Berichten

HET BRUINE CAFÉ: ’t Loosje (1)

Een nieuwe serie over bruine café’s. Bruine cafés verdwijnen uit het straatbeeld, dat is ook heel merkbaar in Lisse. Waar voorheen zoveel bruine cafés en schenkerijen (huiskamercafés) waren, zijn er nu nog enkele in het dorp te vinden.

Door Louise Kerkvliet-van Kampen

Nieuwsblad 23 nummer 1 2024

Wat is een bruin café?
De karakteristieke kroegen met hun donkerbruine houten meubilair in een donkere inrichting dreigen als cultureel erfgoed uit het dorpsgezicht te verdwijnen. In het dorpsbeeld van Lisse zijn er altijd veel geweest. Ze ontstonden als huiskamerschenkerij en groeiden uit tot de klassieke bruine cafés. Het waren sociale ontmoetingsplaatsen, waar vele generaties elkaar ontmoetten en waar ook veel relaties ontstonden. Zo ook in café ’t Loosje, dat gevestigd was in de Kanaalstraat  30. In 1874 wordt het gebouwd als woonhuis, met in het midden een tweevleugelige deur met links en rechts een raam. Erboven is een raam van de bovenverdieping. Het geheel wordt afgewerkt met een fraaie sierlijst. Eigenaar van het pand is Pieter van Waveren, koopman/brandstoffenhandelaar uit Lisse. Het pand heeft aan een zijde een poort. De andere zijde is een gedeelde muur met Kanaalstraat 28. Daar woonde later de familie Vergunst. Daarna werd het pand verkocht aan schoenmaker Van Zelst.

t Loosje

Café ‘t Loosje rond 1950 Kanaalstraat 30

In 1886 is het pand gekocht door Abraham Hartevelt. Hij is distillateur in Leiden en heeft waarschijnlijk het woonhuis veranderd in een schenkerij of café. De familie Hartevelt was eigenaar van Hartevelt & Zoon ofwel de beroemde Distilleerderij “De Fransche Kroon”, v/h Hartevelt & Zoon in Leiden. Het is een gebruikelijke zakelijke constructie om bedrijven inclusief panden op te kopen, zodat de verkoop van eigen producten gestimuleerd wordt. Menig gezin kwam daar een kannetje jenever halen om thuis te nuttigen. Abraham Hartevelt (1845-1890 Leiden) komt in 1890 te overlijden en zijn vrouw, Maria Coenradina Van Vrijberghe de Coningh (Maasland 1845-Leiden 1895), is de nieuwe bezitter en zij verkoopt het vrijwel direct na zijn overlijden aan Jacobus Adrianus van Wensveen (Bloemendaal 1851-Lisse 1934). Jacobus komt uit Bloemendaal, bij zijn huwelijk met Anna Catharina Nelis is hij koetsier. Rond 1891 begint hij als kastelein in café ’t Loosje, dat inmiddels is veranderd van huiskamerschenkerij naar café. Tot het overlijden van zijn eerste vrouw in 1900 is hij tapper. Het lijkt erop dat hij het café dan verhuurt aan Jan Lieshout, eveneens tapper uit Haarlem. Zij bewonen het pand tot maart 1903, waarna zij terugkeren naar Haarlem. Mogelijk heeft Jacobus zijn vak als tapper weer uitgeoefend. Zeker is dat hij rond 1910 verhuist naar Wagenstraat 10 met zijn nieuwe echtgenote en hun kinderen. In de jaren 1910-1920 is de heer Petrus Witteman (1885-1953) met echtgenote Gerardina Lemmers (1892-1975) cafèhouder in ’t Loosje.

