Berichten

Boekpresentatie “Het Oude Koningshuys”

Stichting Oud Sassenheim presenteerde het boek over het Oude Koningshuys van Rob Pex. Het boek is goed gedocumenteerd. Met prachtige illustraties en ook verkrijgbaar bij boekhandel Grimbergen

door Jos van Bourgondiën

Nieuwsblad Jaargang 18 nummer 4, december 2019

Stichting Oud Sassenheim (SOS) presenteerde woensdag 13 november het langverwachte boek over Het Oude Koningshuys te Sassenheim. De aanloop tot dit boek was 15 jaar geleden toen Bas Romeyn destijds bewoner van Het Oude Koningshuys en initiatiefnemer tot het boek, Rob Pex de opdracht verleende. Echter de crisis gooide roet in het eten en zo bleef het manuscript op de plank liggen. Tot wij in de wandelgangen van de CHVOL hier lucht van kregen. Eerst geïnformeerd bij Aad van der Geest of SOS hier belangstelling voor zou hebben. Daarna volgde er een gesprek met Alfred Pop, de voorzitter van SOS. Spoedig daarop zat ik met Alfred Pop, Bep Hoegee, Aad Lelijveld en Rob Pex aan tafel om een mogelijke uitgave te bespreken. Op 21 november 2017 ondertekenden Bas Romeyn, Alfred Pop en Rob Pex de volgende verklaring: Partijen hebben de intentie het door de heer Romeyn tot dusver gefinancierde en door de heer Pex geschreven manuscript “Geschiedenis van het Oude Koningshuys te Sassenheim” in drukvorm uit te brengen en de productie, distributie en verkoop hiervan in handen te geven aan de Stichting Oud Sassenheim. Bep Hoegee, Aad Lelijveld en Rob Pex zouden het redactionele gedeelte voor hun rekening nemen. Een flinke klus en zij klaarden dit uiteindelijk september 2019. De SOS nam natuurlijk de verdere promotie van het boek voor haar rekening met een heel mooi slotakkoord, de presentatie van het boek door SOS 13 november in de Julianakerk Sassenheim.
Eerst was er een interview met de schrijver Rob Pex door Leidsch Dagblad journalist Sjaak Smakman, waarbij anekdotes en vreemde voorvallen ter sprake kwamen en Rob op onnavolgbare wijze zijn kennis te berde bracht. Kunsthistorica Petra Roose belichtte een aantal aspecten van het Koningshuys door de jaren heen. Daarna kreeg Bas Romeyn officieel een exemplaar van Het Oude Koningshuys overhandigd, mocht Rob Pex aan zijn signeersessie gaan beginnen en ging ik naar huis met een eigen exemplaar voorzien van zijn handtekening en de tekst “voor mijn schoolmeester!” Het boek is goed gedocumenteerd met prachtige illustraties en ook verkrijgbaar bij boekhandel Grimbergen te Lisse.

DE GESCHIEDENIS VAN HET OUDE KONINGSHUYS

door R.J.Pex

Nieuwsblad Jaargang 3 nummer 4, oktober 2004

 

HUYS TER NIEUWBURG BEWOOND DOOR TWEE PRINSESSEN WERD HET PRINSESSENHUYS

Binnen niet al te lange tijd zal de geschiedenis van het Oude Koningshuys in Sassenheim, dat thans bewoond wordt door de Lissese makelaar Bas Romeyn, in boekvorm gepubliceerd worden. Het laat onder meer de eigenaren de revue passeren tussen 1543 en heden. Onder deze eigenaren waren ook Elisabeth Maria en Emilia Louisa, “beijde gebooren Princessen van Portugael”. Ze waren in 1677 in het bezit gekomen van het Oude Koningshuys, oftewel het Huys ter Nieuwburg, zoals het toen nog heette.

De prinsessen hebben het huis met tuinen en landerijen zo’n drie jaar in bezit gehad. Toch was het aan die relatief korte periode te danken dat de buitenplaats later ook wel de naam het Prinsessenhuys werd toegedicht. In 1680 erfde het geheel over op stadhouder Willem III, sedert 1689 koning van Engeland. Dit laatste verklaart de huidige naam: Het Oude Koningshuys.

Wie waren deze Elisabeth Maria en Emilia Louisa? Hun overgrootvader, Don Antonio van Crato, was een onechte zoon van Lodewijk, hertog van Beja, derde zoon van Emanuel de Grote. Toen de troon van Portugal in 1580 vrijkwam, dong hij naar de troonsopvolging. Daar hij echter niet kon bewijzen een wettige zoon te zijn van genoemde Lodewijk gingen deze plannen dus niet door. Zijn aanhangers riepen hem in 1580 te Santarem evenwel tot koning uit, maar werden door Alva verdreven, waarna Antonio vluchtte naar Calais.

