Berichten

Parels van boekbindkunst

Ria Grimbergen vertelt graag over de inhoud van boeken. Dit keer gaat het ook om de omslag. Boekbinden is in vroeger jaren tot een ware kunst verheven. Deze boeken laten op dat gebied een geweldig stuk vakmanschap zien.

Ria Grimbergen

Nieuwsblad 22 nummer 2 2023

De AVB vierde haar vijftigjarig bestaan in 1910 met een publiekstrekker en zette het jubileum luister bij met twee boeken: een fotoboek en een gedenkboek, beide graag voor u uit de bibliotheekkast gehaald door Jos van Bourgondiën en Peter Vink. Een kolossaal gastenboek bevindt zich in de kluis van een bibliotheek in Hillegom, waar Arie Dwarswaard de scepter zwaait.

Machtige mannen op bezoek

Mevrouw Peng Liyun doopte met een glas champagne de tulp Cathay

Een van de machtigste mannen van de wereld bracht op 23 maart 2014 een bezoek aan Keukenhof. De president van de Volksrepubliek China Xi Jinping en zijn vrouw Peng Liyuan bezochten met het koninklijk paar het bloemenpark. Mevrouw Peng Liyun doopte met een glas champagne de tulp Cathay, de naam die ontdekkingsreiziger Marco Polo voor China gebruikte. Even spectaculair was het bezoek van Theodore Roosevelt aan de nationale bloemententoonstelling in Haarlem op 1 mei 1910. De immens populaire ex-president van de Verenigde Staten bracht een bliksembezoek aan Nederland en sloeg Haarlem met de bloemententoonstelling en het Frans Hals Museum niet over. Teddy, zoals hij liefkozend door zijn schare bewonderaars werd genoemd (en waaraan een knuffelbeertje zijn naam dankt), werd overal waar hij kwam enthousiast toegejuicht. Hieronder een foto van zijn wandeling over het tentoonstellingsterrein.

Theodore Roosevelt op de nationale bloemententoonstelling in Haarlem op 1 mei 1910.

Koffietafelboek met lichtdrukken

Het bestuur van De Algemene Vereniging voor Bloembollencultuur, de AVB, besloot in 1910 het jubileumjaar groots te vieren met een vollegrondstentoonstelling tijdens de bloeiperiode van de bollen. Van de tentoonstelling in de Haarlemmerhout bestaat een schitterend koffietafelboek, uitgegeven in royaal formaat met vijfenzeventig lichtdrukken, waarin de lof van de bloembollencultuur wordt gezongen. In zijn voorwoord schrijft Ernst H. Krelage dat het een gewaagde onderneming is van uitgever Emrik & Binger, die nog maar moet afwachten of zijn investering tot winst zal leiden. De prijs van de uitgave was voor leden f. 12,50. Het gedistingeerde boek in het bezit van de VOL is gebonden in donkerrood linnen, met in gouden letters de opdruk ‘De nationale bloemententoonstelling Haarlem 1910 in woord en beeld’. Op het voorplaat is een langwerpige foto geplakt met op de achtergrond Paviljoen Welgelegen, nu het Provinciehuis van
Noord-Holland.

Boekband in Jugendstil

Het hoofdbestuur van de AVB hield toezicht op de uitgave. Voor velen bleek de verkoopprijs van f. 12.50 te hoog. De uitgever besloot na een jaar een goedkopere, ingenaaide versie op de markt te brengen voor f. 5,00. Peter Vink, naast Jos van Bourgondiën werkzaam
in de bibliotheek van de VOL, wijst mij op een van de platen in het boek: een foto van de Kunstzaal in een tentoonstellingspaviljoen. In een sfeervol interieur hangen werken van de bekende bloembollenschilder Anton L. Koster. De lichtdrukken, een grafische techniek die destijds werd gebruikt om foto’s af te drukken, zijn van een indrukwekkende kwaliteit.

Een tweede boek in de bibliotheek van de VOL dat aandacht besteedt aan het jubileum heeft als titel ‘Gedenkboek ter herinnering aan het vijftigjarig bestaan der Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur te Haarlem 1860-1910’. André Vlaanderen tekende voor het bandontwerp en maakte er een ware parel van Jugendstil-kunst van. Een smaakvolle combinatie van een op de voor- en achterzijde doorlopende jute linnen rug en cremekleurige linnen platen met een gouden belettering. De bandtekening, eveneens in goud, toont het wapen van Haarlem met de spreuk
Vicit Vim Virtus (De moed heeft het geweld overwonnen), waarnaast twee tulpen oprijzen. Vier gouden vignetten met gestileerde bollen sieren voor- en achterplat. Het boek werd gebonden door de befaamde boekbinder Elias P. van Bommel uit Amsterdam en zijn naam staat in blinddruk op de achterzijde. De uitgave kwam niet in de handel en was bedoeld voor relaties en leden. In het boek vinden we de namen van bestuursleden van de AVB, toen nog zonder het predicaat Koninklijke, onder wie uit Lisse de mannen C. Blokhuis, J. L. Veldhuyzen van Zanten en George van der Veld. De afdeling Lisse werd opgericht in 1879 en ontwikkelde zich tot een van de belangrijkste afdelingen van de vereniging. Succesvol waren de tentoonstellingen die Lisse hield aan het eind van de negentiende eeuw. In 1892 was het lokaal in de Witte Zwaan omgetoverd in een lustoord. Tulpen waren schaars, narcissen en crocussen ontbraken, maar dat werd gecompenseerd door de hyacinten. ‘Het feest is schitterend geweest; nooit werden hier schoonere
bloemen gezien. Nooit ook mocht een tentoonstelling te Lisse zich in zulk een succes verheugen’ citeert Krelage het Weekblad voor de bloembollencultuur.

Een gastenboek van vijftien kilo

Een gastenboek van vijftien kilo

Een derde boek dat verband houdt met de bloemententoonstelling in Haarlem is een gastenboek. Dit ‘Gulden Boek’ is een indrukwekkend staaltje boekbindkunst van eveneens Elias P. van Bommel, maar voor dit boek moeten we naar Hillegom, waar Arie Dwarswaard de bijzondere
collectie boeken van het bollenvak beheert. In de kluis van de bibliotheek van de KAVB ligt een lijvige foliant, uniek want er bestaat maar één exemplaar van. De gekartonneerde bladzijden zijn versierd met een Jugendstil-rand in kleur, mogelijk ook een ontwerp van André Vlaanderen. De band heeft een leren rug met decoratieve blindstempeling en perkamenten platten. Twee metalen sluitingen voorkomen dat het boek onbedoeld opengaat. In het vijftien kilo zware gastenboek staan de handtekeningen van prominente bezoekers aan de tentoonstelling, onder wie de beschermheer van de AVB prins Hendrik, koningin Wilhelmina, koningin-moeder Emma en Theodore Roosevelt en zijn vrouw Edith. Onder de handtekeningen treffen we ook die van een Lisser aan, J. L. Veldhuyzen van Zanten. En passant laat Arie een fotoalbum zien uit 1885 in een rijk versierde band. J.H. Krelage was in dat jaar 25 jaar voorzitter van de AVB. De leden lieten zich fotograferen en het album met foto’s kreeg Krelage als geschenk. Mocht iemand op zoek zijn naar een foto van een Lissese bollenkweker uit die tijd, dan is de kans groot dat die in het
album zit. ■

 

Het pareltje van baljuw Van Buren

Isaac van Buren woonde vanaf 1791 op landgoed Wassergeesr. Hij was patriot en had ook een enorme collectie boeken en kunst. In de tuin van landgoed Wassergeest had hij ook een enorme collectie  van kostbare en exotische siergewassen.

Ria Grimbergen

Nieuwsblad 22 nummer 1 2023

‘Een bevallig vrouwtje in ’t geel satyn’ ofwel ‘Schrijvende vrouw in het geel ’of prozaïscher ‘A lady writing’, een schitterend schilderij van Johannes Vermeer, een pareltje dat nu te bewonderen is op de grote overzichtstentoonstelling van Vermeer in het Rijksmuseum. Het hing ooit aan de wand bij de eigenaar van Wassergeest, Isaac van Buren.

Patriot en kunstliefhebber
De Leidse burgemeesterszoon en jurist Isaac van Buren is een vurig patriot. Zijn mooie ‘speeltuin’ met kostbare en exotische siergewassen noemt hij Amerika, naar het land dat een onafhankelijkheidsoorlog voert tegen de Engelse overheersers en een inspiratiebron is voor de Nederlandse patriotten. Hij begeeft zich graag in kringen van kunstenaars, zoals de Leidse schildersfamilie Janson, kunstenares Christina Chalon, Barend Hendrik Thier en prentmaker en kunstverzamelaar Cornelis Ploos van Amstel.1 Zijn tuin kijkt uit op de weilanden van Zoeterwoude, het dorp  waarvan hij schout is. Van Buren, geboren in 1748, blijft lang vrijgezel. Op 43-jarige leeftijd trouwt hij met de veel jongere Maria Meerburg, de dochter van een Leidse hortulanus. Het paar betrekt in 1791 de een jaar eerder gekochte buitenplaats Wassergeest in Lisse. Zijn ‘vreemd plantsoen’ legt hij opnieuw aan op de gronden van zijn nieuwe buiten. Als in 1795 de patriotten aan de macht komen en de Bataafse Republiek uitroepen, speelt Van Buren een rol op het politieke toneel. Hij wordt een van de twee ‘raden’ van de patriotse Lissers en krijgt later een benoeming tot baljuw van Noordwijkerhout, Hillegom, Lisse en Voorhout. Neveninkomsten komen uit het ambt van kerkmeester van Leiden, dat hij veertig jaar lang bekleedt. Maar hij heeft schulden en verkoopt Wassergeest, dat hij dan al niet meer bewoont, in 1804 voor 30.000 gulden.

Huize Rozendaal aan de Heereweg, ets van Abraham Rademaker

Zijn verzameling planten en zijn goudvissenvijver verplaatst hij naar het buitentje Rosendaal aan de Heereweg. In 1806 maakt Napoleon een eind aan de jonge republiek en installeert zijn jongere broer Lodewijk Napoleon als koning van Holland. Van Buren richt een verzoek aan de nieuwe heerser en vraagt om verhoging van zijn traktement of een lucratievere post.2 Dit laatste wordt niet ingewilligd. Van Burens verzameling bomen, heesters en gewassen, waaronder vele zeldzame zoals de catalogus vermeldt, wordt 27 juli 1808 op Rosendaal geveild met een opbrengst van 938 gulden en 3 stuivers.3

Een kostbare boeken- en kunstcollectie
Een volgende stap voor de oplossing van zijn geldproblemen is de veiling beelden en instrumenten. Van Buren schakelt de Haagse veilinghouder B. Scheurleer in, die van 7 november tot 12 november 1808 de indrukwekkende collectie veilt. 4

Spotprent uit 1790 van een boekenveiling bij Sothby’s door Thomas Rowlandson

Scheurleer komt superlatieven tekort om de verzameling aan te prijzen, allerkostbaarst, uitmuntend en uniek en met veel moeite en kosten ‘bij een verzameld door de Wel Edelen Gebooren Heer Mr. J. van Buren, Bailliuw van Noordwykerhout, Hillegom, Lisse en Voorhout’. De Hagenaar heeft hoge verwachtingen van de belangstelling voor de collectie en adverteert flink voor de catalogus van 264 pagina’s in de dagbladen. Natuurlijk prees elke veilinghouder in advertenties te veilen collecties aan, maar de verzameling van Van Buren is zo uitzonderlijk dat de catalogus niet alleen op aanvraag verkrijgbaar is, maar ook te koop bij de grote boekhandels in de steden tegen een bedrag van elf stuivers. Kijkdagen worden er tegen de gewoonte in niet gehouden. De verzameling is kwetsbaar en de kostbare stukken zijn alleen op afspraak te bezichtigen aan huis bij Scheurleer.

