Berichten

DE ONDERGANG VAN HET BOLLENLABORATORIUM

Guus Maas Geesteranus,oud bestuurslid, vemeldt alle wetenswaardigheden rondom de sloop van het Laboratorium voor Bloeembollenonderzoek.

Door Guus Maas Geesteranus

Dit artikel staat gedeeltelijk in het Nieuwsblad Jaargang 16 nummer 1 winter 2017

 De oude Romeinen hadden er al een gezegde voor: Sic transit gloria mundi.

Zo vergaat ’s werelds roem. Wat was er aan de hand?

Op 2 december 2003 besluit het College van B&W van Lisse het Laboratorium voor Bloembollenonderzoek te schrappen van de gemeentelijke monumentenlijst, waarop het pand sinds 1999 stond. Toen namelijk bekend werd dat de bloembollenveiling CNB Lisse dreigde te verlaten, heeft de gemeente in haar streven om het bedrijf binnen de gemeentegrenzen te behouden, CNB een leeg en vlak terrein aangeboden, terwijl daar genoemd gemeentemonument opstond. Zowel de Monumentencommissie als de Vereniging Oud Lisse maken bezwaar hiertegen en adviseren de gemeenteraad niet in te stemmen met het besluit, het pand op de lijst te laten staan en niet te laten slopen.

Het bezwaar berust op twee argumenten: cultuurhistorisch en bouwhistorisch.

Cultuurhistorie

Egbertus van Slogteren,
(*1888-†1968)

In het begin van de vorige eeuw had de bloembollensector te kampen met ziektes in verschillende bolgewassen. De handel in narcissen naar Amerika stokte, omdat men daar bevreesd was voor import van plantenziektes. De bollenstreek ervoer deze handelsstop als een enorm probleem. In overleg met Ministerie van Landbouw werd besloten in Lisse een laboratorium voor bloembollenonderzoek te bouwen, in te richten en te bemannen, onder leiding van de Wageningse hoogleraar van Slogteren. In dit laboratorium kon worden aangetoond dat de plantenziekte van de narcis geen bedreiging kon zijn voor de Amerikaanse markt. Hierop herleefde de handel met Amerika. Daarnaast ontwikkelde het lab methoden van behandeling en keuring van verschillende bolgewassen waarmee exportkwaliteit kon worden gegarandeerd. Ook de Japanse markt kon aan het eind van de vorige eeuw geopend worden doordat de sector zo’n keuringsdienst bezat. Men kan dus zeggen dat de huidige bloembollensector zijn bestaan heeft te danken aan de ontwikkelingen die in het lab tot stand zijn gekomen.

Bouwhistorie

Laboratorium voor Bloembollenonderzoek

Het ontwerp van het lab is van Rijksbouwmeester C.J. Blaauw en verwant met drie eerder door hem ontworpen laboratoria op het terrein van de Landbouwhogeschool in Wageningen. Alle vier panden kunnen tot de zgn. Amsterdamse School gerekend worden. De drie laboratoria in Wageningen zijn tot rijksmonument verheven.

Op 18 december 2003 gaat de gemeenteraad akkoord met het schrappen van het lab van de monumentenlijst en de verkoop van het terrein aan CNB. Meteen de volgende dag vraagt de eigenaar van het pand, de Universiteit van Wageningen, een sloopvergunning aan, die enkele dagen later door de gemeente wordt verleend. Publicatie van de aanvraag in de Lisser is op 31 december, een dag waarop de oliebollen meer aandacht krijgen.

Alert reageert de Vereniging Oud Lisse (VOL) begin januari door een bezwaarschrift in te dienen bij de gemeente tegen sloopvergunning en tegen het schrappen van het lab van de gemeentelijke monumentenlijst als ook een verzoek bij de Rijksdienst voor Monumentenzorg om het pand aan te wijzen als rijksmonument. Het verzoek wordt in behandeling genomen waardoor de sloopvergunning voorlopig wordt geschorst tot de uitspraak heeft plaatsgevonden.

