oorlogsjaren bleek bovendien dat er in de familie Van Hardenbroek grote tweespalt heerste ten aanzien van de Duitsers. Van Hardenbroek stond samen met zijn zoon Alfer (‘zijn oogappel’) fel aan de kant van de Duitsers en was ronduit anti-Brits, maar zijn zoon Gijsbert en zijn dochters Mechteld en Inge waren fel anti-Duits. Mechteld – zo staat te lezen in Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van dr. L. de Jong – ‘was een jeugdige relatie van Wil Sandberg’, die conservator van de Amsterdamse musea was. Samen met Gerrit van der Veen, Willem Arondeus en Johan Brouwer bereidde hij een overval voor op het Amsterdamse bevolkingsregister om de joden te beschermen tegen deportatie. De groep had de beschikking over springstof uit een oude legervoorraad, maar freule Mechteld Cornelia van Hardenbroek van Ammerstol zorgde, aldus De Jong, voor een tweede hoeveelheid, afkomstig uit de buurt van Gorinchem. Beide meisjes studeerden in Utrecht. Ook dochter Inge zat daar in het verzet. Zij had een tekentalent en werd ingezet bij het vervalsen van paspoorten en andere documenten. Bij een inval van de Duitsers op hun verzetsadres in Utrecht werd zij in 1944 gearresteerd en later bij een vluchtpoging zwaar gewond. Zij overleed op 23 februari 1945 in het concentratiekamp Ravensbrück. Haar zus Mechteld slaagde er bij die overval in via een raam te ontkomen. Ook Alfer,de oogapppel van Van Hardenbroek, de eerstgeborene uit zijn tweede huwelijk, stierf in de oorlog. Hij kwam om bij een bombardement in Berlijn op 9 april 1945.
Geert van Hardenbroek zegt: ‘Je hebt er weinig fantasie voor nodig om te begrijpen dat er een splijtzwam in de familie was en hoe tragisch de gebeurtenissen waren. Maar dat mijn vader na de bevrijding zijn vader bij de P.O.D. zou hebben aangegeven is belachelijk.’
‘Ik heb er na uw telefoontje over gesproken met mijn broers en ook die zijn van mening dat het onzin is. Er waren destijds wel derden die belangstelling hadden voor ‘De Arnoud’ en deze graag voor een prikkie hadden willen overnemen. Wellicht heeft de aangever zich in die kringen bevonden. Strikt genomen moet dat nog na te trekken zijn. Mijn vader heeft me ooit verteld dat mijn grootvader, zijn vader dus, in de gevangenis in Haarlem indertijd heel naar behandeld werd. Hij is daar tegen opgetreden en heeft er een stokje voor gestoken.’ (Het voorarrest werd omgezet in huisarrest.)

Tragische einde
Geert van Hardenbroek: ‘Voor de familie eindigde het drama ook nog financieel in een tragedie. Grootvader heeft namelijk een week voor zijn dood zijn aandelen in de steenfabriek verkocht. Bovendien had hij zijn zoon Gijsbert onterfd. Dat had tot gevolg dat mijn vader, die na de arrestatie van mijn grootvader en van commercieel directeur Marcus, de leiding van de Arnoud had en druk doende was de productie weer op gang te brengen, er eigenlijk niets meer te zoeken had. Hij heeft toen gelukkig weer een goede baan gevonden bij een groot ingenieursbureau. Vele jaren later is hij teruggekeerd op zijn oude stek: bij de Rijkswaterstaat te Zwolle.’
Later bleek dat de aandelen via een tussenpersoon in handen waren gekomen van J. van Herwaarden. Die was een tijdje vertegenwoordiger geweest van de steenfabriek De Arnoud , maar was weggegaan en had in 1924 zelf een steenfabriek in Katwijk opgericht.
Dat er tussen Van Herwaarden en Van Hardenbroek animositeit bestond moge blijken uit het feit dat directeur Marcus in de hongerwinter, voorzien van een Duits vorderingsbevel naar de steenfabriek in Katwijk ging, zich daar met behulp van de Katwijkse politie toegang verschafte en er een hoeveelheid kolen in beslag nam. Een feit dat hem tijdens de rechtszitting voor het Bijzonder Gerechtshof in het bijzonder kwalijk werd genomen, zo staat in het vonnis.

