Berichten

Pareltje: Schat gravende schavuiten in Lisse

Op Kaageiland woonde de schrijver van deze avonturenreeks. In een paar van zijn boeken mag Lisse ook mee doen. Een zeer bijzonder mens die Willy van der Heide, of was het toch….. Afijn, lees maar wat Ria Grimbergen erover schrijft.

door Ria Grimbergen

Nieuwsblad 22 nummer 4  2023

ONDERGETEKENDE, Leontina Caroline Hissink, geboren te Lisse op 18 januari 1925, gehuwd met Johannes Grimbos, en wonende te Lisse, enige en wettige erfgename van Leonardus Carolus Hissink, gewoond hebbende Villa Serafina te Lisse, verklaart hiermede dat zij één vierde deel van alle op heden nog niet in haar bezit zijnde gedeelten der nalatenschap van haar vader (Leonardus Hissink) als opsporingsbeloning afstaat aan de drie navolgende personen: Arie Roos en Jan Prins, beiden wonende te Amsterdam en Robert Evers, wonende te Pittsburgh, U.S.A. Door deze onder elkaar te verdelen. Aldus te goeder trouw getekend, Leontina Grimbos-Hissink. Voorts door Arie Roos, Jan Prins, J.C. Grimbos, Bob Evers.

Met bovenstaand contract zijn we beland in het derde deel van wat bekend is geworden als de ‘Grimbos-trilogie’ in de Bob Evers-serie van Willy van der Heide, nom de plume van Willem van den Hout (1915-1985). Bas Romeyn deed eerder in het Nieuwsblad van de VOL verslag van zijn enthousiasme voor de serie, waarvan hij de delen kon lenen bij boekhandel De Volharding, die ook een leesbibliotheek exploiteerde. De Lisser jeugd zal blij geweest zijn met deze boekhandel in de Kapelstraat. De delen, die waren ingebonden en een stofomslag hadden, kostten vier gulden en vijftig cent, een bedrag dat in de jaren vijftig ver boven het budget van de gemiddelde Lisser scholier zal zijn gegaan. Het eerste deel verscheen in 1949 en nog 31 delen van de hand van Van der Heide zouden volgen. Jongens smulden van de avonturen van de twee hbs’ers Arie Roos en Jan Prins en hun Amerikaanse vriend Bob Evers. Ze zijn volwassenen te slim af, bedreigen boeven met al dan niet echte revolvers, slaan ze neer met zelfgemaakte wapenstokken en knevelen ze vervolgens professioneel. Bij vechtpartijen nemen ze heldhaftig mokerslagen in ontvangst en delen ze uit. De drie jongens rijden of in auto’s of in taxi’s, besturen motorboten en laten het geld rollen. Ze komen uit gegoede gezinnen en hebben met een eerder avontuur veel geld verdiend. De boeken zijn spannend en gekruid met humor. Zo schrijf je geen jongensboeken, was het commentaar van vier uitgevers op Van der Heides eerste typoscripten, totdat M. Stenvert en zoon uit Meppel het wel aandurfde en daarmee bestsellers in huis haalde. De uitgever verkocht meer dan vijf miljoen Bob Evers-boeken. Sommige openbare bibliotheken weerden de boeken, waarin de gangbare moraal ontbrak. ‘Niet aan te bevelen, op effect berekende nonsens’ vond het dagblad Het Vaderland over het eerste deel in de Grimbos-trilogie. Een hard oordeel komt uit sociaaldemocratische hoek. Het dagblad Het Vrije Volk geeft een deel uit de serie één kruisje, wat staat voor beter niet verschenen. Grove effecten met onwaarachtige helden en onbehouwen taal luidt de kritiek. De communistische recensent van De Waarheid ergert zich aan de ontaarde knokpartijen en vindt de boeken te Amerikaans en verwerpelijke lectuur. Positieve recensies staan in de regionale dagbladen de Winschoter Courant en het Twentsch dagblad Tubantia, die het fris geschreven en spannende avonturenverhalen vinden. ‘Een motorboot voor een drijvend flesje’ is het eerste deel in de trilogie en speelt zich onder andere af in Lisse, op Kaageiland en op de Kagerplassen. Het verhaal draait om een schat, die in de Tweede Wereldoorlog is verborgen in een landhuis met tuin en bos eromheen in Lisse. De familie Grimbos bewoont het vervallen domein. Arie Roos gaat met een privédetective in een mistige nacht op onderzoek uit. Op zoek naar het adres van de familie stopt hij in de Lissese hoofdstraat bij een telefooncel en zoekt in de telefoongids naar Grimbos. ‘Grimbos! P. S. H. …Publicist…’ ‘Een van die kerels zeker, die eens in de maand een stukje schrijven in het maandblad voor de Bloembollencultuur. Geen wonder dat zijn huis op inzakken staat’ is het smalende commentaar van Arie, die hier de spreekbuis is van Willy van der Heide. Een agent wijst het tweetal de weg naar het huis: ‘Rechtdoor. Derde straat links tot aan de brug. Dan over de brug rechts. Dat is hem’. Arie telt de straten links en zwaait af bij de derde. Hij slaat bij de brug rechtsaf en komt in een laan met aan weerszijden hoge kastanjebomen. Hieraan ligt op nummer 37 het vervallen landhuis dat bewoond wordt door het echtpaar Grimbos. Leontina Grimbos is de enige dochter van de welgestelde Frederik Hissink, die het huis 35 jaar daarvoor liet bouwen en het de naam Villa Serafina gaf. In de Tweede Wereldoorlog verkocht hij zijn bezittingen en kocht van de opbrengst bij zwarthandelaren goud en juwelen. De Duitsers vorderden Villa Serafina en Hissink trok in bij zijn tuinman. In maart 1945 verwoestte een bom het oostelijk gedeelte van de villa. Een andere bom kwam terecht op het tuinhuis en doodde Hissink en de tuinman. Zijn dochter erfde het huis. Het fortuin aan goud en juwelen dat Hissink in de kelder van Villa Serafina verborg, is verdwenen. In de Grimbos-trilogie gaan Arie en zijn vrienden op zoek naar de schat, waarbij ze de strijd aanbinden met schimmige onderwereldfiguren. Voor de oorlog werkte Willem van den Hout bij de persdienst van Philips. In 1939 werd hij opgeroepen voor militaire dienst. Het leger vond hij een lachertje. De Nederlandse moraal vermolmd. Hij sloot zich in 1941 aan bij Zwart Front van Arnold Meijer en werd propagandaleider van deze fascistische organisatie, maar hij hield dat na een half jaar voor gezien. Vervolgens werkte hij bij de Nederlandsche Omroep, de radio-omroep die geleid werd door
NSB’ers en Nazi’s. Een volgende werkkring vond Van den Hout bij het satirische blad De Gil, dat in de kiosken te koop was en in enorme oplagen verscheen. De Gil bespotte de NSB en de NSB’ers en leek een verzetsblad, maar in werkelijkheid stond het onder supervisie van de Duitse propaganda-afdeling van het Rijkscommissariaat. Het blad straalde een Amerikaanse geest uit en het was geen wonder dat van
de nummers 150.000 tot 200.000 exemplaren werden verkocht. De vlotte pen van Willem van den Hout droeg bij aan dit succes. Toen op 5 september 1944 het gerucht ging dat de geallieerden de grote rivieren waren overgestoken en NSB’ers massaal naar Duitsland vluchtten, hoonde Willem van den Hout in De Gil hun lafheid en met zijn oor voor goed in het gehoor liggende frases bestempelde hij de dag als Dolle Dinsdag, de term waaronder de dag nu in alle geschiedenisboeken voorkomt. Na het ter ziele gaan van het blad zette hij op last van de bezetter de Radio Gil Club op. Hier draaide hij tot het einde van de oorlog de verboden jazz- en dixielandplaten. Het was een door de Duitsers gefinancierde, schijnbaar illegale zender, waarin verhuld Duitse propaganda werd gemaakt. Na de bevrijding zat Van den Hout drie jaar in
voorarrest, maar een veroordeling bleef uit. Zijn detentie gebruikte hij om de eerste delen van de Bob Evers-serie te schrijven.

Willem van den Hout woonde op Kaageiland in het houten huisje links. Rechts café De Bontekoe.

Van den Hout kreeg na de oorlog een publicatieverbod van tien jaar opgelegd. Willem van den Hout was een van de kleurrijkste figuren die in het naoorlogse Nederland rondliepen. De Bollenstreek kende hij goed. In de jaren vijftig woonde hij op Kaageiland in een houten huisje naast de uitspanning De Bonte Koe. Hier schreef hij enkele van de Bob Evers-boeken. In 1967 dreef geldgebrek hem tot een onverstandige zet. Hij verkocht de rechten op de Bob Evers-serie voor een ton en had geen inkomsten meer uit royalty’s. Onder het pseudoniem Silvia Sillevis schreef hij meisjesromans, aan het seksblad Candy leverde hij bijdragen als Joke Raviera. Hij schreef onder de namen Willem W. Waterman,
Victor Valstar en Zsa Zsa Ferguson. In 1979 verscheen onder de naam Willy van der Heide het boek (‘Toen ik een Nieuw Leven ging beginnen, en andere waargebeurde verhalen uit de jaren vijftig’), een bundel met veel vaart geschreven autobiografische verhalen, die deels op Kaageiland spelen en amusant zijn, maar waarvan het waarheidsgehalte zeer dubieus is. Over de aartsprovocateur en practical joker met zijn martiale snor is veel geschreven. Er is een goed Wikipedia-lemma en op de website van het Bob Evers-genootschap www.bobevers.nl is veel informatie te vinden.

 

Grimbos-trilogie als Eekhoorn-pockets met tekeningen van J. H. Moriën.  Ze verschenen in de jaren zeventig in hoge oplagen.

Pareltje uit de bibliotheek van de VOL: driemaal De Graaff

Er is weer wat graafwerk verricht in de bibliotheek van VOL en er is goud gedolven in de vorm van een gouden graaf. De gouden graaf was het logo van bollenbedrijf De Graaff en zn. Een schat die bestaat uit wel drie pareltjes.