De catalogus
De catalogus bevat 2326 nummers. Veel vallen in de rubrieken die we van veen belezen achttiende-eeuwse heer kunnen verwachten: theologie, geschiedenis, reisbeschrijvingen en politiek, waaronder veel boeken over de patriottenven de Bataafse Republiek. De Franstalige encyclopedie in 28 delen van Diderot en d’Alembert, een werk met veel wetenschappelijke artikelen dat de verlichtingsgeest ademde, ontbrak niet in zijn bibliotheek. Van Buren had als kind van zijn tijd grote belangstelling voor de natuur en de natuurwetenschappen en dat zien we weerspiegeld in het aanbod. Er zijn alleen al 40 folianten, boeken in een groot formaat, over de natuur. Daaronder een topstuk als ‘Nederlandsche vogelen’ van Cornelius Nozemann Christiaan Sepp, verschenen in vijf delen van 1770 tot 1829. Hetbis de eerste uitgave die een overzicht geeft van de inheemse vogels en ook toen een zeer kostbaar werk met een formaat van 56 × 39,5 cm. De vogelsbzijn op ware grootte afgebeeld en de gravures met de hand ingekleurd.5 Een hedendaagse koper dient diep in de buidel te tasten voor het enige exemplaar dat nu antiquarisch te koop is. Dat geldt ook voor de drie werken van Maria Sybilla Merian over rupsen en de gedaantewisseling van bEuropese en Surinaamse vlinders. Merian vertrok met haar dochter in 1699 naar Suriname, maar keerde twee jaar later vanwege haar gezondheid terug naar Amsterdam. Daar werkte zij haar studies en tekeningen uit. Vermoedelijk bezat Isaac van Buren de niet ingekleurde exemplaren. Pronkjuweeltjes zijn de 14 middeleeuwse getijdenboeken, met de hand geschreven op perkament en geïllumineerd, en vaak in opdracht gemaakt voor adellijke vrouwen en geestelijken. De getijden zijn de gebedstijden, waarop de gelovige dagelijks de voorgeschreven gebeden kon opzeggen. De ingekleurde prentjes, de miniaturen, zijn verlucht met bladgoud en zilver evenals de initialen en de randen. De laatste twee vaak versierd met dieren en bloemen. Nummer 45 uit de catalogus was ooit in het bezit van de adellijke Heylwich Borchgraaf, de weduwe van Dirc van Hessel.

Het kleinood is in 1457 vervaardigd door Peter Danielssen van Dordrecht en valt nu te bewonderen in Museum Krona in Uden. Van een van de aangeboden kostbaarheden weten we wie de koper is. Koning Lodewijk Napoleon kocht voor zijn Koninklijke Bibliotheek een roodleren marokijnen omslag met 49 Indiase miniaturen uit 1686, fijn geschilderd met penseel op papier met dekverf, goud- en zilververf en waterverf. De goudbestempelde band is afkomstig van een Leidse boekbinder, vmet op de rug de titel ‘Afbeeldsels na ’t Leven van Chineesche en Tartarische Keisers …’ De band is gedateerd op 1790 en vrijwel zeker heeft Isaac bvan Buren deze niet lang na de aankoop van de miniaturen in hetzelfde jaar, het jaar waarin hij ook Wassergeest kocht, laten maken. De afbeeldingen van Indiase heersers van de Mogoldynastie werden voor de Europese markt geschilderd. Ze waren eerder in het bezit van de Amsterdamse burgemeester Nicolaas Witsen en bevinden zich nu in het Rijksmuseum onder de naam Witsen Album. Op het schutblad heeft Van Buren zijn naam geschreven. Hij heeft er een papieren omslag omheen gedaan en de inhoud beschrevenb met als datum 1801, Op den Huisen Wassergeest onder Lisse, I. van Buren. Het album is door het Rijksmuseum gedigitaliseerd en de 49 miniaturen zijn als Witsen Album op de website te bekijken. 6

 

 

 

Topstukken

Het Witsen Album met de inhoudsbeschrijving en ondertekening van Isaac van Buren

Na de boeken worden de prenten en tekeningen geveild. Ook hieronder topstukken als de twee portretjes die Goltzius tekende van zijn schoonouders en die nu in het bezit zijn van het museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam. De tekening van Jan van Eyck (of omgeving): De aanbidding van de koningen, een tekening met zilverstift in bruin op lichtgroen geprepareerd papier of, zoals in de catalogus beschreven, ‘getekent met bruinachtig swart op een groene met eywit gedekte grond, zeer keurig, uniek en ongeschonden’ is nu in het Rijksmuseum dat als aanschafdatum 7 november 1808 noemt, de datum van deze veiling. Mogelijk is deze tekening ook gekocht door Lodewijk Napoleon. Van Buren bezat veel tekeningen en etsen van Christina Chalon, een kunstenares die hij zeer bewonderde en begunstigde. In 1779 was hij als goede vriend van haar man Christiaan Fredrik Rüppe getuige bij hun ondertrouw in Leiden. De charmante tekeningen van ‘ ’t vindingrijk Chalonnetje’ beelden tafereeltjes uit van het dagelijks leven, gestoffeerd met veel spelende kinderen en vrouwfiguurtjes. Een verzameling van 106 deels met waterverf ingekleurde tekeningen en 17 etsen wordt in één portefeuille aangeboden. Van Buren zelf geeft hierbij de toelichting dat de eerste tekeningetjes op zeer jonge leeftijd door Chalon zijn gemaakt, het eerste zelfs toen zij vijf jaar oud was. De laatste 71 ingekleurde tekeningen tonen de kunstenaresbop haar best. Dit album bevindt zich in The Morgan Library &Museum in New York.7 Van Buren, de mecenas en goede vriend van Chalon, schrijft in de catalogus dat hij regelmatig in haar atelier aanwezig was terwijl zij haar werk  etste en drukte. De kunstenares overleed in 1808 op 59-jarige leeftijd geestesziek als patiënte van het verpleeghuis Nieuwenburg in Hazerswoude. Naast Chalon genoten de al eerder genoemde familie Janson en Barend Hendrik Thier zijn protectie. Van Thier kennen we twee aquarellen van de speeltuin Amerika en twee van de vrijheidsboom bij Wassergeest, die hij voor Van Buren maakte. Hij kreeg eerder ook opdracht botanische prenten te vervaardigen van de exotische gewassen in de speeltuin. Dat resulteerde in een album met oorspronkelijk 155 aquarellen met de titel ‘Plantarum Selectarum in horto viri Nobilissimi Jaäci van Buren, dicto Americae’. Een album dat niet in 1808 is geveild, maar twee eeuwen later.8

Een bevallig vrouwtje door de Delfsche van der Meer
B. Scheurleer adverteert in de Leydse Courant voor de verzameling van Van Buren: de Indische koningen vinden we daar, en werk van de beeldende kunstenaars Ploos van Amstel, Vinkeles, Chalon, Janson. Maar het schilderij dat nu het absolute hoogtepunt van een veiling bij Christie’s of Sotheby’s zou zijn, noemt hij in de advertentie niet… Het is met 23 andere schilderijen opgenomen in de rubriek Rariteiten en wordt als een na laatste nummer geveild. De Delftse meester Johannes Vermeer was door zijn kleine oeuvre in de loop van de achttiende eeuw in vergetelheid geraakt. In de negentiende eeuw groeide langzaam de belangstelling, maar zover was het nog niet in 1808. Het ‘bevallige vrouwtje in ‘t geel’ is een van de latere meesterwerken van Johannes Vermeer en bekend als ‘Schrijvende vrouw in het geel’ of, zoals de huidige eigenaar the National Gallery of Art in Washington het betitelt, ‘A Lady writing’. Het is gedateerd rond 1665. Het schilderij maakt deel uit van de grote Vermeer-tentoonstelling die nu in het Rijksmuseum te zien is. Van de 37 aan hem toegeschreven schilderijen worden er in het Rijksmuseum 28 tentoongesteld. Het is een van de schilderijen waarin de kunstenaar zijn model het gele bont omzoomde jakje laat dragen dat aangetroffen is in de boedelinventaris na zijn dood. Voor haar ligt een parelsnoer en in haar oren heeft zij parels, haar haar is vrolijk versierd met gele strikken. Opkijkend van haar schrijfwerk, ziet ze ons sereen aan, een flauwe glimlach om haar mond. Wie de geportretteerde is, is onbekend. Een mogelijkheid is dat Vermeer zijn vrouw Catharina Bolnes schilderde. Op hoeveel de veilinghouder het kunstwerk in 1808 afsloeg is onbekend. We beschikken helaas niet over een catalogus met veilingprijzen. Het bedrag zal zeker onder de f 100,00 hebben gelegen. Op een volgende veiling, in 1816, werd het geveild voor f. 70,00 en op de veiling daarna in 1825 voor f. 305,00. 9 Dat de baljuw met de verkoop van het schilderij niet uit de schulden is, mag duidelijk zijn.

De lijdensweg van een baljuw
Financieel zal hij het nog moeilijker krijgen als het baljuwschap door de Franse gemeentewet van Napoleon wordt afgeschaft. In 1810 is er geen baljuw meer in de vier ambachten Noordwijkerhout, Hillegom, Lisse en Voorhout. Van Buren heeft in 1811 in Leiden nog een functie als inspecteur van het zegel, maar een jaar later wordt de voormalige eigenaar van Wassergeest onder bewindvoering gesteld van zijn broer Pieter, secretaris van de Staten van Holland. Zonder zijn toestemming mogen er geen zaken met Isaac van Buren worden gedaan. Lang heeft deze pijnlijke situatie niet geduurd. De advertentie wordt geplaatst op 23 september 1812 en op 3 oktober overlijdt hij. Twee dagen later wordt Isaac van Buren begraven in Pieterskerk in Leiden. 10 In de kunsthistorische literatuur over vooral Vermeer komen we Isaac van Buren tegen. Zijn naam leeft voort, niet dankzij zijn baljuwschap maar dankzij zijn kunstcollectie.

Pareltje: over de strijdbare Gerard van der Laan

Gerard van der Laan (1552-1635) woonde op Ter Specke. Zijn belevenissen wordt besproken.

Door Ria Grimbergen

Nieuwsblad 21 nummer 4, 2022

Held in de Tachtigjarige Oorlog, burgemeester van Haarlem, eigenaar van Ter Specke en strijdbaar tot zijn laatste snik, maar in twee pamfletten belasterd door de contrareformisten.

