Berichten

WELGELEGEN WAS EERST EEN ZOMERHUIS

Boerderij Welgelegen behoorde ooit tot buitenplaats Dubbelhoven. Het lag op de hoek van de Heereweg en Vuursteeglaan. De bewoners vanaf 1767 worden besproken.

Ine Eizinga

NIEUWSBLAD Jaargang 2 nummer 1, januari 2003

Boerderij Welgelegen, aan de Heereweg gelegen, heeft vele bewoners gekend. In de boeken “t Roemwaard Lisse’ en ‘Keukenhof van A.M. Hulkenberg staan hun namen opgetekend, evenals de wijze waarop de boerderij in andere handen overging, door verkoop of vererving. Ooit behoorde Welgelegen bij buitenplaats Dubbelhoven, dat gelegen was aan de noordwestzijde van de kruising Spekkelaan-Achterweg.

Dit buiten is geruime tijd in bezit geweest van kapitein Quirin Dabenis of d’Abenes. Na het overlijden van zijn vrouw heeft hij delen van zijn bezit van de hand gedaan waaronder in 1767 boerderij Welgelegen aan koper Sijmon Verdegaal. Rond 1800 (het was in 1880, redactie) laat Jaap Riggel het pand naast boerderij Welgelegen bouwen op de hoek Heereweg – Vuursteeglaan (nu nog bekend als het voormalig politiebureau), waar hij gaat wonen. Zijn buurman is de zoon van Sijmon Verdegaal, Jan Verdegaal. Deze is getrouwd met Wilhelmina Vreeburg Jurriaansdr en heeft twee dochters. De oudste dochter Marietje trouwt met Jan Riggel en de boerderij zal tot 1923 in bezit van de familie Riggel blijven. Marietje en Jan hebben geen kinderen en laten boerderij Welgelegen na aan hun nicht, Agnes van Buiten. Zij trouwt met Jan van der Salm, de grootvader van de huidige bewoner Jos van der Salm. Boerderij Welgelegen is in 1983 gesloopt, alleen het bijbehorende zomerhuis is bewaard gebleven. Uit welke tijd boerderij en zomerhuis precies dateren is niet bekend (Het zomerhuis is in 1890 gebouwd, redactie) .

Jos van der Salm is in het zomerhuis van boerderij Welgelegen geboren. Zijn grootouders hebben het boerenbedrijf lang in stand gehouden en bezaten land in de Poelpolder. Van der Salm: ‘ík weet dat er in het winterhuis later ook een flessen-spoelerij is geweest. Om die reden is het rieten dak toen vervangen door een pannendak. De boerderij is verkocht aan de gemeente en in 1983 gesloopt.’  Op deze plek tussen het voormalig politiebureau en het zomerhuis verschijnt het moderne gebouw van het arbeidsbureau, tegenwoordig Centrum voor Werk en Inkomen geheten. Liesbeth van der Salm: ‘Ik vind het eerlijk gezegd nog altijd een gebouw dat hier niet op zijn plaats is. De heg tussen de boerderij en het CWI-gebouw bewaakt de sfeer van het landelijke karakter rond de boerderij.

Een aantal jaren eerder is Jos van der Salm bang geweest dat de boerderij in zijn geheel het veld zou moeten ruimen: ‘Ze hadden de Westelijke Randweg precies door de boerderij getekend! Ik heb er nachtenlang niet van geslapen. Dat het het gemeentebestuur ernst is geweest, blijkt uit een plattegrond van Lisse uit 1978. Op deze kaart staat de Westelijke Randweg met stippels aangegeven en inderdaad dwars over het terrein van boerderij Welgelegen. Gelukkig komt het gemeentebestuur tot inkeer en krijgt de Westelijke Randweg een zuidelijker aansluiting op de Heereweg.

Vlak na de Tweede Wereldoorlog betrekken de ouders van Jos van der Salm het zomerhuis van Welgelegen na een grondige verbouwing om het voor wonen geschikt te maken: ln een van de voorkamers stond een ketel waarin het voer voor de koeien werd gekookt. Er was nooit gewoond.De huidige huiskamer, met het authentieke balkenplafond, bestaat dan nog uit twee vertrekken: “toen wij de woning betrokken, hebben we er één woonkamer van gemaakt, met behoud van het balkenplafond.’  De deur aan de noordzijde van het pand leidt naar de bijkeuken, waar allerlei details nog wijzen op een ver verleden. De grote waterbak is nog steeds in gebruik. Vroeger is deze, gevuld met koud water, gebruikt om de bussen melk te koelen die enkele dagen later werden opgehaald. Nu is zo’n grote bak heel handig wanneer je bijvoorbeeld met vuile laarzen thuiskomt. Het houten rek er boven biedt ook nu nog plaats aan emmers, maar die bevatten tegenwoordig geen melk meer.

Van der Salm doet er veel voor om de boerderij, die in tegenstelling tot de woningen aan de overkant van de Heereweg op een strandwal is gelegen, zoveel mogelijk in stand te houden. Hij houdt van het huis en wil het zo authentiek mogelijk houden. En dat is veel werk. De muren bestaande uit vier centimeter smalle steentjes, het zogeheten waalformaat, vertonen nog geen enkele scheur, maar moesten nog niet zolang geleden opnieuw worden gevoegd. De dakpannen zijn vernieuwd, nadat er door een zware storm, twaalf jaar geleden, menig dakpan naar beneden kwam: ‘Er lagen oudhollandse dakpannen op, maar daar kan de wind gemakkelijk onder komen en dat gebeurde in die hoek nogal eens. Er liggen nu nieuwe verbeterde Hollandse pannen op en natuurlijk rode.

De stallen aan de achterzijde van de boerderij onder hetzelfde dak gelegen zijn nog voorzien van de authentieke houten pen verbindingen. De dakkapellen horen eigenlijk niet zo bij dit oude pand, maar die laat Van der Salm maar zo. De zolder is immers als woonruimte in gebruik. Hij vindt het wel erg spijtig dat het hek met de naam Welgelegen bij de sloop van het noordelijke pand ten onder is gegaan: ‘We kwamen thuis en het hek was verdwenen, gewoon meegesloopt’ . De losstaande schuren die bij de boerderij behoren, zijn niet zo oud. Maar de sfeer van het oude boerenerf is nog in geheel intact en wordt door Van der Salm in ere gehouden.