Het Wapen van Lisse

Distilleerderij “De Fransche Kroon” aan de Langegracht Leiden

Het café wordt verhuurd aan Johannes (Jan) de Bruin (Lisserbroek 1870-Leiden 1944), bierhandelaar uit de Lisserbroek; hij verkocht al Amstelbier aan ’t Loosje. Jan is een succesvolle zakenman en wel bekend met de horeca. Hij is een zoon van Hendrik (Hein) de Bruin (Nootdorp 1847-Lisserbroek 1932) en Catharina van Velsen (Wateringen 1843-Lisserbroek 1905), eigenaar van Het Wapen van Lisse aan de Lisserdijk, gelegen aan het begin van de Lisserweg. Jan heeft al de goed lopende bierhandel “De Lindeboom”, samen met vader Hein, en een limonade- en gazeusebedrijf genaamd “De Meiboom” in de Lisserbroek. Jan heeft een agentschap van Amstelbier, dat gebotteld wordt aan de Lisserdijk, naast het café. Zoals aangegeven werd in het VOL-Nieuwsblad nr. 2. van 2023 komt het bier vanuit Amsterdam via de Ringvaart aan in grote vaten en wordt het in de Lisserbroek gebotteld. Rond 1920 willen de brouwerijen zelf gaan bottelen en moet Jan op zoek naar een andere bron van inkomsten. Het is onduidelijk wanneer Jan het café exact overneemt. Na pensionering van Hein wordt Het Wapen voortgezet door dochter Petronella de Bruin. Zij is getrouwd met Adrianus (Arie) Faas en samen runnen zij het bedrijf.

Peet Kerkvliet aan de tap van het bruine café ‘t Loosje

Uiteraard blijft weduwnaar Hein bij zijn dochter en schoonzoon wonen, ook Jan woont bij ze in. Het gezin Faas krijgt acht kinderen. Ze leiden een druk maar gelukkig bestaan. Jan neemt met regelmaat een tapper of tapster in dienst voor de bedrijfsvoering. Zij krijgen tevens inwoning totdat Jan zelf kastelein wordt. Jan is altijd ongehuwd gebleven, maar heeft een zeer warme band met zijn zus Petronella. Als hij wil stoppen met het café ’t Loosje, kijkt hij eerst naar een opvolger in de familie. Oudste dochter Janne heeft verkering met Peet Kerkvliet en hij ziet wel iets in het bedrijf. Het stel neemt het bedrijf over en trouwt in 1939. Als de weduwe Van Wensveen komt te overlijden willen de erven het pand verkopen en zo geschiedde. Het café wordt in 1944 verkocht aan Petrus Johannes Kerkvliet (Lisse 1910-Warmond 1989) en Johanna Catharina de Bruin (Lisserbroek 1915-Lisse 2002) t Loosje is een karakteristiek bruin café, wat stoeltjes en tafeltjes, een biljart en een bar waar barstoelen staan. Het gaat open rond 10.00 uur voor de eerste koffieklanten, die een praatje met elkaar maken. Het zijn voornamelijk oudere mannen en er wordt een kaartje gelegd en geroddeld over dorpse gebeurtenissen. Voor de lunch wordt al een jenevertje genuttigd waarna men naar huis keert voor de warme maaltijd. Van 13.00 tot 14.30 uur is het café gesloten en in de middag gaat het weer open voor de middagklanten. Avondeten is voor Peet vaak iets tussendoor. Klanten komen na het werk om een drankje te halen voordat ze naar huis gaan.
Zeker op zaterdag, als men het loonzakje krijgt, wordt er meer dan één borreltje of biertje genuttigd. Wat verbruikt is, wordt ook wel afgerekend ‘op de lat’. De klanten zijn voornamelijk werklieden en zaterdag en zondag zijn de drukste dagen. Het gezin Kerkvliet kan rondkomen van de inkomsten, maar het is zeker geen rijk bestaan.