De Spanjaarden worden afgeslacht bij de Boshuizer schans. Op de achtergrond de drijvende schans, die onder bevel stond van Gerard van der Laan. Een afgehakt Spaans hoofd of een deel daarvan leverde een premie op. Anonieme kunstenaar. Lakenhal Leiden.

Held tijdens Leidens ontzet
Gerard van der Laan, ook wel Gerrit van der Laen of Verlaen, vocht in de beginjaren van de Tachtigjarige Oorlog tijdens het beleg van Leiden. Van der Laan werd op 14 februari 1552 in Leiden geboren als zoon van Cornelis van der Laan en Beatrix van Montfoort in een van oorsprong Haarlemse familie van bierbrouwers. Vader Cornelis is al vanaf 1535 eigenaar van de Lissese hofstede Ter Specke. Gerard studeerde in Leuven, destijds na de Sorbonne de belangrijkste universiteit van het Europese vasteland. Hij was pas 22 jaar oud toen hij op 26 april 1574 tijdens het beleg van Leiden als kapitein het bevel voerde over vijfhonderd Engelsen en een grote groep vrijbuiters bij Alphen. Hij verdedigde het versterkte dorp en de sluizen van Gouda tegen de Spanjaarden onder de Spaanse legerleider Valdez. Drie stormlopen weerstonden Van der Laan en zijn mannen, maar bij de vierde leden zij zware verliezen en vluchtten naar Leiden. Valdez, die via een tactiek van uithongeren de stad tot overgave wilde dwingen, bouwde een vesting bij de brug van Boshuizen, die zeer hinderlijk was omdat de stadsmuren van daaruit met vuur konden worden beschoten. De Leidenaars besloten een uitval te wagen en in de vroegte van 29 juli trokken troepen de stad uit richting het verdedigingswerk. Gerard van der Laan kreeg het bevel over een drijvende schans, bemand door musketiers. Het spectaculaire gevaarte, gebouwd op boten, werd naar de krijgshandeling geroeid. De overval slaagde. De zestig overwonnenen werden op een na bruut afgeslacht. De laatste maal dat Van der Laan met zijn mannen in actie zou komen was op 3 oktober. Een dichte mist hing over het land en de groep vrijbuiters stond klaar om uit te vallen naar de schans Lammen. De schans was echter door de Spanjaarden al verlaten en het ontzet van Leiden was een feit.1

De burgemeester belasterd

Familiewapen in blauw met een keper vergezeld van drie liggende vaten met beugel in zilver. Helmteken: een vat tussen vleugels gedeeld van blauw en zilver.
Wapen met helmteken in grafsteen gebeiteld.

Gedeelte van het familiewapen van Van der Laen

Twee jaar later, in 1576, trouwde Van der Laan met Catharina Oem, een moeder van twee kinderen en weduwe van zijn neef Gerrit, overleden tijdens het beleg van Haarlem in 1573. Het paar vestigde zich in Haarlem en Van der Laan behoorde al snel tot de mannen die de dienst uitmaakten in de stad. Zijn carrière verliep voorspoedig. In 1588 werd hij aangesteld als schepen en benoemd in de vroedschap van de stad en later tot een van de vier burgemeesters. Van der Laan verkeerde in kringen van arminianen, de volgelingen van de remonstrant Arminius, en van vrijdenkers als Coornhert. Zijn oom Nicolaas van der Laan was beschermheer en vriend van deze grote humanist en schrijver, die lange tijd in Haarlem woonde. Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621), de wapenstilstand in de Tachtigjarige Oorlog, braken de Bestandstwisten uit tussen remonstranten en contraremonstranten. Ook in Haarlem barstte de strijd tussen de beide partijen los. De remonstrantse regenten wensten geen inmenging van contraremonstrantse predikanten in het stadsbestuur. De laatsten wilden niet alleen baas zijn in hun kerk, maar ook politieke en maatschappelijke invloed hebben. Het Haarlemse stadsbestuur verlangde daarom inspraak bij het beroepen van predikanten. Een lastercampagne tegen Van der Laan als vertegenwoordiger van dit standpunt volgde. Koopman Abraham de Block verspreidde dus roddels over de burgemeester. Hij was gezien in het gezelschap van twee hoeren in het bordeel ’t Rode huys. Hij zou een geslachtsziekte hebben opgelopen en de vader zijn van een buitenechtelijk kind. Zware beschuldigingen aan het adres van een regent, in een tijd waarin overspel werd bestraft. De Block kreeg als oproerkraaier een veroordeling tot een verbanning van twaalf jaar uit de stad.2

Wulpsche lichtveerdicheyt

Grafsteen van Gerard van der Laan in de Grote kerk aan’t Vierkant

Hoewel de Hoge Raad het vonnis over De Block vernietigde, schreef een woedende anonieme pamflettist in 1618 het schotschrift ‘Den Haerlemschen Harminiaen’, gericht tegen de remonstranten in het stadsbestuur en vooraltegen Van der Laan, de ‘Harminiaen” uit de titel. Zijn geloof is gevoed door Coornhert, Arminius en Socinius  en dergelijke spotters, beweert de pamflettist. Hij wordt vergeleken met de minderbroeder Cornelis Brouwer van Dordrecht, die de reputatie had wraakzuchtig en seksueel pervers te zijn: ‘Broeder Cornelis van Dordrecht schijnt wederom tot Lisse verresen te sijn’. Volgens de schrijver heeft Van der Laan ook in Lisse een kwalijke reputatie: ‘Want ick niet alleen over de 40 jaren kennisse aan u gehadt hebbe / maar ben veeltijdts tot Haerlem ende kome oock dicmaels tot Lisse, daar uwe wulpsche lichtveerdicheyt een ander ten exempel dickwils vermaent worden’.3

Het stadsbestuur loofde op 13 juni 1618 vergeefs een beloning van 300 gulden uit voor het aanbrengen van de schrijver van het pamflet. De Lisser die volgens het pamflet Van der Laans levenswandel publiekelijk afkeurde is mogelijk Johannes van Middelhoven, predikant van de gereformeerde kerk in Lisse. Hij was beroepen in 1612, maar in 1619 vertrok hij naar Haarlem. Hij werd daar aangesteld als rector van de Latijnse school en verving de humanistische schrijver Theodorus Schrevelius, die ontslagen was vanwege zijn remonstrantse sympathieën. Van Middelhoven stond te boek als contraremonstrant. Eveneens in 1618 verscheen het curieuze schotschrift ‘Copye van den lasterlijcken brief van Verlaen’. Het pamflet drukt twee brieven af die in augustus 1615 waren geschreven door Gerard van der Laan, op zijn hofstede in Lisse. De eerste brief is gericht aan predikant Hendrik Geesteranus. Van der Laan beklaagt zich over de Vlaamse nieuwkomers binnen de stad, felle contraremonstranten. Het zijn lieden die het geheugen hebben van vliegen, die vijf, zes keer aan het mes ontsnapt zijn en dan weer op dezelfde plaats gaan zitten om aan stukken te worden geslagen. Zij zijn door de stad vriendelijk ontvangen, maar willen politieke invloed. De stad heeft hiermee als het ware een vijand binnen de poorten gehaald. De brief is omlijst door de woedende commentaren van de pamflettist, die Van der Laan onder meer onder de neus wreef dat de zuiderlingen bijgedragen hadden aan zijn welvaart en aan die van Haarlem. De tweede brief is gericht aan de heren burgemeesters. 4

De calvinistische religie is mij suspect

Oktober 1618 volgde in Haarlem de wetsverzetting van prins Maurits. Hij ontsloeg de burgemeesters, leden van de vroedschap en officieren van de schutterij. Gerard van der Laan verloor op 66-jarige leeftijd zijn bestuursfuncties. De remonstrantse godsdienst werd in 1619 officieel verboden. Van der Laan bleef een dwarse persoonlijkheid. Voor de Haarlemse kerkenraad verklaarde hij in 1620 dat de calvinistische religie
hem altijd ‘suspect’ (verdacht) was. Hij had zich erbij aangesloten uit opportunistische overwegingen. Kerkgang, ach hij ging ter kerke om een goed voorbeeld te geven, maar hemzelf zei het niets. Hij kon ook zelf wel de bijbel lezen. Een redenering die getuigt van die van een libertijn en vrijgeest en niet van een waardig lid van de gereformeerde gemeente, oordeelde de kerkenraad. 5

Later verklaart hij dat hij in het geheel niet meer kerkt, hij zou het alleen doen als dat werd verplicht. Zeven jaar na zijn ontslag als burgemeester schrijft hij een lang betoog waarin hij zich uitspreekt over de staat van het land, de religie en vooral de rol van de gehate predikanten. Zij bouwen een machtspositie op waardoor de regenten geen goed bestuur kunnen uitoefenen. Politie, regering en gouvernement kunnen niet regeren als zij overal hun ‘kloeten’ insteken. Ze draaien en verdraaien alles en bewerken het grauw. Het probleem is dat de predikanten van lage komaf zijn, ‘gesproten uitet schuim ende gespuis van ’t gemeene onbesnoeit ende onwetende volk, die
van naturen alle overheit haten’. Canaille is het. 6

Het noodlot vindt zijn weg
Van der Laan bewoonde met zijn zich steeds uitbreidende gezin, hij was een jaar na de dood van Catharina Oem in 1589 hertrouwd met Magdalena van Beresteijn, een huis in de Jacobijnestraat. Mogelijk heeft hij zich na alle perikelen in 1618 teruggetrokken op Ter Specke. Daar overlijdt in 1620 zijn tweede vrouw. In 1623 woont hij volgens het Hoofdgeld 1623 met twee inwonende dienstmeiden op zijn hofstede in Lisse. Van der Laan steekt nog eenmaal zijn nek uit in de zaak van de gevangengenomen kunstschilder Torrentius, die om zijn opvattingen
en erotisch getinte schilderijen in diskrediet was geraakt en gevangengezet. In oktober 1627 attesteert hij ten gunste van Torrentius en in 628 staat hij ervoor garant dat de schilder niet zal vluchten als hij buiten de gevangenis zijn straf uitzit. Gerard van der Laan overleed op Ter Specke op 16 februari 1635. In de Grote Kerk bij het Vierkant ligt zijn fraaie grafsteen met het wapen van de Van der Laans en als zinspreuk een citaat van Vergilius ‘Fata viam invenient’, Het noodlot vindt zijn weg. 7

Noten

I H. A. van Oerle ‘De rol van schansen bij het beleg van 1572-1574.’ In: Leids jaarboekje 1974. P.34-50
II Gabrielle Dorren ‘Eenheid en verscheidenheid, De burgers van Haarlem in de Gouden Eeuw’. Amsterdam 2001, p.188-189.
III Haerlemschen Harminiaen, p. 14,15. Digitaal te raadplegen via Google Books
IV Lasterlycke brief, p. 12. Digitaal te raadplegen via Google Books.
V A. Th. van Deursen ‘Bavianen en slijkgeuzen’. Franeker 1998. P.224-225.
VI G. Groenhuis ‘De predikanten’ p. 114-115. Geciteerd naar G. Brandts ‘Historie der Reformatie’. Deel 4, P.632-642
VII Zie voor Gerard van der Laan 1. LisseTijdReis, tabel Index van Pex. Onder andere over de vele grondaankopen in Lisse. 2. M. Thierry de Bye Dólleman en O. Schutte ‘Het Haarlemse geslacht Van der Laen’. Overdruk De Nederlandsche Leeuw, 1969. P.20-25. Raadpleegbaar in de bibliotheek van de VOL.