Het echtpaar is erg blij met hun woning niet in de laatste plaats omdat het zomerhuis een geschiedenis heeft en al lange tijd in handen is van de familie. Liesbeth van der Salm, die zelf in Den Haag opgroeide: ‘Mede door het weitje is het hier uniek en heel landelijk wonen. En we boeren nog steeds, kleinschalig en als hobby. We hebben vier koeien en een aantal schapen. In het voorjaar staan de lammetjes in de wei. Ik vind dat geweldig. De waterput voor het huis is een tijdlang buiten gebruik geweest, maar hij doet het weer, en ik gebruik dat water ’s zomers voor de planten.

De boerderij Welgelegen aan de Heereweg, naast het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI), dat vroeger het Arbeidsbureau heette. Op de boerderij wordt tegenwoordig kleinschalig geboerd. Oorspronkelijk behoorde het pand tot het buiten Dubbelhoven dat het in gebruik had als zomerhuisje (Op de foto staat het zomerhuis, redactie)

VEEL PACHTERS KONDEN HET NIET BOLWERKEN: ARMOE TROEF OP DEVERBOERDERIJ

Volgens Hulkenberg werd de eerste boerderij bij Dever gebouwd aan het einde van de 16e eeuw. De geschiedenis en de bewoning van de boerderij wordt besproken.

door Hans Smulders

NIEUWSBLAD Jaargang 2 nummer 1, januari 2003

Het is niet bekend wanneer precies de boerderij van het versterkte Huys Dever, dat omstreeks 137O werd gebouwd door Reinier die Ever, is gebouwd op de plaats waar hij nog steeds staat, terzijde en achter het Huys en goed zichtbaar vanaf de Heereweg. Volgens de Lissese historicus A.M. Hulkenberg moet dat geweest zijn aan het einde van de 16e eeuw, dus ruim vijfhonderd jaar geleden. Hij concludeerde dat uit stenen die werden gevonden nadat de boerderij in 1894 afbrandde. Een deel van die stenen is gebruikt voor het vergroten van de stal.

Maar veehouder Jan Rotteveel, die in 1935 op de boerderij geboren werd en er nog steeds woont, betwijfelt de vondst van Hulkenberg. Hij zegt: 7/c heb hier nog nooit een oude steen gezien! Toen de boerderij afbrandde door hooibroei was het een lage rietgedekte stolpboerderij. Daar kunnen nooit veel stenen in gezeten hebben!1

In het begin van het versterkte woonhuis zal, zo neemt ook Hulkenberg aan, de boerderij die de bewoners van het huis van allerlei moest voorzien, gestaan hebben op het voorplein. Een van de casteleyns, de bewoner van een kasteel, was in het begin van de 15e eeuw een zekere Matheus Claes, die waarschijnlijk de vader was van Vranck Matheusz en de groot­vader van Dirk

Vrankez, die hem opvolgden. Leenheer in die tijd was Gysbert van Haeften die op jonge leeftijd stierf aan een beet van een dolle hond. Ze hebben hem op een voor die tijd behulpzame wijze uit zijn lijden verlost door hem ’tussen twee bedden te smoren’.

Casteleyn

Dirck Vrankesz werd omstreeks 1465 geboren en bewoonde tot 1550 als casteleyn, slotvoogd dus, en als pachter van de 33 morgen en 83 roeden* grond waarschijnlijk het bouwhuis, boerenhuis, op het erf. Op de oudste afbeelding van het Huys

Dever (‘Caertgen van thuys te Dever’) kan men een aantal boerenbouwsels op de voorplaats zien staan. Hulkenberg vermoedt dat aan het einde van de 16e of het begin van de 17e eeuw de boerderij achter het versterkte huis werd gebouwd. De pachter was in die tijd Jacob Jansz van Soertermeer, die getrouwd was met Jannetje Florysdr uit Wassenaar. Ze hadden een hele reeks kinderen. De pachter werd ook wel Jacob Jansz van ’t Slot genoemd of Jacob Jansz op ’t Hof.

In 1658 werd de waarde van de boerenwoning met de erbij behorende landerijen geschat op 20.000 gulden. In het betrokken stuk wordt daar laconiek aan toegevoegd: lhet welcke imers genough is1.

In 1678 werd de boerderij, die bestond uit het ‘bouwhuys, bergh, schuer en een groot aantal percelen gronds, waaronder ook 84 roe bij de boerewoning, van ouds elstland, nu tot boomgaert gemaekf, gehuurd door Jannetien Pieters van Bouwman uit Lisse, die zich omdat vrouwen in die tijd niet zelfstandig mochten handelen, liet vertegenwoordigen door haar voocht Maerten Cornelisz van der Burch die in de Engel woonde. Jannetien had een vijftal bouwmeijts of bouwknechts in huis. Dat wijst er op dat het Jannetien goed ging, maar de geschiedenis wijst uit dat de meeste pachters het zwaar hadden en nauwelijks rond konden komen. Zo best waren de gronden van Dever niet!

Boedel

Zo kon pachter Willibrord Ariusse Akersloot in het begin van de 18e eeuw niet rondkomen. Een hevige storm blies het rieten dak eraf en beschadigde kozijnen en keldervensters. Het land bracht zo weinig op dat hij in 1707 de pacht niet meer kon betalen. Alles wat hij had moest hij via een boedel verkopen: veldvruchten, bouwgereedschap, meubelen, de bruine ruin, 21 koeien, de bonte stier, het hooi, kaas, een vloot, een berie, een melkmouw, een tafel, twee stoelen, koperen ketels, een karrewagen, een kruiwagen, een gierbak, twee emmers, een karn, een pers en een tobbe. De volgende pachter, Pancras Damasse Santvliet, wiens vader nog kroosheemraad was geweest, in welke functie hij moest

Er waren veel liefhebbers. Onder hen Arie Rotteveel die in Lisse een boerderij en een broodbakkerij had (thans bakker Freriks), welke zaken Arie na de dood van zijn vader in 1880 had overgenomen. Hij trad evenwel op voor zijn zoon Jan, die toen 25 was. Zijn tussenkomst slaagde en Jan werd de nieuwe boer; hij trouwde nog dat jaar in oktober met Cornelia Verdegaal uit Groenendijk-Hazerswoude.

