Berichten

De geschriften van Arie Raaphorst

Het archief van de VOL bevat 5 schriften van de hand van Arie Raaphorst. Het zijn korte notities over gebeurtenissen in Lisse uit het begin van de twintigste eeuw. 

Gert Imanse

Jaargang 20 nummer 4, 2021

In Nieuwsblad 3 2021 van de Vereniging Oud Lisse staat het artikel Parelduiken in Lisse Tijd Reis, waarin aandacht voor een boekje van Arie Raaphorst over de geschiedenis van de Parochie St. Agatha. Eerdere artikelen van Arie in ’t Veld met het werk van Raaphorst als bron, zijn te lezen op de website www.oudlisse.nl. Zijn ‘Gids voor een wandeling langs bloembollenvelden in Lisse’ uit 1922 was het onderwerp van een eerder Pareltje.

Arie Raaphorst
Het archief van de Vereniging Oud Lisse bevat vijf schriften van de hand van Arie Raaphorst. Het zijn korte notities over gebeurtenissen in Lisse aan het begin van de vorige eeuw. Raaphorst (1880-1948) was dagbladcorrespondent voor de Leidsche Courant en mogelijk maakte hij ze voor zijn eigen archief als journalist. Hij schrijft over onderwerpen als het oude raadhuis, het post- en telegraafkantoor, de oprichting van de gasfabriek en de oude en nieuwe Agathakerk tot 1912. Historisch zeer belangrijk zijn de gegevens over de oude wijkindeling in Lisse. In het Gemeentearchief zijn ze niet bewaard gebleven, maar gelukkig beschreef Raaphorst ze in zijn schriften. Hij beschrijft het touwtrekken door verschillende landeigenaren wie de gasfabriek op zijn grond kan krijgen. Het was bieden en loven over de grondprijsdoor de diverse belanghebbenden. De ligging aan groot water was een belangrijk punt in verband met de aanvoer van kolen. Zelfs gravin van Lynden mengde zich in de strijd. Zij bood de gemeente een terrein aan van 0,5 hectare aan de Ringvaart en de Zandsloot voor een gulden en zegde toe alsnog een bedrag van 2000 gulden te schenken. Uiteindelijk is de fabriek gebouwd op grond aangekocht van de Fa. M. Verduijn voor 5600 gulden. Dan wordt ook duidelijk waarom de realisatie van de bouw zeven jaar duurde.
Het Hollandsch Bloembollenkwekers Genootschap H.B.G. werd opgericht in Lisse in 1895. Vanaf de oprichting waren er diverse directeuren. De bloembollenkweker J. Moolenaar was van aanvang af de eerste secretaris. Na zijn dood werd hij opgevolgd door Arie Raaphorst. De kermis in Lisse is een zeer oud evenement dat vroeger in de eerste week van de maand oktober werd gehouden. Tot in 1905 duurde deze acht volle dagen van zondag tot zondag; in 1906 werd de beginzondag afgeschaft. Jaarlijks kwamen e kerken, geestelijken, kiesverenigingen en schoolbesturen in verzet tegen dit feest en telkens kwam de afschaffing tijdens de raadsvergaderingen weer in stemming, maar steeds werd dit met een meerderheid van stemmen verworpen. Ook over de familie van Lynden lezen we regelmatig. De Loosterweg, nu Van Lyndenweg, liep vroeger vlak voor het kasteel langs en werd veel gebruikt door wandelaars en bollengangers uit de steden. Dat was een doorn in het oog van de kasteelbewoners. Na jarenlang gesteggel met toegangsverboden en wegafsluitingen werd uiteindelijk toch besloten de weg te verleggen naar de huidige situatie.
Op de hoek Zwartelaan en Veenenburgerlaan werd bij het afgraven van het duin in 1913 een geraamte van een walvis gevonden, dat daar 5000 jaar geleden zou zijn neergekomen tijdens de ‘Zondvloed’. Waarschijnlijker is dat het dier strandde op 19 november 1421, toen de Elisabethsvloed ook de kustgebieden trof. Helaas is er geen koolstofdatering gedaan, dus het blijft onzeker. Dit geraamte staat vanwege zijn afmeting in kratten opgeslagen en is in het bezit van
het Museum de Zwarte Tulp. Geïnteresseerden in de geschriften van Raaphorst kunnen voor inzage terecht bij Jos van Bourgondiën, die u graag behulpzaam is met deze en andere werken uit de bibliotheek van de CHVOL.

 

Een wandeling door Lisse door A. Raaphorst.

Het verhaal van de gasfabriek

De Lissese gasfabriek is gesloopt in de zeventiger jaren. De gasfabriek is gesticht in 1905. Arie Raaphorst verhaalt over de perikelen over de plek waar de gasfabriek zou moeten komen. Eigenbelang bij de raadsleden  en familieleden speelde een belangrijke rol in de talrijke raadsvergaderingen.

Arie in ’t Veld

Jaargang 20 nummer 2, 2021

Op de plek aan het einde van de Kanaalstraat langs de Ringvaart verrijst het nieuwe woonwijkje: Nieuw Meerzicht. Met straatnamen die niet zo’n eenvoudige verbinding leggen met hetgeen hier vroeger was gevestigd. Zoals Zonnestraal en Windkracht. De enige straat die nog aan de gasfabriek herinnert is de Gasstraat en daar moeten we het wat de geschiedenis betreft mee doen. Alhoewel…. ooit was in Lisse een perscorrespondent actief die niet alleen voor de media artikelen produceerde, maar ook grote delen van Lisse beschreef. Met name uit het begin van de vorige eeuw. Die scribent was Arie Raaphorst wiens geschrift over het ontstaan van de gasfabriek we nu volgen. Geheel in de schrijfwijze van die tijd. Het complete verhaal is terug te vinden op de website van de VOL.