 

Nieuwsblad Jaargang 21 nummer 3, 2022

In de bibliotheek van de VOL bevindt zich een deel van de boekerij van Bert Kölker. Daar vond onder anderen zijn belangrijke verzameling cartografische boeken

Door Ria Grimbergen

Nieuwsblad Jaargang 21 nummer 3, 2022

In de bibliotheek van de VOL bevindt zich een deel van de boekerij van Bert Kölker. Zijn belangrijke verzameling cartografische boeken vond hier onderdak. Bert was een groot kenner van Nederlandse molens. Hij bewerkte het handschrift van de Lisser timmerman en molenmaker Cornelis van der Zaal zó deskundig dat het uitgroeide tot een belangrijke uitgave over molenbouw en molenonderhoud. Als provinciaal archiefinspecteur van de provincie Noord-Holland hield hij toezicht op de zorg voor de archieven van waterschappen en gemeenten. In deze archieven bevinden zich vele kaarten en kaartboeken. Bert werkte mee aan deheruitgaven van ‘Jacob Aertsz. Colom’s Kaart van Holland uit 1639’ en de ‘Kaart van Noord-Holland door Joost Jansz. Beeldsnijder 1575-1608’, die zich in de bibliotheek van de VOL bevinden.

Drie andere kaartboeken uit het bezit van Bert Kölker zou ik kort willen bespreken. De eerste is de in kleur geassimileerde kaart van Rijnland, die bekend is onder de naam ‘Prins Maurits’ kaart van Rijnland en omliggend gebied, door Floris Balthasar en zijn zoon Balthasar Florisz. van Berckenrode in 1614 getekend’. De uitgave verscheen in 1989 bij Canaletto en bevattwaalf losse bladen in een blauwe map. Aaneen geschoven vormen ze de schitterende, met waterverf ingekleurde kaart die in opdracht van het hoogheemraadschap van Rijnland werd gemaakt. Balthasars beschermheer stadhouder Maurits kreeg dit unieke exemplaar aangeboden en aan hem was de kaart ook opgedragen. Floris Balthasar was tekenaar, graveur, landmeter, goudsmid en uitgever. Hij en zijn zoon hadden bekendheid gekregen doordat zij in opdracht van de Staten Generaal ‘nieuwskaarten’ maakten, waarop de strijd tegen de Spanjaarden cartografisch werd uitgebeeld en met tekst werd toegelicht. Deze populaire kaarten informeerden de burger over het verloop van de strijd. Zijn kaarten en prenten verkocht de graveur zelf aan zijn Delftse huis. Aan het Binnenhof in Den Haag had hij een ‘comptoirken’, een soort kiosk, waar zijn waren werden aangeboden.
Het tweede boek is nauw verwant met het eerste. Het is de facsimile van dezelfde kaart van Rijnland van Floris Balthasar en zijn zoon, de kaart die in 1615 in druk  verscheen. Het waterschap van Rijnland beschikte niet over adequate kaarten die zij konden gebruiken voor het beheer van het waterschap en de daarbij behorende belastingen. Zij gaven Balthasar de opdracht het gebied in kaart te brengen. De kaart is gekarteerd op een schaal van 1:30.000. Deze heruitgave verscheen in 1972 bij Canaletto in een band met de kaarten van Schieland en Delfland, die eerder al waren getekend door Balthasar. De landmeter kreeg destijds nog problemen met zijn Rijnlandse opdrachtgevers omdat de grens met Delfland ongunstig uitviel voor Rijnland. In oktober 1614 werd hij in Leiden in hechtenis genomen en over deze kwestie verhoord.

De uitstekende inleiding bij ‘Kaarten van Rijnland, Delfland en Schieland 1611-1615’ is van G. ’t Hart, destijds chartmeester van het hoogheemraadschap Rijnland. ’t Hart schrijft dat ‘mr. Floris’ op 24 april 1614 voor zijn karteringswerk naar Lisse, Hillegom en Sassenheim kwam, waarna hij op 29 april doorreisde naar Oegstgeest. Door dit aardige detail weten we dat deze kaart een beeld
geeft van de situatie in 1614. De 24 koperplaten waarop Balthasar zijn kaarten graveerde, bestaan nog en zijn in het bezit van het hoogheemraadschap. Naast deze kaart tekende Floris Balthasar met zijn zoon Balthasar een “Chaertbouck” van de ambachten in Rijnland, een manuscriptatlas die zich in het archief van het hoogheemraadschap van Rijnland bevindt.

Een derde interessante uitgave is de facsimile van ‘Het kaartboek van Rijnland’ uit 1746, ook met een inleiding van G. ’t Hart. Dit is de derde druk van de kaart van de Rijnlandse landmeters Johannes Dou en Steven van Broeckhuysen. De eerste drukken verschenen in 1647 en 1687. Melchior Bolstra was als landmeter in dienst van het hoogheemraadschap Rijnland en had een reputatie als waterstaatkundig cartograaf opgebouwd. Bolstra reisde door Rijnland met de kaart van 1687 in de hand en constateerde dat er veel was veranderd. Polders waren drooggelegd, de omtrek van meren en plassen klopte niet meer met de situatie van 1687.  Bolstra stelde zijn broodheren voor de kaart te verbeteren. In het zevende blad van de twaalf bladen tellende kaart bracht hij o.a. wijzigingen aan bij de afzanderij van Hop en de Achterweg bij het Keukenduin, die inmiddels verlegd was. Hij berekende het hoogheemraadschap hier een bedrag voor van f 4,-. Aan deze uitgave werd een kaart toegevoegd van het Haarlemmermeer uit 1740, ook gekarteerd door Bolstra. Dit was op initiatief van het hoogheemraadschap Rijnland en bedoeld om een politiek signaal te geven aan de Staten van Holland. Bolstra projecteerde de kaarten van het Haarlemmermeer uit 1647 en 1687 en drie nog oudere uit 1531,1591 en 1610 op zijn nieuwe kaart en benadrukte hiermee de desastreuze groei van het meer, die ook grote gevolgen had voor het waterbeheer van Rijnland. We zien nog een stukje Lisse, Lisserbroek en Roversbroek op deze kaart en hoe de Waterwolf, de ‘ineetende kanker’, ook hier vrat aan het land. Deze cartografische kunstwerken zijn niet alleen mooi om te zien, maar ook belangrijk voor onderzoek naar het verleden. De pre kadastrale kaarten, kaarten van voor de instelling van het kadaster, bevatten tekeningen van waterlopen, wegen, bruggen, molens, huizen en grondbezit. Zij kunnen dienen bij archeologisch onderzoek en zo antwoord geven op de vraag waar ooit een gebouw stond of waar een beekje liep. Een goed voorbeeld van het belang van kaartgegevens
voor historisch onderzoek is de uitgave ‘Sporen van Six in Lisse’, waar de veranderingen in landschap en bebouwing aan de hand van kaarten kan worden gevolgd. Naast deze uitgaven zijn in LisseTijdReis bij de tabel ‘boek’ de andere kaartboeken te vinden die geschonken zijn aan de bibliotheek van de VOL. Op het schutblad is soms het ex libris van Bert Kölker geplakt, met daarop een afbeelding van Erasmus en de zinspreuk ‘Ut prosim’, dat ik mag dienen, dat ik van nut mag zijn betekent. Maar met of zonder ex libris, Jos van Bourgondiën haalt ze graag voor u uit de speciale kaartenkast. ■

 

PARELTJE: de Bataafse republiek

Na de omwenteling roepen de patriotten in het hele land het volk bijeen in de kerkgebouwen. Het oude bestuur van de dorpen en steden dient te worden vervangen door een voorlopige patriotsgezinde gemeenteraad, een municipaliteit. Zo ook in Lisse. De locosecretaris van de Municipaliteit van Lisse Lambertus Bicker reageerde op een klacht.

Ria Grimbergen

Nieuwsblad jaargang 21 nummer 2, 2022

Aan het eind van de achttiende eeuw was het politiek onrustig in de Republiek der Verenigde Nederlanden. Kritische burgers verenigden zich in de patriottenbeweging. Zij waren tegen het bewind van stadhouder Willem V en zijn regenten, die het land in verval hadden gebracht. In 1781 verscheen het pamflet ‘Aan het volk van Nederland’, waarin patriot Joan Derk van der Capellen anoniem het stadhouderschap fel aanviel. Hij wilde een democratische staat en riep de bevolking op tot bewapening. In het hele land werden exercitiegezelschappen opgericht, vrijkorpsen die met gebruik van wapens de macht wilden overnemen. In Lisse was al voor 1786 een patriots ‘Genootschap van Wapenhandel’ actief onder de naam ‘Voor land en dorp’. 1 De Pruisische koning Frederik Willem II schoot zijn zwager Willem V te hulp en zijn leger versloeg in 1787 de patriotten. Veel patriotten vluchtten naar Frankrijk. Eind 1794 keerde een deel van hen terug met de Franse legers, die over de bevroren rivieren de Republiek binnendrongen. In januari was het leger van Willem V en een alliantie van Engelse, Hessische en Hannoveraanse troepen verslagen.
19 Januari 1795 stichtten de patriotten de Bataafse Republiek onder het motto ‘Vrijheid, gelijkheid en broederschap’ en nam een voorlopige regering het landsbestuur over. De dag ervoor was stadhouder Willem V naar Engeland gevlucht.

Hoe zou de omwenteling in Lisse zijn verlopen?

Een Extract uit de Resolutie van de Municipaliteit van Lisse met een rekwest en een bijgevoegde ‘Memorie’ gaat over deze machtswisseling. De locosecretaris van de Municipaliteit van Lisse Lambertus Bicker reageerde op de klacht van de rekwestranten. De zaak werd behandeld in een ‘Vergadering van de provisionele representanten van het volk van Holland op woensdag 18 maart 1795’. De oorspronkelijke en uitgebreidere tekst is te raadplegen via Delpher en Google books (zie ook LisseTijdReis).