CNB blijft in Lisse

Het onderwerp heeft nu alle aandacht van de gemeenteraad en het VOL-bestuur krijgt de gelegenheid in de raadsvergadering van 29 januari 2004 zijn bezwaren toe te lichten. Ook VOL vindt het een goede zaak dat CNB als onderdeel van de bloembollenhandel behouden blijft voor de Duin- en Bollenstreek. Dit past binnen de doelstellingen van het Pact van Teylingen, een overeenkomst die ook VOL onderschrijft. Maar niet ten koste van een gemeentelijk monument. Pogingen om CNB te bewegen het gebouw op te nemen in hun bouwplannen zijn door het bedrijf afgewezen en door de gemeenteraad niet serieus besproken.

Naar aanleiding van het bezwaarschrift wordt het VOL-bestuur uitgenodigd voor een hoorzitting (2 feb.) en een informeel gesprek met burgemeester en wethouder Schuijt (3 feb.). Op 4 feb. verklaart B&W beide bezwaarschriften ongegrond. Wel wordt de sloopvergunning ingetrokken (voorbescherming) omdat de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ) het verzoek van VOL in behandeling heeft genomen. Op grond van de RDMZ-procedure wordt de Lissese gemeenteraad om zijn mening gevraagd. Die heeft zich laten adviseren door een onafhankelijke deskundige, ir. M. Verweij, adviseur op het terrein van gemeentelijk monumentenbeleid. Hij acht het voormalig laboratorium van historisch en architectonisch belang en bepleit het gebouw in enigerlei vorm te behouden.

In verband met de lopende procedures stopt CNB de voorbereidingen voor de nieuwbouw op het aangeboden terrein en geeft de gemeente gelegenheid om uiterlijk 1 september 2004 met een visie te komen als het voormalig bloembollenlaboratorium een rijksmonument wordt. Het bedrijf wil weten hoe de gemeente Lisse denkt zijn verplichtingen, zoals vastgelegd in de koopovereenkomst, te kunnen voldoen.

Het lot bezegeld

In augustus 2004 wijst RDMZ het VOL-verzoek af, maar benadrukt dat het pand zeker de status van een gemeentemonument waard is. Met deze afwijzing staat de weg voor slopen en CNB-nieuwbouw open als niet een nieuwe partij op het toneel verschijnt. Onafhankelijk van VOL dient het Cuypersgenootschap (Vereniging tot het behoud van negentiende- en twintigste-eeuws cultuurgoed in Nederland) een bezwaarschrift in tegen de afwijzing van RDMZ en tegen de sloopvergunning van gemeente Lisse. Ook dit bezwaarschrift wordt in februari 2005 afgewezen.

Daarmee is het lot van het Laboratorium voor Bloembollenonderzoek definitief bezegeld en blijkt ook wat eens ’s werelds roem was vergankelijk kan zijn.

 

We ontvingen n.a.v. dit artikel een reactie van de heer Maarten Timmer.
Hij schrijft:

Maas Geesteranus schrijft een boeiend verhaal over de ‘ondergang’ van het LBO en besteedt ook aandacht aan de stichting ervan. De ironie van de geschiedenis wil dat de aanleiding niet was dat het buitenland Nederlandse narcissen wilde weren vanwege de import van plantenziekten maar dat het juist de Nederlandse telers waren die de import van buitenlandse bloembollen wilde belemmeren, althans binden aan een ‘keuring door een officieel deskundige’. Het was een voorstel van de afdeling Sassenheim aan de algemene ledenvergadering van de Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur (AVB) die op 19 mei 1916 plaatsvond. Ze kwamen daartoe omdat het aaltjesziek in vooral uit Engeland geïmporteerde narcissen daar vreselijk huishield. Niet alleen daar, de hele Zuidelijke Bollenstreek leed eronder. Voorzitter van de AVB Ernst Krelage was beducht dat als dit voorstel zou worden aangenomen het buitenland tegenmaatregelen zou nemen in de vorm van exportbelemmeringen. Daarom haalde hij de angel uit de motie door voor te stellen eerst maar eens onderzoek te doen naar die ziekte. In die tijd was ir. K. Volkersz de rijkstuinbouwconsulent en directeur van de school en hij vatte in een lezing op 26 juni 1916 voor 150 belangstellenden de stand van zaken samen en kwam tot de conclusie dat het beste was aan de minister van Landbouw te vragen een phytopatholoog in de Bollenstreek aan te stellen voor nader onderzoek. Hij had zo’n constructie al in 1914 besproken met de prof. J. Ritzema Bos, directeur van het Instituut voor Phytopathologisch Onderzoek (IPO), onderdeel van de Wageningse Rijks Hogere Land- Tuinbouw en Boschbouwschool (RHLTBS). Die onderzoeker zou dan ruimte krijgen in de school. Door bezuinigingen op de rijksbegroting ging het toen niet door. Maar nu trokken Krelage en Volkersz samen naar Den Haag en wisten nu wel geld los te krijgen. Omdat Ritzema Bos niet zo gauw een onderzoeker kon vinden schakelde Krelage zijn netwerk in. In die tijd was hij ook secretaris van het bestuur van het Phytopathologisch Laboratorium Willie Commelin Scholten waarvan prof Went voorzitter was (ook wel de ‘paus ‘van de Nederlandse botanie genoemd). Hij gaf Krelage een lijstje met vijf geschikte kandidaten en daaruit pikte in januari 1917 Ritzema Bos E. van Slogteren uit. Na zijn promotie (cum laude) op 29 maart werd hij op 12 april 1917 aangesteld als wetenschappelijk ambtenaar bij het IPO en gedetacheerd in Lisse. In maart 1918 ‘promoveerde’ de RHLTBS tot Landbouwhogeschool en die LH kreeg in 1920 de benodigde gelden van het ministerie om een Laboratorium voor Van Slogteren in Lisse te bouwen.

Het Laboratorium voor Bloembollenonderzoek in vol ornaat, tussen bollenvelden en de proeftuinen naast de net zo vermaarde Rijkstuinbouwschool. Rechts zien we hoe op 17 februari 1928 de brandweermannen hun best doen om de brand te blussen. Twee jaar later was de schade pas hersteld en op 13 februari 1930 was de feestelijke heropening.

 

SITE OP FACEBOOK OVER OUD LISSE GROOT SUCCES

Eind januari 2013 is de facebook pagina Je bent Lisser als de lucht in gegaan. Het is een groot succes.

Door Arie in’t Veld

NIEUWSBLAD Jaargang 12 nummer 2, april 2013

e groep “Je bent Lisser als…..” op Face Book is een enorm succes. Eind januari werd door Kees Oldenhage het initiatief genomen om deze FB pagina op te zetten en nu, drie maanden later, zijn er al meer dan 1700 vrienden die dagelijks verhaaltjes en foto’s met elkaar uitwisselen. Oldenhage kreeg steun van Chris Balkenende, lid van de Vereniging Oud Lisse en een verwoed verzamelaar van zaken die met het Lisse van vroeger hebben te maken. Samen beheren ze nu de pagina. De start was bescheiden, maar in de kortst mogelijke tijd meldde de ene volger na de andere zich, zette foto’s van vroeger op de pagina, of deelde met anderen de ervaringen uit vervlogen jaren. Balkenende constateert dat de pagina een groot succes is met nu al meer dan 2100 foto’s, voornamelijk uit vervlogen tijden. Veel van die foto’s zijn nog nimmer in de openbaarheid geweest en komen uit familie albums, schoenendozen en wat al niet meer. Nu al is de collectie prachtig. En dan inclusief de vele reacties van de volgers bij wie vele herinneringen worden opgeroepen bij het zien van de foto’s en die herinneringen ook met de andere volgers delen. “En die volgers bevinden zich niet alleen in Lisse en omgeving. Ze wonen in heel Nederland, maar massaal wordt ook gereageerd uit landen als Canada, Amerika, Engeland, Ierland, Duitsland, Egypte en nog meer. Veel speelt zich af op de foto’s en reacties vanaf 1945. Personen die ouder zijn hebben veelal niet meer met de PC leren omgaan. Dat valt me wel op.