Ria Grimbergen

Nieuwsblad 23 nummer 1 2024

Lisse, Kerstavond, 1927, acht uur. Op het kantoor van H. de Graaff en zonen aan de Heereweg is de directie van het bloembollenbedrijf aanwezig. Op dit ongebruikelijke tijdstip vindt de aanbesteding plaats voor de bouw van een groot complex van bollenschuren, een kantoor en fietsenstallingen. De aannemers aan wie de bouw wordt gegund en de architect zijn erbij. We zijn van deze plechtige gebeurtenis op de hoogte door een pareltje uit de bibliotheek van de VOL, een in eenvoudig zwart linnen gebonden boekje dat het bestek van architect Leen Tol bevat. Gebroeders van den Putten uit Heemstede neme het werk aan voor een bedrag van f 112.438, -., zo staat in rode inkt achter in het boekje, ondertekend door de aanbesteders H. de Graaff en zonen, architect Leen Tol en de aannemers. Aan de hand van het bestek kun je je een voorstelling maken van het interieur van de bollenschuren en van het kantoor en de daarboven gelegen woning. De vloeren in hal, trappenhuis en wc’s werden in handgebakken vloertegels in twee kleuren gelegd, als een dambord, zwart met porfirgrijs, de rand zwart. De wandtegels van kunstglazuurtegels, mat majolica plinten en door strippen met kralen in vakwerk verdeeld. In het kantoor van directiekamer en spreekkamer werden ramen van eerste kwaliteit Frans spiegelglas ingezet. De bovenlichten werden versierd met eenvoudig glas-in-lood, evenals die van de wc’s, traplichten en bovenlichten van het personeelskantoor. De overige ramen in personeelskantoor en bovenwoning
werden voorzien van het goedkopere vensterglas. Het privékantoor, de spreekkamer en de benedenvertrekken worden behangen met papier van f 1,- per rol; de portier moet het doen met behang van 40 cent per rol. Een grote kostenpost op de begroting waren de Critall-Braatramen, geschopeerde stalen ramen van F. W. Braat’s Koninklijke Fabriek van Metaalwerken, die tochtvrij en waterdicht waren en een lange levensduur hadden. ‘Schoperen’ was een metaalbehandeling die roestvorming tegenging en waar de firma Braat een licentie op had. De architect reserveerde hiervoor de aanzienlijke post van f 9250,-. En zo staat het boekje vol met details over de gebruikte materialen bij de
bouw van het complex. Bloembollenbedrijven verdienden veel geld in het eerste kwart van de twintigste eeuw en gaven dat graag uit aan hun bedrijfsgebouwen. Voorheen werd een bollenschuur ontworpen door een aannemer, maar nu werden architecten ingehuurd. De aanleg van elektriciteit in 1922 maakte het mogelijk mechanisch te ventileren. De grote openslaande deuren werden overbodig. Het aanzicht van de gevels veranderde hierdoor. 1)  H. de Graaff en zonen kozen voor een architect die zeer gezocht was in de Bollenstreek, Leen Tol. Eerder was hij met Van Nes ontwerper van de Rijkstuinbouwschool, gebouwd in 1910. Hiervoor ontvingen zij een onderscheiding. Hij was zo populair dat hij kieskeurig kon zijn bij het aannemen van opdrachten. Hij wilde graag zijn creativiteit kwijt in zijn gebouwen en als een opdrachtgever niet genoeg geld in een project wilde stoppen, blies hij het af.

 

Gebouwen van Leen Tol sr. in Lisse zijn onder andere het gerenoveerde bedrijfsgebouw van bloembollenbedrijf Gebroeders Driehuizen, villa Somalo, huize  Rutsbo, villa De Tol, de kosterswoning van de Hervormde Kerk en villa Wassergeest, alle gelegen aan de Heereweg. 2 De tweede uitgave over De Graaff uit de bibliotheek van de VOL is ‘De Gouden Graaf, Een bloembollenbedrijf van 1793-1953’ van Tom Lodewijk.
Lodewijk kreeg de opdracht de tekst van het gedenkboek van het toen nog florerende bollenbedrijf  te schrijven. Uitgangspunt was de eerste catalogus van bloembollen uit 1793, die de gebroeders Cornelis en Jan de Graaff honderdzestig jaar daarvoor de wereld inzonden. De gouden graaf uit de titel slaat op de gouden spade in het wapen van de familie De Graaff. Het boek is gebonden in de donkerblauw linnen met gouden belettering, gedrukt op glanzend papier en staat vol foto’s van goede kwaliteit. Bijzonder zijn de foto’s van grondverwarming voor bloembollen. Door een systeem van leidingen en pijpen werd de grond verwarmd, waardoor op de bloembollenvelden van De Graaff hyacinten en tulpen geprepareerd konden worden voor vroegbroei. In het bollenland verrezen de stookhuizen met schoorstenen. H. de Graaff & Zonen, die inmiddels het predicaat Koninklijke aan Bloembollen Maatschappij mochten toevoegen, gaven hun gedenkboek niet alleen in het Nederlands uit. ‘Der Goldene Spaten’ en ‘The Golden Spade’ waren bedoeld voor de buitenlandse klanten. Aan de 59 pagina’s van de Nederlandse uitgave werden veertig afbeeldingen van bloembollen in kleurendruk toegevoegd, waardoor het boek ook een verkoopcatalogus voor de internationale klantenkring werd. In juli 1977 vielen de gebouwen van bloembollenbedrijf De Graaff onder de slopershamer en verrees op het vrijgekomen terrein ‘Plan de Graaff’. In de verkoopbrochure van makelaardij Romeyn voor de 51 eengezinswoningen en 36 appartementen staan een beknopt bestek en plattegronden van het plan en de woningen. De brochure prijst de rust en het leefgenot in het toch levendige Lisse aan. Dankzij twee winkelcentra en de ruime parkeergelegenheid is er geen noodzaak in de  grote steden te winkelen. En dat vlakbij Keukenhof in een omgeving met bloeiende bollenvelden, bossen en de nabijheid van duinen en strand. Ook nu nog de sterke punten waar elke makelaar op wijst. Bas Romeyn vroeg A. M. Hulkenberg de geschiedenis van bloembollenbedrijf De Graaff te schrijven, dat deze op de van hem bekende wijze deed. Gelardeerd met foto’s van het bedrijf, geeft het artikel het drukwerk een absolute meerwaarde. Niet alleen deze verkoopbrochure heeft een plek gekregen in de bibliotheek van de VOL. Ook recentere zoals van plan Oud Raadwijk, Oranjehof, Madelief en diverse bouwprojecten in Poelpolder-zuid worden beschreven en bewaard, evenals een verkoopbrochure van de Stolpboerderij, vanouds boerderij Langeveld. Peter Vink, beheerder van de bibliotheek van de VOL, attendeerde mij op de drie uitgaven rond het voormalige bloembollenbedrijf De Graaff. Op uw verzoek zijn deze en andere boeken uit het bezit van de VOL op dinsdagmorgen ter inzage in ‘De Vergulde Zwaan”.

Voetnoten
Noot 1: Dex Geerlings, De ontwikkeling van de bollenschuur tussen 1850 en 1965. Thesis. (Delft 2022), passim
Noot 2: Zie LisseTijdReis, de Index van Pex, voor meer gebouwen van Leen Tol sr. in Lisse.
Bloemenfoto’s zijn illustraties uit “ The Golden Spade”.

 

Parels van boekbindkunst

Ria Grimbergen vertelt graag over de inhoud van boeken. Dit keer gaat het ook om de omslag. Boekbinden is in vroeger jaren tot een ware kunst verheven. Deze boeken laten op dat gebied een geweldig stuk vakmanschap zien.

Ria Grimbergen

Nieuwsblad 22 nummer 2 2023

De AVB vierde haar vijftigjarig bestaan in 1910 met een publiekstrekker en zette het jubileum luister bij met twee boeken: een fotoboek en een gedenkboek, beide graag voor u uit de bibliotheekkast gehaald door Jos van Bourgondiën en Peter Vink. Een kolossaal gastenboek bevindt zich in de kluis van een bibliotheek in Hillegom, waar Arie Dwarswaard de scepter zwaait.

Machtige mannen op bezoek

Mevrouw Peng Liyun doopte met een glas champagne de tulp Cathay

Een van de machtigste mannen van de wereld bracht op 23 maart 2014 een bezoek aan Keukenhof. De president van de Volksrepubliek China Xi Jinping en zijn vrouw Peng Liyuan bezochten met het koninklijk paar het bloemenpark. Mevrouw Peng Liyun doopte met een glas champagne de tulp Cathay, de naam die ontdekkingsreiziger Marco Polo voor China gebruikte. Even spectaculair was het bezoek van Theodore Roosevelt aan de nationale bloemententoonstelling in Haarlem op 1 mei 1910. De immens populaire ex-president van de Verenigde Staten bracht een bliksembezoek aan Nederland en sloeg Haarlem met de bloemententoonstelling en het Frans Hals Museum niet over. Teddy, zoals hij liefkozend door zijn schare bewonderaars werd genoemd (en waaraan een knuffelbeertje zijn naam dankt), werd overal waar hij kwam enthousiast toegejuicht. Hieronder een foto van zijn wandeling over het tentoonstellingsterrein.

Theodore Roosevelt op de nationale bloemententoonstelling in Haarlem op 1 mei 1910.

Koffietafelboek met lichtdrukken

Het bestuur van De Algemene Vereniging voor Bloembollencultuur, de AVB, besloot in 1910 het jubileumjaar groots te vieren met een vollegrondstentoonstelling tijdens de bloeiperiode van de bollen. Van de tentoonstelling in de Haarlemmerhout bestaat een schitterend koffietafelboek, uitgegeven in royaal formaat met vijfenzeventig lichtdrukken, waarin de lof van de bloembollencultuur wordt gezongen. In zijn voorwoord schrijft Ernst H. Krelage dat het een gewaagde onderneming is van uitgever Emrik & Binger, die nog maar moet afwachten of zijn investering tot winst zal leiden. De prijs van de uitgave was voor leden f. 12,50. Het gedistingeerde boek in het bezit van de VOL is gebonden in donkerrood linnen, met in gouden letters de opdruk ‘De nationale bloemententoonstelling Haarlem 1910 in woord en beeld’. Op het voorplaat is een langwerpige foto geplakt met op de achtergrond Paviljoen Welgelegen, nu het Provinciehuis van
Noord-Holland.

Boekband in Jugendstil

Het hoofdbestuur van de AVB hield toezicht op de uitgave. Voor velen bleek de verkoopprijs van f. 12.50 te hoog. De uitgever besloot na een jaar een goedkopere, ingenaaide versie op de markt te brengen voor f. 5,00. Peter Vink, naast Jos van Bourgondiën werkzaam
in de bibliotheek van de VOL, wijst mij op een van de platen in het boek: een foto van de Kunstzaal in een tentoonstellingspaviljoen. In een sfeervol interieur hangen werken van de bekende bloembollenschilder Anton L. Koster. De lichtdrukken, een grafische techniek die destijds werd gebruikt om foto’s af te drukken, zijn van een indrukwekkende kwaliteit.