Allons, de sleutels van de kerk

Na de omwenteling roepen de patriotten in het hele land het volk bijeen in de kerkgebouwen. Het oude bestuur van de dorpen en steden dient te worden vervangen door een voorlopige patriotsgezinde gemeenteraad, een municipaliteit. Zo ook in Lisse. De Lissers Albertus de Haan, Gijsbert van Parijs, Gerrit van Klaveren en Jacob Marchant dienen later een rekwest in bij de Municipaliteit van Lisse. Het is een bezwaarschrift over de wijze waarop de bestuursverandering in Lisse is verlopen. Onwettig en gewelddadig volgens rekwestranten. De bijgevoegde ‘Memorie’ is op 23 februari 1795, in het eerste jaar van de Bataafse vrijheid, ondertekend door de eerdergenoemden en door Fuijt van Leeuwen, Engel Smit, Barend van der Bron, Hendrik van Schrama. Op de 27ste januari 1795, zo schrijven zij, is in Lisse een briefje aangeplakt. Het is geschreven in een onduidelijke hand en het is niet ondertekend. De burgers worden opgeroepen om om twee uur bijeen te komen in de kerk. Voor het Rechthuis heeft zich tegen die tijd een grote menigte verzameld. Isaac van Buren, eigenaar van Wassergeest en dan nog schout van Zoeterwoude, vordert op onbeschofte wijze de sleutels van de kerk van Fuijt van Leeuwen, klerk van de secretarie van Lisse met de woorden: ‘Allons, de sleutels van de kerk’. Van Leeuwen aarzelt. De sleutels waren aan hem toevertrouwd door de kerkmeesters. Een ingekwartierde Franse soldaat staat voor Van Leeuwen met ontblote sabel en dreigt ‘Allons donnes les clés tout de suite’. Van Leeuwen overhandigt de sleutels van de kerkdeur en het volk stroomt de kerk in. Isaac van Buren, Lambertus Bicker, Jan Verdegaal, Jan van Zoelen, Jacob Vreeburg en Albert Wundel positioneren zich als de nieuwe machthebbers door plaats te nemen in de bank van de Heer van Lisse. Bickers lijfwacht van zes bewapende Fransen en de dronken lijkende huzaar met de sabel zijn in de kerk. Jan van Zoelen roept na een korte toespraak Isaac van Buren en Lambertus Bicker uit tot hun representanten. Het oude bestuur had het vertrouwen van de burgerij verloren en nu zal men een nieuw bestuur aanstellen. Bicker heeft een lijstje met namen van mannen die mogen kiezen. De kiezers trekken zich terug in de consistorie en roepen Bicker uit tot schout. Nieuwe burgemeesters, schepenen en een secretaris worden aangesteld. Onder de schepenen zijn zelfs enkele van de kiezers zelf. Dit verbaast de burgers in de kerk. Zij hadden ook graag gekozen, maar de huzaar dreigt tegenstanders aan zijn sabel te rijgen: ‘Le premier que le rémue je le foureré le sable dans le ventre ou il n’y a point de Dieu pour moy’. De burgers Fuijt van Leeuwen en Jacob Marchant willen onheil voorkomen en vertalen zijn woorden voor de burgerij. Ondertussen roept de huzaar de vergaderde menigte toe ‘Est il bon’. Daarop antwoordt of Van Buren of Bicker ‘Oui, vive la Nation’. De klacht is dat voor de bijeenkomst in de kerk een groep burgers al was bijeengekomen op Wassergeest in het huis van Van Buren en onder hen was Engel Smit. Smit beweert dat alles al was bekonkeld en dat de posten al waren verdeeld.

Bickers verdediging
Lambertus Bicker verdedigt zich in zijn functie van locosecretaris Ter Ordonnantie van de Municipaliteit van Lisse.
Hij verklaart aan de voorlopige regering dat de vervangen personen aanhangers waren van de Oranjes. Hij refereert aan de gebeurtenissen in 1787, toen militaire troepen door het dorp trokken en woningen en bezittingen beschadigden, waarbij zelfs een persoon het leven liet. Tegen deze gewelddadigheden traden zij destijds niet krachtdadig op. Weldenkende en vooraanstaande burgers kunnen nu gebruik maken van de natuurlijke ‘Vrijheid en Rechten van den Mensch’. Edelmoedige Fransen stelden ten koste van goed en bloed hun nu daartoe in staat.
Deze burgers besloten na herhaalde bijeenkomsten de regering te veranderen (het bestuur te vervangen) en de zittende regenten te bedanken. Zij zouden door de stem des volks andere burgers en regenten doen kiezen, die naar oordeel van het volk nuttig en bekwaam zijn om voorlopig het bestuur over te nemen totdat er een vaste vorm van bestuur zou zijn en voldoende personen om de verschillende bestuursfuncties te vervullen, gekozen en aangesteld door het volk. Veertien personen kwamen daarop bij elkaar op Wassergeest bij Isaac van Buren, toen nog schout van Zoeterwoude. Zij kozen uit hun midden Isaac van Buren en Lambertus Bicker tot hun raden en tot kiezers de zes burgers Pieter Creemer, Frans Willem Enneker, Jan van den Aardweg, Engel Smit, Jan van Beek en Pieter van Dijk. De kiezers kregen een lijstje met namen van geschikte leden voor het voorlopige bestuur. Tot schout Lambertus Bicker, tot burgemeesters Jacob van der Jagt, Jan van Zoelen, Jan Verdegaal en Cornelis van der Jagt. Tot schepenen Pieter Creemer, Frans Willem Enneker, Jan Stellekes, Hendrik Nieuwenhuizen, Albert Wundel, Jan van Beek en Hendrik Lynslag. Tot scriba Fuijt van Leeuwen. De veertien mannen begaven zich vervolgens naar Teunis van Keulen in de herberg de Witte Zwaan op het Vierkant. Pieter Creemer verzocht de zittende burgemeesters een vergadering te beleggen. Die weigerden en Isaac van Buren vorderde de sleutels van de kerk van de toenmalige klerk van schout Pagenstecher, die ze in zijn zak had. De klerk kreeg een ontvangstbewijs.

Het briefje
Een volgend punt dat Bicker behandelt is de zaak van het ongetekende en onduidelijk geschreven briefje dat was aangeplakt. Op het Vierkant bevond zich een menigte die bij elkaar was gekomen door de zeer duidelijk geschreven briefjes van de veertien voornoemde burgers. De tekst van de briefjes was woordelijk overgenomen van de tekst die in Leiden was gebruikt om het volk bijeen te roepen. Ze waren 26 januari aangeplakt bij de gereformeerde en roomse kerken en aan de aanplakborden binnen en buiten Lisse. De dag erna, de 27ste, bleken ze afgescheurd. Ze zijn weer opnieuw aangeplakt. Ten overvloede is het volk de 27ste bij mondelinge aanzegging opgeroepen om twee uur in de middag in de kerk bijeen te komen. Jan van Zoelen hield daar een korte toespraak. Hij deelde mee dat voornoemde twaalf burgers Isaac van Buren en Lambertus Bicker tot hun raden hadden verkozen. Daarop hield burger Lambertus Bicker een toespraak. De zes kiezers werden voorgesteld en door het volk goedgekeurd. Zij gingen naar de consistorie en nomineerden de mensen die de vorige dag op Wassergeest al waren voorgesteld. Een uitzondering was Fuijt van Leeuwen, die geen scriba wenste te zijn en als secretaris werd benoemd. Van Buren lichtte het volk in. Bicker benadrukt nog eens dat het een voorlopig bestuur betreft. Het volk keurde het goed met groot genoegen, ze namen het zelfs aan met het draaien der hoeden. Zonder wanorde en niemand werd gedwongen.
Volkomen vrijheid werd in acht genomen. De bestuurswijziging is zonder ongeregeldheden en tot genoegen van de vergaderde menigte verlopen. De huzaar met het blanke sabel De huzaar, schrijft Bicker, was aanwezig in de kerk, maar op eigen initiatief. Hij woonde de plechtigheid bij. Bicker nam hem later tegen zijn wil mee naar Leiden. Hij bleek zijn regiment verlaten te hebben en stond bekend als een slecht persoon. Nog diezelfde avond werd hij door generaal Du Mercier gevangengenomen. De ondergetekenden vragen de provisionele representanten in overweging te nemen dat de ondertekenaars van het rekwest bestaan uit de oude bedankte regenten en personen die de Oranjepartij aanhingen en hun medeburgers vervolgden bij de omwenteling van 1787. Bicker wijst nog eens op de rol van Fuijt van Leeuwen, die de ‘Memorie’ ondertekende, maar hiervan berouw had en nu tot secretaris is benoemd. Hij laat het aan de Vergadering van de Provisionele Representanten over te oordelen over Van Leeuwens gedrag en zijn geschiktheid voor de post van secretaris. Bicker wordt in het gelijk gesteld. De Vergadering besluit dat de indieners van het rekwest zich voorlopig tevreden moeten stellen met het nieuwe bestuur.

Katholieken in het bestuur
De ondertekenaars van het rekwest en de memorie waren op Engel Smit na nederduits gereformeerd. Zij waren winkelier, landbouwer of herbergier. Onder de veertien patriotten die op Wassergeest bij elkaar kwamen, bevonden  zich drie eigenaren van buitenplaatsen. De arts en wetenschapper Lambertus Bicker woonde op Meer en Duin, Isaac van Buren op Wassergeest en Albert Wundel op Wildlust. Opvallend is dat van de veertien patriotten er zeker acht katholiek zijn. Ook landelijk bevonden zich veel katholieken onder de patriotten. Zij waren voorheen uitgesloten van bestuursfuncties, kerkten in schuilkerken en zagen nu een kans invloed op het bestuur uit te oefenen. Isaac van Buren werd benoemd tot baljuw van Hillegom, Lisse, Voorhout en Noordwijkerhout. Hij liet de jeugd van de vier ambachten op 15 mei 1795 een vrijheidsboom voor Wassergeest oprichten, waarvan B. H. Thier een mooie aquarel maakte. ■

Gezigt van de groote Beuken en Dennenlaan op de hofstede Wassergeest met de vrijheidsboom.” Anno 1795. (G.A.Leiden)

Parelje: Klein Veenenburg, inspiratie voor C. Kieviet

C. J. Kieviet was de schrijver van de boeken van Dik Trom. Hij was onderwijzer in Lisse. In het boek ‘De hut in het bosch’ is veel van de omgeving van Veenenburg te herkennen. Een bollenfamilie ziet het duin- en bosgebied veranderen in kaal bollenland.

Ria Grimbergen

Nieuwsblad jaargang 21 nummer 1, 2022

Een verliefde jongeman pakt in 1879 zijn pen op en schrijft een ode aan Lisse. Hij is dat jaar benoemd als hulponder-wijzer aan de Openbare School. Volg de Veenenburgerlaan, spoort hij aan. Daar woont op Klein Veenenburg het meisje van wie hij houdt. De dichter is C. Joh. Kieviet en na deze eerste ongepubliceerde pennenproef zouden 48 kinderboeken van zijn hand verschijnen. Een ervan staat in de bibliotheek van de VOL en niet zonder reden. Het speelt zich af in Lisse in het bos bij het landgoed Veenenburg.