Start
“Toen men in het jaar 1905 het initiatief nam in de gemeenteraad tot het stichten van eene gasfabriek, had men voorzeker niet kunnen denken dat de stichting zooveel voeten in de aarde zou hebben en als het ware van een lijdensgeschiedenis zou worden voorafgegaan. Toen men eenmaal tot de stichting van eene gasfabriek had besloten, werd hiervoor een terrein aangekocht ter groote van een half hectare, gelegen aan de Rijksstraatweg en ten noord-oosten grenzende aan de Venne of Venner Zandsloot, in eigendom behorende aan de landbouwer P. van Ruiten bijgenaamd Piet van der Spekke en voor de som van f 10.000,–. Alles ging verder gewoon zijn gang, namelijk de voorbereidende werkzaamheden, tot de verkiezing van de gemeenteraadsleden in de zomer van 1905. Deze verkiezingen brachten onder andere in de Raad de heeren M. Veldhuyzen van Zanten, Jz. en J.W. Lefeber. Deze heeren dan hadden zich per request tot de Raad gericht om een onderzoek te mogen instellen naar een mogelijk beter en voordeliger terrein voor de te stichten gasfabriek. Dit verzoek werd omgezet in een voorstel van dezelfde strekking en kwam in de raadsvergadering van 20 December 1905 in behandeling. De reden waarom de heeren Van Zanten en Lefeber dit voorstel deden waren deze dat namelijk het terrein aan de Vensloot zooals het gewoonlijk werd genoemd niet gelegen was aan groot vaarwater en dus de aanvoer van grondstoffen zoals steenkolen enz. steeds veel geld zou kosten, behalve nog dat het aanbesteding van groot belang zou zijn of het te stichten gebouw gelegen was aan groot vaarwater of niet. Men had natuurlijk op het oog een terrein aan de Ringvaart. Deze motieven waren gegrond, dat was niet tegen te spreken. Niet tegenstaande dit waren het alle raadsleden welke hun stem hadden gegeven aan het besluit tot aankoop van het terrein aan de Vensloot niet met de heeren Van Zanten en Lefeber eens. Vooral de heer J. Pijnacker was zeer sterk tegen dit voorstel gekant. Men begrijpt dat de discussiën over dit voorstel niet zoo heel erg zoetsappig waren: dikmaals kwam het hierbij tot harde woorden, zoo zelfs dat de voorzitter het verschillende malen noodig oordeelde om de openbare zitting te schorsen envvoort te gaan in comité generaal. Enfin,
ik geloof nu echter niet dat het voor het nageslacht van nut kan zijn deze onaangenaamheden te verhalen, want
de veten hierdoor ontstaan, zijn reeds lang weer bijgelegd. Nog moet gezegd worden dat verschillende raadsleden die wel iets gevoelden voor het onderzoek naar een ander terrein, maar niet geheel en al met de inhoud van dit adres instemden, en nog meer speciaal waar gezegd werd om in geen geval de gasfabriek te bouwen op het terrein aan
de Vensloot. Naar aanleiding hiervan diende de heer Prins een amendement in waardoor werd voorgesteld om naar aanleiding van dit adres een onderzoek in te stellen naar een mogelijk beter en voordeliger terrein zonder meer. Dit amendement werd in stemming gebracht en met zeven tegen drie stemmen aangenomen. Voor stemden de heeren Van Parijs, Lefeber, Van Zanten, Van der Zaal, Huijg, Prins en Van der Meij. Tegen de heeren Riggel, Pijnacker en Van der Veld. De heer Tromp was wegens ongesteldheid afwezig. De heer Pijnacker was hierover zoo ontstemd, dat hij staande de vergadering zijn ontslag nam als lid van de gascommissie. De oude gascommissie van drie leden werd op voorstel van de heer Van Zanten ontbonden en een nieuwe van vijf leden zamengesteld. Gekozen werden de heeren Pijnacker, Van der Zaal, Lefeber en Van der Meij terwijl het vijfde lid (de Burgemeester) werd aangewezen door B. en W. Naar aanleiding van dit besluit was door de gascommissie eene oproeping gedaan voor aanbiedingen van terreinen. Aanbiedingen waren gedaan door: Gebroeders Driehuizen van een terrein aan de Ringvaart ten zuid-westen van de Broekweg voor f 30,– en f 15,– per R. Roede en wel f 30,– voor teelland en f 15,– voor weiland. G. Vreeburg eveneens aan de Ringvaart ten noord-oosten van de Broekweg voor f 25,– per R. Roede. M. Veldhuizen van Zanten en Zonen aan de Zwarte Laan voor f 21,43 per R. Roede. Wed. G. Vreeburg aan de Stinksloot voor f 20,– per R. Roede. L. L. Rijnveld aan de Ringvaart voor f40,– per R. Roede. M. Verduijn eveneens aan de Ringvaart voor f 10,– per R. Roede. G. van Egmond het Kruishoorntje voor f 2500,– J. G. van Leeuwen te Lisserbroek eveneens aan de Ringvaart voor f 16,80 per R. Roede. Besloten werd een viertal terreinen te laten onderzoeken namelijk van de heeren M. Veldhuijzen van Zanten en Zonen, M. Verduijn, G. Vreeburg en de Wed. G. Vreeburg. Uit het rapport inzake dit onderzoek bleek, dat van de drie laatstgenoemde terreinen paalfundering noodig was met palen van 13 à 14 meter lengte, terwijl op eerstgenoemd terrein geen paalfundering noodig bleek. En nadat deze terreinkwestie goed in gang was werd er weer eene nieuwe spaak in het wiel gestoken. Men maakte namelijk de opmerking dat men voordeelieger gas kon betrekken van de Gemeente Leiden dan zelf een fabriek te stichten. Het gevolg hiervan was dat de Gemeente Leiden eene aanbieding deed waarover in de raadsvergadering van 4 September 1906 werd afgehandeld. Na breedvoerige discussieen werd een betreffend voorstel in stemming gebracht en met zes tegen drie stemmen verworpen. Voor eigen exploitatie stemden de heeren Lefeber, Huijg, Riggel, Van Zanten, Van der Mey en Van der Veld. Voorgaslevering door Leiden de heeren Van Parijs, Pijna cker en Tromp. De heeren Prins en Van der Zaal waren afwezig. Nadat men dus in acht maanden tijd geen stap was gevorderd werd eindelijk in de raadsvergadering van 4 October 1906 door B. en W. op advies van de gascommissie aan de raad voorgesteld om het terrein van de Fa. M. Verduijn voor de stichting van den gasfabriek aan te koopen. De moeder van de Graaf van Lynden, Douariere Gravin van Lynden stelde een som van f 2000,–  beschikbaar als de gasfabriek werd gesticht aan de Ringvaart. Deze aanbieding nu was weer een doorn in het oog van de heer M. Veldhuizen van Zanten jr., het raadslid namelijk betoogde in den breede dat het terrein van zijn firma het voordeeligste was. De discussien hierover werden echter voortgezet in geheime zitting en toen de vergadering wederom openbaar was, deelde de heer Van Zanten mede dat zijn firma een even groot bedrag beschikbaar stelde als Gravin van Lynden indien de Gasfabriek werd gesticht op hun terrein. Hierna werd het voorstel van de gascommissie in stemming gebracht namelijk het voorstel tot aankoop van het terrein van de heer Verduijn. Het voorstel werd echter met zes tegen vijf stemmen verworpen. Voor stemden de heeren Van Parijs, Van der Zaal, Van der Veld, Van der Meij en Tromp. Tegen stemden de heeren Riggel, Pijnacker, Van Zanten, Huijg, Prins en Lefeber. Daar zat men dus mee. De vergadering werd verdaagd totdat 3 leden voortzetting zouden verlangen. Op Donderdag 11 October 1906 werd de vergadering van 4 October voortgezet en zulks op verzoek van de heeren Van Parijs, Van der Zaal en Van der Meij die zich per request tot de Raad hadden gewend met het verzoek om het op 4 October genomen besluit inzake het terrein van de heer Verduijn terug te willen komen ofwel in het andere geval de geldleening welke reeds was gesloten, met 1 december 1906 af te lossen. Nogmaals werd er eene spaak in het wiel gestoken, want in deze vergadering was ook een schrijven
ingekomen van Gravin van Lynden met de mededeling dat zij de Raad aanbood een terrein voor de Gasfabriek, gelegen aan de Ringvaart en de Zandsloot ter groote van ½ H.ct. voor de som van f 1,– zegge een gulden. Tevens deelde zij ook nog mede dat indien de raad nog mocht besluiten tot de aankoop van het terrein van de heer Verduijn zij een bedrag van f 2000 aan de gemeente zou schenken. Men begrijpe dat dit schrijven weer eens nieuw leven in de
brouwerij bracht want discussiën zonder eind was het liedje weer. Eindelijk werd het voorstel van de heeren Van
Parijs, Van der Zaal en Van der Meij om namelijk op het in de vergadering van 4 October genomen besluit terug
te komen in stemming gebracht en met 7 stemmen voor en 4 blanco aangenomen. Voor stemden de heeren Van der Meij, Van der Zaal, Van der Veld, Van Parijs, Tromp, Pijnacker en Lefeber. Tenslotte werd dus naar aanleiding hiervan het voorstel in stemming gebracht tot aankoop van het terrein van de heer Verduijn voor f 5600,–. Het werk werd gegund aan de heer M. Visser te Papendrecht voor f 10.093,–. De aanbesteding van de andere werken geschiedde daarna in de raadsvergadering van Donderdag 28 Februari 1907. Bestek No 1. Timmer en metselwerk werd opgedragen aan de laagste inschrijver, de heer C. de Vries te Purmerend voor f 27.700,–. Bestek no 2 het heiwerk was reeds gegund. Bestek no 3 de machineriëen enzovoorts werd gegund aan de laagste inschrijving, de firma Bol te Dordrecht voor f 21.870,– met inbegrip van een automatische regulateur. Bestek no 4 ovens enzovoorts werd opgedragen aan de laagste inschrijver de heer Volker te Eindhoven voor f 9844,–. Bestek 5 de Gashouder van 1000 kubieke meter werd gegund aan de laagste inschrijver de naamloze vennootschap Bergse Maas te Heusden
voor f 12.245,–. Bestek no 6 de dienstleidingen werd opgedragen aan de laagste inschrijver de heer Wilson te ‘s
Gravenhage voor f 7685,–. Bestek no 7 de buizenleiding werd opgedragen aan de laagste inschrijver de heer Stokvis te Rotterdam voor f 17.290,– . De begroting vermeldde een totaalbedrag van f 114.406,–. Na de aanbesteding en gunning was de besteding groot: f 106.717,-.