En zo gaat het leven door, een gezin wordt gesticht. Het sociale leven speelt zich af in het café, een gezellige ontmoetingsplaats. Er wordt gebiljart en een kaartje gelegd, hele gezinnen komen mee. De bar is tegen de achterwand. Achter de bar is een deur, die naar de woning leidt. In de beginjaren was de toegang tot het toilet via de poort naast de woning, later is er een toiletgebouwtje gekomen. In de jaren vijftig komt er een platenspeler en wordt er muziek gedraaid. Een eenvoudig menu verschijnt, een balletje gehakt of een portie kaasblokjes of plakjes worst. In de bollentijd wordt een extra centje verdiend. Vooral het bedienend personeel van Keukenhof weet het dorpscafé te vinden. De sluitingstijden verruimen van ‘s avonds 22 uur naar 23 uur en zelfs tot middernacht en 01.00 uur. Dat zijn lange dagen voor een familiecafé, echt hard werken. In 1970 verongelukt zoon Hans samen met drie andere Lissese jongeren. Het dorp is in rep en roer. Het heeft zo’n impact op het gezin dat men wil stoppen met het bedrijf. Wederom wordt binnen het gezin gekeken naar een opvolger, maar de wens om het bedrijf voort te zetten is niet aanwezig. Het pand met opstallen wordt in 1973 verkocht aan buurman Van Zelst en zo eindigt het leven van een bruin dorpscafé.

‘t Loosje in de Kanaalstraat met daarnaast Van Zelst

De Witte Zwaan 50 jaar geleden gesloopt.

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                             

17 augustus 2021

Door Nico Groen

Na een roemrijke tijd werd in 1971 het etablissement De Witte Zwaan gesloopt. Nu is daar al weer jaren de Dirk, voorheen Digros, gevestigd. Als de voortekenen niet bedriegen zal deze supermarkt ook weer worden gesloopt voor nieuwbouw. Mocht Dirk onder de slopershamer vallen, dan is het te hopen, dat bij nieuwbouw een voorgevel wordt ontworpen die niet uit de toon valt bij de rest van ’t Vierkant. Hopelijk wordt daarmee de stedenbouwkundige miskleun uit de jaren zeventig hersteld.

In de dorpsherberg de Witte Zwaan was het vaak een drukte van belang, want in de vele zalen van het gebouw met de serre was altijd wat te doen. Een veiling, een rechtspraak of een vergadering. Iedereen ging naar de Witte Zwaan om iets te beleven of te bespreken. Ook de gemeenteraadsvergaderingen werden er lange tijd gehouden. Er was ook een kolfbaan en later een bioscoop, Het Luxor Theater, in een van de zalen.

Wisseling van de paarden

De Witte Zwaan was in het verleden de plek waar de paarden van de postkoetsen werden gewisseld. Zij rustten dan uit op het weiland achter de Witte Zwaan. De passagiers konden zich verpozen in de herberg. Maar niet alleen de postkoetsen hielden daar halt, ook andere passanten stopten daar tijdens hun reis van Den Haag naar Haarlem of Amsterdam.

In 1814 kreeg het etablissement de Witte Zwaan hoog bezoek. Na de zege op Napoleon keerde tsaar Alexander I als overwinnaar terug.  Hij  maakte o.a. een zegetocht door Nederland. Op 2 juli 1814 reisde Alexander I van Den Haag via Katwijk naar Amsterdam. Zo kwam de stoet ook door Lisse. Zoals bij veel gelegenheden in die tijd, werd een gedeelte van de paarden bij de Witte Zwaan gewisseld. Ook werd er gegeten en gedronken. Het was zeker geen klein gezelschap, gezien de gepeperde rekening, die de toenmalige, zeer populaire herbergier Gerrit Veldhorst (de Veldhorststraat is naar hem vernoemd) naar de latere koning Willem I opstuurde.

De eerste droge veilingen (van bollen) van de latere Hobaho vonden in 1921 plaats in de Witte Zwaan. De initiatiefnemers dachten aan de ruimte van het etablissement voldoende te hebben, maar er werden zoveel bollen aangevoerd dat deze in de open lucht moesten worden opgeslagen. Het was maar goed dat 1921 een mooie droge zomer had, zodat men de bollen zonder waterschade in de buitenlucht kon opslaan. Voor de aanvoer van 1922 werd een hal gekocht.