Ontmoeting met Gezina

C. Joh. Kieviet werd in 1858 in Hoofddorp geboren als tiende kind van een timmerman. Zijn oudere broer Laurens kreeg een aanstelling als schoolhoofd van de nieuwe school met onderwijzerswoning in Lisserbroek. In het bevolkingsregister van de Haarlemmermeer wordt Johan als inwonend bij zijn broer in Lisserbroek bijgeschreven. Na een baan op een school in Vijfhuizen, wordt hij in 1879 hulponderwijzer aan de Openbare Lagere School in Lisse. In die tijd leert hij Gezina Veldhuyzen van Zanten kennen. Zij zou Engelse of Franse les gekregen hebben van Kieviets broer Laurens. In 2019 verscheen een biografie van Kieviet, geschreven door zijn achterkleinzoon Ton van der Lee. Volgens de familieverhalen verloor hij zijn hart toen een elegant geklede jonge vrouw op het Vierkant uit een koets stapte. Johan dirigeerde een koortje, waarin haar veel jongere zusje Agnes zong. De hulponderwijzer spelde een briefje met een voorstel voor een ontmoeting aan de binnenkant van de schortzak van het meisje, dat zij ongezien aan Gezina moest geven. Geheime afspraakjes volgden. Een jaar daarna maakte Kieviet zijn opwachting bij de ouders van zijn bruinharige beminde. Als hulponderwijzer verdiende hij een klein loontje, te weinig om een gezin fatsoenlijk te onderhouden. De ijverige jongeman studeerde hard voor zijn hoofdakte, maar mocht zich pas in 1881 met Gezina verloven. Een jaar daarna had hij de hoofdakte op zak en kreeg een baan als onderwijzer in Den Haag. Nadat Kieviet in 1883 een aanstelling kreeg als hoofd van een school in Etersheim in Noord-Holland, kreeg hij toestemming met Gezina te trouwen. Op 4 oktober 1883 werd het burgerlijk en kerkelijk huwelijk (NH) in Lisse gesloten. Het schooltje met schoolmeesterswoning in Etersheim was nieuw en geknipt voor het paar, dat een mooie toekomst tegemoet leek te gaan. De zwangerschapppen van Gezina verliepen echter dramatisch. In de loop van de eerste huwelijksjaren baarde zij vijf voldragen kinderen, die allen levenloos geboren werden. Een zesde kindje kwam levend ter wereld. De grote vreugde sloeg om in verdriet toen het jongetje dood in zijn wiegje werd gevonden. Na negen jaar huwelijk werd in 1892 een gezonde zoon Marinus Laurens geboren, in 1893 gevolgd door een dochter, Gretha.

De hut in het bosch

Landhuis Veenenburg

In zijn vrije tijd schreef Kieviet kinderboeken, waaronder ‘Uit het leven van Dik Trom’, een verhaal over
een kwajongen met een goed hart. Dik was geenvoorbeeldig jongetje als de kinderen in de negentiende-eeuwse boekjes. Een omslag in kinderboekenland. Pedagogen waarschuwden voor het slechte voorbeeld, maar Dik werd populair bij de jeugd. Het bos bij de Veenenburgerlaan uit Kieviets gedicht, komt terug in ‘De hut in het bosch’, dat in 1905 verscheen. Evenals Dik halen de kleinkinderen van grootvader Bolland van den Heuvel ondeugende
streken uit. Het boek geeft een levendig beeld van het leven van een bollenfamilie. In de figuur van grootvader Bolland van den Heuvel beschrijft Kieviet zijn schoonvader Marinus. In de vakantie stroomt zijn huis in Lisse vol met logés, kinderen en kleinkinderen die buiten de Bollenstreek wonen. Marinus Veldhuyzen van Zanten woonde op ‘Klein Veenenburg’, eerst met zijn vrouw, vijf dochters en vijf zonen, later met alleen zijn ongetrouwde dochter Agnes.. Het bos ligt tegenover het huis aan de overkant van de weg, een wildrijk gebied. Eigenaar is de driftige baron
van Beerenbroeck, waarin Arnoud Hendrik baron van Hardenbroek van Ammerstol van het landgoed Veenenburg te herkennen valt. Een onaangenaam mens, die zijn boswachter opdracht geeft te jagen op de katten van grootvader, die wel eens een konijn of haasje verschalken. De baron is verantwoordelijk voor de teloorgang van het bos. Kieviet beschrijft hoe heuvels worden afgegraven en bomen geveld. De boswachter gebruikt meer de bijl dan het geweer.
Het mooie bos zal verdwijnen, maar de baron denkt alleen aan de goede bollengrond die dat oplevert.

Recensies
Het boek kreeg in 1905 een paar recensies, die gematigd positief zijn. De recensenten vinden het onderhoudend,
aardig, gezond-humoristisch, met prettige beschrijvingen van dolle avonturen. Sommige gedeelten zijn echter te langdradig en het is lastig om de vele familieleden uit elkaar te houden. Een recensent heeft als bezwaar dat
dieren als gevoelloos speelgoed worden beschouwd. De tekeningen van A. Beerends kunnen niet bekoren. De
een vindt ze een mislukking, de ander vindt dat de tekenaar een wonderlijke visie op kinderen heeft. Op de eerste bladzijde staat al een tekening van een poes die het eindje van zijn staart aan een touwtje heeft, ervan afgeschoten door de boze boswachter.

Voor de tweede druk uit 1916 maakte Joh. Braakensiek de tekeningen. Een voor de hand liggende keuze, want mede dankzij deze illustrator had Dik Trom triomfen gevierd. Toch koos uitgever Valkhoff voor de vierde druk uit 1927 voor de begaafde tekenaar Jan Lutz. Bij uitgever Mulder verscheen in 1949 de druk die in het bezit is van de bibliotheek van de VOL, aangepast aan de nieuwe spelling en met de plaatjes van Lutz. Drie jaar voor ‘Het huis in
het bosch’ verscheen, kreeg Kieviet een baan als hoofdonderwijzer bij een openbare school in Zaandam. Op 59-jarige leeftijd ging hij wegens gezondheidsproblemen met pensioen en verhuisde naar Wassenaar. In 1931, een jaar na de dood van zijn vrouw, overleed Kieviet in in de Mariastichting in Haarlem.

Gebruikte literatuur en bronnen:
Ton van der Lee: Kieviet, Biografie van de schrijver van Dik Trom (2019).
Met dank aan Ton van der Lee voor het gedicht ‘Lisse’ in handschrift.
Deen Boogerd over Kieviet in Nieuwsblad van VOL, jrg. 13-1 (jan-2014), p. 36-37.
Lisse Tijd Reis

Johannes Cornelis Kiviet

 

Pareltje: Handleiding van een Schoolplaat over de Bollenstreek

Begin twintigste eeuw werden aardrijkskundige schoolplaten geschilderd. Anton L. Koster schilderde een schoolplaat van de Bollenstreek. De handleiding van deze plaat uit 1916 is in het bezit van de VOL. R. Schuiling en Jac. P. Thijsse schreven deze handleiding van 28 pagina’s over de streek, die nog grotendeels uit duinen bestond.

Ria Grimbergen

Jaargang 20 nummer 4, 2021

De beste kunstschilders van Nederland ontvingen begin twintigste eeuw een uitnodiging van de Groningse uitgever Noordhoff mee te werken aan een serie aardrijkskundige wandplaten van Nederland. Haagse School-schilders als J. H. Wijsmuller en Bernard Blommers kregen een opdracht, evenals Anton L. Koster. Koster was zeer succesvol met zijn schilderijen van bloembollenvelden en hij schilderde de aquarel die voor de schoolplaat ‘De bloembollenvelden bij Lisse’ werd gebruikt.

De handleiding
Bij de schoolplaten werden handleidingen gemaakt, die door onderwijzers gebruikt konden worden bij hun aardrijkskundelessen. In de bibliotheek van de CHVOL bevindt zich de handleiding uit 1916 bij de schoolplaat van
Koster. Een mooi art-deco-ontwerp siert het omslag. Aardrijkskundeleraar en sociaalgeograaf R. Schuiling en de grote natuurbeschermer Jac. P. Thijsse schreven samen het boek. Op het omslag staat nog de naam van Thijsses vriend E. Heimans. Hij overleed in 1914,  waarna Thijsse de taak van hem overnam.  Thijsse was de grote man achter Verkadealbums als ‘Blonde duinen’, ‘Texel’ en ‘Het Naardermeer’, waarin hij in een meeslepende stijl de Nederlandse natuur beschreef. De handleiding telt 28 pagina’s en vermoedelijk is het Schuiling die de gedegen beschrijving geeft van de geschiedenis van de bollenteelt, het Rijnlandse waterbeheer, de bloembollenhandel en het landschap. Aardig zijn de details die hij geeft over de Lissese samenleving, die in 1916 6400 inwoners telt, waarvan 59% rooms-katholiek is. De meeste notabelen, onder wie de bollenkwekers, zijn hervormd en de laatsten zijn zeer welgesteld. De vele mannen, vrouwen en jongens die in de bollenschuren werken, verdienen naar de mening van de schrijver een goed loon. Middenklassers, mensen tussen arm en rijk, zijn er niet veel in Lisse. De uitgave begint met een kaartje waarop nog een stukje Noordzee, een hoekje Haarlemmermeer, en de plaatsen Noordwijkerhout, Lisse,
Hillegom en Bennebroek staan aangegeven. Daarnaast de duinen, de bollenvelden, het bosgebied, grasland en bouwland. Noordhoff bood de scholen de kaartjes los aan voor een klein prijsje van twee cent, of nog minder bij grotere afname. De leerlingen hadden dan elk een eigen exemplaar. Ook de foto’s uit het boekje verkocht de uitgever los om zo de ronde in de klas te laten doen. Mooie foto’s van Lisse zijn erbij, zoals een dwarsdoorsnede van een binnenduin met humus- en veenlagen, een afgraving van een binnenduin, een bollenkwekerij met bollenschuur, de bollensorteermachine De Vlinder van Van Stijn en de Rijkstuinbouwwinterschool.

Een wandeling door de Bollenstreek
Dan pakt Jac. P. Thijsse de pen op voor een beschrijving van een wandeling door de Bollenstreek. De tocht begint bij het buiten Vaart en Duin in Overveen, met links bollenveldjes. Dan wandelt hij via Kraantje Lek naar Elswout en vervolgens langs Leiduin en Woestduin naar Vogelenzang. Voorbij Vogelenzang liggen de bollenvelden aan weerszijden van de Leidsevaart. Hij wandelt westwaarts naar De Zilk, waar een kilometer brede strook binnenduin
is met een bijzondere plantengroei. Adelaarsvarens, struikhei en zeepijnen, een coniferensoort. Dan neemt hij de eerste dwarsweg links en wandelt door de weilanden van de Zilkerpolder naar Lisse, over de Leidsevaart en het spoor naar Keukenhof. ‘Een van de mooiste en meest beroemde buitens van den binnensten binnenduinstrook. Een
openbaar pad leidt midden door de plaats en verderop worden vreedzame wandelaars in ’t bosch geduld, zoodat we hier nog eens kunnen genieten van woud en water en van zandige hoogten, bedekt met dennen en eiken kreupelhout’, schrijft Thijsse. Het bos galmt van de vogelzang en door de kalkarme bodem groeien ‘nergens de adelaarsvarens zoo hoog en dicht als in het dennenbosch van de Keukenhof en ook de andere karakterplant, de Valsche Salie, geraakt hier tot hooge ontwikkeling’.