Een tweede boek in de bibliotheek van de VOL dat aandacht besteedt aan het jubileum heeft als titel ‘Gedenkboek ter herinnering aan het vijftigjarig bestaan der Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur te Haarlem 1860-1910’. André Vlaanderen tekende voor het bandontwerp en maakte er een ware parel van Jugendstil-kunst van. Een smaakvolle combinatie van een op de voor- en achterzijde doorlopende jute linnen rug en cremekleurige linnen platen met een gouden belettering. De bandtekening, eveneens in goud, toont het wapen van Haarlem met de spreuk
Vicit Vim Virtus (De moed heeft het geweld overwonnen), waarnaast twee tulpen oprijzen. Vier gouden vignetten met gestileerde bollen sieren voor- en achterplat. Het boek werd gebonden door de befaamde boekbinder Elias P. van Bommel uit Amsterdam en zijn naam staat in blinddruk op de achterzijde. De uitgave kwam niet in de handel en was bedoeld voor relaties en leden. In het boek vinden we de namen van bestuursleden van de AVB, toen nog zonder het predicaat Koninklijke, onder wie uit Lisse de mannen C. Blokhuis, J. L. Veldhuyzen van Zanten en George van der Veld. De afdeling Lisse werd opgericht in 1879 en ontwikkelde zich tot een van de belangrijkste afdelingen van de vereniging. Succesvol waren de tentoonstellingen die Lisse hield aan het eind van de negentiende eeuw. In 1892 was het lokaal in de Witte Zwaan omgetoverd in een lustoord. Tulpen waren schaars, narcissen en crocussen ontbraken, maar dat werd gecompenseerd door de hyacinten. ‘Het feest is schitterend geweest; nooit werden hier schoonere
bloemen gezien. Nooit ook mocht een tentoonstelling te Lisse zich in zulk een succes verheugen’ citeert Krelage het Weekblad voor de bloembollencultuur.

Een gastenboek van vijftien kilo

Een gastenboek van vijftien kilo

Een derde boek dat verband houdt met de bloemententoonstelling in Haarlem is een gastenboek. Dit ‘Gulden Boek’ is een indrukwekkend staaltje boekbindkunst van eveneens Elias P. van Bommel, maar voor dit boek moeten we naar Hillegom, waar Arie Dwarswaard de bijzondere
collectie boeken van het bollenvak beheert. In de kluis van de bibliotheek van de KAVB ligt een lijvige foliant, uniek want er bestaat maar één exemplaar van. De gekartonneerde bladzijden zijn versierd met een Jugendstil-rand in kleur, mogelijk ook een ontwerp van André Vlaanderen. De band heeft een leren rug met decoratieve blindstempeling en perkamenten platten. Twee metalen sluitingen voorkomen dat het boek onbedoeld opengaat. In het vijftien kilo zware gastenboek staan de handtekeningen van prominente bezoekers aan de tentoonstelling, onder wie de beschermheer van de AVB prins Hendrik, koningin Wilhelmina, koningin-moeder Emma en Theodore Roosevelt en zijn vrouw Edith. Onder de handtekeningen treffen we ook die van een Lisser aan, J. L. Veldhuyzen van Zanten. En passant laat Arie een fotoalbum zien uit 1885 in een rijk versierde band. J.H. Krelage was in dat jaar 25 jaar voorzitter van de AVB. De leden lieten zich fotograferen en het album met foto’s kreeg Krelage als geschenk. Mocht iemand op zoek zijn naar een foto van een Lissese bollenkweker uit die tijd, dan is de kans groot dat die in het
album zit. ■

 

Het pareltje van baljuw Van Buren

Isaac van Buren woonde vanaf 1791 op landgoed Wassergeesr. Hij was patriot en had ook een enorme collectie boeken en kunst. In de tuin van landgoed Wassergeest had hij ook een enorme collectie  van kostbare en exotische siergewassen.

Ria Grimbergen

Nieuwsblad 22 nummer 1 2023

‘Een bevallig vrouwtje in ’t geel satyn’ ofwel ‘Schrijvende vrouw in het geel ’of prozaïscher ‘A lady writing’, een schitterend schilderij van Johannes Vermeer, een pareltje dat nu te bewonderen is op de grote overzichtstentoonstelling van Vermeer in het Rijksmuseum. Het hing ooit aan de wand bij de eigenaar van Wassergeest, Isaac van Buren.

Patriot en kunstliefhebber
De Leidse burgemeesterszoon en jurist Isaac van Buren is een vurig patriot. Zijn mooie ‘speeltuin’ met kostbare en exotische siergewassen noemt hij Amerika, naar het land dat een onafhankelijkheidsoorlog voert tegen de Engelse overheersers en een inspiratiebron is voor de Nederlandse patriotten. Hij begeeft zich graag in kringen van kunstenaars, zoals de Leidse schildersfamilie Janson, kunstenares Christina Chalon, Barend Hendrik Thier en prentmaker en kunstverzamelaar Cornelis Ploos van Amstel.1 Zijn tuin kijkt uit op de weilanden van Zoeterwoude, het dorp  waarvan hij schout is. Van Buren, geboren in 1748, blijft lang vrijgezel. Op 43-jarige leeftijd trouwt hij met de veel jongere Maria Meerburg, de dochter van een Leidse hortulanus. Het paar betrekt in 1791 de een jaar eerder gekochte buitenplaats Wassergeest in Lisse. Zijn ‘vreemd plantsoen’ legt hij opnieuw aan op de gronden van zijn nieuwe buiten. Als in 1795 de patriotten aan de macht komen en de Bataafse Republiek uitroepen, speelt Van Buren een rol op het politieke toneel. Hij wordt een van de twee ‘raden’ van de patriotse Lissers en krijgt later een benoeming tot baljuw van Noordwijkerhout, Hillegom, Lisse en Voorhout. Neveninkomsten komen uit het ambt van kerkmeester van Leiden, dat hij veertig jaar lang bekleedt. Maar hij heeft schulden en verkoopt Wassergeest, dat hij dan al niet meer bewoont, in 1804 voor 30.000 gulden.

Huize Rozendaal aan de Heereweg, ets van Abraham Rademaker

Zijn verzameling planten en zijn goudvissenvijver verplaatst hij naar het buitentje Rosendaal aan de Heereweg. In 1806 maakt Napoleon een eind aan de jonge republiek en installeert zijn jongere broer Lodewijk Napoleon als koning van Holland. Van Buren richt een verzoek aan de nieuwe heerser en vraagt om verhoging van zijn traktement of een lucratievere post.2 Dit laatste wordt niet ingewilligd. Van Burens verzameling bomen, heesters en gewassen, waaronder vele zeldzame zoals de catalogus vermeldt, wordt 27 juli 1808 op Rosendaal geveild met een opbrengst van 938 gulden en 3 stuivers.3

Een kostbare boeken- en kunstcollectie
Een volgende stap voor de oplossing van zijn geldproblemen is de veiling beelden en instrumenten. Van Buren schakelt de Haagse veilinghouder B. Scheurleer in, die van 7 november tot 12 november 1808 de indrukwekkende collectie veilt. 4

Spotprent uit 1790 van een boekenveiling bij Sothby’s door Thomas Rowlandson

Scheurleer komt superlatieven tekort om de verzameling aan te prijzen, allerkostbaarst, uitmuntend en uniek en met veel moeite en kosten ‘bij een verzameld door de Wel Edelen Gebooren Heer Mr. J. van Buren, Bailliuw van Noordwykerhout, Hillegom, Lisse en Voorhout’. De Hagenaar heeft hoge verwachtingen van de belangstelling voor de collectie en adverteert flink voor de catalogus van 264 pagina’s in de dagbladen. Natuurlijk prees elke veilinghouder in advertenties te veilen collecties aan, maar de verzameling van Van Buren is zo uitzonderlijk dat de catalogus niet alleen op aanvraag verkrijgbaar is, maar ook te koop bij de grote boekhandels in de steden tegen een bedrag van elf stuivers. Kijkdagen worden er tegen de gewoonte in niet gehouden. De verzameling is kwetsbaar en de kostbare stukken zijn alleen op afspraak te bezichtigen aan huis bij Scheurleer.

De catalogus
De catalogus bevat 2326 nummers. Veel vallen in de rubrieken die we van veen belezen achttiende-eeuwse heer kunnen verwachten: theologie, geschiedenis, reisbeschrijvingen en politiek, waaronder veel boeken over de patriottenven de Bataafse Republiek. De Franstalige encyclopedie in 28 delen van Diderot en d’Alembert, een werk met veel wetenschappelijke artikelen dat de verlichtingsgeest ademde, ontbrak niet in zijn bibliotheek. Van Buren had als kind van zijn tijd grote belangstelling voor de natuur en de natuurwetenschappen en dat zien we weerspiegeld in het aanbod. Er zijn alleen al 40 folianten, boeken in een groot formaat, over de natuur. Daaronder een topstuk als ‘Nederlandsche vogelen’ van Cornelius Nozemann Christiaan Sepp, verschenen in vijf delen van 1770 tot 1829. Hetbis de eerste uitgave die een overzicht geeft van de inheemse vogels en ook toen een zeer kostbaar werk met een formaat van 56 × 39,5 cm. De vogelsbzijn op ware grootte afgebeeld en de gravures met de hand ingekleurd.5 Een hedendaagse koper dient diep in de buidel te tasten voor het enige exemplaar dat nu antiquarisch te koop is. Dat geldt ook voor de drie werken van Maria Sybilla Merian over rupsen en de gedaantewisseling van bEuropese en Surinaamse vlinders. Merian vertrok met haar dochter in 1699 naar Suriname, maar keerde twee jaar later vanwege haar gezondheid terug naar Amsterdam. Daar werkte zij haar studies en tekeningen uit. Vermoedelijk bezat Isaac van Buren de niet ingekleurde exemplaren. Pronkjuweeltjes zijn de 14 middeleeuwse getijdenboeken, met de hand geschreven op perkament en geïllumineerd, en vaak in opdracht gemaakt voor adellijke vrouwen en geestelijken. De getijden zijn de gebedstijden, waarop de gelovige dagelijks de voorgeschreven gebeden kon opzeggen. De ingekleurde prentjes, de miniaturen, zijn verlucht met bladgoud en zilver evenals de initialen en de randen. De laatste twee vaak versierd met dieren en bloemen. Nummer 45 uit de catalogus was ooit in het bezit van de adellijke Heylwich Borchgraaf, de weduwe van Dirc van Hessel.