De ontwerper van onze gasfabriek was de heer Adriaanse, directeur van de gasfabriek te Harderwijk. In de raadsvergadering van 15 Maart 1908 werd de directeur van de te stichten gasfabriek benoemd. Benoemd werd als zoodanig de heer G. J. Somer te Groningen met zes van de tien stemmen. De werkzaamheden vorderden voorspoedig want op 3 October 1907 werd de gasfabriek in tegenwoordigheid van B. en W., de raadsleden, de heer Adriaanse en verdere vertegenwoordigers officieel in gebruik genomen. In de raadsvergadering van 28 Maart 1907 werd besloten tot den bouw van eene derden retortsoven in de bij de bouw van de gasfabriek aangebrachte kluis. De aanbesteding hiervan is geschiedt in de vergadering van 14 Mei 1908. Den bouw werd opgedragen aan de laagste inschrijver, de heer H. Burgemeister Jr. te Heerlen voor f 3500. Doordat er al spoedig een gasaflevering was verkregen van 14 à 1600 kubieke meter per etmaal en men slechts eene gasberging had van 1000 kubieke meter achtte de directeur deze toestand ongeschikt omdat men bij de minste stoornis in het bedrijf geen gasvoorraad zou hebben. Het personeel bestond in die tijd uit den directeur, een klerk, 2 eerste stokers, 2 tweede stokers, een baas-gasfitter, een leerling gasfitter, een lantaarnopsteker-geldophaler en twee gewone lantaarnopstekers. De gasprijzen zijn op 1 Juli 1910 met 1 cent per kubieke meter verlaagd en waren de gasprijzen aldus: gewoon metergas 7 cent, meentgas 8 cent en kook- en industriegas 6 cent per kubieke meter, aldus een deel uit de geschriften van Raaphorst.

Sloop van de gasfabriek

Na de sloop van de gashouders in 1970 werd het terrein en de overige bebouwing in gebruik genomen door Openbare Werken van de gemeente Lisse. In de loop van 1981 werd voor het eerst bekend dat het terrein van de voormalige gasfabriek verontreinigd was. Na melding hiervan aan Gedeputeerde Staten werd in 1982 een oriënterend onderzoek uitgevoerd. Hieruit bleek dat zich een te hoge concentratie van benzeen, cyaniden en polycyclische aromaten in de grond bevond. Dit resultaat maakte een nader onderzoek naar de aard en de omvang van de vervuiling noodzakelijk. De gemeente trok daar 110.000 gulden voor uit. In 1985 werd dit nader onderzoek afgerond en een inmiddels ingestelde projectgroep adviseerde Gedeputeerde Staten een saneringsonderzoek in te stellen. Hoewel de gemeente Lisse er in die tijd op rekende in 1986 te kunnen beginnen met de sanering, werd daarmee tot begin van de negentiger jaren gewacht. De gemeente Lisse scoorde met haar sanering namelijk laag op de prioriteitenlijst, omdat risico’s voor de volksgezondheid en hygiëne van het milieu nagenoeg uitgesloten waren. Daarom werd de sanering door Gedeputeerde Staten vooruitgeschoven tot 1992. Protesten van de zijde van het gemeentebestuur mochten niet
baten. Deze procedure bemoeilijkte de aankoop van het perceel aan de Vennestraat door de gemeente. Die had het nodig voor de buitendienst van openbare werken. Na het vertrek van Openbare Werken in 1988 naar de Vennestraat werd de rest van de bebouwing gesloopt, met uitzondering van de woningen en kantoren aan de Kanaalstraat. De grond werd grondig gesaneerd, hier en daar zelfs tot 2 meter diepte. De hiervoor benodigde financiële middelen worden geraamd op 3,5 miljoen gulden. Zij worden voor 90 procent door de provincie ZuidHolland betaald. De gemeente Lisse neemt 390.000 gulden voor haar rekening. Het saneringsplan behelsde het slopen van het gasfabrieksgebouw en de kolenloods, het verwijderen van slib uit de sloot aan de zuidkant van het terrein en het ontgraven van 4500 kubieke meter vervuilde grond. Die grond is nu schoon en aldaar verrijst de woonwijk Nieuw Meerzicht….. Met ….gasloze huizen…

De Stationsweg door  A. Raaphorst Hz

In 1910 werd de hele Stationsweg vanaf het station bestraat, voorheen was het een bestraat karrenspoor. Het gedeelte in de bebouwde kom, de Steeg genaamd, was erg smal. Daarom werd bij de verkoping van het naastgelegen  landgoed Roozendaal, bepaald dat daar 2 straten vanaf de Heereweg moesten komen als omleidingswegen.