De Witte Zwaan heeft vele eigenaren en uitbaters gekend. De families Van Ruiten, Hekkers, Van Duinen en Van der Ploeg zwaaiden er de scepter en laatstgenoemde eigenaar zag het op een gegeven moment werkelijk niet meer zitten. “We hebben dag en nacht gewerkt om er iets behoorlijks van te maken, maar steeds weer opnieuw komen we voor zeer hoge onderhoudskosten te staan en het is economisch gezien niet meer verantwoord om nog geld in de Witte Zwaan te steken”, aldus de ondernemer. De sloop begon in 1970 en in 1971 was er niets dat nog aan de gebouwen herinnerde.

Foto: De Witte Zwaan, nog in oude luister
Foto; Oud Lisse

 

 

OUD NIEUWS: HERBERG AAN DE HEEREWEG “In den Coning van Bohemen”

Heereweg 191 was het oudste gebouw in Lisse en is een paar jaar geleden helaas gesloopt. Ooit stond hier Herberg Coning van Bohemen op deze plaats. De geschiedenis en de bewoners worden besproken.

Dirk Floorijp en Judith Harren

Nieuwsblad Jaargang 17 nummer 3 Zomer 2018

In het begin van deze eeuw stond op het adres Heereweg 191 het oudste woonhuis van Lisse. Inmiddels is er nieuwbouw op deze plaats. Leden van de bouwhistorische werkgroep de heren R.Pex en E.J. Plantenberg hebben indertijd de bouwgeschiedenis en chronologie van het pand onderzocht. In de jaren 1622-1625 moet op deze plek zijn gebouwd. Ene Carel Jansz van Asselborn kocht toen een leeg perceel. In 1635 nam een bakker zijn intrek in het huis. Aldus de bevindingen van de heren Pex en Plantenberg.

Heereweg 191 was eens het oudste woonhuis van Lisse.

De naam Carel Jansz. van Asselborn deed een belletje rinkelen. In Lisse heeft ooit een herberg gestaan ‘In den Coning van Bohemen’, die stond aan de Heereweg nabij het Vierkant. Waar precies wist niemand. Een van de weinige bewijzen dat de herberg er ooit was, staat in het kohier ‘Hoofdgeld Lisse 1623/1624’. De waard van de herberg ‘In den Coning van Bohemen’ is Carel Jansz. van Asselborn. De vraag kwam op: zou het huidige adres Heereweg 191 de locatie kunnen zijn van de vroegere herberg? Verder onderzoek in de oude
archiefstukken van Lisse leverde het volgende antwoord op: Vóór de komst van Carel Jansz. van Asselborn is er op het huidige adres Heereweg 191 nog een leeg erf te zien. Op 7 december 1618 koopt Carel dit erfje van Dammas Willem Thomasz (Dammas is getrouwd met Aeltje IJsbrantsdr. Van der Codden). Het stukje grond maakt deel uit van een groter perceel dat in het bezit van Dammas is. Elk jaar moet Carel 30 stuivers erfpacht aan Dammas betalen. Het erfje is ten NW begrensd aan de Heereweg, en ten NO en ZO aan bezittingen van verkoper Dammas. Aan de ZW-zijde woont Carel zelf in een klein huisje. Zeven maanden daarvoor heeft Carel dit huisje van een andere eigenaar gekocht.