Links Kees Oldenhage, rechts Chris Balkenende

Inmiddels zijn er echter toch ook volgers van zeventig jaar en ouder en die kunnen heel wat aan de geschiedschrijving toevoegen. Dat doen ze dan ook enthousiast.” Balkenende zegt ook dat nu blijkt dat sommige volgers elkaar 35 jaar lang niet gesproken of gezien hebben en er afspraken worden gemaakt om de kennismaking te hernieuwen. “Ook wordt door deze pagina een schoolreünie georganiseerd.” Het meest opvallende vindt Balkenende dat de volgers er allemaal blijk van geven een goed geheugen te hebben. Soms zit men er wel eens stukje naast, maar een andere volger pakt dat dan weer op, met tot gevolg dat er soms een levendige discussie ontstaat. En…: er komt ontzettend veel fotomateriaal en informatie te voorschijn. Waaronder foto’s die we beslist nooit gezien zouden hebben als deze pagina niet in het leven was geroepen.” Nog dagelijks melden zich nieuwe volgers die herinneringen ophalen, foto’s plaatsen en op andere herinneringen en/of foto’s reageren. Het idee is dat de pagina dan ook beslist nog veel verder zal uitgroeien tot een enorme bron van informatie. Een punt waar Lissers en oud-Lissers elkaar ontmoeten, herinneringen over vroeger ophalen en niet zelden een en ander ook illustreren met prachtige foto’s uit privé collecties of familiealbums.

 

Stichting Kasteel Keukenhof koopt het oude NS station

Op 23 mei 2008 heeft de Stichting Kasteel Keukenhof het station gekocht. Per 1 januari 2011 heeft de VOL de onderhuur en de verplichting tot onderhoud over te dragen aan keukenhof.

Nieuwsblad Jaargang 10 nummer 1, januari 2011

Nieuwsflitsen

 

De heren Ignus Maes en Frits Treffers bij het voormalige station

Stichting Kasteel Keukenhof, eigenaar van het complete landgoed, kocht in maart 2008 van NS een flink stuk land langs de spoorbaan en tevens het oude stationsgebouw waar nu restaurant De Verloren Koffer resideert.
Zoals wellicht bekend is, was de NS indertijd van plan om het stationsgebouw te slopen. Daar werd toen een stokje voor gestoken door uw Vereniging, die er keihard voor heeft geknokt om het gebouw te behouden. Die kans kregen we door in 1992 via de nieuw opgerichte Stichting Oud Lisse het pand van de NS te huren en het gebouw te restaureren, waarna het werd onderverhuurd aan De Verloren Koffer. Omdat de NS het pand zonder huurder wilde verkopen, begon de NS in 2004 een gerechtelijke procedure tegen de Stichting Oud Lisse om het huurcontract dat tot 2019 doorloopt te verbreken. Na voor de Stichting Oud Lisse zeer positieve uitspraken door het Kantongerecht en het Gerechtshof, dreigde men met een cassatieprocedure, maar gelukkig heeft de NS nu eieren voor zijn geld gekozen en het pand onverwacht verkocht aan de Stichting Landgoed Keukenhof.

Ansichtkaart van station Lisse

De Vergulde Zwaan

De Vergulde Zwaan geopend

INHOUD Jaargang 6 nummer 3, april 2007

Nieuwsflitsen

Op zaterdag 10 maart is in de 1e Havendwarsstraat nr 4 in Lisse het ‘Centrum voor cultuurhistorie Duin- en Bollenstreek’ officieel in gebruik gesteld. De heren J.Wienen en A. de Roon, die in het dagelijks bestuur van de Regio Holland Rijnland de portefeuilles van respectievelijk Ruimte en Cultuur beheren (Adri de Roon is ook nog wethouder in Lisse voor o.m. Cultuur), onthulden een aan de gevel bevestigde goudkleurige zwaan. Want het gebouw waarin het centrum is gevestigd, heet De Vergulde Zwaan. Eigenaar Lisse Centrum Beheer (van de gebroeders Zwetsloot) heeft het pand ter beschikking gesteld aan Lissese erfgoedorganisaties, waaronder uw Vereniging Oud Lisse, als vergader-, werk- en documentatieruimte.
Uw Vereniging Oud Lisse is druk doende om in dit pand een Servicepunt in te richten. Daar kan men een aantal malen per maand, zowel overdag als in de avond, terecht voor het stellen van vragen, voor hulp bij onderzoek, voor het inzien van naslagwerken en verzamelingen en dergelijke.

NIEUW REGIONAAL HISTORISCH CENTRUM: Grote rol voor de historische verenigingen

REGIONAAL HISTORISCH CENTRUM WORDT OPGEZET DOOR MARTON BRABANDER.