Het kleinood is in 1457 vervaardigd door Peter Danielssen van Dordrecht en valt nu te bewonderen in Museum Krona in Uden. Van een van de aangeboden kostbaarheden weten we wie de koper is. Koning Lodewijk Napoleon kocht voor zijn Koninklijke Bibliotheek een roodleren marokijnen omslag met 49 Indiase miniaturen uit 1686, fijn geschilderd met penseel op papier met dekverf, goud- en zilververf en waterverf. De goudbestempelde band is afkomstig van een Leidse boekbinder, vmet op de rug de titel ‘Afbeeldsels na ’t Leven van Chineesche en Tartarische Keisers …’ De band is gedateerd op 1790 en vrijwel zeker heeft Isaac bvan Buren deze niet lang na de aankoop van de miniaturen in hetzelfde jaar, het jaar waarin hij ook Wassergeest kocht, laten maken. De afbeeldingen van Indiase heersers van de Mogoldynastie werden voor de Europese markt geschilderd. Ze waren eerder in het bezit van de Amsterdamse burgemeester Nicolaas Witsen en bevinden zich nu in het Rijksmuseum onder de naam Witsen Album. Op het schutblad heeft Van Buren zijn naam geschreven. Hij heeft er een papieren omslag omheen gedaan en de inhoud beschrevenb met als datum 1801, Op den Huisen Wassergeest onder Lisse, I. van Buren. Het album is door het Rijksmuseum gedigitaliseerd en de 49 miniaturen zijn als Witsen Album op de website te bekijken. 6

 

 

 

Topstukken

Het Witsen Album met de inhoudsbeschrijving en ondertekening van Isaac van Buren

Na de boeken worden de prenten en tekeningen geveild. Ook hieronder topstukken als de twee portretjes die Goltzius tekende van zijn schoonouders en die nu in het bezit zijn van het museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam. De tekening van Jan van Eyck (of omgeving): De aanbidding van de koningen, een tekening met zilverstift in bruin op lichtgroen geprepareerd papier of, zoals in de catalogus beschreven, ‘getekent met bruinachtig swart op een groene met eywit gedekte grond, zeer keurig, uniek en ongeschonden’ is nu in het Rijksmuseum dat als aanschafdatum 7 november 1808 noemt, de datum van deze veiling. Mogelijk is deze tekening ook gekocht door Lodewijk Napoleon. Van Buren bezat veel tekeningen en etsen van Christina Chalon, een kunstenares die hij zeer bewonderde en begunstigde. In 1779 was hij als goede vriend van haar man Christiaan Fredrik Rüppe getuige bij hun ondertrouw in Leiden. De charmante tekeningen van ‘ ’t vindingrijk Chalonnetje’ beelden tafereeltjes uit van het dagelijks leven, gestoffeerd met veel spelende kinderen en vrouwfiguurtjes. Een verzameling van 106 deels met waterverf ingekleurde tekeningen en 17 etsen wordt in één portefeuille aangeboden. Van Buren zelf geeft hierbij de toelichting dat de eerste tekeningetjes op zeer jonge leeftijd door Chalon zijn gemaakt, het eerste zelfs toen zij vijf jaar oud was. De laatste 71 ingekleurde tekeningen tonen de kunstenaresbop haar best. Dit album bevindt zich in The Morgan Library &Museum in New York.7 Van Buren, de mecenas en goede vriend van Chalon, schrijft in de catalogus dat hij regelmatig in haar atelier aanwezig was terwijl zij haar werk  etste en drukte. De kunstenares overleed in 1808 op 59-jarige leeftijd geestesziek als patiënte van het verpleeghuis Nieuwenburg in Hazerswoude. Naast Chalon genoten de al eerder genoemde familie Janson en Barend Hendrik Thier zijn protectie. Van Thier kennen we twee aquarellen van de speeltuin Amerika en twee van de vrijheidsboom bij Wassergeest, die hij voor Van Buren maakte. Hij kreeg eerder ook opdracht botanische prenten te vervaardigen van de exotische gewassen in de speeltuin. Dat resulteerde in een album met oorspronkelijk 155 aquarellen met de titel ‘Plantarum Selectarum in horto viri Nobilissimi Jaäci van Buren, dicto Americae’. Een album dat niet in 1808 is geveild, maar twee eeuwen later.8

Een bevallig vrouwtje door de Delfsche van der Meer
B. Scheurleer adverteert in de Leydse Courant voor de verzameling van Van Buren: de Indische koningen vinden we daar, en werk van de beeldende kunstenaars Ploos van Amstel, Vinkeles, Chalon, Janson. Maar het schilderij dat nu het absolute hoogtepunt van een veiling bij Christie’s of Sotheby’s zou zijn, noemt hij in de advertentie niet… Het is met 23 andere schilderijen opgenomen in de rubriek Rariteiten en wordt als een na laatste nummer geveild. De Delftse meester Johannes Vermeer was door zijn kleine oeuvre in de loop van de achttiende eeuw in vergetelheid geraakt. In de negentiende eeuw groeide langzaam de belangstelling, maar zover was het nog niet in 1808. Het ‘bevallige vrouwtje in ‘t geel’ is een van de latere meesterwerken van Johannes Vermeer en bekend als ‘Schrijvende vrouw in het geel’ of, zoals de huidige eigenaar the National Gallery of Art in Washington het betitelt, ‘A Lady writing’. Het is gedateerd rond 1665. Het schilderij maakt deel uit van de grote Vermeer-tentoonstelling die nu in het Rijksmuseum te zien is. Van de 37 aan hem toegeschreven schilderijen worden er in het Rijksmuseum 28 tentoongesteld. Het is een van de schilderijen waarin de kunstenaar zijn model het gele bont omzoomde jakje laat dragen dat aangetroffen is in de boedelinventaris na zijn dood. Voor haar ligt een parelsnoer en in haar oren heeft zij parels, haar haar is vrolijk versierd met gele strikken. Opkijkend van haar schrijfwerk, ziet ze ons sereen aan, een flauwe glimlach om haar mond. Wie de geportretteerde is, is onbekend. Een mogelijkheid is dat Vermeer zijn vrouw Catharina Bolnes schilderde. Op hoeveel de veilinghouder het kunstwerk in 1808 afsloeg is onbekend. We beschikken helaas niet over een catalogus met veilingprijzen. Het bedrag zal zeker onder de f 100,00 hebben gelegen. Op een volgende veiling, in 1816, werd het geveild voor f. 70,00 en op de veiling daarna in 1825 voor f. 305,00. 9 Dat de baljuw met de verkoop van het schilderij niet uit de schulden is, mag duidelijk zijn.

De lijdensweg van een baljuw
Financieel zal hij het nog moeilijker krijgen als het baljuwschap door de Franse gemeentewet van Napoleon wordt afgeschaft. In 1810 is er geen baljuw meer in de vier ambachten Noordwijkerhout, Hillegom, Lisse en Voorhout. Van Buren heeft in 1811 in Leiden nog een functie als inspecteur van het zegel, maar een jaar later wordt de voormalige eigenaar van Wassergeest onder bewindvoering gesteld van zijn broer Pieter, secretaris van de Staten van Holland. Zonder zijn toestemming mogen er geen zaken met Isaac van Buren worden gedaan. Lang heeft deze pijnlijke situatie niet geduurd. De advertentie wordt geplaatst op 23 september 1812 en op 3 oktober overlijdt hij. Twee dagen later wordt Isaac van Buren begraven in Pieterskerk in Leiden. 10 In de kunsthistorische literatuur over vooral Vermeer komen we Isaac van Buren tegen. Zijn naam leeft voort, niet dankzij zijn baljuwschap maar dankzij zijn kunstcollectie.

Pareltje: over de strijdbare Gerard van der Laan

Gerard van der Laan (1552-1635) woonde op Ter Specke. Zijn belevenissen wordt besproken.

Door Ria Grimbergen

Nieuwsblad 21 nummer 4, 2022

Held in de Tachtigjarige Oorlog, burgemeester van Haarlem, eigenaar van Ter Specke en strijdbaar tot zijn laatste snik, maar in twee pamfletten belasterd door de contrareformisten.

De Spanjaarden worden afgeslacht bij de Boshuizer schans. Op de achtergrond de drijvende schans, die onder bevel stond van Gerard van der Laan. Een afgehakt Spaans hoofd of een deel daarvan leverde een premie op. Anonieme kunstenaar. Lakenhal Leiden.

Held tijdens Leidens ontzet
Gerard van der Laan, ook wel Gerrit van der Laen of Verlaen, vocht in de beginjaren van de Tachtigjarige Oorlog tijdens het beleg van Leiden. Van der Laan werd op 14 februari 1552 in Leiden geboren als zoon van Cornelis van der Laan en Beatrix van Montfoort in een van oorsprong Haarlemse familie van bierbrouwers. Vader Cornelis is al vanaf 1535 eigenaar van de Lissese hofstede Ter Specke. Gerard studeerde in Leuven, destijds na de Sorbonne de belangrijkste universiteit van het Europese vasteland. Hij was pas 22 jaar oud toen hij op 26 april 1574 tijdens het beleg van Leiden als kapitein het bevel voerde over vijfhonderd Engelsen en een grote groep vrijbuiters bij Alphen. Hij verdedigde het versterkte dorp en de sluizen van Gouda tegen de Spanjaarden onder de Spaanse legerleider Valdez. Drie stormlopen weerstonden Van der Laan en zijn mannen, maar bij de vierde leden zij zware verliezen en vluchtten naar Leiden. Valdez, die via een tactiek van uithongeren de stad tot overgave wilde dwingen, bouwde een vesting bij de brug van Boshuizen, die zeer hinderlijk was omdat de stadsmuren van daaruit met vuur konden worden beschoten. De Leidenaars besloten een uitval te wagen en in de vroegte van 29 juli trokken troepen de stad uit richting het verdedigingswerk. Gerard van der Laan kreeg het bevel over een drijvende schans, bemand door musketiers. Het spectaculaire gevaarte, gebouwd op boten, werd naar de krijgshandeling geroeid. De overval slaagde. De zestig overwonnenen werden op een na bruut afgeslacht. De laatste maal dat Van der Laan met zijn mannen in actie zou komen was op 3 oktober. Een dichte mist hing over het land en de groep vrijbuiters stond klaar om uit te vallen naar de schans Lammen. De schans was echter door de Spanjaarden al verlaten en het ontzet van Leiden was een feit.1

De burgemeester belasterd

Familiewapen in blauw met een keper vergezeld van drie liggende vaten met beugel in zilver. Helmteken: een vat tussen vleugels gedeeld van blauw en zilver.
Wapen met helmteken in grafsteen gebeiteld.