Te hoog en te droog

Het zat Jan Rotteveel niet mee. Het land was slecht, op ruim 20 hectare kon hij maar 16 koeien houden. De huidige bewoner van de boerderij Jan Rotteveel vertelt: Het land aan de voorkant van de boerderij was te hoog en te droog en de achterkant, richting Haarlemmermeer, was moeras. Er groeide dus niks. Mijn grootvader heeft het hoge land afgezand en het moeras opgehoogd, zodat het nog wat werd.’  Maar in oktober 1894 ging de boerderij met al het hooi in vlammen op. De familie Rotteveel ging in de schuur wonen Daar werd Anna geboren die later het klooster in ging. Spoedig werd een nieuwe boerderij gebouwd zonder voorhuis en opkamer, maar wel ruim en modern zodat boer Rotteveel er nu voor het eerst rechtop in kon staan. Tot op de dag van vandaag woont de familie Rotteveel op de boerderij. Jan (Johannes Petrus) Rotteveel (1935) zal er voorlopig nog blijven, zegt hij. Hij is veehouder en brengt jongvee groot tot melkvee voor zijn zoon die een veehouderij heeft in Stellendam. Jan Rotteveel is geen pachter meer van de boerderij. Hij is eigenaar.

Duits dus vijandelijk bezit

Dat kwam door de Tweede Wereldoorlog. De eigenaar van Dever en dus van de landerijen was sedert 1720 de familie Heereman van Zuydwijck, een katholieke familie die tijdens de reformatie naar Duitsland was gevlucht. Toen de Tweede wereldoorlog uitbrak, was Max Emmanuel Joseph Maria Aloysius Hubertus baron Heereman van Zuidwijck niet alleen Fideikommiszherr van Surenburg, Nevinghof, Wienburg en Delsen, heer van Maser, Herding en Grevinghof, maar ook heer van Dever en Lisse. Hij kwam in de oorlog af en toe naar zijn bezit kijken, maar was liever reserve-officier dan kasteel­heer.

Na de oorlog kwam het Nederlands Beheersinstituut in werking die voor de Raad van Rechtsherstel het Duits en dus vijandelijk bezit, wat Dever was, onder beheer nam. In 1949 ging het instituut tot liquidatie van de Devergronden over en aangezien de voormalige pachters het eerst in aanmerking kwamen voor koop, geraakt Jan-Piet Rotteveel in het bezit van ongeveer 25 ha land om Dever met de woning en de bedrijfsruimten. Baron Heereman van Zuidwijck bezocht zelf zijn pachter en raadde hem ten sterkste aan de koop te sluiten! Maar al in 1970 moest veehouder Rotteveel 10 ha afstaan aan de gemeente Lisse voor het Bedrijventerrein Dever, in casu voor een vestiging van de autofabriek Nissan.

In 1895 werd de boerderij van ’t Huys Dever opnieuw gebouwd nadat de vorige, een rietgedekte stolpboerderij, was uitgebrand. Het geheel
is thans in bezit van de familie Jan Rotteveel. * Een morgen is 600 Rijnlandse roe. Een hont is 100 Rijnlandse roe. 7 hont is 1 hectare

DE BOERENGEMEENSCHAP VAN LISSE: ‘BOUWMANSWONINGEN’ IN HET CENTRUM

In de 17e eeuw stonden de boerderijen tot in het dorp. De boerderijen werden ook bouwmanswoningen genoemd.

R. Pex

NIEUWSBLAD Jaargang 2 nummer 1, januari 2003

Kadasterkaart 1812

Veel boerenbedrijven stonden in het verleden niet op zichzelf, maar maakten onderdeel uit van een buiten­plaats of landgoed. Op deze wijze kon een buiten­plaats zichzelf bedruipen middels de binnenkomende pachtsommen. In Lisse waren evenwel ook veel boerde­rijen (vroeger ook wel ‘bouwmanswoningen1 genoemd) die niets van doen hadden met een buitenplaats of landgoed. Tot in het dorp kwam men ze nog tegen.

Dit laatste zal menige lezer misschien verbazen. Ook in Lisse was (voor de opkomst van de bloembollencultuur) de veeteelt een vrij belangrijke bron van inkomsten. Sommigen verdienden er dik aan: men treft hun namen regelmatig aan in de zoge­naamde protocollenboeken in het Nationaal Archief, waarin allerlei koopacten staan overgeschreven. Toch waren er ook genoeg tegenslagen in het boerenbestaan. Daar zullen we in de volgende paragraaf op in gaan.

Kaplleland

Terug naar het dorp Lisse als boerengemeenschap. Men kwam met name veel boerenhofsteden tegen in het gedeelte van Lisse dat bekend stond als het Kapelleland en dat zich bevond tussen de huidige Kanaalstraat en de Grachtweg. Op de afgebeelde kaart (zie pag. 9) is dit deel van het dorp Lisse duidelijk waar te nemen: men ziet hierop de Heereweg, de ‘Broek Steeg’ (Broekweg, tegenwoordig Kanaalstraat) en een deel van de Grachtweg. Zoals reeds opgemerkt werd dit deel van Lisse het Kapelleland genoemd. De reden daarvoor was niet gelegen in het feit dat de opbrengsten bestemd waren voor de kerk of kapel, zoals Hulkenberg opmerkt in één van zijn publicaties. Het woord ‘kapel’ heeft in dit geval betrekking op vlasschoven die hier op het weiland te drogen werden gezet. Naast de veeteelt was namelijk ook de vlasserij een vrij belangrijke bron van inkomsten in Lisse. De gronden waren echter eigendom van de kerk. Tijdens de reformatie ging het onroerendgoedbezit van de Rooms-Katholieke kerk over in handen van de protestanten. Deze riepen een kerkelijk bureau in het leven om deze gronden te beheren. Ook het Kapelle-land werd hierin ondergebracht.

Ambachtslieden

De voormalige boerderij aan de Kanaalstraat is nu in gebruik bij de horeca. Rechts het Italiaanse restaurant La Fontana, links het Pannenkoekenhuisje

Vanaf de 17de eeuw zien we dat er steeds stukjes grond in erfpacht worden afgestaan, waarna er huizen op gebouwd worden. Veel daarvan maakten – getuige de afgebeelde kaart -deel uit van boerenbedrijven. Laatstgenoemde kaart laat ons, in combinatie met de bijbehorende beschrijving van de percelen (de leggers), de situatie zien zoals die in 1832 was. Aan de Heereweg wonen en werken meest ambachtslieden. Alleen perceel 182 is een boerenwoning waarin op dat moment de weduwe van Gerrit van Klaveren woont. Daar schuinonder is de ‘Broek Steeg’. In het huis met perceel­nummer 229 woonde in 1812 nog Arie van der Vlugt, bouw­man ofwel boer van beroep. In een akte gedateerd 25 februari 1818 wordt deze boerderij ook wel Noorland genoemd. Bij deze gelegenheid verkoopt boer Arie van der Vlugt zijn bezit aan de Kanaalstraat aan Jan Vreeburg. Deze woning bestaat nog en wordt in de volksmond ook wel de boerderij van Hulsbosch genoemd. Tegenwoordig is dit een pizzeria (zie afbeelding op deze pagina). Vanuit deze woning moet men een prachtig uitzicht hebben genoten op de uitgestrekte weidegronden aan de andere zijde van de latere Kanaalstraat (Broekweg), ongeveer waar zich nu de Wagenstraat bevindt.