opgetekend door door A. de Koning

1 juni 2020

De Stationsweg heeft in het jaar 1910 deze naam gekregen, want voorheen noemde men deze straat tot het einde van het bebouwde gedeelte de Steeg en verder Delfweg. De oorspronkelijke naam is dan ook de Delfweg, waarschijnlijk genoemd naar het delven van turf vroeger daar ter plaatse. Tot het einde van het bebouwde gedeelte is deze weg bestraat omstreeks 1880. In het jaar 1905 werd vanaf het bebouwde gedeelte tot het station der H.IJ.S.M een paardenspoor van klinkerbestrating aangelegd van 80 cm breedte, dat schoot niet veel op en in het jaar 1909 besloot de Raad echter om de Stationsweg over zijn gehele lengte te bestraten. Bijzonder was dat dit werk niet werd aanbesteed maar door de Gemeente Lisse zelf uitgevoerd. Met de uitvoering daarvan werd in het voorjaar van 1910 begonnen en was in de zomer van 1911 gereed. Omdat het verkeer van en naar het station in de afgelopen jaren enorm was toegenomen en de Stationsweg aan beide zijden met hout was beplant, dus vooral in voor- en najaar moeilijk te begaan was, was deze bestrating een grote verbetering. Het Gemeente Bestuur, met zijn bestemmingsplan, ziet al lang uit naar een andere, betere en mooiere verbindingsweg van de Stationsweg met de Heereweg in de plaats van het zeer smalle en met minder mooie arbeidershuizen volgepropte gedeelte, wat men al van ouds de Steeg noemde. Dus besloot de Raad dan ook in verband met de publieke verkoping  van het Huis Roozendaal in het jaar 1913 om op twee in het uitbreidingsplan geprojecteerde en vanaf de Heereweg in noordoostelijke richting lopende straten, te weten aan beide kanten van het terrein van het Huis Roozendaal, een zodanig bouwverbod op te leggen, dat daar ter plaatse bij een eventuele bebouwing van dit terrein, twee straten moeten worden aangelegd ter breedte van 12 meters die een zodanige richting hebben dat deze later eventueel  met de Stationsweg  in verbinding kunnen worden gebracht. Met de bouw van de villa van de heer Leen Tol aan de noordoostzijde van de stationsweg op het land van de firma G. van der Meij, ook reeds rekening is gehouden met bovengenoemde verbindingsweg. Aan de zuidwestzijde van de Stationsweg, strekkende langs de tuin Berkhout, bevond zich een ordeloze houtwal met hoog opgaand geboomte. Deze houtwal werd in het jaar 1905 gerooid en in de plaats daarvan een haag geplant.

Bron: Arie Raaphorst Hzn. Boek No.172 A breed

Bibliotheek Vereniging Oud Lisse

De Stationsweg, in de bebouwde kom de Steeg genoemd, was te smal

 

Groenten-drogerij en -inmakerij  “CODRO” en die van Leo van Grieken door  A. Raaphorst Hz

Tijdens de eerste wereldoorlog waren de bollen niets waard. Daarom werd er massaal overgegaan op het telen van groente. Daartoe had Leo van Grieken een groentedrogerij en groente-inmakerij aan de Leidsche Trekvaart. Een grote coöperatieve drogerij was Cordo, die een drogerij bij Piet Gijzenbrug had. De leden verhandelden het meeste.

Opgetekend door Arie de Koning

1 juni 2020

De Grote Europese Oorlog 1914 – 1918 heeft zeer vele wantoestanden geschapen, maar ook eveneens vele andere, betere en nieuwere dingen tot stand gebracht.  De grote tegenslag in de Bloembollencultuur heeft de kwekers er noodgedwongen toe gebracht om zich te gaan toeleggen op het telen van allerlei soorten van groenten. Het gevolg hiervan was dat vooral in het jaar 1917 bij alle kwekers alle beschikbare grond en paden met allerlei soorten groenten was beplant. Dat voor de reeds in 1916 verbazende grote hoeveelheden groenten een afzetgebied moest worden gevonden behoeft geen betoog, En dat werd dan ook gevonden, deels in het uitvoeren in versche staat naar Duitschland en deels door drogen en verduurzamen en dan uitvoeren naar alle streken der wereld. Hiervoor werden op vele plaatsen inmakerijen en drogerijen opgericht. Lisse had ook zijne eerste groente drogerij en inmakerij, die gebouwd werd aan de Leidsche Trekvaart en voor rekening van de Bloembollen Exporteur Leo van Grieken die in 1917 zelfs niet eens reizigers heeft uitgezonden om bloembollen te verkopen omdat in de groenten grote kapitalen werden verdient en doordat de bloembollenhandel nu eenmaal aan  allerlei omstandigheden  onderhevig  was.

Wegens  de door de oorlogstoestand geschapen abnormale omstandigheden voor de Bloembollen cultuur, en het feit dat door alle kwekers het telen van groenten op grote schaal in toepassing werd gebracht, werd in het voorjaar van 1917, op initiatief van eenige kwekers opgericht: De Eerste Coöperatieve Groenten – drogerij –  Inmakerij en Handel  voor de Bloembollenstreek: “CODRO”  Deze Vereniging stelde zich ten doel om de door de bonafide bloembollenkwekers  geteelde groenten  langs Coöperatieve weg te drogen, in te maken  of in versche staat te verhandelen. Van deze Vereniging konden alleen diegene lid worden die het bloembollen kwekersbedrijf als hoofdbedrijf uitoefenden. Het bestuur van deze Vereniging met de Heer Krelage aan het hoofd verkreeg van de Minister van Landbouw het voorrecht, dat voor de leden van Codro, inzake de uitvoer der groenten zeer gunstige bepalingen werden gesteld. De Minister stelde zijnerzijds de bepaling dat Codro zich ten doel stelde de instandhouding van het bloembollen bedrijf. Alleen op deze voorwaarde beloofde de Minister gunstige bepalingen omdat hij zich alleen dan kon verantwoorden tegenover andere groentetelers die geen lid konden worden van Codro. Tegenover de kritiek die deze bevoorrechting heeft ondervonden van de zijde der andere groentetelers, is het goed dat dit geschreven wordt, anders zouden niet ingewijden ook tot de conclusie komen dat de Minister werkelijk de een bevoorrechtte boven de ander. Deze bevoorrechting bestond hieruit dat de Leden van Codro van elke soort groente een groter percentage voor de export mochten verkopen dan de niet leden. Bij voorbeeld de groene uien mochten voor 100% door Codro uitgevoerd worden en door niet leden maar 60%. Men zou algemeen verwachten dat alle bollenkwekers direct lid van Codro zouden worden, maar dit was lang niet het geval.  Doordat de oprichting van Codro voor de particuliere handelaars en exporteurs in groenten een strop was behoeft geen betoog en door dezen zoveel mogelijk werd afgetakeld. Het gevolg was dat vele kwekers zich lieten ompraten en geen lid werden, voor al niet omdat er nogal enig financieel bezwaar aan was verbonden, want de leden van Codro moesten voor elke hectare die zij in cultuur hadden een aandeel nemen van ƒ100,- en voor elke hectare bovendien een contributie betalen van ƒ5,- en voor elke hectare ƒ1,50 voor registratie. Op de aandelen behoefde echter voorlopig maar ƒ25,- per aandeel gestort te worden waarvoor een rente vergoed werd van 5%. Toen men echter zag welke voordelen het lidmaatschap van Codro direct afwierp, werd de toeloop groter zodat wij op het ogenblik (1917) gerust durven veronderstellen dat minstens 95% van de kwekers als leden zijn toegetreden. Door Codro werd ene eigen groenten-drogerij en inmakerij gesticht aan de Piet Gijzenbrug, terwijl zij tal van andere drogerijen heeft gecontracteerd voor het drogen van de groenten van de leden. Behalve voor verschillende soorten van groenten hebben de leden van Codro zich ook verplicht om de Bloembollen voor abnormaal gebruik, bijvoorbeeld voor veevoeder alleen te verkopen door middel van Codro, om te voorkomen dat deze bollen als veevoeder in het buitenland verkocht niet als normaal gebruik worden gebezigd en zo een hogere prijs af te kunnen bedingen. Van de handel in bloembollen voor abnormaal gebruik is intussen niet veel terecht gekomen, omdat de Minister van Landbouw de uitvoer van Hyacinten, Tulpen en Krokussen voor abnormaal gebruik niet heeft toegestaan en deze bestemd moesten blijven als veevoeder voor het binnenland. Dit was voor de bollenkwekers een grote tegenvaller omdat de prijzen in het binnenland minstens 50% lager waren als de prijzen die in het buitenland konden worden bedongen. Alleen Narcissen konden worden uitgevoerd maar hiervoor kon weer geen vervoer worden gesteld. Door een bloembollenfirma in Lisse, de Gebr. Rijnveld, werden de Narcissen opgekocht voor 4ct per kilo waarna deze firma deze bollen verwerkte in stijfsel en lijm. Maar ook deze handel moest worden stopgezet omdat het Rijks Kolen bureau voor dit bedrijf geen brandstof ter beschikkeng kon stellen. De Heinrich Riesen die door de kwekers in grote hoeveelheden voor zaad werden geteeld en in het buitenland konden worden verkocht voor ƒ200,- per 100 kilogram, moesten echter aan de regering worden afgestaan voor ƒ50,- per 100 kilogram.  Het heeft lang geduurd voor de teelt en verkoop van bloembollen zich had hersteld.