Door Martijn Brabander wordt een Regionaal Historisch Centrum Holland Rijnland opgezet in opdracht van de provincie Zuid Holland.  Hij werkt bij het Regionaal Archief Leiden.

door Sjaak Smakman

NIEUWSBLAD Jaargang 4 nummer 4, oktober 2005

Het is heel eenvoudig: zonder de inzet van de vrijwilligers – zoals die van de Vereniging Oud Lisse – zou er maar weinig terechtkomen van het project dat eind dit jaar op Internet tastbaar moet worden: het Regionaal Historisch Centrum Holland Rijnland. ‘We kunnen niet zonder hun inzet,’ zegt Martijn Brabander die in opdracht van de provincie dit jaar besteedt aan het opzetten van het centrum.

‘Ten eerste ligt er heel veel kennis van de geschiedenis bij de vrijwilligers van de historische verenigingen en ten tweede doen zij heel veel van het bulkwerk zoals het inscannen van documenten en foto’s. Dat laatste zou­den we misschien ook wel kunnen uitbesteden, maar dan kom je op hoge kosten. En de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dat geld er niet is.”

Gezamenlijke historie

Met als achterliggende gedachte dat de regio Holland Rijnland meer kan gaan leven als duidelijk wordt dat de verschillende dorpen wel degelijk een gezamenlijke historie hebben, besloot de provincie vorig jaar dat er net als in andere regio’s ook in Holland Rijnland een regionaal historisch centrum zou moeten komen. Historicus Martijn Brabander kreeg de opdracht om te proberen de gemeenten, historische verenigingen en andere betrokkenen bij elkaar te krijgen en om te proberen het centrum van de grond te krijgen. Ooit moeten alle gemeentelijke archieven op één centrale plaats worden bewaard. Dat maakt onderzoek gemakkelijker, maar stelt ook de archieven fysiek veilig. Veilig bewaren van oude stukken stelt eisen aan temperatuur en luchtvochtigheid waaraan – vriendelijk gezegd -lang niet alle huidige archieven voldoen. Maar dat is verre toekomstmuziek. Dit jaar is vooral een inventarisatiejaar. Eind dit jaar moet er een website in de lucht zijn waarop de archief­inventarissen van op zijn minst van vier of vijf van de Holland Rijnlandgemeenten te vinden zijn. Lukt dat, dan is dat volgens Brabander al een enorme stap vooruit. ‘Er is veel meer historische kruis­bestuiving tussen gemeenten dan ze zelf vaak denken. Laat ik een voor­beeld geven. Van oudsher kwamen Katwijkse vissers naar Leiden om hier hun waren aan de man te brengen. Als ze hier toch waren, gingen ze ook gelijk naar de notaris om allerlei zaken te regelen. In de Leidse archieven is zodoende heel veel informatie te vinden over Katwijkers, maar ook over Zoeterwoudenaren en inwoners van andere gemeenten die naar Leiden kwamen om zaken te doen en dingen te regelen.’

Inventarissen van de archieven

Nu de genealogie – met als een van de motoren de vergrijzing, die inte­resse in de geschiedenis schept en tijd heeft om die te onderzoeken, zo merkt Brabander – een grote opleving doormaakt, komen amateurspeur­ders al snel voor de vraag te staan waar ze informatie over hun familie kunnen vinden. Het gemeentearchief in de eigen woonplaats is snel gevonden – dat is immers openbaar, want de gemeenten zijn wettelijk ver­plicht ze open te stellen. Maar waar zoek je verder? Lukraak een aantal archieven in de omgeving afstropen kost enorm veel tijd, terwijl niet duidelijk is wat dat oplevert. En misschien ligt in een wat verder liggend archief wel heel interessante informatie, alleen weetje niet dat die info bestaat.

Daar nu moet de website een einde aan maken: met de inventarissen van de archieven op Internet is relatief eenvoudig vast te stellen of in een bepaald archief informatie te vinden is en is globaal vast te stellen of die ook interessant kan zijn. Voor de feitelijke informatie zelf zal de onderzoeker echter naar het archief toe moeten.