Directiekamers een probleem?
De vraag is nu: Wat vindt Geert van Hardenbroek van het feit dat de directiekamers waarin zijn grootvader en zijn vader hebben gewerkt, nu opnieuw zijn opgebouwd in het museum de Zwarte Tulp in Lisse? Vindt hij dat een probleem omdat de oude Van Hardenbroek fout was in de oorlog?
Zijn antwoord is helder: ‘Als de directiekamers van de steenfabriek beschouwd worden als een fraai voorbeeld van binnenhuisarchitectuur in de Mechelse stijl uit het begin van de twintigste eeuw, dan kan ik daar best mee leven. De gedachte dat daar ook het portret van mijn grootvader in de vorm van het schilderij van H. Lugt uit 1929 zou worden opgehangen, leek me aanvankelijk niet erg “fijntjes”. Is dat niet teveel eer voor een man die fout was in de oorlog? Maar na overleg met mijn broers ben ik met hen minder afwijzend en genuanceerder. Grootvader was immers de oprichter van de fabriek en daarom hing zijn geschilderd portret in de directiekamer. Het is dan ook vanuit dat perspectief dat het zeer wel past om het schilderij in het museum in de directiekamer op te hangen. Dit staat los van zijn houding tijdens de oorlog. Als dat een zwaarwegend argument zou zijn, zouden de directiekamers in hun geheel niet in het museum moeten worden opgenomen.’

Bronnen:
* Een Bollendorp bezet door Herman van Amsterdam * Hillegom ’40-’45 door Frans Out
* Hangkouserieën juli en oktober 2004 ‘Van Arnoud tot Silka’ door Arie den Hoed
* Gemeente-archief Lisse: Arnoud, de baron en de fabriek door Jaap Kroon
* Vonnis van 30 oktober 1946 van het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam over Arnoud Hendrik baron van Hardenbroek van Ammerstol en Hendrik Arend Marcus
* Nederlands Adelsboek 1995
* Interviews met Arie den Hoed, Jaap Kroon, Geert van Hardenbroek en anderen.

Steenfabriek Arnoud  vóór de sloop van de woningen aan de voorkant vanuit de lucht

 

MUSEUM BERETROTS OP DIRECTIEKAMERS VAN STEENFABRIEK! IS DAT TERECHT?

Museum de Zwarte Tulp  heeft een nieuw gebouw ingericht om daarin de oude luxe directiekamers van de steenfabriek Arnout in onder te brengen. De geschiedenis van de steenfabriek wordt besproken. De oprichter werd na de oorlog veroordeeld voor collaboratie met de Duitsers.

door Ine Elzinga Foto: Hans Smulders

NIEUWSBLAD Jaargang 3 nummer 3, juli 2004

Museum de Zwarte Tulp in Lisse heeft een nieuw gebouw moeten laten optrekken om daarin deoude, luxe directiekamers van de steenfabriek in Hillegom onder te brengen. Tussen het ma ssief eiken en prachtig grenen, onder de oude hanglamp en voor de prach­tige klok gaan bezoekers een eeuw terug in de tijd. Museumvoorzitter Joop Zwetsloot kan er bewogen over vertellen.

Museum De Zwarte Tulp had het pand Van der Zaal aan het Vierkant aange­kocht om te kunnen uitbreiden. Op het moment dat de plannen klaar lagen en de subsidies waren aangevraagd, ver­anderde één telefoontje van de Hillegomse wethouder Mare Witteman alles. Zwetsloot: ‘Hij vertelde dat de direc­tiekamers van de steenfabriek zouden worden gesloopt. Hillegom had al alles in het werk gesteld een plek voor deze kamers te vinden, maar zonder resultaat. Ik kende ze niet, maar ben er heen gegaan en was enorm onder de indruk. We konden ze gratis meenemen. Maar ook wij hadden geen plek. De enige mogelijkheid zou zijn in de tuin achter Van der Zaal een pand te bouwen speciaal voor de kamers. En daar hadden we geen geld voor.’