De Woelige Stal

De boerderij van de familie Langeveld aan de Grachtweg (tegenwoordig bevindt zich hier De Woelige Stal). De foto is genomen vóór 1930. foto: collectie J. Langeveld, Lisse.

Het kadastrale nummer 223 is eveneens een boerenwoning die in 1832 eigendom is van Cornelis van der Jagt. Dat geldt ook voor nummer 220 aan de Grachtweg. Deze woning was in 1817 aangekocht door Simon Langeveld. Hier bevindt zich tegenwoordig De Woelige Stal. In nummer 216 (aan de Broekweg) woonde en werkte vanaf 1908 eveneens een boer, namelijk Cornelis Ruigrok. Hij had jarenlang gewoond aan de Loosterweg op de eeuwenoude boerderij Achterduin (thans Loosterweg 15). Op een goede dag kreeg Ruigrok boerderij Achterduin te koop aangeboden.

De eigenaar, de heer Verdegaal, wilde van zijn bezit af. Echter, boer Ruigrok voelde er niet veel voor. Zijn buurman, Van Noort, zag zijn kans schoon en kocht het aan. Kort daarna is Ruigrok verhuisd naar de Kanaalstraat met zijn gezin. Hij had daar een woning aangekocht ter plaatse van de huidige winkel van Van Steijn. Boer Cornelis Ruigrok is in 1930 overleden, waarna in 1934 de boedel werd verdeeld. Siem of Simon kreeg de woning aan de Kanaalstraat toebedeeld. Gaan we nu nog iets meer richting het zuid-oosten, richting de Lisserbroekpolder. Perceelnummer 215 aan onze rechterhand is Het Hofje. Pieter Six had het in 1741 gelegateerd aan de gereformeerde diaconie. Dit is tevens de laatste woning aan de Broekweg of Kanaalstraat. Vanaf hier liep men rechtstreeks het weiland in, waarbij men aan de rechterhand aan de gracht nog wat huizen kon zien en aan het eind daarvan de Lissese korenmolen. Wat fijn moet het toch geweest zijn zomaar wat rond te kuieren in het Lisse van toen!

 

Veepestepidemieën

Maar hoeveel gevaren lagen er in het gewone bestaan niet iedere dag op de loer! Op de gevel van een huis aan de Vliet in Voorburg staat niet voor niets nog altijd de tekst: 7n de Waereld is veel Gevaer1 te lezen. En zo was het ook! Door blikseminslag kon zomaar een groot gedeelte van een stad (alleen maar huizen van hout!) in de as worden gelegd. Er bestonden geen uitkeringen, geen verzekeringen. Tegen veel ziekten was men nog altijd niet opgewassen. Een eenvoudige griep kon al fatale gevolgen hebben. En dan die epidemieën… De Lissese boerenstand heeft het er wat moeilijk mee gehad! Hele veestapels werden er door gedecimeerd. Omdat men praktisch niets over de runderpest wist, kon de ziekte hard en ongenadig toeslaan. Zo bezweek tussen half mei en eind september 1769 40% van het Lissese vee aan de veepest. Al eerder, in de eerste decennia van de eeuw, was er ook een grote veepestepidemie geweest, alsook omstreeks 1750. Wat men er tegen kon doen? Vrijwel niets in die tijd. Gewoon de ziekte uit laten woeden en vervolgens de schade opmaken. En denk nu maar niet dat men schadeloos gesteld werd door de overheid als getroffen boer, zoals dat recentelijk nog is toegezegd aan de gedupeerden van de MKZ-crisis. Dat was niet aan de orde. Integendeel, sommige buitenplaatseigenaren, zoals professor Röell van Keukenhof of Pieter Six van Grotenhof, maakten misbruik van de situatie door koeien die van de ziekte genezen waren en dus immuun waren geworden, voor een hoge prijs te verkopen. De één zijn dood is de ander zijn brood…

Branden

Ook branden kwamen op boerderijen nog wel eens voor. Dat een ongeluk in een klein hoekje kon liggen wat dat betreft, bewijst een aantal stukken dat zich bevindt in het streekarchief Rijnlands Midden. Ze handelen over een ernstige brand die op 26 juli 1705 had plaatsgevonden op de boerderij van de buiten­plaats Keukenhof. Zo verklaart Claas van Rode, chirurgijn te Lisse, op 2 maart 1706 voor notaris Jacob van Dorp dat Andries Spruit, die bovengenoemde boerderij huurde van Hendrik van Hoven, melkmouwen* aan het blakeren was op een afstand van een roede (ongeveer 3.77 meter) van de hooiberg. Hij verklaart verder: ‘ende dat den vs. (voorzegde) Barg op den 26 Julij des avonds nog in brand is geraakt, door dewelke het voorsz. geheelen Boerenhuys behalven ’t karnhuys alsook een nieuwe groote Schuur (…) met vele goederen daar inne ’t eenemaal sijn verbrand’. Ook hooibroei kwam wel voor. Zo lezen we in de memoires van Johannes Rotteveel (1804-1880) onder meer: ‘En den 6 september (1830) is de woning van de Heer Van der Staal, bewoond door

Karel Schrama, verbrand door het broeien van het hooi’.

Boererij De Phoenix.

Het betreft hier boerderij De Phoenix aan de Achterweg. Die arme Schrama… Zo’n zeventien jaar later werd zijn vee getroffen door een epidemie. Gelukkig is hij er goed doorheen gekomen, zodat hij nog tot aan zijn dood in 1876 op De Phoenix is blijven boeren. Maar zoiets kon niet iedere boer hem nadoen. Ongetwijfeld zijn er nog veel meer boerderij-branden geweest dan wij hebben kunnen achterhalen. Maar of het nu branden of epidemieën waren: het hoorde allemaal bij de risico’s van het boerenbestaan. Of, zoals wij nu zouden zeggen: ‘It’s all in the game’. En iedere boer wist dat heel goed.