Bron:

Arie Raaphorst Hzn. Boek No.172 A breed

         Bibliotheek Vereniging Oud Lisse

Bevolking van Lisse van 1795 tot en met 1913 door  A. Raaphorst Hz

Bevolkingsgroei van 1854 tot 1913.

Opgetekend door Arie de Koning

 1 juni 2020

 

De bevolking der Gemeente Lisse bedroeg in 1795  1062 personen.

 

Jaar                       Personen

1854                          1826

1860                          1732

1870                          1994

1880                          2648

1890                          2775

1896                          3489

1897                          3643

1898                          3776

1899                          3891

1900                          4009

1901                          4184

1902                          4426

1903                          4574

1904                          4614

1905                          4769

1906                          4915

1907                          5057

1908                          5245

1909                          5483

1910                          5759

1911                          5977

1912                          6102

1913                          6309

Bron:  A. Raaphorst Hzn,  Dagblad  Correspondent te Lisse

Bevolkingsgroei van 1854 tot 1913

 

 

De Oude en de nieuwe Agathakerk door  A. Raaphorst Hz

De geschiedenis van de katholieke kerk vanaf de Schuilkerk aan de Mallegatsloot en de oude en de nieuwe kerk aan de Heereweg tot 1912 wordt beschreven.

Opgetekend door Arie Koning

1 juni 2020

Aanteekeningen op het Dorp  en  de  Gemeente  Lisse door  A. Raaphorst Hz., dagbladcorrespondent

 1912

de  R.K.  Kerk

Na de Hervorming hadden de Roomsch Katholieken alhier slechts eene Statie welke was vereenigd met die te Warmond, Voorhout en Sassenheim, op welke laatste plaats de Pastoor zijn verblijf hield. Zoals met hoogstwaarschijnlijk wel zal begrepen hebben had Lisse met de drie bovengenoemde dorpen slechts eene Pastoor. Zoals ons uit de geschiedenis bekend is verkreeg deze plaats in het jaar 1667 eene eigen Pastoor namelijk  Johan van der Werve, deze overleed op 1 Juli 1697 en werd opgevolgd door Lambert Schaap, die op 10 April reeds kwam te sterven. Na hem is gekomen Arnoud de Leeuw, door wien het Kerkgebouw is gesticht, hetgeen tot het jaar 1842 heeft gestaan aan de noodwestzijde van de Achterweg tusschen de Cathreinenlaan en de brug over de Mallegatsloot ook genoemd de Klopjesbrug, op de plaats waar  thans nog is gelegen de oude boerenhofstede , thans bloemisterij en genaamd “Bloemenhof”. Deze bloemisterij behoorde vroeger aan de Grafelijke familie van Lijnden en werd in 1904 bij publieke verkoping gekocht door de heer C. Prins Dz. In het jaar 1842 echter hebben de Roomsch Katholieken een ander en grooter kerkgebouw  gekregen. Het heeft gestaan op de plaats waar thans het nieuwe kerkgebouw is gesticht geworden. Dit kerkgebouw  behoorde in die dagen tot de grootste  dorpskerken van Nederland, maar was niettemin een eenvoudig gebouw. Het was een vierkant gebouw zonder pilaren met een haaksche kap afgedekt en pannendak. De Pastorij was gelegen aan de achterzijde van het kerkgebouw met als uitzicht het Haarlemmermeer met de voorgelegen weilanden. Een sierlijk houten torentje prijkte ter hoogte van de voorgevel. Het gebouw was 25 meter van de straatweg  af gelegen. Het gebouw stond lijnrecht van de straatweg  en stond dus niet zoals men dat noemt in de H. Linie. Ter rechterzijde was de toegang tot de Pastorij  en de ruimte tusschen  de kerk en de stinksloot was beplant met allerlei houtgewas en vormde alzoo een prachtig Bosch. Ter linkerzijde was de toegang naar het kerkhof zelve gelegen, hetgeen met de bouw van de nieuwe kerk op dezelfde plaats is gebleven. Ten linkerzijde van het voorplein  had men voorts het zogenaamde paardenhok, waar de boeren die per rijtuig ter kerke kwamen hun gezet met de paarden ervoor stationeerden terwijl dit paardenhok met twee gelegenheden genaamd “W. C.”, aan de zijde van de straatweg werden geflankeerd door een boschje van hoog opgaande boomen. De toegang tot het voorplein en de kerk, benevens alle hier beschreven dingen, werd verleend door een ijzeren hek, hetzelfde wat ook thans nog aan de dorpszijde toegang verleend  tot de kerk. Het ijzeren hek is met den bouw van de nieuwe kerk ook niet verplaatst geworden, zodat men aan het kerkhof en dit hek zeer gemakkelijk kan uitmaken waar ter plaatse de oude kerk heeft gestaan, te meer als ik zeg dat het hek vlak voor de ingang der kerk stond en de ruimte tusschen het kerkhof en de kerk slechts twee meter bedroeg. Over het inwendige der kerk kunnen wij het volgende zeggen, Namenlijk: dat het vierkant was. Zonder pilaren, helder witte muren en een cirkelrond plafond, eveneens wit. Het priesterkoor was betrekkelijk groot want het nam de gehele breedte van de kerk in beslag. De kerk had slechts een altaar. Eene mooie gebeeldhouwde preekstoel was geplaatst ter linkerzijde van de kerk en binnen het priesterkoor. Ter rechterzijde en eveneens binnen het priesterkoor, bevond zich een fraai gotisch doopvont, zoo men zegt was dit een geschenk van de toenmalige Ambachtsheer van Lisse, Baron van Heereman van Zuidwijk te Munster. Dit doopvont heeft ook weer een plaats gevonden in de nieuwe kerk. Ter linkerzijde in het priesterkoor bevond zich de toegang naar de biechtkamer van de Pastoor en ter rechterzijde de toegang naar de sacristie. De vrouwen waren gezeten in het midden der kerk in banken voor 12 personen en de mannen aan beide zijden in banken van 4 personen. De kerk had dus drie regels banken  en 2 paden. De Communiebank was van eikenhout en prachtig gebeeldhouwd. Na ingekort te zijn is deze geplaatst in de Kapel van het Agatha Gesticht