Gildekamer

Zwetsloot roept het Gilde van Museum De Zwarte Tulp bijeen: ‘Ik heb gepleit voor een speciale Gildekamer, te huren voor een speciaal tarief, een ruimte die we ook op ander manieren economisch konnen gebruiken en ik kreeg de handen op elkaar.’

Ondertussen zette de toenmalige directie van de steenfabriek alles op alles om de directiekamers compleet houden. Menig lid van de Raad van Commissarissen had een oogje op een stoel of een kast voor eigen gebruik laten vallen.

Twee wonderen

Financieel heeft Zwetsloot alles rond gekregen hoewel het spannend was: ‘We hadden gespaard voor de uitbreiding Van der Zaal, daarbij kwamen de vaste inkomsten van de Gildeleden. Toen gebeurden er twee wondertjes. De VVV Hillegom werd geliquideerd en verkocht en de accountant moest een deel van de gelden bestemmen voor een toeristisch doel. Hij benaderde ons. Tegelijkertijd doneerde spontaan een anonieme Hillegommer een flink bedrag. Dat betekende dat we zeventig procent van de gelden beschikbaar hadden. Het overige hebben we verkregen uit fondsen. Maar het was allemaal nooit gelukt zonder de vele gespecialiseerde vrijwilligers die hun diensten gemotiveerd beschikbaar stelden.’

Want Hillegomse vrijwilligers hebben de kamers stukje voor stukje afgebroken, de onderdelen genummerd een veilig opgeslagen, zodat ze de kamers uiteindelijk in de nieuwe ruimte van Museum der Zwarte Tulp wederom konden opbouwen.

De baron

Volgens Joop Zwetsloot kan baron Arnoud van Hardenbroek van Ammerstol, die aan het begin van de vorige eeuw d steenfabriek liet bouwen en inrichten, beschouwd worden als de grondlegger van de ontwikkeling van de Duin- en Bollenstreek. Ruim veertig jaar bestuurt hij de zaken vanuit zijn stijlvolle directiekamers. Als blijkt dat hij in de Tweede Wereldoorlog fout is geweest, wordt Arnoud graag en snel vergeten. Hij wordt berecht en veroordeeld en ver­dwijnt in de gevangenis. Zijn fabriek wordt hem ontnomen. Alleen de sloot naast de steenfabriek draagt in de volksmond nog zijn naam: de Arnoudsloot. De heer Van Herwaarden, die vroeger op de fabriek van de baron had gewerkt als vertegenwoordiger, maar later zelf een steenfabriek begon in Katwijk, neemt in 1945 het bedrijf  over. Hij zetelde achter het bureau van de baron in dezelfde directie­kamer.

Om te begrijpen welke betekenis de directiekamers voor de ont­wikkeling van de Duin- en Bollenstreek hebben gehad, is het goed terug te gaan naar de 16e eeuw. De streek oogt in die tijd als een Hollandse wildernis. De hoogtijdagen van zowel ’t Huys Dever als het slot van Teylingen zijn voorbij, er wonen nauwelijks mensen in deze ruigte.

De omliggende steden, Leiden en Haarlem, komen tot ontwikkeling. Maar met name ’s zomers trekken de rijke stedelingen graag weg. De stad stinkt, er wonen en werken teveel mensen en algemene voorzieningen zijn een nog onbekend fenomeen. De rijken laten het oog op de streek vallen, kopen lappen grond en bouwen prachtige buitenhuizen om de zomers door te komen. Dat betekent wel een economische vooruitgang voor de streek. Er zijn bouwers nodig, tuinlieden enzovoort. Joop Zwetsloot: ‘Er kwam weer klus in de streek.’