Gedeelte van het familiewapen van Van der Laen

Twee jaar later, in 1576, trouwde Van der Laan met Catharina Oem, een moeder van twee kinderen en weduwe van zijn neef Gerrit, overleden tijdens het beleg van Haarlem in 1573. Het paar vestigde zich in Haarlem en Van der Laan behoorde al snel tot de mannen die de dienst uitmaakten in de stad. Zijn carrière verliep voorspoedig. In 1588 werd hij aangesteld als schepen en benoemd in de vroedschap van de stad en later tot een van de vier burgemeesters. Van der Laan verkeerde in kringen van arminianen, de volgelingen van de remonstrant Arminius, en van vrijdenkers als Coornhert. Zijn oom Nicolaas van der Laan was beschermheer en vriend van deze grote humanist en schrijver, die lange tijd in Haarlem woonde. Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621), de wapenstilstand in de Tachtigjarige Oorlog, braken de Bestandstwisten uit tussen remonstranten en contraremonstranten. Ook in Haarlem barstte de strijd tussen de beide partijen los. De remonstrantse regenten wensten geen inmenging van contraremonstrantse predikanten in het stadsbestuur. De laatsten wilden niet alleen baas zijn in hun kerk, maar ook politieke en maatschappelijke invloed hebben. Het Haarlemse stadsbestuur verlangde daarom inspraak bij het beroepen van predikanten. Een lastercampagne tegen Van der Laan als vertegenwoordiger van dit standpunt volgde. Koopman Abraham de Block verspreidde dus roddels over de burgemeester. Hij was gezien in het gezelschap van twee hoeren in het bordeel ’t Rode huys. Hij zou een geslachtsziekte hebben opgelopen en de vader zijn van een buitenechtelijk kind. Zware beschuldigingen aan het adres van een regent, in een tijd waarin overspel werd bestraft. De Block kreeg als oproerkraaier een veroordeling tot een verbanning van twaalf jaar uit de stad.2

Wulpsche lichtveerdicheyt

Grafsteen van Gerard van der Laan in de Grote kerk aan’t Vierkant

Hoewel de Hoge Raad het vonnis over De Block vernietigde, schreef een woedende anonieme pamflettist in 1618 het schotschrift ‘Den Haerlemschen Harminiaen’, gericht tegen de remonstranten in het stadsbestuur en vooraltegen Van der Laan, de ‘Harminiaen” uit de titel. Zijn geloof is gevoed door Coornhert, Arminius en Socinius  en dergelijke spotters, beweert de pamflettist. Hij wordt vergeleken met de minderbroeder Cornelis Brouwer van Dordrecht, die de reputatie had wraakzuchtig en seksueel pervers te zijn: ‘Broeder Cornelis van Dordrecht schijnt wederom tot Lisse verresen te sijn’. Volgens de schrijver heeft Van der Laan ook in Lisse een kwalijke reputatie: ‘Want ick niet alleen over de 40 jaren kennisse aan u gehadt hebbe / maar ben veeltijdts tot Haerlem ende kome oock dicmaels tot Lisse, daar uwe wulpsche lichtveerdicheyt een ander ten exempel dickwils vermaent worden’.3

Het stadsbestuur loofde op 13 juni 1618 vergeefs een beloning van 300 gulden uit voor het aanbrengen van de schrijver van het pamflet. De Lisser die volgens het pamflet Van der Laans levenswandel publiekelijk afkeurde is mogelijk Johannes van Middelhoven, predikant van de gereformeerde kerk in Lisse. Hij was beroepen in 1612, maar in 1619 vertrok hij naar Haarlem. Hij werd daar aangesteld als rector van de Latijnse school en verving de humanistische schrijver Theodorus Schrevelius, die ontslagen was vanwege zijn remonstrantse sympathieën. Van Middelhoven stond te boek als contraremonstrant. Eveneens in 1618 verscheen het curieuze schotschrift ‘Copye van den lasterlijcken brief van Verlaen’. Het pamflet drukt twee brieven af die in augustus 1615 waren geschreven door Gerard van der Laan, op zijn hofstede in Lisse. De eerste brief is gericht aan predikant Hendrik Geesteranus. Van der Laan beklaagt zich over de Vlaamse nieuwkomers binnen de stad, felle contraremonstranten. Het zijn lieden die het geheugen hebben van vliegen, die vijf, zes keer aan het mes ontsnapt zijn en dan weer op dezelfde plaats gaan zitten om aan stukken te worden geslagen. Zij zijn door de stad vriendelijk ontvangen, maar willen politieke invloed. De stad heeft hiermee als het ware een vijand binnen de poorten gehaald. De brief is omlijst door de woedende commentaren van de pamflettist, die Van der Laan onder meer onder de neus wreef dat de zuiderlingen bijgedragen hadden aan zijn welvaart en aan die van Haarlem. De tweede brief is gericht aan de heren burgemeesters. 4

De calvinistische religie is mij suspect

Oktober 1618 volgde in Haarlem de wetsverzetting van prins Maurits. Hij ontsloeg de burgemeesters, leden van de vroedschap en officieren van de schutterij. Gerard van der Laan verloor op 66-jarige leeftijd zijn bestuursfuncties. De remonstrantse godsdienst werd in 1619 officieel verboden. Van der Laan bleef een dwarse persoonlijkheid. Voor de Haarlemse kerkenraad verklaarde hij in 1620 dat de calvinistische religie
hem altijd ‘suspect’ (verdacht) was. Hij had zich erbij aangesloten uit opportunistische overwegingen. Kerkgang, ach hij ging ter kerke om een goed voorbeeld te geven, maar hemzelf zei het niets. Hij kon ook zelf wel de bijbel lezen. Een redenering die getuigt van die van een libertijn en vrijgeest en niet van een waardig lid van de gereformeerde gemeente, oordeelde de kerkenraad. 5

Later verklaart hij dat hij in het geheel niet meer kerkt, hij zou het alleen doen als dat werd verplicht. Zeven jaar na zijn ontslag als burgemeester schrijft hij een lang betoog waarin hij zich uitspreekt over de staat van het land, de religie en vooral de rol van de gehate predikanten. Zij bouwen een machtspositie op waardoor de regenten geen goed bestuur kunnen uitoefenen. Politie, regering en gouvernement kunnen niet regeren als zij overal hun ‘kloeten’ insteken. Ze draaien en verdraaien alles en bewerken het grauw. Het probleem is dat de predikanten van lage komaf zijn, ‘gesproten uitet schuim ende gespuis van ’t gemeene onbesnoeit ende onwetende volk, die
van naturen alle overheit haten’. Canaille is het. 6

Het noodlot vindt zijn weg
Van der Laan bewoonde met zijn zich steeds uitbreidende gezin, hij was een jaar na de dood van Catharina Oem in 1589 hertrouwd met Magdalena van Beresteijn, een huis in de Jacobijnestraat. Mogelijk heeft hij zich na alle perikelen in 1618 teruggetrokken op Ter Specke. Daar overlijdt in 1620 zijn tweede vrouw. In 1623 woont hij volgens het Hoofdgeld 1623 met twee inwonende dienstmeiden op zijn hofstede in Lisse. Van der Laan steekt nog eenmaal zijn nek uit in de zaak van de gevangengenomen kunstschilder Torrentius, die om zijn opvattingen
en erotisch getinte schilderijen in diskrediet was geraakt en gevangengezet. In oktober 1627 attesteert hij ten gunste van Torrentius en in 628 staat hij ervoor garant dat de schilder niet zal vluchten als hij buiten de gevangenis zijn straf uitzit. Gerard van der Laan overleed op Ter Specke op 16 februari 1635. In de Grote Kerk bij het Vierkant ligt zijn fraaie grafsteen met het wapen van de Van der Laans en als zinspreuk een citaat van Vergilius ‘Fata viam invenient’, Het noodlot vindt zijn weg. 7

Noten

I H. A. van Oerle ‘De rol van schansen bij het beleg van 1572-1574.’ In: Leids jaarboekje 1974. P.34-50
II Gabrielle Dorren ‘Eenheid en verscheidenheid, De burgers van Haarlem in de Gouden Eeuw’. Amsterdam 2001, p.188-189.
III Haerlemschen Harminiaen, p. 14,15. Digitaal te raadplegen via Google Books
IV Lasterlycke brief, p. 12. Digitaal te raadplegen via Google Books.
V A. Th. van Deursen ‘Bavianen en slijkgeuzen’. Franeker 1998. P.224-225.
VI G. Groenhuis ‘De predikanten’ p. 114-115. Geciteerd naar G. Brandts ‘Historie der Reformatie’. Deel 4, P.632-642
VII Zie voor Gerard van der Laan 1. LisseTijdReis, tabel Index van Pex. Onder andere over de vele grondaankopen in Lisse. 2. M. Thierry de Bye Dólleman en O. Schutte ‘Het Haarlemse geslacht Van der Laen’. Overdruk De Nederlandsche Leeuw, 1969. P.20-25. Raadpleegbaar in de bibliotheek van de VOL.

 

Nieuwsblad Jaargang 21 nummer 3, 2022

In de bibliotheek van de VOL bevindt zich een deel van de boekerij van Bert Kölker. Daar vond onder anderen zijn belangrijke verzameling cartografische boeken

Door Ria Grimbergen

Nieuwsblad Jaargang 21 nummer 3, 2022

In de bibliotheek van de VOL bevindt zich een deel van de boekerij van Bert Kölker. Zijn belangrijke verzameling cartografische boeken vond hier onderdak. Bert was een groot kenner van Nederlandse molens. Hij bewerkte het handschrift van de Lisser timmerman en molenmaker Cornelis van der Zaal zó deskundig dat het uitgroeide tot een belangrijke uitgave over molenbouw en molenonderhoud. Als provinciaal archiefinspecteur van de provincie Noord-Holland hield hij toezicht op de zorg voor de archieven van waterschappen en gemeenten. In deze archieven bevinden zich vele kaarten en kaartboeken. Bert werkte mee aan deheruitgaven van ‘Jacob Aertsz. Colom’s Kaart van Holland uit 1639’ en de ‘Kaart van Noord-Holland door Joost Jansz. Beeldsnijder 1575-1608’, die zich in de bibliotheek van de VOL bevinden.

Drie andere kaartboeken uit het bezit van Bert Kölker zou ik kort willen bespreken. De eerste is de in kleur geassimileerde kaart van Rijnland, die bekend is onder de naam ‘Prins Maurits’ kaart van Rijnland en omliggend gebied, door Floris Balthasar en zijn zoon Balthasar Florisz. van Berckenrode in 1614 getekend’. De uitgave verscheen in 1989 bij Canaletto en bevattwaalf losse bladen in een blauwe map. Aaneen geschoven vormen ze de schitterende, met waterverf ingekleurde kaart die in opdracht van het hoogheemraadschap van Rijnland werd gemaakt. Balthasars beschermheer stadhouder Maurits kreeg dit unieke exemplaar aangeboden en aan hem was de kaart ook opgedragen. Floris Balthasar was tekenaar, graveur, landmeter, goudsmid en uitgever. Hij en zijn zoon hadden bekendheid gekregen doordat zij in opdracht van de Staten Generaal ‘nieuwskaarten’ maakten, waarop de strijd tegen de Spanjaarden cartografisch werd uitgebeeld en met tekst werd toegelicht. Deze populaire kaarten informeerden de burger over het verloop van de strijd. Zijn kaarten en prenten verkocht de graveur zelf aan zijn Delftse huis. Aan het Binnenhof in Den Haag had hij een ‘comptoirken’, een soort kiosk, waar zijn waren werden aangeboden.
Het tweede boek is nauw verwant met het eerste. Het is de facsimile van dezelfde kaart van Rijnland van Floris Balthasar en zijn zoon, de kaart die in 1615 in druk  verscheen. Het waterschap van Rijnland beschikte niet over adequate kaarten die zij konden gebruiken voor het beheer van het waterschap en de daarbij behorende belastingen. Zij gaven Balthasar de opdracht het gebied in kaart te brengen. De kaart is gekarteerd op een schaal van 1:30.000. Deze heruitgave verscheen in 1972 bij Canaletto in een band met de kaarten van Schieland en Delfland, die eerder al waren getekend door Balthasar. De landmeter kreeg destijds nog problemen met zijn Rijnlandse opdrachtgevers omdat de grens met Delfland ongunstig uitviel voor Rijnland. In oktober 1614 werd hij in Leiden in hechtenis genomen en over deze kwestie verhoord.