WANDELING NAAR RUIGENHOEK EN KEUKENHOF IN 1898: BIJ DEN HANDWIJZER RECHTSAF (1)

Daniël Wüstenhoff maakte in 1898 overal wandelingen in de Bollenstreek. Hij beschrijft een wandeling vanaf Noordwijkerhout via de Ruigenhoek naar Keukenhof

door Rob Pex

NIEUWSBLAD Jaargang 1 nummer 4, oktober 2002

Onze verslaggever ontdekte dat dominee Daniël J.M. Wüstenhoff uit Sassenheim in de jaren 1898 en 1899 in het Leidsch Dagblad niet minder dan 29 wandelingen beschreven heeft in Leiden en omgeving. Hij kwam natuurlijk ook in Lisse. Ga mee terug in de tijd en vergezel de schrijver op zijn pad naar Halfweg en Keukenhof.

Dominee en schrijver Daniël Wüstenhoff uit Sassenheim wandelde van Noordwijkerhout richting Ruigenhoek en hij schrijft dan:

Wij zijn evenwel nog slechts een paar huizen verder of we voelen neiging een verkeerde weg in te slaan ondanks den handwijzer. Raadpleegt men dezen niet, indien men hier onbekend is, dan is het vrij zeker, dat men de Langevelderweg inslaat, net als deze week nog een automobiel overkwam (…) Komende van Noordwijkerhout, slaan we dus bij den handwijzer van den A.N. W.B. rechtsaf en gaan door of liever langs den Ruigenhoek en stuiten eindelijk bij Halfweg op de
trekvaart van Haarlem naar Leiden.

Staande op de vrij hooge brug daarover hebben wij een vrij aardig kijkje op die vaart. Kaarsrecht met het smalle jaagpad naast zich, zich tot in het oneindige verlengende, strekt zij zich links en rechts van ons uit. Zijt ge gewapend met een verrekijker, dan zult ge rechts (de schrijver staat dus met zijn neus richting Keukenhof, ofwel het oosten) de Pietgijzenbrug, links de Hillegommerbrug ontdekken en hebben we tevens gezicht op de ‘hooge, kegelvormige toren’ van Vogelenzang. ‘Achter u ziet ge het oude veerhuis van Halfweg, dat, gelegen op ongeveer gelijke afstanden van Haarlem en Leiden, zich de goede dagen herinnert, toen de trekschuit dit tooneeltje stoffeerde en het lustige jagertje, onbewust van het lot, dat hem wachtte, zijn vrolijke deuntjes blies. Een in het evenwijdig aan de vaart zich bewegende stoomros langsreizende

Kalverstrater zal wellicht klagen over gebrek aan gezelligheid en overvloed van ruimte, want buiten een stommen, stijf en strak op zijn dobber kijkenden hengelaar en een enkelen voorbijvarenden zand- of mestschipper, vertoont zich hier hoogst zelden een levend wezen.

Wij steken de spoorlijn over en zijn weldra omringd door al hooger en hooger opgaand geboomte, dat zich eindelijk oplost in het prachtige, tot heden nog vrij te bewandelen Keukenhof.

Omringd door prachtexemplaren van eiken, beuken, linden en dennen, ligt daar het ‘Huis dat ons doet denken aan de Middeleeuwen1. (…) ‘Hoe lang Keukenhof reeds onder de bezittingen van het geslacht Van Pallandt heeft behoord is ons onbekend. Naar men meent, was het reeds onder de regeering van Floris V bekend en diende het toenmaals tot pleisterplaats van den grafelijken jachtstoet”.

  1. Dit is een vrij hardnekkige legende. Binnen het gebouw van het huidige kasteel Keukenhof zijn echter nooit delen van Middeleeuwse bebouwing teruggevonden. De wandeling gaat verder over de Loosterweg in de richting van Veenenburg. Daarover meer in een volgende aflevering.
  2. Klik hier voor het volgende deel

Hef romantische bruggetje over de Leidsevaart nabij Halfweg in Lisse.
(tek: Gemeentearchief, Leiden)

 

INTERVIEW MET ANSICHTKAARTENVERZAMELAAR ERIK VERGUNST: IK SPAAR ALLEEN HET CENTRUM VAN L/SSE’

Erik Vergunst spaart ansichtkaarten van Lisse. Hij heeft er honderden. Hij gaat een boek maken.

door Rob Pex

NIEUWSBLAD Jaargang 1 nummer 4, oktober 2002

Iedere gemeente telt wel een aantal ansichtkaarten­verzamelaars binnen zijn grenzen. Zo ook Lisse. Eén van de opmerkelijkste onder hen is Erik Vergunst. Hij slaagde erin binnen korte tijd een verzameling aan te leggen van zo’n 27O ansichtkaarten die alle betrekking hebben op Lisse. Wat heeft hem daartoe bewogen en wat wil hij er verder mee gaan doen?

Erik Vergunst is in Leiden geboren op 5 januari 1968. Hij woonde in Voorhout tot 1980 en is daarna naar Lisse verhuisd. Hier woonde hij tot 1991, waarna hij naar Hillegom verhuisde. Na het behalen van zijn mavo- en havo- diploma volgde hij een opleiding op de laboratoriumschool. Hij was vervolgens als laborant werkzaam bij Sikkens in Sassenheim. Vanwege zijn werk verhuisde hij van Hillegom naar Schoonhoven. Doch, wegens gezondheidsredenen zag hij zich genoodzaakt te stoppen met zijn werk als laborant, zodat hij tegenwoordig in de financiële administratie van een bedrijf in Gouda werkt. En ook daar heeft Vergunst het prima naar zijn zin.

De kruising Heereweg (richting Hillegom) en Kanaalstraat In het winkeltje met de luifel achter het ANWB-verkeersbord (!) was geruime tijd grootgrutter De Gruyter gevestigd.
Het imposante gebouw links is het Lissese postkantoor, dat omstreeks 1965 werd afgebroken.

Het begin

Zijn belangstelling voor ansichten is hij pas gaan ontwikkelen toen hij in Lisse woonde: ‘De gemeentegids viel in de bus. Daar stond een foto in van het Vierkant en dat was niet ver verwijderd van het huis waar ik woonde. Een deel van de panden die er op stond, bestond toen ook nog en een deel was verdwenen’.