De zanderij bij Veenenburg. Links op de afgezande stukken werden direct percelen ingericht. Foto: Leendert Blok ca. 1920

Langs de Veenenburger ‘grindweg’ voert de tocht naar Hillegom, eerst nog langs de bossen en weiden van Keukenhof. Dan verandert het landschap. De afgravingen zijn in volle gang met een ingrijpende landschapsverandering als gevolg. ‘Duizenden hectaren schilderachtig woud maakten plaats voor vlakke, lage akkertjes’. Thijsse beschrijft de rietschelven, de haagjes rondom de veldjes, die schimmels en bacteriën weren en de wind tegenhouden. Het landschap blijft zo tot Bennebroek. Dit is de kern van het bollenland. De vroegere duinen, bossen en buitens zijn verdwenen. Noordelijk van Bennebroek is de situatie beter en zijn er nog de Hartenkamp en het Manpad en Groenendaal, dat voor afzanding is behoed door aankoop van de gemeente Heemstede. Na een tocht van vijfentwintig kilometer kan de vermoeide wandelaar de bollen-jan-plezier naar Haarlem nemen. Thijsse is lyrisch over het vogelleven en de plantengroei die hij waarneemt tijdens zijn wandeling van Overveen tot Keukenhof, maar minder over het bollenland van Lisse tot Bennebroek. Tussen de regels door proef je zijn ontstemdheid over de aantasting van het landschap door de zandafgravingen.

De schoolplaat
Lisse is niet herkenbaar op de schoolplaat. Dat was ook niet de opzet. De voorstelling op de wandplaat is kenmerkend voor landschappen in de hele Bollentreek, met een rechte sloot, belangrijk voor het vervoer en voor de waterstand. De vlet ligt klaar om de gekopte bloemen naar de porriehoop af te voeren. Op de voorgrond een boerderij, op de achtergrond de duinen, met daarvoor een bollenschuur met de villa van de bollenkweker. Wilt u Thijsses tocht met zijn vele natuurbeschrijvingen nawandelen en de veranderingen in het landschap en de flora
zien, vraag dan aan bibliothecaris Jos van Bourgondiën de handleiding ter inzage. ■

 

Pareltje: het boek Vader Izaäk

Het ‘Pareltje’ van deze aflevering valt in de categorie ‘Genealogie’. Izaäk de Kooker scheef het boek ‘Vader Izaäk’ . Het verscheen in 2014 bij uitgeverij Boekscout. Het boek geeft een zeer herkenbaar beeld van het leven van een kleine zelfstandige en zijn gezin in de jaren 1950 tot 1970.

door Ria Grimbergen

Jaargang 20 nummer 3, 2021

Het ‘Pareltje’ van deze aflevering valt in de categorie ‘Genealogie’. Izaäk de Kooker werkte als adviseur Groenvoorziening bij de gemeente Lisse, maar stopte met werken, gedwongen door hartproblemen. Wachtend op een oproep voor een harttransplantatie, besloot hij de herinneringen aan zijn vader en het gezin waarin hij opgroeide op te schrijven. ‘Vader Izaäk’ verscheen in 2014 bij uitgeverij Boekscout. Het boek geeft een zeer herkenbaar beeld van het leven van een kleine zelfstandige en zijn gezin in de jaren 1950 tot 1970. Vader Izaäk is een harde werker met een driftig karakter, maar ook altijd in voor een grap. Hij verdiende zijn brood met het kweken van dahlia’s, perkplanten, vaste planten en bollen en huurde daarvoor land in de Haarlemmermeer en in Lisse. Later legde hij zich toe op het onderhoud van tuinen. ‘Een werkzaam leven vol hilarische momenten’ is de treffende ondertitel van dit boekje dat door veel Lissers met plezier zal worden gelezen. Jos van Bourgondiën leent het graag uit aan leden van de CHVOL, evenals de vele andere boeken uit de bibliotheek. Waardevolle exemplaren worden niet meegegeven,
maar zijn op dinsdagmorgen ter inzage in de Vergulde Zwaan.

Izaak de Kooker

PARELTJE: Parelduiken in Lisse Tijd Reis

Inmiddels is veel ingebracht in de database. Op internet is die via Lisse Tijd Reis na inloggen te raadplegen voor leden van de Vereniging Oud Lisse.

Ria Grimbergen

Jaargang 20 nummer 3, 2021

‘Ik heb een Pareltje voor je” zegt Jos van Bourgondiën, bibliothecaris van de CHVOL. Jos is hier volkomen op zijn plek. Hij heeft een grote liefde voor boeken, vooral op filosofisch en historisch terrein. Dat geldt ook voor zijn collega’s Peter Vink en Leen Sijpesteijn. Peter beheerde voorheen de collectie van het Museum De Zwarte Tulp en is een verwoed lezer van Russische literatuur. Leen verzorgt onder andere de invoer van nieuwe boeken in de database. Peter ondersteunt bij de beschrijving van boeken, de invoer in de database en het plaatsen van de aanwinsten in de kasten. Gedrieën zijn zij elke dinsdagmorgen te vinden op de bovenste verdieping van de Vergulde Zwaan, die nog
zo prettig naar vers hout ruikt. In de diepe archiefkasten staan de boeken netjes geordend op nummer. Inmiddels is veel ingebracht in de database. Op internet is die via Lisse Tijd Reis na inloggen te raadplegen voor leden van de
Vereniging Oud Lisse onder het label Tabellen, en vervolgens Boek. Het is heerlijk grasduinen in de lijst, die is opgedeeld in categorieën. Onder het kopje ‘Algemene historie Lisse’ staan de populaire fotoboeken van Herman van
Amsterdam en Peter van der Voort, maar ook een zeldzaam werkje uit 1943 van J. P. Raaphorst over de geschiedenis van de Parochie St. Agatha. Aanleiding was de stichting van de parochiekerk een eeuw eerder. Pastoor G. P. A. van Zuylen schrijft in zijn

Parelduiken in Lisse Tijd Reis
inleiding dat het eeuwfeest door de tijdsomstandigheden sober zal worden gevierd. De rubriek Bloembollencultuur is zeer uitgebreid en gevarieerd. Werk van Nieuwsblad-redacteur Arie in ’t Veld is goed vertegenwoordigd in deze categorie, naast het lijvige boekwerk ‘Drie eeuwen bollenexport’ van E. H. Krelage, de ‘bollenbijbel’ die de geschiedenis van de Nederlandse bollenhandel tot 1938 beschrijft. Aardig is een boekje uit 1916 van R. Schuiling over de bloembollenvelden in Lisse, dat hoorde bij de gelijknamige schoolplaat. De Parkgidsjes van Keukenhof en de corsoprogrammaboekjes vallen onder gelegenheidsdrukwerk, dat vaak in de papierbak belandt en verloren dreigt te gaan. Dat geldt ook voor adresboekjes en gemeentegidsen van Lisse. In een reguliere bibliotheek wordt dit drukwerk niet bewaard, maar dankzij de bibliotheek van de CHVOL zijn ze raadpleegbaar. Natuurlijk staan in de bibliotheek
ook de werken van streekhistoricus A. M. Hulkenberg en zijn opvolger Rob Pex, evenals die van Nieuwsblad-redacteur Arie in ’t Veld. Voor mensen die meer willen weten van de geschiedenis van Lisse onontbeerlijke naslagwerken door de uitgebreide registers en literatuurverwijzingen. Bijna alle boeken zijn geschonken. Penningmeester Jasper de Jong krijgt een enkele maal een verzoek geld beschikbaar te stellen voor een uitgave die onmisbaar is voor de collectie. Een belangrijke aanvulling was de nalatenschap van Bert Kölker. Kölker had bij
leven al veel boeken geschonken aan de bibliotheek, maar na zijn overlijden kwam zijn verzameling terecht bij de CHVOL. Veel daarvan wacht nog op archivering.

Pareltje met een Surinaamse glans

‘Ik ben ooggetuige geweest van de jammertooneelen door den al vernielende oorlog van 1812 en 1813 veroorzaakt’. Andries van Hasselaar schreef deze regels in zijn huis aan de Lisser Straatweg, nu de Heereweg. Als chirurgijn ging hij mee naar Rusland met het leger van Napoleon, maar wat hij daar aan menselijke ellende zag, was een ‘beuzeling’ bij wat hij aantrof in de leprozenkolonie Batavia in Suriname.

door Ria Grimbergen

Nieuwsblad Jaargang 19 nummer 4, 2020

Andries van Hasselaar, vroedmeester, chirurgijn en heelmeester in Lisse, werd op 23 december 1782 in Amsterdam geboren als zoon van Jan van Hasselaar en Catharina Sophia Cardoes. Over het beroep van zijn vader tasten we in het duister. Had deze tot de stedelijke elite behoord, dan had Andries aan een universiteit medicijnen gestudeerd. Hij was ‘medisch doctor’ geweest en had de interne geneeskunde beoefend. Nu kreeg hij zijn opleiding van de Amsterdamse stadschirurgijn Hendrik Benraad. Hij was bevoegd breuken te zetten, wonden te verzorgen, operaties uit te voeren en bevallingen te begeleiden. Andries wordt volwassen in de woelige jaren van de Bataafse Republiek. De patriotten hebben de macht en de republiek is een zusterstaat van Frankrijk. In 1804 treedt hij in dienst van de marine als chirurgijn tweede klasse, een baan die hem de officiersrang oplevert. 24 februari 1804 zeilt de 22-jarige weg met de ‘flottielje van Vlissingen’, een konvooi van Bataafse oorlogsschepen dat Napoleon zou helpen bij een invasie van Engeland. (De Fransen zagen later af van dit aanvalsplan en kozen voor een economische blokkade van de Engelsen.)
De flottielje zeilt langs de Franse kust en in Andries’ officiersstamboek staat aangetekend dat hij betrokken was bij
gevechten met de Engelse vloot op 16 mei bij Knokke/Heist en een jaar daarna in juni 1805 bij twee schermutselingen met de Engelse zeemacht. In 1806 maakt hij op de schoener  De Staghouwer een gevecht mee met twee Engelse brikken. In datzelfde jaar kroont Napoleon zijn broer Lodewijk tot koning van Holland. Andries krijgt in 1807 een aanstelling als chirurg derde klasse aan de hospitaal- en velddienst van de Hollandse armee. In 1808 wordt hij bij de kust van Walcheren ingekwartierd.