Geld lenen kost geld

Carel bouwt een huis op het kleine lapje grond, en de bouw verloopt vlot, want 5 maanden later heeft hij het nieuwe huis betrokken, en kan hij het kleine buurhuisje waar hij tijdens de bouw even gewoond heeft, doorverkopen, en wel aan Willem Cornelisz. Velsen, een linnenwever. Carel maakt ruim 25% winst op de verkoop. Maar blijkbaar heeft hij meer geld nodig, want hij leent 400 gulden van een Haarlemse lakenkoper. Het zal een zakelijke kennis zijn, want ook Carel is lakenkoper van beroep. Als onderpand dient Carels nieuwe huis met het aanwezige laken in zijn winkel. Elk jaar moet hij 24 gulden rente betalen aan de Haarlemse leningverstrekker. Wil hij het geleende geld gebruiken voor een verbouwing of aanbouw van een herberg? Het lijkt erop, want in het hoofdgeld Lisse (een soort personele belasting die voor elk gezinslid betaald moest worden) van 1623/1624 vinden we Carel terug, met vrouw Lijsbeth Woutersdr en 4 kinderen, als ‘waert in den Coning van Bohemen’. De overstap van beroep, van lakenkoper naar herbergier, komt ons nu wat wonderlijk voor, maar is voor die tijd zeker niet uniek. De latere eigenaar van het pand, Jacob Jacobsz van Hopbergen, is bakker van beroep. Ook hij maakt een carrièreswitch als hij, jaren later, herberg ‘Het Rode Hart’ koopt en zelf achter de tap gaat staan.

In den Coning van Bohemen

Frederik van de Paltz 1596-1632

De naam van de herberg verwijst naar keurvorst Frederik V van de Paltz (1596 – 1632), getrouwd met Elisabeth, prinses van Engeland, dochter van koning Jacobus I.
Na een opstand van het protestantse Bohemen tegen de roomse vorst, wordt Frederik aangesteld als koning van Bohemen. Hij wordt ook wel de winterkoning genoemd omdat hij maar één winter regeert en na een nederlaag moet uitwijken. Deze neef van prins Maurits en Frederik Hendrik komt op zijn vlucht in Den Haag terecht, waar hij in 1632 overlijdt. De vele herbergen in die tijd worden bezocht door doortrekkende reizigers en kooplieden, die tussen Den Haag, Haarlem en Amsterdam via Lisse reizen. Voor de eigen bevolking zijn die niet allemaal nodig, al speelt het openbare leven zich veelal af rond de herbergen. Lisse bestaat in die tijd uit 230 huizen, het hele buitengebied meegerekend.

Uit een ander vaatje tappen…

Helaas, de pogingen van deze 17e eeuwse ondernemer om een florerende herberg uit te baten, lijken geen lang leven beschoren. Het ziet ernaar uit, dat Carel het hoofd niet boven water kan houden. In maart 1625 verkoopt hij zijn huis aan Jacob Jacobsz van Hopbergen, (getrouwd met Elsgen Henricxdr). De 30 stuivers erfpacht aan Dammas Willem, en de 24 gulden aan de Haarlemse geldschieter rusten nog op het huis en moeten door de koper worden overgenomen. Van de herberg wordt niet gerept, het wordt een huis genoemd. Hebben Carel en zijn gezin nu geen huis meer? Zo erg is het gelukkig niet, want Carel kan het kleine buurhuisje waar hij begin 1619 woonde, terugkopen van Willem Velsen. Voor het lenen van de aankoopsom wordt een schuldbrief opgemaakt, waarin de nieuwe buurman Jacob Jacobsz van Hopbergen en ene Joris Maertensz Langevelt (beide mannen komen we hierna weer tegen) borg staan voor Carel. Mogelijk heeft de koper van de voormalige herberg, Jacob Jacobsz van Hopbergen, van het huis een bakkerij gemaakt. Hij wordt vermeld in het haardstedengeld Lisse 1628 als eigenaar en gebruiker met 2 haardsteden, met oven. Tien jaar later, in 1635 verkoopt bakker Jacob Jacobsz van Hopbergen het huis met bakkerij door aan Joris Maertensz Langevelt (getrouwd met Maertgen Pietersdr. Cool), de beide eerdergenoemde borgen voor Carel van Asselborn in 1625. De 30 stuivers erfpacht en de 24 gulden rente rusten nog immer als last op het huis. Joris Langevelt is de bakker genoemd in het historisch onderzoek van Pex en Plantenberg. En met deze aansluiting op de voorgeschiedenis van het adres thans Heereweg 191, is de vraag uit het begin van dit stukje beantwoord. Het is wel zeker, dat je op dit adres in 1623/1624 en misschien ook nog een paar jaar ervoor, het glas kon heffen in herberg ‘In den Coning van Bohemen’. Proost!