Vergunst vroeg zich onder meer af wanneer de betreffende huizen gesloopt waren en wie er in gewoond hadden. Hij ging naar de bibliotheek en raadpleegde ‘Lisse in oude ansichten’ delen 1 en 2 van Hulkenberg. Hij raakte geïnteresseerd in de afgebeelde panden en ging halverwege de jaren tachtig naar het gemeentearchief van Lisse om meer gegevens te verzamelen, maar hij kon er niet vinden wat hij zocht. Uiteindelijk werd hij verwezen naar het Kadaster. Hier kwam hij op het idee niet één enkel pand te onderzoeken, maar meerdere huizen onder de loep te nemen. Bovendien wilde hij de resultaten van het onderzoek uiteindelijk publiceren. Maar voor zo’n publicatie waren natuurlijk illustraties nodig. Daar afdrukken van ansichtkaarten niet altijd even duidelijk waren en hij zelf over de beeldrechten wilde beschikken, besloot hij ansichten te gaan verzamelen. En daar is Vergunst dan in 1997 mee begonnen. ‘Ik heb er inmiddels zo’n 270. Voornamelijk uit de periode van 1895 tot circa 1930,’ zo weet hij te vertellen.

Een prachtige panorama-foto van Lisse met centraal de Hobaho en op de achtergrond in de skyline de Agathakerk en de Hervormde kerk. De toen nog bestaande gracht is net niet te zien.
In het platte gebouw tussen Drukkerij Imperator en Hobaho was de hyacinthenkokerij vanc Gijs van Parijs ondergebracht. In de
hongerwinter van 1944- 1945 was hier de gaarkeuken.

Aan de Heereweg, die op deze ansicht in noordelijke richting loopt, dus naar Hillegom, ongeveer tegenover het pand waarin nu alweer jaren kapper Thijssen is gevestigd, stond de befaamde villa
Roosendaal, met zijn imposante toegangshek.
Menigeen kijkt nu naar dit op foto gestolde buitenhuis met spijt dat het is afgebroken.

Achter de afgebroken villa Rosenheim aan de Heereweg, op de plaats waar nu het zogenaamde Glazen Huis werd gebouwd, stond de bollenschuur van Fred de Meulder. De familie De Meulder woonde in de villa.

Advertenties

Hoe heeft Vergunst zijn weg gevonden in de wereld van de ansichtkaartenverzamelaars? Veel beurzen worden in de kranten aangekondigd. Ook contacten met andere mensen die ansichten verzamelen zijn erg belangrijk. Verder: ‘Zelf advertenties zetten, via internet opzoeken’. Vergunst probeert alle mogelijkheden uit te buiten. Hij vertelt verder: ‘Als er mooie foto’s zijn van Lisse waar geen ansichtkaarten van bestaan ben ik daar ook geïnteresseerd in.’

Verzamelwoede

Vergunst vindt ‘het niet direct spannend om ansichtkaarten te verzamelen, maar gewoon heel leuk. leder plaatje dat je in je verzameling krijgt, is gewoon een aanwinst.’ Hij doet het dus vanwege het verzamelen, hoewel er natuurlijk een flinke portie historische belangstelling aan ten grondslag ligt. Vergunst heeft hierbij wel een bepaalde voorkeur: ‘Ik spaar niet geheel Lisse, maar alleen het centrum: het Vierkant, de Heereweg vanaf de Vuursteeglaan tot aan de Nachtegaal, de Grachtweg vanaf het Vierkant tot aan de vroegere molen van Beelen, de Kanaalstraat tot aan de huidige Tulpstraat en de Stationsweg.’ Verder is hij voornamelijk geïnteresseerd in de periode vanaf circa 1890 tot 1920.

Waarom vindt hij die tijd zo interessant? ‘Omdat in die periode de fraaiste ansichtkaarten zijn gemaakt. Toen zag Lisse er ook het mooiste uit.’ Zo waren er op het Vierkant bomen geplant. ‘Het is op oude plaatjes fantastisch om te zien. Met het kappen van de bomen op het Vierkant en de Kanaalstraat ging een stukje sfeer verloren’.

Wetenschap of hobby?

Op de vraag of Vergunst wetenschap bedrijft met het onderzoek dat hij verricht in diverse archieven, antwoordt hij dat hij het meer als een hobby ziet, al geeft hij toe: ‘Ik denk wel dat het een stuk wetenschap is. Je gaat natuurlijk helemaal na hoe iets in het verleden geweest is. Dat is geschiedenis. En als je geschiedenis ziet als wetenschap dan is het wetenschap.’ Ook de waarheid achterhalen van bepaalde historische feiten vindt Vergunst belangrijk en ook dat is weer wetenschap. ‘Je leest in bepaalde boeken hoe volgens anderen dingen in elkaar zitten. Dan ga je dus kijken of ze het bij het rechte eind hebben. En dan kom je erachter dat er bepaalde dingen op papier zijn gezet die gewoon niet kloppen.’ Het bekendste is het voorbeeld van de boerderij van Hulsbosch, ter plaatse van het latere postkantoor op de hoek van de stationsweg (of Steeg) en de Heereweg. ‘Daar wordt dus van gezegd dat er een pleintje voor de boerderij was. Maar op bepaalde hulpkaarten uit het Kadaster is te zien dat de boerderij pal aan de Heereweg heeft gelegen’.

Terug naar het verleden?

Vergunst vindt niet dat we terug moeten keren naar het verleden. ‘Dan krijg je de situatie dat je met acht of negen kinderen in een arbeidershuisje moet gaan leven. Dat kunnen wij niet meer’. Maar je kunt natuurlijk wel proberen te ontdekken hoe een en ander in het verleden geweest is en daar spant Vergunst zich dan ook tot het uiterste toe in.

Lisse

Vergunst is weinig geïnteresseerd in geschiedenis in het algemeen: ‘Het is echt het stukje geschiedenis waar je zelf bij betrokken bent’. Dat is dan ook de reden dat hij vooral belangstelling heeft voor Lisse. Bovendien stort hij zichzelf graag in zaken die moeilijk te achterhalen zijn en kunnen ook andere mensen iets aan zijn onderzoek hebben.

Boek

Het boek dat Vergunst wil gaan uitbrengen zal niet een gewoon leesboek zijn, maar eerder een soort naslagwerk voor mensen die bijvoorbeeld willen weten wie er zoal in een bepaald pand hebben gewoond gedurende een bepaalde periode. Hij is niet overal uitgekomen. Er zitten nog hiaten in het onderzoek. ‘Ik denk dat ik een hoofdstuk wil gaan wijden aan waar hiaten zitten’, vertelt hij dan ook. Het boek zal worden uitgegeven door Lokaal Boek. We wachten met spanning af!