1805 – E. Hoogerheijden – Flottielje van de Bataafse Republiek in de
haven van Vlissingen – Collectie Scheepvaart Museum, Amsterdam

Hollanders en Fransen verwachten een invasie van de Engelsen bij Walcheren, die via de Scheldemond Antwerpen willen bereiken. De legers van de kleine keizer vechten tegen de Engelsen in Spanje en Portugal, tegen de Oostenrijkers in Noord-Italië en Oostenrijk. De Engelsen ruiken hun kans de Franse marine in Antwerpen een slag toe te brengen. Ze zetten met een grote vloot meer dan veertigduizend soldaten over op Walcherse bodem. Op 13 augustus 1809 bombarderen de Engelsen Vlissingen. De Fransen slagen erin troepen over te brengen naar de forten langs de Schelde en de Engelsen geven hun plan Antwerpen te bezetten op. Ze trekken zich terug op Walcheren waar 40% van de soldaten wordt getroffen door de Walcherse of Zeeuwse koorts, een soort malaria veroorzaakt door een mug die zich graag in brak water ophoudt. Al verzwakt door de Walcherse koorts sterven vierduizend soldaten aan vlektyfus en dysenterie, terwijl 11.000 mannen na zes maanden nog als ziek te boek staan. Dezelfde ramp treft ook het Hollandse en Franse leger. De zieken worden overgebracht naar de hospitalen in Gent en Brugge en als die de stroom niet meer kunnen verwerken naar andere steden, waaronder Amiens. ‘1809 tegen de Engelschen in Zeeland’ staat er in Andries’ stamboek.
We vinden Andries terug in Amsterdam in 1810. Hij gaat dan in ondertrouw met Maria Roos op 8 juni. De bruid is evenals de bruidegom rooms katholiek. Een paar maanden eerder, op 16 maart 1810, ontbond Napoleon het koninkrijk Holland en lijfde het in bij het eerste Franse keizerrijk.

Daarmee kwam Van Hasselaar door incorporatie als chirurgijn ‘sous aide’ bij het 125ste regiment van de Franse infanterie van linie en was hij overgegaan in dienst van de Fransen. Mogelijk is hij met zijn Maria en hun in 1811 in Leiden geboren dochtertje Maria Catharina naar Amiens vertrokken om daar de vele zieken en gewonden te verzorgen. In Amiens wordt op nieuwjaarsdag 1812 een tweede meisje geboren, Maria Dominique. Op 22 oktober 1812 wordt Andries ingeschreven bij de 31ste divisie 11 corps d’armee als chirurgijn aide majoor en hij zal hier bijna anderhalf jaar dienen. ‘1812 tegen Rusland’ en ‘1813 tegen de geallieerden’ staat in zijn stamboek. De geallieerden zijn de Engelsen, Russen, Pruisen, Zweden en Oostenrijkers die Napoleon bevechten. In hetzelfde jaar 1813 zet de prins van Oranje, de latere koning Willem I, voet op Nederlandse bodem. In januari 1814 wordt in Pruisen de Infanterie van linie nr. 9 opgericht voor Hollandse militairen die in Franse dienst zijn geweest. Uit zijn stamboek weten we dat Andries van Hasselaar een van hen was. Na zijn dienst gedaan te hebben in eerst het Bataafse leger en vervolgens het napoleontische, dient hij vanaf 14 april 1814 Oranje als chirurgijn tweede klasse en is aanwezig bij de blokkade van Delfzijl, de laatste stuiptrekking van het Franse leger in Nederland. Nu staat hij gewonde Nederlandse soldaten bij. 16 december 1814 gaat hij over naar het bataljon West Indische Jagers no. 11. De koloniën in Oost- en West-Indië zijn na jaren aan de Engelsen te zijn geweest, weer aan Nederland toegewezen. Voor de koloniën in de West worden twee bataljons West Indische Jagers opgericht en Andries van Hasselaar meldt zich hiervoor aan. Op 19 februari 1815 bevalt Maria van Hasselaar-Roos in Brielle van een derde dochter, die zeer jong zal zijn overleden, Maria Louisa Henrietta. De vader is dan 31 jaar. Maar voordat het gezin in de West een nieuw leven kan opbouwen, weet Napoleon op 26 februari te ontsnappen van Elba, het eiland waarnaar hij was verbannen.

De ‘Honderd Dagen’ van Napoleon kregen hun apotheose bij de Slag van Waterloo, waar hij definitief werd verslagen. De militairen van de bataljons West Indische Jagers werden opgeroepen te vechten. Als chirurgijn 2e klasse verzorgt Andries van Hasselaar de gewonden van deze veldslag tussen de geallieerde legers en de Franse Armée. Twee jaar later krijgt hij hiervoor als beloning een geldbedrag uitgekeerd, de Waterloo gratificatie. In zijn geval bedroeg die f 393,95½, de beloning voor subalterne officieren (Stadsarchief Amsterdam, deel 720, periode 1817-1818, nr. 2847).
Tijdens de oorlogen in Europa waren de koloniën in handen gekomen van de Engelsen. Zij voerden van 1799-1802 en van 1804-1816 het bewind over Suriname. In februari 1816 kwam de nieuwe gouverneur-generaal Willem van Panhuys per schip aan in Paramaribo, evenals chirurgijn Andries van Hasselaar. Van Panhuys nam op 26 februari het bestuur over van de Engelsen. Andries’ vrouw Maria Roos geeft op 23 juni 1816 in Paramaribo het leven aan Andries Anthonius van Hasselaar. In Suriname wordt het gezin vervolgens uitgebreid met Wilhelmina Henriëtta (Paramaribo 19-01-1818), kerstkindje Rosalie Ludovica Maria (25-12-1821) en Franciscus Gerardus Wilhelmus (Paramaribo 1-05-1824). Het in Leiden geboren dochtertje, de eerste Maria, overleed in 1823 op twaalfjarige leeftijd.
Het gezin zal zijn intrek hebben genomen in een van de fraaie officierswoningen bij Fort Zeelandia, een voormalig vestingwerk dat toen dienstdeed als kazerne en later als gevangenis. In de ‘Surinaamsche Staatsalmanak van 1816’ staat Van Hasselaar vermeld als een van de twee vroedmeesters in de kolonie en als chirurgijn tweede klasse van het bataljon jagers nr. 11. op het Fort Zeelandia.
(Het is de plek waar de tegenstanders van het regime van Desi Bouterse werden vermoord in december 1982. Nu is in dit oudste gebouw van Paramaribo het Suriname Museum gevestigd.) Gelegen aan de mond van de Suriname Rivier bood het fort de bewoners een panoramisch uitzicht over land en zee.
Op zeker moment zal Van Hasselaar gestopt zijn als chirurgijn bij het bataljon West Indische Jagers, mogelijk naar aanleiding van hevige onlusten tussen de jagers en een burgerwacht van kleurlingen begin november 1820. In de ‘Surinaamsche almanakken’ van 1827 en 1828 staat Van Hasselaar vermeld als Stadschirurgijn en in die van 1828 bovendien nog als lid van het Collegium Medicum, een groep chirurgijns, dokters en apothekers. Het is in deze laatste hoedanigheid dat hij de leprozenkolonie Batavia bezoekt. Tijdens zijn twaalfjarige verblijf in de kolonie had hij in zijn praktijk als ‘visitateur van lepreuzen’ veelvuldig kennis gemaakt met lepra, een toen ongeneeslijke, besmettelijke ziekte die in Europa al eeuwen niet meer voorkwam. Weten we nu dat door de leprabacterie lepra wordt overgebracht door vooral niezen en hoesten, Van Hasselaar legt de oorzaak bij ongeremd seksueel gedrag, ongezonde voeding en erfelijke factoren. Wijdverbreid bijgeloof bij alle bevolkingsgroepen in Suriname verergerde de situatie. Leprozen werden vanaf 1824 gedeporteerd naar de ver van Paramaribo afgelegen plaats Batavia. Een commissie van vier personen, onder wie Andries van Hasselaar, kreeg de opdracht de ongeveer driehonderd bewoners van de afgelegen leprozenkolonie te onderzoeken. Het gerucht ging dat velen van hen gezond waren en zich zo onttrokken aan hun slavenarbeid. Na de lopende patiënten te hebben onderzocht, werd men gebracht naar de hutten waar de ongelukkige bedlegerigen woonden, ‘voorwerpen van jammer en ellende’. Het is schrijft Van Hasselaar ‘onmogelijk zich een denkbeeld te maken van de monsters die wij daar aantroffen’. Het was ‘de grootste verwoesting in menschelijke lichamen’ die hij ooit zag en de stank was zo afgrijselijk dat commissieleden brakend wegliepen. De mensen die gezond leken, bleken toch aangetast door lepra en de commissie verklaarde tot algemene opluchting alle bewoners besmet. De terugtocht van Batavia naar Paramaribo werd een helletocht. Na een dag varen in de brandende zon, miste de commissie het schip dat hen terug zou brengen. ‘Deze nacht werd de angstvolste, die ik in mijn leven heb doorgebragt: ik heb tweemaal schipbreuk geleden, maar niet die aanhoudende angsten en schrikken uitgestaan, die zich hier, als het ware, op elkander hoopten’. Na de verschrikkingen van deze tocht kreeg Van Hasselaar een beroerte, raakte aan zijn rechterzijde verlamd, kon aanvankelijk zitten noch spreken en besloot met zijn gezin naar het moederland terug te keren.

Op 31 januari 1829 koopt hij in Lisse de chirurgijns- en apothekerswinkel van Caspar Hendrik Wolf of Wolff gelegen
aan de Straatweg in het dorp 112, een huis met tuin en boomgaard. Daar wordt op 4 februari 1829 zijn laatste kind geboren, een dochtertje dat de naam Angelique krijgt. Enigszins bekomen van alle emoties besluit Van Hasselaar na een paar rustige Lissese jaren de notities over lepra die hij in Suriname had gemaakt, te publiceren. Hij verontschuldigt zich ervoor dat er in zijn boek ‘gevoelige uitdrukkingen’ voorkomen, daarmee doelend op zijn observaties over het intense seksuele leven van de leprozen, de ‘wellustige driften’ en onbegrijpelijke ‘teeldrift’. Hij beroept zich op de vrijheid van drukpers en verklaart dat hij niets heeft te verliezen. Pensioen heeft hij niet en niemand verleent hem bijzondere gunstbewijzen. Hij leeft van de inkomsten uit zijn praktijk.

Deze advertentie leverde naast een praktijkopvolger ook een schoonzoon op.

Andries van Hasselaar overleed in Lisse op 55-jarige leeftijd op 13 maart 1838. 31 Maart plaatste zijn weduwe een advertentie in de ‘Opregte Haarlemsche Courant’ voor een opvolger. Thomas Nieuwenhuisen nam de praktijk over en trouwde met de oudste dochter Maria Dominique van Hasselaar. Van Hasselaar dacht destijds dat lepra en elefantiasis verwante ziekten waren. De oorzaak van lepra is echter een bacterie. De ziekteverwekkers van Elefantiasus of olifantsziekte zijn parasitaire wormen, overgebracht door de beet van een mug, die een ontstekingsreactie in de lymfevaten teweeg brengen. Van Hasselaars beschrijving van elefantiasis en lepra in Suriname verscheen in 1835 bij de Amsterdamse uitgever S. de Grebber. Van dit inmiddels zeldzame boekje van 98 pagina’s zijn slechts vier exemplaren aanwezig in Nederlandse bibliotheken. Zijn observaties over de oorzaken van lepra en het verloop van de ziekte werden opgenomen in negentiende-eeuwse geneeskundeboeken.

Dit ‘pareltje’ staat niet in de bibliotheek van de VOL, maar kan digitaal gelezen worden. Klik hier  via de volgende link: https://books.google.nl/books?vid=KBNL:UBA000016884&redir_esc=y.
Mocht u het in uw eigen kast hebben staan, Jos van Bourgondiën voegt het graag toe aan de mooie collectie boeken in de bibliotheek van de VOL.

Google Maps