De uitstekende inleiding bij ‘Kaarten van Rijnland, Delfland en Schieland 1611-1615’ is van G. ’t Hart, destijds chartmeester van het hoogheemraadschap Rijnland. ’t Hart schrijft dat ‘mr. Floris’ op 24 april 1614 voor zijn karteringswerk naar Lisse, Hillegom en Sassenheim kwam, waarna hij op 29 april doorreisde naar Oegstgeest. Door dit aardige detail weten we dat deze kaart een beeld
geeft van de situatie in 1614. De 24 koperplaten waarop Balthasar zijn kaarten graveerde, bestaan nog en zijn in het bezit van het hoogheemraadschap. Naast deze kaart tekende Floris Balthasar met zijn zoon Balthasar een “Chaertbouck” van de ambachten in Rijnland, een manuscriptatlas die zich in het archief van het hoogheemraadschap van Rijnland bevindt.

Een derde interessante uitgave is de facsimile van ‘Het kaartboek van Rijnland’ uit 1746, ook met een inleiding van G. ’t Hart. Dit is de derde druk van de kaart van de Rijnlandse landmeters Johannes Dou en Steven van Broeckhuysen. De eerste drukken verschenen in 1647 en 1687. Melchior Bolstra was als landmeter in dienst van het hoogheemraadschap Rijnland en had een reputatie als waterstaatkundig cartograaf opgebouwd. Bolstra reisde door Rijnland met de kaart van 1687 in de hand en constateerde dat er veel was veranderd. Polders waren drooggelegd, de omtrek van meren en plassen klopte niet meer met de situatie van 1687.  Bolstra stelde zijn broodheren voor de kaart te verbeteren. In het zevende blad van de twaalf bladen tellende kaart bracht hij o.a. wijzigingen aan bij de afzanderij van Hop en de Achterweg bij het Keukenduin, die inmiddels verlegd was. Hij berekende het hoogheemraadschap hier een bedrag voor van f 4,-. Aan deze uitgave werd een kaart toegevoegd van het Haarlemmermeer uit 1740, ook gekarteerd door Bolstra. Dit was op initiatief van het hoogheemraadschap Rijnland en bedoeld om een politiek signaal te geven aan de Staten van Holland. Bolstra projecteerde de kaarten van het Haarlemmermeer uit 1647 en 1687 en drie nog oudere uit 1531,1591 en 1610 op zijn nieuwe kaart en benadrukte hiermee de desastreuze groei van het meer, die ook grote gevolgen had voor het waterbeheer van Rijnland. We zien nog een stukje Lisse, Lisserbroek en Roversbroek op deze kaart en hoe de Waterwolf, de ‘ineetende kanker’, ook hier vrat aan het land. Deze cartografische kunstwerken zijn niet alleen mooi om te zien, maar ook belangrijk voor onderzoek naar het verleden. De pre kadastrale kaarten, kaarten van voor de instelling van het kadaster, bevatten tekeningen van waterlopen, wegen, bruggen, molens, huizen en grondbezit. Zij kunnen dienen bij archeologisch onderzoek en zo antwoord geven op de vraag waar ooit een gebouw stond of waar een beekje liep. Een goed voorbeeld van het belang van kaartgegevens
voor historisch onderzoek is de uitgave ‘Sporen van Six in Lisse’, waar de veranderingen in landschap en bebouwing aan de hand van kaarten kan worden gevolgd. Naast deze uitgaven zijn in LisseTijdReis bij de tabel ‘boek’ de andere kaartboeken te vinden die geschonken zijn aan de bibliotheek van de VOL. Op het schutblad is soms het ex libris van Bert Kölker geplakt, met daarop een afbeelding van Erasmus en de zinspreuk ‘Ut prosim’, dat ik mag dienen, dat ik van nut mag zijn betekent. Maar met of zonder ex libris, Jos van Bourgondiën haalt ze graag voor u uit de speciale kaartenkast. ■

 

PARELTJE: de Bataafse republiek

Na de omwenteling roepen de patriotten in het hele land het volk bijeen in de kerkgebouwen. Het oude bestuur van de dorpen en steden dient te worden vervangen door een voorlopige patriotsgezinde gemeenteraad, een municipaliteit. Zo ook in Lisse. De locosecretaris van de Municipaliteit van Lisse Lambertus Bicker reageerde op een klacht.

Ria Grimbergen

Nieuwsblad jaargang 21 nummer 2, 2022

Aan het eind van de achttiende eeuw was het politiek onrustig in de Republiek der Verenigde Nederlanden. Kritische burgers verenigden zich in de patriottenbeweging. Zij waren tegen het bewind van stadhouder Willem V en zijn regenten, die het land in verval hadden gebracht. In 1781 verscheen het pamflet ‘Aan het volk van Nederland’, waarin patriot Joan Derk van der Capellen anoniem het stadhouderschap fel aanviel. Hij wilde een democratische staat en riep de bevolking op tot bewapening. In het hele land werden exercitiegezelschappen opgericht, vrijkorpsen die met gebruik van wapens de macht wilden overnemen. In Lisse was al voor 1786 een patriots ‘Genootschap van Wapenhandel’ actief onder de naam ‘Voor land en dorp’. 1 De Pruisische koning Frederik Willem II schoot zijn zwager Willem V te hulp en zijn leger versloeg in 1787 de patriotten. Veel patriotten vluchtten naar Frankrijk. Eind 1794 keerde een deel van hen terug met de Franse legers, die over de bevroren rivieren de Republiek binnendrongen. In januari was het leger van Willem V en een alliantie van Engelse, Hessische en Hannoveraanse troepen verslagen.
19 Januari 1795 stichtten de patriotten de Bataafse Republiek onder het motto ‘Vrijheid, gelijkheid en broederschap’ en nam een voorlopige regering het landsbestuur over. De dag ervoor was stadhouder Willem V naar Engeland gevlucht.

Hoe zou de omwenteling in Lisse zijn verlopen?

Een Extract uit de Resolutie van de Municipaliteit van Lisse met een rekwest en een bijgevoegde ‘Memorie’ gaat over deze machtswisseling. De locosecretaris van de Municipaliteit van Lisse Lambertus Bicker reageerde op de klacht van de rekwestranten. De zaak werd behandeld in een ‘Vergadering van de provisionele representanten van het volk van Holland op woensdag 18 maart 1795’. De oorspronkelijke en uitgebreidere tekst is te raadplegen via Delpher en Google books (zie ook LisseTijdReis).

Allons, de sleutels van de kerk

Na de omwenteling roepen de patriotten in het hele land het volk bijeen in de kerkgebouwen. Het oude bestuur van de dorpen en steden dient te worden vervangen door een voorlopige patriotsgezinde gemeenteraad, een municipaliteit. Zo ook in Lisse. De Lissers Albertus de Haan, Gijsbert van Parijs, Gerrit van Klaveren en Jacob Marchant dienen later een rekwest in bij de Municipaliteit van Lisse. Het is een bezwaarschrift over de wijze waarop de bestuursverandering in Lisse is verlopen. Onwettig en gewelddadig volgens rekwestranten. De bijgevoegde ‘Memorie’ is op 23 februari 1795, in het eerste jaar van de Bataafse vrijheid, ondertekend door de eerdergenoemden en door Fuijt van Leeuwen, Engel Smit, Barend van der Bron, Hendrik van Schrama. Op de 27ste januari 1795, zo schrijven zij, is in Lisse een briefje aangeplakt. Het is geschreven in een onduidelijke hand en het is niet ondertekend. De burgers worden opgeroepen om om twee uur bijeen te komen in de kerk. Voor het Rechthuis heeft zich tegen die tijd een grote menigte verzameld. Isaac van Buren, eigenaar van Wassergeest en dan nog schout van Zoeterwoude, vordert op onbeschofte wijze de sleutels van de kerk van Fuijt van Leeuwen, klerk van de secretarie van Lisse met de woorden: ‘Allons, de sleutels van de kerk’. Van Leeuwen aarzelt. De sleutels waren aan hem toevertrouwd door de kerkmeesters. Een ingekwartierde Franse soldaat staat voor Van Leeuwen met ontblote sabel en dreigt ‘Allons donnes les clés tout de suite’. Van Leeuwen overhandigt de sleutels van de kerkdeur en het volk stroomt de kerk in. Isaac van Buren, Lambertus Bicker, Jan Verdegaal, Jan van Zoelen, Jacob Vreeburg en Albert Wundel positioneren zich als de nieuwe machthebbers door plaats te nemen in de bank van de Heer van Lisse. Bickers lijfwacht van zes bewapende Fransen en de dronken lijkende huzaar met de sabel zijn in de kerk. Jan van Zoelen roept na een korte toespraak Isaac van Buren en Lambertus Bicker uit tot hun representanten. Het oude bestuur had het vertrouwen van de burgerij verloren en nu zal men een nieuw bestuur aanstellen. Bicker heeft een lijstje met namen van mannen die mogen kiezen. De kiezers trekken zich terug in de consistorie en roepen Bicker uit tot schout. Nieuwe burgemeesters, schepenen en een secretaris worden aangesteld. Onder de schepenen zijn zelfs enkele van de kiezers zelf. Dit verbaast de burgers in de kerk. Zij hadden ook graag gekozen, maar de huzaar dreigt tegenstanders aan zijn sabel te rijgen: ‘Le premier que le rémue je le foureré le sable dans le ventre ou il n’y a point de Dieu pour moy’. De burgers Fuijt van Leeuwen en Jacob Marchant willen onheil voorkomen en vertalen zijn woorden voor de burgerij. Ondertussen roept de huzaar de vergaderde menigte toe ‘Est il bon’. Daarop antwoordt of Van Buren of Bicker ‘Oui, vive la Nation’. De klacht is dat voor de bijeenkomst in de kerk een groep burgers al was bijeengekomen op Wassergeest in het huis van Van Buren en onder hen was Engel Smit. Smit beweert dat alles al was bekonkeld en dat de posten al waren verdeeld.