In het midden der kerk hingen vanaf het plafond een viertal prachtige Kaarsenkonen, die natuurlijk de laatste tijd geen dienst meer deden omdat men petroleumlampen had aangebracht. Behalve de beelden van Maria en Joseph prijken in nissen boven het altaar de beelden van Mozes en Aaron. Een schilderstuk voorstellende de H. Agatha, patrones der kerk prijkte boven het altaar. In de loop der tijden had men wegens uitbreiding der kerkgemeente eene galerij aangebracht over de gehele breedte van het gebouw, welke 100 zitplaatsen bevatte. Daarenboven bevond zich het zangkoor, waarop ook nog 20 zitplaatsen. De kerk had maar eene ingang welke zich bevond midden van de voorgevel. Ter linkerzijde van het grote portaal had men de toegang tot de galerij in het zangkoor. In de toren bevond zich een uurwerk met wijzer om volle uren. Ook bevond zich in de toren een klok die blijkens het opschrift bij de bouw dezer kerk door W. Verdegaal is gegeven maar vroeger bij anderen dienst heeft gedaan, tenminste te oordelen naar het opschrift hetgeen luidt als volgt:

 

                                                          Me  fecit  Ciprianus  Crans  Janszoon

                                                                    Amsteledami   anno  1748

                                                                Int  jubeljaar der  Vrijheid  1748

 

                                     De vredemaker    G. Hasselaer  Heer wierdt en A. Slob Schout van

                                          Cudelstaart en T. van Prince  v.d  Bezworen – kerf  – waren

                                                                 Ben ik door J.V. van Pauaart

 

                                                           Admin:  Burgem: bezorgd te maken

 

 Dit is zooals men zal begrijpen het oorspronkelijke opschift,  terwijl  aan de andere kant van de klok

het volgende is gegraveerd:

                                                             Gegeven  door  W. Verdegaal 

                                                                              1842

Wij kunnen de beschrijving van de oude kerk besluiten met te zeggen met te zeggen dat de eerste bank (mannen aan de rechterzijde, of zuidzijde), was gereserveerd voor de familie Heereman  van Zuidwijk voor het geval  dat zij zich te Lisse bevonden.

de Nieuwe Kerk

Reeds lang voor dat de nieuwe kerk was gebouwd  was het oude kerkgebouw veel te klein voor de steeds toenemende bevolking der Katholieke Gemeente. De uitgebreide en omvangrijke werkzaamheden van de bouw eener nieuwe kerk waren echter veel te zwaar om de zwakke schouders  van de beminde  herder dezer Parochie, Pastoor H.Th van Vlasselaar. Een ieder ondervond het dat de kerk veel te klein was, maar ook eenieder was er ten volle van overtuigd dat de werkzaamheden van den bouw eener nieuwe kerk niet gelegd mochten worden op de steeds in krachten afnemende schouders van Pastoor van Vlasselaar, en daarom wachtte men de tijd af ….
De tijd was eindelijk daar, want op 8 januari 1901 ging de droeve mare door het dorp: “Pastoor van Vlasselaar is dood.” Hij die 32 jaren lang de zachtmoedige en beminnelijke herder was geweest van de Parochie van de H. Agatha, was niet meer. Zelden is er een mensch geweest die oprechter beweend is geworden dan hij; beweend niet alleen door de katholieken zelf, maar evenzeer door de niet-Katholieken van allerlei rang en stand. Met hem daalde ten grave een raadgever voor iedereen en een vriend voor allen, zonder onderscheid en bovendien een weldoener der armen zonder weerga. Zijne nagedachtenis zal dan ook voortleven in de harten van allen die hem  gekend hebben.

Hij is begraven in het priestergraf op het kerkhof alhier en een eenvoudige zerk siert zijn graf. Pastoor van Vlasselaar werd opgevolgd door B.J. Klekamp, pastoor te Oude Tonge. Zodra de opvolger van pastoor van Vlasselaar  zijn intrede had gedaan, werden er plannen  ontworpen om eene nieuwe kerk. Doordat de nieuwe te stichten kerk moest komen op de plaats waar de oude stond, moest er vooraf eene noodkerk worden gebouwd. In het voorjaar van 1902 werd ter plaatse waar thans de Bondsstraat is en het aan die straat gelegen gebouw  van het Pius Gesticht gelegen is, een groot houten gebouw opgetrokken zodra deze noodkerk  gereed was werd zij plechtig  ingewijd door de Deken van Warmond, de  Zeer Eerwaarde Heer Smeulders. De oude kerk werd spoedig daarna voor afbraak verkocht en gesloopt. Niet lang daarna werd begonnen met het storten van beton want paalfundering bleek niet nodig te zijn. Het werk vorderde voorspoedig want op 6 juni 1902 had de  plechtige eerste steenlegging door de Deken van Warmond, de Zeer eerwaarde Heer Smeulders. De gedenksteen, waarin zich de Oorkonde bevindt van de eerste steenlegging, is geplaatst in de hoekpilaar van het Zuider tranche tegen de kant van het H. Joseph Kapel. Het opschrift luidt als volgt: Hune primarium Lapidum Postuut  R. adm  Ds.  Nicolaus  Johannes Smeulders. MCMII.

We hebben tot op heden steeds gesproken van de bouw ener nieuwe kerk, maar eigenlijk dient er gesproken te worden van Kerk en Pastorij. De Pastorij, een groot gebouw in oud Hollandsche stijl op getrokken , was voor de kerk al gereed gemaakt, omdat de pastoor gehuisvest  was in het pas voltooide St, Agatha Gesticht en de beide Kapelaans bij de Kerkmeester J. Riggel. In verband met de bouw van de Pastorij willen we nog opmerken dat er in verband met een opschrift, eene kwestie ontstond  tusschen de Pastoor en de Burgemeester. Dit opschrift stond in eene zandsteen  uitgehouwen boven de portiek van de hoofdingang. Dit opschrift luidde als volgt:

                                                 Dye dit niet an mogh staen

                                                    Moet maar voorbije gaen

Deze spreuk was genomen uit de dichtwerken van Paulus Potter. De Burgemeester nu meende  dat dit opschrift eene uitdaging was voor de andere kerkelijke gezindten  en stond er daarom op dat dit opschrift zou verdwijnen. Wij voor ons hebben altijd gemeend dat het een zeer kleinzielig idee was van de Burgemeester, die  Katholiek zijnde, steeds van mening was dat hij zijne onpartijdigheid  niet beter in toepassing wist te brengen dan de Katholieken kleinzielig te behandelen. Van de andere kant moeten wij ook getuigen dat dit opschrift enigszins verwonderlijk was en in elk geval met geen enkele gebeurtenis in verband was te brengen. Enfin, de steen werd weer glad gehakt en de volgende dag prijkte deze met een ander opschrift, namelijk:

Anno Domino  MCMII

Na een ruim jaar daaraan te hebben gewerkt  was de Kerk zelve gereed en werd deze op Donderdag  6 Augustus 1903 door  Z.D.H. de Aartsbisschop van Utrecht plechtig geconsacreerd, door de Aartsbisschop van Utrecht?  zult u vragen, hoe kwam dat? Dat kwam namelijk zoo, eenige dagen voor de kerk zou worden geconsacreerd, overlijdt de Bisschop van Haarlem, Mgr., Bottemanne. Hoewel deze Bisschop reeds hoog in jaren was, had hij echter nog geen wij of hulpbisschop. Juist toen de bemoeiingen hiervan gaande waren kwam Haarlems Bisschop te overlijden. Deze bemoeiingen waren bij de dood van Mgr. Bottemanne reeds zo ver gevorderd dat de benoeming van