Gevelsteen Egelantiersgracht 153 Amsterdam

OUD NIEUWS : Herberg “Den Engel” maar dan in Lisse Noord

Op een kaart uit 1685 staat bij de Lisserbeek een herberg met de naam Den Engel.

Dirk Floorijp

Nieuwsblad Jaargang 17 nummer 1 Winter 2018

Het stukje van “de Beeck” wat hier Verboogervaert wordt genoemd, heet tegenwoordig weer de Lisserbeek en loopt nu van de Leidsevaart tot aan de Ringvaart.

Als op 3 juni 1677 Trijntje Jacobs van Ackerslooth een derde part van de herberg koopt, 2/3 had zij al in bezit, wordt er al vermeld “van outs genaamd de herberge de drie roskammen staande aan de brugge van de nieuwe santsloot”. Trijntje huwde in Lisse op 18 jan. 1678 met Philip Jeroense van der Velde, afkomstig van Hillegom. Op een kaart uit 1746 staat de herberg ingetekend bij de Lisserbrug (net voorbij waar nu het “Meisje van Lisse”, bijgenaamd Gele Naatje staat). In 1681 werd de herberg gekocht door Nicolaas Sohier de Vermandois, heer van Warmenhuijsen en eigenaar van de buitenplaats Zandvliet. Zijn land grensde aan het erf van de herberg.
De herberg ging nogal eens in andere handen over, want in 1685 koopt Antonis Cornelisz van Egmont, schipper en koopman de herberg met uithangbord waarop staat Den Engel. Dat wekt wel enige verwarring omdat er in de Engel ook reeds een herberg met die naam staat. In deze periode moet de herberg omgedoopt zijn. Een honderd jaar later in 1773 was het daar een hangplek voor jongeren, zo blijkt uit een verordening van schout en burgemeesters, dat het verboden was op oudejaarsavond of nieuwe jaars avond of nacht, nog met roerpistolen of ander schietgeweer en misbruik van buskruit hoe ook genaamd, in zonderheid aan de brugge omtrent het huis van Meerenburg af te schieten, op boete van twee en veertig stuivers, ten behoeve van den schout van Lisse, waarvan den aanbrenger zal genieten een derde part. Om iemand aan te geven leverde ook nog iets op. Het zal wel op aangeven geweest zijn van de baron Jacob Hendrik van Wassenaar van Alkemade, hoofdingeland van Rijnland. Eigenaar van Meerenburgh het grootste buiten van Lisse, een buitenplaats met maar liefst 14 haardsteden (stookplaatsen). Hij was de heibel van de jeugd zat rond zijn buitenplaats. Dever bezat 6 haardsteden om een vergelijk aan te geven. We hebben er nu geen idee meer van wat dat betekende. De vraag die opkwam, hoe kan het daar een hangplek zijn zo buiten het dorp? We wisten nog niets van een herberg die er ooit gestaan had, totdat het uit de archieven naar voren kwam en dan is het begrijpelijk. Er valt altijd wel wat te beleven bij een herberg met wisselplaats voor paarden. In Hillegom was er ook een herberg met diezelfde naam aan de Heereweg hoek Pastoorslaan maar had verder geen raakvlakken met Lisse. Er is een prachtige prent tevoorschijn gekomen waar de herberg op staat met op de achtergrond Meerenburgh. Zonder de informatie uit de archieven konden we ons er geen voorstelling van maken. ■

Herberg “Den Engel” alias “De Drie Roskammen” over de Santsloot bij Meerenburgh. tekening van A. de Haan 1730

Heereweg 214-218 – Rij winkelpanden met bovenwoningen

Opvallend is de art-deco entree van nr. 214 en 214a.