Bickers verdediging
Lambertus Bicker verdedigt zich in zijn functie van locosecretaris Ter Ordonnantie van de Municipaliteit van Lisse.
Hij verklaart aan de voorlopige regering dat de vervangen personen aanhangers waren van de Oranjes. Hij refereert aan de gebeurtenissen in 1787, toen militaire troepen door het dorp trokken en woningen en bezittingen beschadigden, waarbij zelfs een persoon het leven liet. Tegen deze gewelddadigheden traden zij destijds niet krachtdadig op. Weldenkende en vooraanstaande burgers kunnen nu gebruik maken van de natuurlijke ‘Vrijheid en Rechten van den Mensch’. Edelmoedige Fransen stelden ten koste van goed en bloed hun nu daartoe in staat.
Deze burgers besloten na herhaalde bijeenkomsten de regering te veranderen (het bestuur te vervangen) en de zittende regenten te bedanken. Zij zouden door de stem des volks andere burgers en regenten doen kiezen, die naar oordeel van het volk nuttig en bekwaam zijn om voorlopig het bestuur over te nemen totdat er een vaste vorm van bestuur zou zijn en voldoende personen om de verschillende bestuursfuncties te vervullen, gekozen en aangesteld door het volk. Veertien personen kwamen daarop bij elkaar op Wassergeest bij Isaac van Buren, toen nog schout van Zoeterwoude. Zij kozen uit hun midden Isaac van Buren en Lambertus Bicker tot hun raden en tot kiezers de zes burgers Pieter Creemer, Frans Willem Enneker, Jan van den Aardweg, Engel Smit, Jan van Beek en Pieter van Dijk. De kiezers kregen een lijstje met namen van geschikte leden voor het voorlopige bestuur. Tot schout Lambertus Bicker, tot burgemeesters Jacob van der Jagt, Jan van Zoelen, Jan Verdegaal en Cornelis van der Jagt. Tot schepenen Pieter Creemer, Frans Willem Enneker, Jan Stellekes, Hendrik Nieuwenhuizen, Albert Wundel, Jan van Beek en Hendrik Lynslag. Tot scriba Fuijt van Leeuwen. De veertien mannen begaven zich vervolgens naar Teunis van Keulen in de herberg de Witte Zwaan op het Vierkant. Pieter Creemer verzocht de zittende burgemeesters een vergadering te beleggen. Die weigerden en Isaac van Buren vorderde de sleutels van de kerk van de toenmalige klerk van schout Pagenstecher, die ze in zijn zak had. De klerk kreeg een ontvangstbewijs.

Het briefje
Een volgend punt dat Bicker behandelt is de zaak van het ongetekende en onduidelijk geschreven briefje dat was aangeplakt. Op het Vierkant bevond zich een menigte die bij elkaar was gekomen door de zeer duidelijk geschreven briefjes van de veertien voornoemde burgers. De tekst van de briefjes was woordelijk overgenomen van de tekst die in Leiden was gebruikt om het volk bijeen te roepen. Ze waren 26 januari aangeplakt bij de gereformeerde en roomse kerken en aan de aanplakborden binnen en buiten Lisse. De dag erna, de 27ste, bleken ze afgescheurd. Ze zijn weer opnieuw aangeplakt. Ten overvloede is het volk de 27ste bij mondelinge aanzegging opgeroepen om twee uur in de middag in de kerk bijeen te komen. Jan van Zoelen hield daar een korte toespraak. Hij deelde mee dat voornoemde twaalf burgers Isaac van Buren en Lambertus Bicker tot hun raden hadden verkozen. Daarop hield burger Lambertus Bicker een toespraak. De zes kiezers werden voorgesteld en door het volk goedgekeurd. Zij gingen naar de consistorie en nomineerden de mensen die de vorige dag op Wassergeest al waren voorgesteld. Een uitzondering was Fuijt van Leeuwen, die geen scriba wenste te zijn en als secretaris werd benoemd. Van Buren lichtte het volk in. Bicker benadrukt nog eens dat het een voorlopig bestuur betreft. Het volk keurde het goed met groot genoegen, ze namen het zelfs aan met het draaien der hoeden. Zonder wanorde en niemand werd gedwongen.
Volkomen vrijheid werd in acht genomen. De bestuurswijziging is zonder ongeregeldheden en tot genoegen van de vergaderde menigte verlopen. De huzaar met het blanke sabel De huzaar, schrijft Bicker, was aanwezig in de kerk, maar op eigen initiatief. Hij woonde de plechtigheid bij. Bicker nam hem later tegen zijn wil mee naar Leiden. Hij bleek zijn regiment verlaten te hebben en stond bekend als een slecht persoon. Nog diezelfde avond werd hij door generaal Du Mercier gevangengenomen. De ondergetekenden vragen de provisionele representanten in overweging te nemen dat de ondertekenaars van het rekwest bestaan uit de oude bedankte regenten en personen die de Oranjepartij aanhingen en hun medeburgers vervolgden bij de omwenteling van 1787. Bicker wijst nog eens op de rol van Fuijt van Leeuwen, die de ‘Memorie’ ondertekende, maar hiervan berouw had en nu tot secretaris is benoemd. Hij laat het aan de Vergadering van de Provisionele Representanten over te oordelen over Van Leeuwens gedrag en zijn geschiktheid voor de post van secretaris. Bicker wordt in het gelijk gesteld. De Vergadering besluit dat de indieners van het rekwest zich voorlopig tevreden moeten stellen met het nieuwe bestuur.

Katholieken in het bestuur
De ondertekenaars van het rekwest en de memorie waren op Engel Smit na nederduits gereformeerd. Zij waren winkelier, landbouwer of herbergier. Onder de veertien patriotten die op Wassergeest bij elkaar kwamen, bevonden  zich drie eigenaren van buitenplaatsen. De arts en wetenschapper Lambertus Bicker woonde op Meer en Duin, Isaac van Buren op Wassergeest en Albert Wundel op Wildlust. Opvallend is dat van de veertien patriotten er zeker acht katholiek zijn. Ook landelijk bevonden zich veel katholieken onder de patriotten. Zij waren voorheen uitgesloten van bestuursfuncties, kerkten in schuilkerken en zagen nu een kans invloed op het bestuur uit te oefenen. Isaac van Buren werd benoemd tot baljuw van Hillegom, Lisse, Voorhout en Noordwijkerhout. Hij liet de jeugd van de vier ambachten op 15 mei 1795 een vrijheidsboom voor Wassergeest oprichten, waarvan B. H. Thier een mooie aquarel maakte. ■

Gezigt van de groote Beuken en Dennenlaan op de hofstede Wassergeest met de vrijheidsboom.” Anno 1795. (G.A.Leiden)

Parelje: Klein Veenenburg, inspiratie voor C. Kieviet

C. J. Kieviet was de schrijver van de boeken van Dik Trom. Hij was onderwijzer in Lisse. In het boek ‘De hut in het bosch’ is veel van de omgeving van Veenenburg te herkennen. Een bollenfamilie ziet het duin- en bosgebied veranderen in kaal bollenland.

Ria Grimbergen

Nieuwsblad jaargang 21 nummer 1, 2022

Een verliefde jongeman pakt in 1879 zijn pen op en schrijft een ode aan Lisse. Hij is dat jaar benoemd als hulponder-wijzer aan de Openbare School. Volg de Veenenburgerlaan, spoort hij aan. Daar woont op Klein Veenenburg het meisje van wie hij houdt. De dichter is C. Joh. Kieviet en na deze eerste ongepubliceerde pennenproef zouden 48 kinderboeken van zijn hand verschijnen. Een ervan staat in de bibliotheek van de VOL en niet zonder reden. Het speelt zich af in Lisse in het bos bij het landgoed Veenenburg.

Ontmoeting met Gezina

C. Joh. Kieviet werd in 1858 in Hoofddorp geboren als tiende kind van een timmerman. Zijn oudere broer Laurens kreeg een aanstelling als schoolhoofd van de nieuwe school met onderwijzerswoning in Lisserbroek. In het bevolkingsregister van de Haarlemmermeer wordt Johan als inwonend bij zijn broer in Lisserbroek bijgeschreven. Na een baan op een school in Vijfhuizen, wordt hij in 1879 hulponderwijzer aan de Openbare Lagere School in Lisse. In die tijd leert hij Gezina Veldhuyzen van Zanten kennen. Zij zou Engelse of Franse les gekregen hebben van Kieviets broer Laurens. In 2019 verscheen een biografie van Kieviet, geschreven door zijn achterkleinzoon Ton van der Lee. Volgens de familieverhalen verloor hij zijn hart toen een elegant geklede jonge vrouw op het Vierkant uit een koets stapte. Johan dirigeerde een koortje, waarin haar veel jongere zusje Agnes zong. De hulponderwijzer spelde een briefje met een voorstel voor een ontmoeting aan de binnenkant van de schortzak van het meisje, dat zij ongezien aan Gezina moest geven. Geheime afspraakjes volgden. Een jaar daarna maakte Kieviet zijn opwachting bij de ouders van zijn bruinharige beminde. Als hulponderwijzer verdiende hij een klein loontje, te weinig om een gezin fatsoenlijk te onderhouden. De ijverige jongeman studeerde hard voor zijn hoofdakte, maar mocht zich pas in 1881 met Gezina verloven. Een jaar daarna had hij de hoofdakte op zak en kreeg een baan als onderwijzer in Den Haag. Nadat Kieviet in 1883 een aanstelling kreeg als hoofd van een school in Etersheim in Noord-Holland, kreeg hij toestemming met Gezina te trouwen. Op 4 oktober 1883 werd het burgerlijk en kerkelijk huwelijk (NH) in Lisse gesloten. Het schooltje met schoolmeesterswoning in Etersheim was nieuw en geknipt voor het paar, dat een mooie toekomst tegemoet leek te gaan. De zwangerschapppen van Gezina verliepen echter dramatisch. In de loop van de eerste huwelijksjaren baarde zij vijf voldragen kinderen, die allen levenloos geboren werden. Een zesde kindje kwam levend ter wereld. De grote vreugde sloeg om in verdriet toen het jongetje dood in zijn wiegje werd gevonden. Na negen jaar huwelijk werd in 1892 een gezonde zoon Marinus Laurens geboren, in 1893 gevolgd door een dochter, Gretha.

De hut in het bosch

Landhuis Veenenburg

In zijn vrije tijd schreef Kieviet kinderboeken, waaronder ‘Uit het leven van Dik Trom’, een verhaal over
een kwajongen met een goed hart. Dik was geenvoorbeeldig jongetje als de kinderen in de negentiende-eeuwse boekjes. Een omslag in kinderboekenland. Pedagogen waarschuwden voor het slechte voorbeeld, maar Dik werd populair bij de jeugd. Het bos bij de Veenenburgerlaan uit Kieviets gedicht, komt terug in ‘De hut in het bosch’, dat in 1905 verscheen. Evenals Dik halen de kleinkinderen van grootvader Bolland van den Heuvel ondeugende
streken uit. Het boek geeft een levendig beeld van het leven van een bollenfamilie. In de figuur van grootvader Bolland van den Heuvel beschrijft Kieviet zijn schoonvader Marinus. In de vakantie stroomt zijn huis in Lisse vol met logés, kinderen en kleinkinderen die buiten de Bollenstreek wonen. Marinus Veldhuyzen van Zanten woonde op ‘Klein Veenenburg’, eerst met zijn vrouw, vijf dochters en vijf zonen, later met alleen zijn ongetrouwde dochter Agnes.. Het bos ligt tegenover het huis aan de overkant van de weg, een wildrijk gebied. Eigenaar is de driftige baron
van Beerenbroeck, waarin Arnoud Hendrik baron van Hardenbroek van Ammerstol van het landgoed Veenenburg te herkennen valt. Een onaangenaam mens, die zijn boswachter opdracht geeft te jagen op de katten van grootvader, die wel eens een konijn of haasje verschalken. De baron is verantwoordelijk voor de teloorgang van het bos. Kieviet beschrijft hoe heuvels worden afgegraven en bomen geveld. De boswachter gebruikt meer de bijl dan het geweer.
Het mooie bos zal verdwijnen, maar de baron denkt alleen aan de goede bollengrond die dat oplevert.