Portret van de Lisser historicus A.M. Hulkenberg

Een interview met de 87-jarige Fons Hulkenberg. Hulkenberg begon zijn eerste onderzoek naar aanleiding van 500 jaar Agathakerk in 1960.

door Rob Pex en Paul ter Linde

NIEUWSBLAD Jaargang 1 nummer 2, april 2002

‘ZOVEEL GING HELAAS VERLOREN!’

Hij schreef talloze boeken over lokaal-historische onderwerpen. Hij stond aan de basis van de oprichting van de Stichting Dever en de res­tauratie van deze unieke middeleeuwse woontoren. A.M.Hulkenberg groeide in een halve eeuw uit tot dé historicus van Lisse.   Interview met de 87-jarige oud-leraar van de tuinbouwschool.

Alphons Marie Hulkenberg is geboren te Hillegom op 11 juli 1915. Reeds als zestienjarige jongen stond hij voor de klas op de kweekschool in Beverwijk. Vanaf 18 juni 1934 was hij onderwijzer op de Joannesschool te Hillegom. In 1942 verhuisde hij, zevenentwintig jaar oud naar Zevenaar, waar hij aan de Mulo les gaf tot 1949. De Tuinbouwschool in Lisse vroeg in dat jaar of hij naar Lisse wilde komen. Hulkenberg was namelijk leraar tuinbouwkunde en leraar Duits en daar had men op de Tuinbouwschool op dat moment nu net behoefte aan.

“Bovendien was ik eigenlijk ook nog leraar Frans en Engels”, zo vertelt hij. “Dat kwam goed van pas bij de ontvangst en rondleiding van de diverse buitenlandse groepen studenten die elk jaar in de praktijktijd de bloembol-lenstreek bezochten”.

In het begin had hij er wel wat moeite mee naar Lisse te komen, “want”, aldus Hulkenberg, “de streek van Zevenaar vond ik heel mooi.” Om diverse redenen zag hij er echter wel wat in en zo gebeurde het dan dat hij in 1949 Zevenaar de rug toekeerde en in Lisse kwam wonen. Hulkenberg heeft Lisse altijd een bijzonder warm hart toegedragen, niet op de laatste plaats vanwege Dever en Keukenhof. Toch heeft hij niet alleen een positieve kijk op Lisse. Zo klaagt hij nog altijd over de sloop van het Grachthuisje in de jaren ’70: “Ik had alle raadsleden verteld dat de heer Van Hemert van Monumentenzorg aanbood om naar Lisse te komen. Die zei in mooi Engels om “at any place, at any time” alles over het Grachthuisje te komen vertel­len. Over de financiële gevolgen (van een eventuele restauratie), etc.”. Maar het is al weer jaren weg. “Het is verschrikkelijk jammer”, zo verzucht Hulkenberg.

A.M.Hulkenberg thuis op zijn praatstoel. Zijn historische carrière begon met een boek over de Agathaparochie (Foto Paul ter Linde)

Rond 1960 begon hij met zijn onderzoeken. Hoe kwam hij er toe om in de geschiedenis van zijn woongemeente te duiken? Daar blijkt een heel ver­haal achter te zitten. “Toen ik in 1949 naar Lisse kwam, was het de bedoe­ling dat de plaatsvervangend directeur, die in feite directeur van de school was, over zes jaar met pensioen zou gaan”. Hulkenberg zou hem dan opvol­gen. Hij keek er al naar uit. “Een jonge ingenieur meende echter dat hij er veel meer recht op had. Dit leidde tot een hoogst onaangenaam gekrakeel, in Lisse maar ook in Den Haag. Daar wilde men de ander niet en ik had er toen ook geen zin meer in”. Hulkenberg bleef dus “gewoon” leraar. In ieder geval had hij nu in de toekomst genoeg gelegenheid om zich in zijn vrije tijd ook met wat andere zaken bezig te houden. “Het was op dat moment dat het Parochiebestuur van de St. Agatha naar mij toekwam met het verzoek een boek te schrijven in verband met het 500-jarig bestaan van de St. Agathaparochie”. We schrijven dan het jaar 1960. Hij toog toen voor het eerst naar het Algemeen Rijksarchief in Den Haag, waar hij onder meer de heer Fox en mevrouw Leemans-Prins leerde kennen. In het gemeentearchief Leiden ontmoette hij bovendien ir. A.F. de Graaff die hem het oude schrift leerde lezen. Spoedig bemerkten mevrouw Leemans en de heer Van der Klooster dat onderzoek doen hem zo lag en dat hij dat meer moest gaan doen.

Dever

Hulkenberg wilde sinds lange tijd meer weten over Dever. “Daar was prak­tisch niets van bekend”. Mevrouw Leemans merkte toen op dat er wellicht in het archief Heereman van Zuydtwijk nog veel te vinden was. “Toen ben ik met het onderzoek begonnen”, zo vertelt Hulkenberg. Na de publicatie van zijn boek over Dever in 1966 volgden nog vele andere boeken en arti­kelen. Hulkenberg bleek vooral veel interesse te hebben voor buitenplaatsen en kastelen. Waarom? “Daar is historie, daar is natuur (stinsenplanten!) en bovendien heeft het ook te maken met de valkenjacht in de Middeleeuwen. Je kan het allemaal met elkaar verbinden”. Daarbij heeft Hulkenberg altijd een bijzondere interesse aan de dag gelegd voor adelsgeschiedenis. En waar tref je meer adel aan dan op buitenplaatsen en kastelen? De adel heeft hem dus altijd beziggehouden. “Dat heeft veel met de historie vanuit de Middeleeuwen te maken (…) Het is iets watje vanuit de Middeleeuwen wordt aangereikt. Het geeft diepte aan een huis. Als er in een huis iemand woont die niet verder terug kan gaan dan zijn vader of grootvader dan mis je die traditie vanouds”. Het boeit hem om er van alles over te weten te komen. “Als ik een overlijdensadvertentie zie, dan ga ik altijd in het Adelsboekje kijken. Ja, wie is dat? Helemaal niet dat die mensen beter zijn. Maar die sfeer trekt me toch wel”. Zijn belangstelling voor zaken als boven­genoemd hebben bovendien ook veel te maken met zijn romantische inslag. Van daaruit voelt hij dikwijls behoefte zich in het verleden te verplaatsen. Niet dat hij ook daadwerkelijk in het verleden zou willen leven, “maar je kunt je verbeelden dat je er middenin zit”.

Wetenschap?