Kadaster: C-4533, C-2899 en C-4587. Bouwjaar: 1930. Architect: C.W. Barnhoorn en Th. van der Eerden.

De DSL beschrijving uit 2009 staan behoeft enkele aanpassingen.

Huisnummer 214 is ondertussen gesplitst in 214 en 214a. De art-deco entree behoort nu dus ook bij 214a, naast 214

In de beschrijving staat ook dat het pand deels opnieuw is opgetrokken, maar het hele pand 214 en 214a is nieuw gebouwd met uitzondering van de art-deco entree na een brand in 1986.

Oorspronkelijk waren deze huizen symmetrisch.

Voor DSL beschrijving klik hier: Heereweg_214-216-218

 

Heereweg 227 – Kantoorvilla

De eerste steen is gelegd door C. en A. Pijnacker op 8 mei 1878.

Kadaster: D-6752. Bouwjaar: 1878.

Een ansichtkaart

Er is nu een restaurant in het pand gevestigd

Voor DSL beschrijving klik hier: Heereweg_227

Heereweg 228 en 230 – Dubbel winkelpand met bovenwoningen

In het linkerdeel was kruidenier Albert Hein gevestigd.

Kadaster: C-2668 en C-2667. Bouwjaar: 1930. Architect: J. Francken.

Links was de Albert Hein winkel

Voor DSL beschrijving klik hier: Heereweg_228-230

Kanaalstraat 22a – Pannenkoekenhuis

Pannenkoekenhuis, vroeger zomerhuis van boerderij ‘Hulsbosch’.

Kadaster: D-4804. Bouwjaar: ca. 1900

Het pannenkoekenhuis en de voormalige boerderij kregen in 1995 de erepenning van de VOL.

Het vroegere zomerhuis

Voor DSL beschrijving klik hier: Kanaalstraat_22_en_22a

 

 

Kanaalstraat 22 – Voormalig boerderij ‘Hulsbosch’

Boerderijcomplex met zomerhuis, karnmolen, hooiberg, wagenschuur en hek.

Kadaster: D-4804. Bouwjaar: ca. 1900.

Het pannenkoekenhuis en de voormalige boerderij kregen in 1995 de erepenning van de VOL.

De boerderij is nu een restaurant

Voor DSL beschrijving klik hier: Kanaalstraat_22_en_22a

Oud Nieuws: Made in Lisse

De vergaderingen van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, opgericht in 1766, werden tot 1844 gehouden in de Witte Zwaan in Lisse. De wetenswaardigheden van de maatschappij worden beschreven.