Recensies
Het boek kreeg in 1905 een paar recensies, die gematigd positief zijn. De recensenten vinden het onderhoudend,
aardig, gezond-humoristisch, met prettige beschrijvingen van dolle avonturen. Sommige gedeelten zijn echter te langdradig en het is lastig om de vele familieleden uit elkaar te houden. Een recensent heeft als bezwaar dat
dieren als gevoelloos speelgoed worden beschouwd. De tekeningen van A. Beerends kunnen niet bekoren. De
een vindt ze een mislukking, de ander vindt dat de tekenaar een wonderlijke visie op kinderen heeft. Op de eerste bladzijde staat al een tekening van een poes die het eindje van zijn staart aan een touwtje heeft, ervan afgeschoten door de boze boswachter.

Voor de tweede druk uit 1916 maakte Joh. Braakensiek de tekeningen. Een voor de hand liggende keuze, want mede dankzij deze illustrator had Dik Trom triomfen gevierd. Toch koos uitgever Valkhoff voor de vierde druk uit 1927 voor de begaafde tekenaar Jan Lutz. Bij uitgever Mulder verscheen in 1949 de druk die in het bezit is van de bibliotheek van de VOL, aangepast aan de nieuwe spelling en met de plaatjes van Lutz. Drie jaar voor ‘Het huis in
het bosch’ verscheen, kreeg Kieviet een baan als hoofdonderwijzer bij een openbare school in Zaandam. Op 59-jarige leeftijd ging hij wegens gezondheidsproblemen met pensioen en verhuisde naar Wassenaar. In 1931, een jaar na de dood van zijn vrouw, overleed Kieviet in in de Mariastichting in Haarlem.

Gebruikte literatuur en bronnen:
Ton van der Lee: Kieviet, Biografie van de schrijver van Dik Trom (2019).
Met dank aan Ton van der Lee voor het gedicht ‘Lisse’ in handschrift.
Deen Boogerd over Kieviet in Nieuwsblad van VOL, jrg. 13-1 (jan-2014), p. 36-37.
Lisse Tijd Reis

Johannes Cornelis Kiviet

 

Pareltje: Handleiding van een Schoolplaat over de Bollenstreek

Begin twintigste eeuw werden aardrijkskundige schoolplaten geschilderd. Anton L. Koster schilderde een schoolplaat van de Bollenstreek. De handleiding van deze plaat uit 1916 is in het bezit van de VOL. R. Schuiling en Jac. P. Thijsse schreven deze handleiding van 28 pagina’s over de streek, die nog grotendeels uit duinen bestond.

Ria Grimbergen

Jaargang 20 nummer 4, 2021

De beste kunstschilders van Nederland ontvingen begin twintigste eeuw een uitnodiging van de Groningse uitgever Noordhoff mee te werken aan een serie aardrijkskundige wandplaten van Nederland. Haagse School-schilders als J. H. Wijsmuller en Bernard Blommers kregen een opdracht, evenals Anton L. Koster. Koster was zeer succesvol met zijn schilderijen van bloembollenvelden en hij schilderde de aquarel die voor de schoolplaat ‘De bloembollenvelden bij Lisse’ werd gebruikt.

De handleiding
Bij de schoolplaten werden handleidingen gemaakt, die door onderwijzers gebruikt konden worden bij hun aardrijkskundelessen. In de bibliotheek van de CHVOL bevindt zich de handleiding uit 1916 bij de schoolplaat van
Koster. Een mooi art-deco-ontwerp siert het omslag. Aardrijkskundeleraar en sociaalgeograaf R. Schuiling en de grote natuurbeschermer Jac. P. Thijsse schreven samen het boek. Op het omslag staat nog de naam van Thijsses vriend E. Heimans. Hij overleed in 1914,  waarna Thijsse de taak van hem overnam.  Thijsse was de grote man achter Verkadealbums als ‘Blonde duinen’, ‘Texel’ en ‘Het Naardermeer’, waarin hij in een meeslepende stijl de Nederlandse natuur beschreef. De handleiding telt 28 pagina’s en vermoedelijk is het Schuiling die de gedegen beschrijving geeft van de geschiedenis van de bollenteelt, het Rijnlandse waterbeheer, de bloembollenhandel en het landschap. Aardig zijn de details die hij geeft over de Lissese samenleving, die in 1916 6400 inwoners telt, waarvan 59% rooms-katholiek is. De meeste notabelen, onder wie de bollenkwekers, zijn hervormd en de laatsten zijn zeer welgesteld. De vele mannen, vrouwen en jongens die in de bollenschuren werken, verdienen naar de mening van de schrijver een goed loon. Middenklassers, mensen tussen arm en rijk, zijn er niet veel in Lisse. De uitgave begint met een kaartje waarop nog een stukje Noordzee, een hoekje Haarlemmermeer, en de plaatsen Noordwijkerhout, Lisse,
Hillegom en Bennebroek staan aangegeven. Daarnaast de duinen, de bollenvelden, het bosgebied, grasland en bouwland. Noordhoff bood de scholen de kaartjes los aan voor een klein prijsje van twee cent, of nog minder bij grotere afname. De leerlingen hadden dan elk een eigen exemplaar. Ook de foto’s uit het boekje verkocht de uitgever los om zo de ronde in de klas te laten doen. Mooie foto’s van Lisse zijn erbij, zoals een dwarsdoorsnede van een binnenduin met humus- en veenlagen, een afgraving van een binnenduin, een bollenkwekerij met bollenschuur, de bollensorteermachine De Vlinder van Van Stijn en de Rijkstuinbouwwinterschool.

Een wandeling door de Bollenstreek
Dan pakt Jac. P. Thijsse de pen op voor een beschrijving van een wandeling door de Bollenstreek. De tocht begint bij het buiten Vaart en Duin in Overveen, met links bollenveldjes. Dan wandelt hij via Kraantje Lek naar Elswout en vervolgens langs Leiduin en Woestduin naar Vogelenzang. Voorbij Vogelenzang liggen de bollenvelden aan weerszijden van de Leidsevaart. Hij wandelt westwaarts naar De Zilk, waar een kilometer brede strook binnenduin
is met een bijzondere plantengroei. Adelaarsvarens, struikhei en zeepijnen, een coniferensoort. Dan neemt hij de eerste dwarsweg links en wandelt door de weilanden van de Zilkerpolder naar Lisse, over de Leidsevaart en het spoor naar Keukenhof. ‘Een van de mooiste en meest beroemde buitens van den binnensten binnenduinstrook. Een
openbaar pad leidt midden door de plaats en verderop worden vreedzame wandelaars in ’t bosch geduld, zoodat we hier nog eens kunnen genieten van woud en water en van zandige hoogten, bedekt met dennen en eiken kreupelhout’, schrijft Thijsse. Het bos galmt van de vogelzang en door de kalkarme bodem groeien ‘nergens de adelaarsvarens zoo hoog en dicht als in het dennenbosch van de Keukenhof en ook de andere karakterplant, de Valsche Salie, geraakt hier tot hooge ontwikkeling’.

De zanderij bij Veenenburg. Links op de afgezande stukken werden direct percelen ingericht. Foto: Leendert Blok ca. 1920

Langs de Veenenburger ‘grindweg’ voert de tocht naar Hillegom, eerst nog langs de bossen en weiden van Keukenhof. Dan verandert het landschap. De afgravingen zijn in volle gang met een ingrijpende landschapsverandering als gevolg. ‘Duizenden hectaren schilderachtig woud maakten plaats voor vlakke, lage akkertjes’. Thijsse beschrijft de rietschelven, de haagjes rondom de veldjes, die schimmels en bacteriën weren en de wind tegenhouden. Het landschap blijft zo tot Bennebroek. Dit is de kern van het bollenland. De vroegere duinen, bossen en buitens zijn verdwenen. Noordelijk van Bennebroek is de situatie beter en zijn er nog de Hartenkamp en het Manpad en Groenendaal, dat voor afzanding is behoed door aankoop van de gemeente Heemstede. Na een tocht van vijfentwintig kilometer kan de vermoeide wandelaar de bollen-jan-plezier naar Haarlem nemen. Thijsse is lyrisch over het vogelleven en de plantengroei die hij waarneemt tijdens zijn wandeling van Overveen tot Keukenhof, maar minder over het bollenland van Lisse tot Bennebroek. Tussen de regels door proef je zijn ontstemdheid over de aantasting van het landschap door de zandafgravingen.

De schoolplaat
Lisse is niet herkenbaar op de schoolplaat. Dat was ook niet de opzet. De voorstelling op de wandplaat is kenmerkend voor landschappen in de hele Bollentreek, met een rechte sloot, belangrijk voor het vervoer en voor de waterstand. De vlet ligt klaar om de gekopte bloemen naar de porriehoop af te voeren. Op de voorgrond een boerderij, op de achtergrond de duinen, met daarvoor een bollenschuur met de villa van de bollenkweker. Wilt u Thijsses tocht met zijn vele natuurbeschrijvingen nawandelen en de veranderingen in het landschap en de flora
zien, vraag dan aan bibliothecaris Jos van Bourgondiën de handleiding ter inzage. ■

 

Pareltje: het boek Vader Izaäk

Het ‘Pareltje’ van deze aflevering valt in de categorie ‘Genealogie’. Izaäk de Kooker scheef het boek ‘Vader Izaäk’ . Het verscheen in 2014 bij uitgeverij Boekscout. Het boek geeft een zeer herkenbaar beeld van het leven van een kleine zelfstandige en zijn gezin in de jaren 1950 tot 1970.

door Ria Grimbergen

Jaargang 20 nummer 3, 2021

Het ‘Pareltje’ van deze aflevering valt in de categorie ‘Genealogie’. Izaäk de Kooker werkte als adviseur Groenvoorziening bij de gemeente Lisse, maar stopte met werken, gedwongen door hartproblemen. Wachtend op een oproep voor een harttransplantatie, besloot hij de herinneringen aan zijn vader en het gezin waarin hij opgroeide op te schrijven. ‘Vader Izaäk’ verscheen in 2014 bij uitgeverij Boekscout. Het boek geeft een zeer herkenbaar beeld van het leven van een kleine zelfstandige en zijn gezin in de jaren 1950 tot 1970. Vader Izaäk is een harde werker met een driftig karakter, maar ook altijd in voor een grap. Hij verdiende zijn brood met het kweken van dahlia’s, perkplanten, vaste planten en bollen en huurde daarvoor land in de Haarlemmermeer en in Lisse. Later legde hij zich toe op het onderhoud van tuinen. ‘Een werkzaam leven vol hilarische momenten’ is de treffende ondertitel van dit boekje dat door veel Lissers met plezier zal worden gelezen. Jos van Bourgondiën leent het graag uit aan leden van de CHVOL, evenals de vele andere boeken uit de bibliotheek. Waardevolle exemplaren worden niet meegegeven,
maar zijn op dinsdagmorgen ter inzage in de Vergulde Zwaan.

Izaak de Kooker