Rendabel kalkzand

Inmiddels praten we over de negentiende eeuw. De steden hebben voor hun uitbreiding zand nodig voor de aanleg van spoorwegen en stenen voor de bouw van woningen. Baron Van Hardenbroek, reeds woonachtig in de streek, ziet mogelijkheden. Joop Zwetsloot: ‘Hoe een en ander precies is gegaan, weet ik niet. Maar die man wist wat ondernemen was. Hij vroeg zich af op welke manier hij dat kalkzand het beste rendabel kon maken en kende de eigenaren van de gronden. Hij legde de hand op een chemisch procedé om het kalkrijke zand middels een persing tot stenen te maken en besloot een steenfabriek te bouwen op de grens van Lisse en Hillegom. Het bedrijf werd begin negentienhonderd opgeleverd, inclusief de meteen volledig ingerichte directiekamers, zoals die vandaag in het museum staan.’

Schouw met houtkachel

Bijna honderd jaar lang zal de steenfabriekdirecteur vanaf precies hetzelfde bureau, naast de prachtige schouw met houtkachel, het bedrijf bestieren. Zwetsloot: ‘Baron van Hardenbroek was een zeer feodaal man. De directiekamers zijn ingericht naar de in die tijd toonaangevende Mechelse stijl, geïmiteerd door regionale meubel­makers. Massief eiken voor de kamer van de directeur, de aangren­zende ingenieurskamer van degelijk grenen. De luxe inrichting dien­de om indruk te maken op zijn afnemers, die bij binnenkomst meteen moesten begrijpen dat hij, een relatief goedkoop, maar wel uitstekend product leverde. Hij was overigens de enige in de verre omgeving, een monopolist.’

Op de bewaarde kaarten zijn de ontwikkelingsplannen van de streek-gronden nauwkeurig en schematisch zichtbaar. Af te graven stukken grond, met sloten eromheen, die vandaag de dag nog allemaal de naam zandsloot lijken te dragen. Ondertussen is er rond Haarlem al sprake van een voorzichtig begin van bollenteelt. Om uit te breiden zoekt men grond in het zuiden. De afgegraven zandgronden blijken uitermate geschikt. De reeds aangelegde sloten doen prima dienst om de bollen per boot naar groter water, zoals de haventjes van Hillegom, Lisse en Sassenheim te vervoeren en vandaar verder.

Stenen pad

De complete directiekamers zijn door architect Bob van Beek, voor­dat zij werden afgebroken, minutieus opgemeten. De meetresultaten bepaalden de maten en het ontwerp van de benodigde nieuwbouw naast Museum de Zwarte Tulp. Beide kamers zijn compleet overge­bracht, nou ja behalve twee muren. Uiteraard hadden directeur en ingenieurs aparte, naast elkaar gelegen kamers. De tussenmuur is er niet meer. Als afscheiding loopt er nu een stenen pad tussen de kamers. Zelfs de gebrandschilderde ramen zijn naar het museum meegenomen, een zeer precies werkje. Eén raampje overleefde de verhuizing niet. Maar voor dit probleem werd een specialist gevon­den die een nieuw raampje identiek brandschilderde. In een hoekje is heel klein en ondeugend 2004 gegraveerd.

Stukje voor stukje parket

Behalve door de houtkachel werd de ruimte met behulp van gietijze­ren radiatoren verwarmd, verstopt onder de houten betimmering bij de vensterbank. Zwetsloot: ‘Eerlijk gezegd, hebben we de radiatoren maar laten staan.’ Maar dat is wel het enige. De parketvloer is stukje voor stukje losgemaakt, met plamuurmes zijn de oude lijmresten verwijderd waarna alles in het nieuwe pand zijn oude een plekje her­kreeg, evenals het houten plafond, de lambriseringen en de grote kasten. Hoewel die kasten nu minder diep zijn dan in de oorspronke­lijke situatie. Een kniesoor die daarop let.