De meerwaarde

Martijn Brabander: ‘Stel, ik wil op zoek naar informatie over de familie Van Noort. Ik zie op de website dat er heel veel gegevens over die fami­lie zijn te vinden in het archief van de gemeenten Hillegom en Warmond, waar de familie vandaan komt. Maar dan zie ik ook dat er een Van Noort is verhuisd naar Zoeterwoude en dat daar nu ook een tak zit. Daar zou je anders misschien nooit achter zijn gekomen en daarin zit de meerwaarde van het digitale archief.’

Het is de bedoeling dat er niet alleen inventarissen op de website komen, maar ook foto’s, prenten en andere collecties. Of die binnengehaald kun­nen worden en vervolgens uitgeprint, is nog de vraag. Veel foto’s zullen afkomstig zijn van particulieren en verzamelaars en die zullen er waar­schijnlijk weinig voor voelen om hun ‘werk’ gratis weg te geven. Daar is echter een eenvoudige oplossing voor: de illustraties worden op een lage resolutie op de website gezet, zoals nu met heel veel illustraties op Internet ook het geval is. Dat spaart veel ruimte op de centrale computer, zorgt ervoor dat plaatjes snel kunnen worden binnengehaald en tevens dat ze niet kunnen worden afgedrukt op een normaal fotoformaat. Dan blijft er van de afbeelding slechts een wazige, grove rasterafdruk over.

Rol van de VOL

Lisse loopt voorop met de digitalisering van het gemeentearchief, waarbij de Vereniging Oud Lisse een belangrijke rol vervult. Brabander wil op de website ook proberen om echte regionale projecten van de grond te krijgen. Volgend jaar is het Rembrandtjaar. Dat heeft zo’n internationale betekenis dat het regionaal centrum zich daar niet uitdruk­kelijk mee bezig gaat houden, maar dat zal overlaten aan andere instanties. Brabander denkt daarom meer aan de Haarlemmertrekvaart. Die loopt door een groot deel van Holland Rijnland en in alle gemeenten langs de route moeten informatie en foto’s beschikbaar zijn van de geschiedenis van de ooit zo belangrijke levensader van het gebied.

Trekvaart 350 jaar

‘In 2007 bestaat de Haarlemmertrekvaart 350 jaar. In alle gemeenten is materiaal te vinden, maar die collecties zijn niet gebundeld. Als je dat doet, kun je een heel breed project maken van de geschiedenis en de bete­kenis van de vaart door de eeuwen heen, waaraan iedere gemeente er een eigen invulling kan geven. Er werden goederen over vervoerd, mensen reisden via de vaart of gingen een dagje uit met de trekschuit. Als je wilt, kun je daar bijvoorbeeld ook educatieve pakketten mee ontwikkelen voor scholen.’ Brabander denkt ook aan de jongere historie. Hij wil dan ook de bibliotheken betrekken bij het centrum. ‘In de bibliotheken vind je nog streekgebonden knipselarchieven en boeken die nergens meer worden uitgegeven. De bibliotheken vormen het laatste fijnmazige en laagdrempelige netwerk waar jong en oud zo naar binnen kan stappen. Ik zou willen bekijken of de bibliotheken niet een soort historisch loket kunnen worden. Ze zouden heel interessant kunnen zijn als startpunt voor het vinden van informatie, bijvoorbeeld voor leerlingen die een historisch profielwerkstuk moeten maken. Wellicht kun je mensen van historische verenigingen dan bereid vinden om die leerlingen daarbij te helpen. Op die manier zou je de enor­me kennis bij bijvoorbeeld de Vereniging Oud Lisse kunnen overdragen aan jongeren en hun historisch besef vergroten.’