door Arie de Koning

Nieuwsblad Jaargang 16 nummer 3 zomer 2017

De Maatschappij der Nederlandse Letterkunde is een in 1766 opgericht letterkundig historisch genootschap en is als zodanig een van de oudste verenigingen van Nederland. Zij werd gesticht in Leiden en is daar nog steeds gevestigd. Haar beschermheer is koning Willem Alexander. De Maatschappij stelt zich statutair tot doel: de beoefening van de schone letteren en de studie van de Nederlandse taal- en letterkunde, geschied- en oudheidkunde in hun onderlinge samenhang te bevorderen. Nou dat klinkt goed, maar de Maatschappij diende ook een breder, socialer doel. Vooral het  gezelligheidsaspect was voor de leden belangrijk. De jaarvergaderingen werden doorgaans druk bezocht waarbij de drank rijkelijk vloeide. Er waren nooit minder dan vijftig, meestal meer dan zeventig en een enkele keer zelfs meer dan negentig aanwezigen. Thorbecke, die in 1831 op de jaarvergadering in Lisse aanwezig was, schreef aan Van Assen dat hij het plezierig vond dat men bij zulke samenkomsten een hoop kennissen ontmoette: ‘Er was bij die aanzienlijke samenkomst minder orde en tucht, dan bij eene ontgroenpartij’. “Zingende en lollende zijn de leden naar onderscheiden kanten afgedropen”. We weten nu ook gelijk waar de inspiratie van de meeste heren schrijvers en dichters vandaan kwam: ‘Made in Lisse’ zou bij de meeste gedichten en sonnetten bijgeschreven kunnen worden.
Deze jaarvergaderingen vonden plaats in Logement De Witte Zwaan gelegen aan het Vierkant te Lisse. Hier vierde menig kersverse doctor zijn promotiepartij. Beets beschreef zo’n feest, waarbij hij als Aesculaap, de halfgod van de geneeskunde, optrad, met in zijn handen een ‘rotting waarom zich een levende paling kronkelde’, waarbij de doctor gekroond werd met bloemen, peterseliebladen en wortelloof. Klikspaan, het pseudoniem van Johannes Kneppelhout welke hij gebruikte als hij over zijn medestudenten schreef, herdacht De Zwaan in zijn Studentenleven (1844).”Hoe vaak had hij er niet gemijmerd, gedronken en genoten?” Lisse was weleer zeer in de mode geweest, maar het dorpje was volgens Klikspaan ‘verloopen’: “En nu! Bakhuizen, waar blijven uwe Studentjes? Burgemeester, waar blijven uwe Dissertaties? Ach! de Zwaan is eene gemeene herberg geworden, elke andere gelijk, niemand houdt er meer voor stil dan de Heeren van Letterkunde en de Conducteur van dezen of genen postwagen.”
In de landelijke rustgevende omgeving van Lisse kwamen de leden tussen 1825 en 1843 jaarlijks bijeen en de feesten trokken veel illustere personen naar De Witte Zwaan waar Cornelis Antonius Bakhuizen als kastelein samen met zijn vrouw Frederica Hoekveld de scepter zwaaide. Blijkbaar kwam de klad erin als we Klikspaan moeten geloven die zich al afvraagt waar de studenten bleven die vanuit Leiden Lisse en de Zwaan bijna dagelijks bezochten en met feesten de zaak luister gaven. En de Lisser Burgemeester Ernst Joseph van den Bergh, lid van de vereniging vertrok op 2 januari 1844 uit Lisse en werd opgevolgd door Burgemeester van Rosse, geen lid, daarom geen dissertaties meer van zijn kant. En wat te denken van de beroemde Lisser Baarsschotel. Nergens werd een baars zo voortreffelijk bereid als in De Zwaan in Lisse. Ja Lisse was in de mode geweest, vele beroemdheden hadden zich opgehoudenv in De Zwaan: Willem Bilderdijk, Nicolaas Beets, Johan Rudolf Thorbecke, de lijst zou te lang worden voor dit korte stukje. In 1844 werd de jaarvergadering voor het eerst niet in Lisse gehouden maar in Huis Den Deijl in Wassenaar en ook de studentenfeesten verhuisden van Lisse naar Wassenaar. Het was vergoed gedaan met de jaarlijkse vergadering in De Witte Zwaan. Literair Lisse dutte langzaam in slaap, de energie was er even uit.

De Witte Zwaan gezien vanuit het noorden, ca. 1900-1905. Ook hier valt het vele geboomte in het oog. Aan de laatste boom langs de weg in het midden van de ansicht is een bordje aangebracht met waarschijnlijk de tekst: ‘INRIJ voor RIJWIELEN’. Daaronder hangt een vaandel van – waarschijnlijk – de ANWB met als tekst: Vereeniging voor auto’s.