De bejaarde Friese staartklok met maanstanden gaat de nieuwe tij­den meemaken evenals het geschilderde portret van Arnoud van Hardenbroek en het bijzondere wandkleed met Mercurius, de God van de handel, boven de streek wijzend naar de steenfabriek.

Joop Zwetsloot hoopt dat de directiekamers op hun nieuwe locatie een rol kunnen spelen als vergader- en overlegruimten voor het ont­wikkelen van ideeën.

HOE FOUT WAS BARON ARNOUD IN DE OORLOG?

Kunstschilder H.Lugt vervaar-digde in augustus 1929 – binnen¬kort 75 jaar geleden dus – dit por¬tret van de directeur van de steen-fabriek in Hillegom, baron Arnoud van Hardenbroek van Ammerstol. Na restauratie van de lijst zal het werk – zo is men van plan – op zijn oude plaats worden opgehangen, in de directiekamer naast de klok tegenover de haard.

Museum de Zwarte Tulp heeft met het herbouwen van de directieka­mers van de kalkzandsteenfabriek in Hillegom niet alleen een historisch staaltje interieurinrichting in de Mechelse stijl uit het begin van de vorige eeuw binnengehaald, maar ook een vervelend probleem.

De oprichter van de kalkzandsteenfa­briek, baron Arnoud Hendrik van Hardenbroek van Ammerstol, was namelijk fout in de oorlog. Omdat hij in de oorlogsjaren stenen leverde aan de Duitsers, die daarmee natuurlijk geen vakantiehuisjes bouwden, werd hij na de bevrijding gearresteerd en vervolgd wegens hulp aan de vijand in oorlogstijd. In oktober 1946 diende zijn zaak voor het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam. Hij werd veroordeeld tot één jaar gevangenis­straf met aftrek van voorarrest.

Uit dat vonnis kan men concluderen dat hij niet werd beschouwd als een grote vis. Niettemin is zijn met de Duitsers sympathiserende houding geen reden om trots te zijn op deze Hillegommer. Merkwaardig is wel dat zijn zoon Gijsbert (1903), die ook in de directie van de fabriek zat, ongemoeid werd gelaten.

Geen vriend van de Britten

Baron Arnoud was geen vriend van de Britten, die rond 1900 de door de Boeren bewoonde Zuid Afrikaanse provincies Transvaal en Oranje Vrijstaat met de vele, grote goudvelden probeerden in te lijven. Hij stond aan de kant van de Boeren (landbouwers uit vele Europese landen waaronder Nederland), die voor hun vrijheid vochten. De baron verwierf in 1899 van zijn schoonfamilie het landgoed Veenenburg tussen Lisse en Hillegom. Hij woonde daar ook, maar hij liet in 1915 aan de rand van de Haarlemmerhout in Haarlem het grote woon­huis Uyt den Bosch bouwen.

Nadat hij in Duitsland (!) het patent verworven had voor de fabricage van kalkzandstenen, begon hij in 1904 zijn kalkzandsteenfabriek Arnoud in Hillegom. Zijn hart lag sedertdien duidelijk bij de Duitsers.

Vrouw dood, zoon dood, dochter dood

Baron van Hardenbroek is in Haarlem gestorven op l juli 1947, dus ruim een halfjaar na zijn veroordeling. Verdriet was hem niet bespaard geble­ven. Hij verloor zijn eerste vrouw, Cecilia Leembruggen, bij wie hij twee kinderen had. Hij hertrouwde met haar jongste zus die hem nog drie kinde­ren schonk. De oudste, Alfer Arnoud, kwam in februari 1945 in Duitsland om bij een bombardement. De jongste, Aleid Ingeborg, die in het Nederlandse verzet zat, stierf in april 1945 in een Duits concentratiekamp. (Hans Smulders/met dank aan Arie den Hoed)

De directiekamer van de steenfabriek Arnout