Alle streekarchieven op één plaats

De provincie wil dat op termijn alle regionale archieven op één plaats worden bewaard. Een deel van die centralisatie is er al: het Regionaal Archief van Leiden aan de Boisotkade – waar Brabander zijn onderkomen heeft – herbergt niet alleen het archief van Leiden, maar ook dat van Leiderdorp, Rijnsburg, Warmond en Zoeterwoude. Er zijn gesprekken met andere gemeenten, zegt Brabander, maar de zaak ligt gevoelig: „Als je het archief uit een gemeente weghaalt, haal je naar het gevoel van betrokke­nen ook de geschiedenis van die gemeente weg. Dat archief is toch de

belangrijkste link van een gemeente met zijn historie.’ Het zou echter wel grote voordelen hebben. Niet alleen voor onder­zoekers die dan op één plaats terecht zouden kunnen voor al hun gegevens, maar ook voor het beheer en behoud van de documenten en andere historische stukken. Bovendien kan zo ’n plek gewoon vier of vijf dagen per week open zijn en hoeft een onderzoeker geen speciale afspraken te maken bij verschillende gemeenten’. Bij de meeste gemeenten is er wel iemand die het historisch archief beheert, vaak naast zijn gewone taken. In Leiderdorp bijvoorbeeld werd maar enkele tientallen keren per jaar het archief geraadpleegd. Daar kun je natuurlijk niet iemand fulltime voor aannemen. Hier in Leiden is dat nu al zo’n 250 keer per jaar en het aantal bezoeken groeit enorm.”

Martijn Brabander zet zich helemaal in voor een Regionaal Historisch Centrum voor de streek Holland Rijnland. Daar zullen in de toekomst alle acrhieven uit het Rijnlandgebied toegankelijk dienen te zijn voor deskundigen en burgers.

Voorwoord van de voorzitter: Behoud van het dorpse karakter

De  voorzitter schrijft in het voorwoord dat de VOL na de verkiezingen de constante factor in het uitvoerend gemeentelijk beleid is. We zijn onder andere betrokken bij de gemeentelijke monumentenlijst en de Centrumvisie.

NIEUWSBLAD Jaargang 1 nummer 2, april 2002

Ton Rouwhorst

De verkiezingen zijn gelukkig weer achter de rug en we kijken er vol verwachting naar uit om met de nieuwe gemeenteraad en het col­lege van Burgemeester en Wethouders te gaan samenwerken.

Je ziet in deze tijd maar weer eens wat het belang is van onze Verening. De samenstelling van de raad of het college kan zo maar veranderen en de Vereniging Oud Lisse blijkt dan toch de constante factor te zijn in het uitvoerend gemeentelijk beleid. Het bijsturen van het monumentenbeleid en het behoud van het dorpse karakter blijven voor ons de komende raadsperiode weer de speerpunten.

De afgelopen jaren zijn we als Vereniging nauw betrokken geweest bij de bescherming van de nodige panden en deze panden op de gemeentelijke monumentenlijst te krijgen. Tevens zijn we in een vroeg stadium betrokken geweest bij het ontwikkelen van een Centrumvisie en ook daarbij is onze inbreng voor ingewijden duide­lijk herkenbaar. Betreffende de uitvoering van deze Centrum- plan­nen zullen we zeker onze rol blijven opeisen.

Ik denk dat ‘herkenbaar voor ingewijden’ een beetje in kaart brengt wat ons de komende jaren als Vereniging Oud Lisse te doen staat. De resultaten van onze inbreng in het gemeentelijk beleid zijn goed te noemen, maar meestal slechts bekend bij een kleine groep.

We zullen ons dan ook de komende periode duidelijker moeten profileren en ook zal het ledental van onze vereniging drastisch moe­ten toenemen. Een andere mogelijkheid is om de samenwerking met het Museum de Zwarte Tulp en de Stichting Dever te verwezenlijken om daardoor onze positie te verstevigen.

Deze en andere onderwerpen komen aan de orde op onze komende jaarvergadering. Ik hoop veel leden op onze jaarvergadering te mogen begroeten om gezamenlijk over deze onderwerpen te kunnen discussiëren.

 

De Kegelaars van Jan Steen

NIEUWSBLAD Jaargang 1 nummer 1, januari 2002

Nieuwsflits

Met een drukbezochte receptie en tentoonstelling vierden we op 6 september 2001 het tienjarig bestaan van de Vereniging. Burgemeester Corrie van Zon aanvaardde dankbaar de door ons aan­geboden fotoreproductie van het schilderij “De Kegelaars” van Jan Steen. Nadat de reproductie een tijdje in de hal van het gemeentehuis op een ezel tentoon was gesteld, is het teruggekeerd naar de kamer van de burgemeester.

De Kegelaars van Jan Steen