Mgr. Carlier en de doodtijding van Mgr. Bottemanne, elkaar hebben gekruist, zoodat de benoeming van Mrg. Carlier eerst arriveerde ná het overlijden van Mrg. Bottemanne, en dus ongeldig was. Zoodoende wilde het toeval dat de Bisschopszetel van Haarlem, dus onbezet was, en wel, juist toen de nieuwe kerk geconsacreerd moest worden. Ziedaar de oorzaak dat deze door Mgr. van de Wetering werd ingewijd. Nu keeren we weer terug naar de Kerk zelven. De kerk is ontworpen en gebouwd  door de Architect Jean H. van Groenendaal te Amsterdam, zoals men kan zien op eene zandsteen boven de hoofdingang aan de binnenzijde der kerk. De kerk is zonder inschrijving gegund

Het gebouw heeft eene lengte van 60 meters en eene breedte van 19 meters, terwijl  het Transept 29 meters breed is. Behalve de 75 meters hoge klokkentoren heeft de kerk ook nog eene Angelustoren , welke geplaatst is op het midden der Kruisbeuk. Zij heeft ongeveer 1200 zitplaatsen en is een der grootste Parochiekerken  uit de omtrek. Ook de toren is een der hoogste uit de omtrek en is uren ver in de omtrek te zien. Deze toren heeft eene zeskantige vorm en twee open gaanderijen en wel eene op 40 meters en eene op 65 meters Hoogte. Zij heeft eenen stenen onderbouw van 40 meters hoogte, verdeelt in 4  verdiepingen. De spits is van hout en heeft met inbegrip van de peer van het kruijs een hoogte van 35 Meters. Het beneden gedeelte wordt gebruikt voor portaal.

PARELTJE van 30 cent uit de VOL verzameling

Arie Raaphorst heeft in 1922 een boekje gemaakt met de titel Gids voor een wandeling langs de bloembollenvelden in Lisse. In dit 32 pagina’s dikke boekje gaat hij in op alle historisch belangrijke gebouwen, al of niet meer bestaan in die tijd. Het boekje is in bezit van de VOL.

Door Ria Grimbergen

Nieuwsblad Jaargang 18 nummer 1 januari 2019

Onze bibliothecaris Jos van Bourgondiën liet mij een boekje zien uit de verzameling van de vereniging. Een Gids voor een wandeling langs de bloemenvelden in Lisse uit 1922, geschreven door A. R. Hz. Achter deze initialen gaat Arie Raaphorst schuil. Het zeldzame en kwetsbare gidsje is uitgegeven en gedrukt door de Lissese boekhandelaar P. de Vries. In dit exemplaar zijn in handschrift verbeteringen en aanvullingen aangebracht. Voorin staan de namen Arie Raaphorst en P. H. Raaphorst. Het is duidelijk uit de familie afkomstig, maar niet zeker is van welke hand de wijzigingen zijn.

Piet de Vries

Piet de Vries, geboren 27 juni 1880 in Lisse, was bij zijn huwelijk op 2 september 1908 boekhandelaar in Lisse. Bij zijn overlijden op 5 maart 1951 op 71-jarige leeftijd woont hij nog steeds in Lisse, maar is zijn beroep boekdrukker. Daarnaast had De Vries een advertentiebureau. Mensen konden bij hem advertenties opgeven die in de locale en landelijke pers werden geplaatst. Ten tijde van de uitgave van het gidsje was zijn zaak gevestigd aan de Grachtweg 33. Deze moderne ondernemer beschikte over telefoon.

Raaphorst

Arie Raaphorst Hz of Hzn (1880-1948), de schrijver van het gidsje, werkte als journalist bij de Leidsche Courant. Van 1928-1938 was hij penningmeester-secretaris bij de HBG.
Eerder pende hij de geschiedenis van Lisse neer en gaf die de titel “Aanteekeningen op het Dorp en de Gemeente Lisse”. Deze belangrijke bron voor de historie van Lisse is gedeeltelijk gepubliceerd in afleveringen van het VOLNieuwsblad en is in handschrift in het bezit van de VOL.

Toerisme, vervoer en gidsjes

In het eerste kwart van de twintigste eeuw groeide het toerisme. Vervoersmogelijkheden waren sterk verbeterd, de  mensen beschikten over meer vrije tijd en geld. Ondernemers in plaatsen met aantrekkingskracht op vakantievierders en dagjesmensen brachten toeristische gidsjes uit met informatie over hun streek, veelal voorzien van plattegronden. Zo ook Piet de Vries. De bloeiende bollenvelden immers zorgden in het voorjaar voor topdrukte op de Lissese wegen. De tram tussen Haarlem en Leiden, de Bollenlijn, reed op zondagen extra ritten met een lange sleep rijtuigen. De Vries gaf journalist Arie Raaphorst Hzn opdracht een gidsje te schrijven dat de dagjesmensen te voet langs de mooiste bollenvelden van Lisse zou voeren. In zijn inleiding bij het gidsje schrijft Raaphorst dat hij wil wijzen op wat er nog is, maar ook “met een enkel woord” terug wil gaan “tot de geschiedenis van vroeger tijden”. Mochten er lezers zijn die in het boekje gebreken vinden, dan staat hij open voor “zakelijke critiek”. Dat enkele woord is wel een understatement.
In dit 32 pagina’s tellende gidsje gaat hij in op de historie van Lisse en zijn bezienswaardigheden.
Of ze er nog zijn of niet.

Wandeling door de historie van Lisse

Pagina uit het boek

Zo beschrijft hij de geschiedenis van de buitenplaats Berkhout, waarvan alleen de tuin rest, en die van het landgoed Meerenburg, al begin 19de eeuw gesloopt. Dever ligt er in 1922 rampzalig bij, maar Raaphorst wijdt vijf pagina’s aan de bouwkundige aspecten van wat er ooit was.
Het fraaie interieur van de Sint-Agathakerk krijgt een uitgebreidebeschrijving, evenals dat van hetraadhuis. De schrijver beseft wel de economische noodzaak van de afgraving van duin en bos, maar betreurt toch de “verdelging van al dit natuurschoon”, de afbraak van een buitenplaats als Veenenburg en de afzanding van de gronden daarvan. “Heeft men dan nooit genoeg? Moet alle pracht, die de natuur ons schenkt, dan daarvoor verdwijnen”. Deze en andere opmerkingen geven het gidsje een persoonlijk tintje. Dankbaar is hij de familie Van Lynden, waarbij hij hoopt dat het landgoed Keukenhof “voor ons en voor ons nageslacht gespaard mag blijven voor de schendende hand onzer hedendaagsche cultuur”. Veel van wat de wandelaar anno 1922 nog zag is afgebroken, bloembollencomplexen, bollenvilla’s, maar Dever is gerestaureerd en Keukenhof behouden. Raaphorst laat de tramreiziger uitstappen bij de halte “in het Vierkant” en een verfrissing in hotel “De Witte Zwaan” gebruiken. Dan volgt een wandeling die ook nu nog gemaakt zou kunnen worden.

Raaphorst de verteller

Het gidsje voert de wandelaar zuidwaarts richting Sassenheim, langs de eeuwenoude kerk van de Ned. Herv. Gemeente met de toren van tufsteen. In het portaal van de kerk vindt men de grafsteen van de gouverneur van de Kaapkolonie Willem Adriaen van der Stel. Raaphorst prijst de verbeteringen die door het kerkbestuur zijn aangebracht: de kerkhofmuur en de nieuwe kosterswoning in oudhollandse stijl. Dan in dezelfde stijl het raadhuis uit 1907. Het
katholieke bolwerk – Agathakerk, huize Pius, Agatha gesticht voor meisjes en de RK jongensschool – bespreekt de schrijver tot in detail. Zo noemt hij vol trots de bouwers van de jongensschool de gebroeders Barnhoorn. Volgt het bloembollencomplex van de Gebroeders Segers aan de Heereweg. Voor de Jannetjesbrug over de Vennesloot staat het prachtige landhuis van A.Verduin jr (De Venne) en heeft men zicht op de “Rijkstuinbouwwinterschool voor de Bloembollenstreek”.