Hulkenberg’s publicaties maken op veel mensen een wetenschappelijke indruk. Is dat terecht? Volgens Hulkenberg is het ook daadwerkelijk weten­schap, al heeft iemand ooit eens geschreven: “Wanneer men de boeken van de heer Hulkenberg leest, dan komt men meer te weten over de schrijver dan over de materie”. Overigens ziet hij zichzelf niet als wetenschapper: “Je mag je pas historicus noemen, als je academische studies hebt gemaakt en met succes hebt afgesloten”. Hij zou zichzelf eerder bestempelen als ama-teur-historicus en “doorgever van wetenschap” vanuit zijn vroegere hoeda­nigheid als leraar. Overigens worden zijn werken door wetenschappers zeer positief beoordeeld. Zo heeft hij van de Historische Vereniging Holland uit handen van professor Borger ooit de grote oorkonde ontvangen, die niet gauw wordt uitgereikt. Bovendien ontving hij ook de legpenning van de Bond Heemschut.

Details

De studies van de heer Hulkenberg worden over het algemeen gekenmerkt door gedetailleerdheid. Hulkenberg is niet bepaald kort van stof. Waar zit hem dat nu in? “Machiavelli heeft ooit eens gezegd: Geschiedenis wordt pas interessant als het uitgebreid is”. Dat houdt niet in dat je jezelf moet verliezen in details. De grote hoofdlijn is van belang, “maar daarnaast zijn zoveel interessante details er bij te vermelden dat het zonde zou zijn om dat niet te doen”. De lezer kan overigens gerust iets overslaan en iets uitkiezen van zijn gading “net als bij een koud buffet”.

De laatste jaren groeit de historische belangstelling. Hulkenberg is daar uiteraard enthousiast over. Maar hij weet ook als geen ander dat het ook heel anders is geweest. Zo weet hij nog goed hoezeer hij er bij de Lissese politiek op aandrong Herberg De Witte Zwaan te handhaven, toen er plan­nen bestonden voor sloop. “Ze lachten me niet helemaal uit, maar toch… ze beschouwden je wel als enigszins zonderling”. Samen met anderen, zoals Ir. A. Paardekooper en de heer Tissing, had Hulkenberg al veel eerder een plan gemaakt “hoe Lisse kon worden als er allerlei gebouwen gehandhaafd kon­den worden. Maar de burgemeester joeg je gewoon het gemeentehuis uit. Dat was waardeloos”. En dan nog de affaire met de beide leeuwenzuilen van Rosendaal: “Ik had van één van de burengehoord, dat ze ’s nachts stille­tjes aangereden zouden worden. Ik heb meteen de burgemeester opgebeld. Ik hoor zijn stem nog: “De gemeente weet zeer goed hoe zij dient te hande­len en zij heeft er geen behoefte aan te worden opgebeld door, etc.” Hoe keek in de jaren zestig de plaatselijke politiek tegen de pas opgerichte Stichting De ver aan? “Oh, erg vreemd. Je bemoeide je met zaken waar je eigenlijk als burger niets mee te maken had. Het was wel aardig als je een artikeltje schreef, maar verder niet. Dat was wel moeilijk.” Later werd dat gelukkig anders: “Ze hadden bij De ver ook een bedrijventerrein gepland. Maar toen hebben ze waarachtig een hele ommezwaai gemaakt en het bedrijventerrein tegenover de Nachtegaal verwezenlijkt”.

Enthousiasme

Tegenwoordig zijn er meerdere enthousiaste mensen in het voetspoor van Hulkenberg getreden. Ook daar zitten schrijvers tussen, zoals Arie in ’t Veld, Ed Olivier en Herman van Amsterdam. Ieder probeert op zijn manier iets bij te dragen aan de Lissese geschiedschrijving. Hulkenberg kan dat zeer waar­deren en ziet wat dat betreft de toekomst niet somber in. “Maar”, aldus Hulkenberg, “er is al eerder zo veel verloren gegaan…”.

Hulkenberg wilde sinds lange tijd meer weten over Dever. “Daar was prak­tisch niets van bekend”. Mevrouw Leemans merkte toen op dat er wellicht in het archief Heereman van Zuydtwijk nog veel te vinden was. “Toen ben ik met het onderzoek begonnen”, zo vertelt Hulkenberg. Na de publicatie van zijn boek over Dever in 1966 volgden nog vele andere boeken en arti­kelen. Hulkenberg bleek vooral veel interesse te hebben voor buitenplaatsen en kastelen. Waarom? “Daar is historie, daar is natuur (stinsenplanten!) en bovendien heeft het ook te maken met de valkenjacht in de Middeleeuwen. Je kan het allemaal met elkaar verbinden”. Daarbij heeft Hulkenberg altijd een bijzondere interesse aan de dag gelegd voor adelsgeschiedenis. En waar tref je meer adel aan dan op buitenplaatsen en kastelen? De adel heeft hem dus altijd beziggehouden. “Dat heeft veel met de historie vanuit de Middeleeuwen te maken (…) Het is iets watje vanuit de Middeleeuwen wordt aangereikt. Het geeft diepte aan een huis. Als er in een huis iemand woont die niet verder terug kan gaan dan zijn vader of grootvader dan mis je die traditie vanouds”. Het boeit hem om er van alles over te weten te komen. “Als ik een overlijdensadvertentie zie, dan ga ik altijd in het Adelsboekje kijken. Ja, wie is dat? Helemaal niet dat die mensen beter zijn. Maar die sfeer trekt me toch wel”. Zijn belangstelling voor zaken als boven­genoemd hebben bovendien ook veel te maken met zijn romantische inslag. Van daaruit voelt hij dikwijls behoefte zich in het verleden te verplaatsen. Niet dat hij ook daadwerkelijk in het verleden zou willen leven, “maar je kunt je verbeelden dat je er middenin zit”.

 
 
 

Laatste Stationshef van Station Lisse

NIEUWSBLAD Jaargang 1 nummer 1, januari 2002

Nieuwsflits

De laatste stationschef van Lisse, de heer Philippus Möller, is op 30 september vorig jaar overleden. Hij werd 84 jaar. Hij woonde 36 jaar achtereen met zijn grote gezin (zes kinderen) in het woonhuis boven het station, dat zoals bekend nu uitgebaat wordt als restaurant. Zijn vrouw overleed in 1977. De heer Möller hertrouwde met mevrouw M. Blom. Het echtpaar verliet in maart 2001 het stationsgebouw om te gaan wonen in Eikenhorst. De heer Möller was de laatste stations­chef van Lisse. Hij werkte daarna in die functie nog in Weesp en Sloterdijk. Voor hij naar Lisse kwam, was hij stationschef in Overveen.