Een wandeling door Lisse door A. Raaphorst.

Raaphorst vraagt de wandelaar plaats te nemen in het gras tegenover de ingang van Dever. Hij wil graag wat vertellen over het verleden van de ridderhofstede en zijn bewoners. Met pijn in het hart kijkt hij naar de ruïne. De hoge walmuren gesloopt, de grachten gedempt, het geboomte gekapt en gerooid. Ontdaan van alles is het “een blijvende bespotting, naakt en kaal tusschen de producten onzer hedendaagsche culturen in, door niemand geëerd, ook niet door hen die daarvan de eigenaars zijn”. Dan rechtsaf naar de Catharijnelaan, waar de schrijver wijst op de oude boerenhofstede “Bloemenhof” waarbij ooit de oude RK kerk stond (niet meer aanwezig). Rechtsaf naar de Achterweg langs “Grootenhof” en de overblijfselen van Huis ter Spekke. Linksaf de Spekkelaan op langs de bloemenvelden richting Loosterweg. Raaphorst geeft de wandelaar de mogelijkheid linksaf te slaan de Loosterweg op naar het Reigersbos en de bossen van Wassergeest, maar zijn wandeling voert nu rechtsaf weer de Loosterweg op dwars door de bossen van Keukenhof, over het erf van het kasteel en dan rechtsaf, door de ‘Rasters” terug naar het dorp. Aan de linkerhand ziet men Zandvliet, met de mooie vijver en brug (nu bloemenpark Keukenhof), dan weer volop uitzicht op de bloemenvelden in vakken gedeeld door heggen, in de kromming van de weg de villa Veldhorst met de bollenschuren van G. van der Mey’s Zonen (de laatste afgebroken). Rechts de tuin Berkhout en aan het einde van de weg het postkantoor (afgebroken). Linksafslaand komt men bij Roosendaal  gesloopt), dan passeren we de mooie witte villa “Maria”, een ontwerp van de Haarlemse architect J. London. Voortgaande het bollencomplex “Welbedrogen”, waar ooit het landgoed Meerenburg lag, de villa’s  Buitendorp en Magnolia (waarvan de sloop in 1991 leidde tot de oprichting van de VOL). Aan de linkerhand ligt de villa Somalo, een ontwerp van architect Leen Tol, en Becorsa (gesloopt) en het verdwenen buiten Wildlust. Na een blik op het buitentje Bloemoord, staande op een duintje, en de Steenfabriek, is het tijd voor een verfrissing in de Nachtegaal.

De entree van het buiten “Veenenburg” vanaf de Loosterweg

Bij de Nachtegaal slaan we de Zwartelaan in, jaar het bollencomplex van de Gebroeders Veldhuyzen van Zanten staat (verdwenen). Op de brug een magnifiek uitzicht op de bloemenvelden, waar 25 jaar daarvoor nog dicht bebost duin was. Aan het eind van de Zwartelaan lag het ook toen al verdwenen buiten Veenenburg, waarvan Raaphorst een foto van de ingang plaatst, met rechts zicht op het van hout opgetrokken Duinlust. We slaan linksaf de Loosterweg in, passeren “De Looster”, komen weer bij de Stationsweg en slaan weer linksaf naar het dorp

.

Schenking historisch olieverfschilderij van Lisse

Mevr. Bep de Vos-Elfering heeft een olieverfschilderij uit ongeveer 1910  geschonken. De Agathakerk met de oude toren staat er op afgebeeld.

Nieuwsflits

NIEUWSBLAD Jaargang 8 nummer 4, oktober 2009

De Vereniging Oud Lisse is bijzonder verguld door de schenking van een uniek schilderij van het dorp Lisse door Mevr.Bep de Vos-Elfering en haar man uit Schiedam. Op dit kleurrijke historische olieverfschilderij uit ca.1910 is de St.Agathakerk afgebeeld (gebouwd in 1903) met de oude ranke toren die in 1930 is vervangen, de Gracht met zijvertakking achter de Schoolstraat en de Kapelleweide op de voorgrond.

Het schilderij is geschilderd door Jan Bakker in opdracht van Arie Raaphorst aan de hand van oude ansichten. De
Lisser Arie Raaphorst (1880-1948), grootvader van Bep de Vos-Elfering, was een inspirerende journalist, die
een aantal interessante geschriften naliet waarin hij het reilen en zeilen van de Lissese samenleving weergaf. Een werkgroep van de Vereniging Oud Lisse is bezig om delen hieruit te vergaren en publiceert wetenswaardige delen hieruit in het Nieuwsblad van de Vereniging. Zie b.v. het artikel over Raaphorst in het Nieuwsblad van juli 2007 (jaargang 4 nummer 3). Het schilderij werd tijdens een feestelijke bijeenkomst op dinsdag 28 juli 2009 aan de Vereniging Oud Lisse aangeboden door mevr. Bep de Vos-Elfering en haar man.
Bep vertelde dat ze de website van de Vereniging Oud Lisse zat te bekijken, waarin over de bijzondere geschriften van Raaphorst wordt verhaald. Deze geschriften zijn nu in het bezit van de erfgenamen van haar overleden neef Aad Maarschalk in Lisse. Bep’s moeder was de dochter van Arie Raaphorst en zelf is ze dus zijn kleindochter. Vandaar dat
ze in het bezit kwam van dit bijzondere schilderij van de St. Agathakerk, dat haar grootvader destijds heeft laten schilderen. Het oude schilderij hing altijd in de kamer van Bep’s moeder. Na haar overlijden is het bij haar terecht gekomen. Het stond altijd maar in haar kast. Gezien de getoonde grote interesse voor Arie Raaphorst op de website
van de Vereniging Oud Lisse, heeft ze ons benaderd met de vraag of wij belangstelling voor het schilderij hadden en dat ze het ons wilde schenken, mits het een goede plaats kon krijgen in ons Cultuur Historisch Centrum.
Aan dit verzoek hebben wij volmondig voldaan en het een prominente plaats gegeven in de grote vergaderzaal in ons centrum, “De Vergulde Zwaan”, 1e Havendwarsstraat 4 in Lisse. Als dank heeft het bestuur Bep en haar man een bos bloemen aangeboden en een jaar gratis lidmaatschap van onze Vereniging Oud Lisse.

De heer en mevr. de Vos met het schilderij van de Agathakerk.
foto CP Balkenende

Het wonderlijke avontuur van de gasfabriek deel 2. Arie Raaphorst (6)

In de geschriften van Arie Raaphorst wordt alle politieke perikelen rond de bouw van de gasfabriek besproken. Ook de problemen met het buizenstelsel door het dorp wordt besproken.

Het wonderlijke avontuur van de gasfabriek deel 1. Arie Raaphorst (5)

De Lissese gasfabriek is niet meer. In de zeventiger jaren van de vorige eeuw velde de slopershamer de fabriek die door de komst van het aardgas niet meer noodzakelijk was. Het was een fabriek die heel wat keren over de tong der politici is gegaan en al ver voordat de eerste spade de grond inging de emoties hoog deed oplaaien.