Gheen consideratie
Zijn twee zonen, Emanuel I en Christoffel, vestigden zich in 1597 in de Nederlanden. In ‘s-Gravenhage leerde Emanuel Emilia van Nassau kennen, een zuster van prins Maurits. Ze wensten in het huwelijk te treden maar Maurits wees dat af met de woorden: “Dat hij op sulcken sake gheen consideratie en konde nemen, voor en al eer Don Emanuel sijn Moeder soude hebben genoemt ende bewesen dat sijn Vader de selve hadde getrout, al eer hij daer van was geboren”. Bovendien was, volgens haar grote broer, prins Emanuel een verdreven heer “die gheen middelen ter werelt en hadde, dat hij Roomsch Catholijck was: daer tegen sij professie dede van de Ghereformeerde Religie, sulcks dat hij hier niet en soude konnen tot advancement komen ofte geemploijeert worden. Dat oock gheseijt was dies actie daerom tot het Rijk van Portugael weijnich geestimeert werde. Datse daerom soude willen dencken op (aan) de digniteijt van haar Huys daer uyt sij gecomen was en sulcke imaginatien (verzinsels) uyt haer sinnen stellen ende laten varen”.

Secretelijck getrout
Prins Emanuel en Emilia van Nassau trouwden echter toch (7 november 1597). Maurits kwam juist in Den Haag aan toen hij het nieuws vernam. We lezen: “so heeft hij hem tegen alle haer vrienden danck ende weten secretelijck getrout voor ghetuyghen (…) ende alsoo Prince Mauritz uyt het legher in den Hage quam, heeft men se beijde, sonder dat hij sijn Suster heeft willen sien ofte spreecken, uyt den Lande ghesonden, hen daerna onthoudende te Wesel: alsoo werden Prince Maurits victorien ghetempert met huyselijck verdriet”.
Het pas getrouwde paar vestigde zich in de Duitse grensvesting Wesel. De financiële situatie van het verbannen echtpaar bleef echter verre van rooskleurig. Ze werden in deze gelukkig ondersteund door de aanvankelijk vergramde prins Maurits: een gedeelte van de gebouwen van het voormalige St. Agathaklooster in Delft werd ter bewoning aan de prins en prinses van Portugal afgestaan. Ze konden dus weer terugkeren naar de Nederlanden! Bovendien liet Maurits bij zijn dood in 1625 aan Emilia een jaargeld na van f 7.500, aan elk van haar zonen f 2.000 en aan iedere dochter f 1.000 per jaar. Het huwelijk heeft zo’n 29 jaar stand gehouden; in 1626 scheidden Don Emanuel en prinses Emilia.

Met zes dochters
Emanuel vertrok met zijn twee zonen naar Brussel en liep over naar de Spaanse vijand, terwijl Emilia naar Genève vertrok met haar zes dochters. Ze trok daar in een groot huis, dat later nog Le Château Royal werd genoemd en overleed daar in 1629. Prins Emanuel stierf in Brussel in 1638.

Vervallen in groote miserie
Zijn zoon, Emanuel II, was eerder, in 1619, door Maurits aangesteld tot gouverneur van het prinsdom Oranje, maar moest die functie naast zich neer leggen in 1623. Vijf jaar later trad hij in het klooster in als “broeder Felix”. Hij trad echter weer uit in 1633, waarna hij een jaar later zelfs overging tot de Hervormde leer! In 1646 huwde hij Johanna gravin van Hanau. Uit dit huwelijk werden vier dochters geboren, waaronder Emilia Louise en Elisabeth Maria, die in 1677 het Oude Koningshuys zouden kopen.
Schulden bleven de familie echter achtervolgen, zodanig dat Johanna in 1651 aan de voogden van prins Willem III schreef dat zij “vervallen is in groote miserie ende armoede, ende dienvolgens verscheijden schulden alhier gemaeckt, over sulcx van hier niet en can vertrecken sonder Uwe Hoocheden uyt medogentheijt gelieven goedertieren haer te begenadigen met de somme van een duysent Carolus guldens”. Johanna kreeg het gevraagde bedrag, mits echter “dat naer desen Hare Hoocheden niet meer over soodanige versoecken sullen mogen werden gemolesteert”. Ook in 1663 lezen we van een aanzienlijk geldbedrag dat door Willem III aan Johanna ter beschikking werd gesteld “tot eene assistentie in haren becommerlijcken staet off jegenwoordige ongelegenheijt”. We vernemen hierna niet veel meer over Emanuel II en Johanna van Hanau. Eerstgenoemde stierf in 1666, terwijl Johanna in 1673 kwam te overlijden. Van de vier dochters overleefden alleen de welbekende Emilia Louise en Elisabeth Maria hun ouders. Zij zijn het geweest die in 1677 voor 23.626 gulden het Huys ter Nieuwburg in Sassenheim gekocht hebben.

Geen statusobject
Later, in 1680, is het Huys ter Nieuwburg gelegateerd aan Willem III. Hij heeft zich slechts weinig bemoeid met huis en landerijen. Was hij niet geïnteresseerd in het Sassenheimse bezit? Inderdaad vormde het toenmalige bezit geen groot statusobject voor zo’n belangrijke figuur als Willem III. In ieder geval is hij twintig jaar later tot verkoop overgegaan: het einde van een bijzondere periode in de geschiedenis van het Oude Koningshuys.

Bronnen:
A.M. Hulkenberg, Het Oude Koningshuys 1628/1978 (Leiden 1978)
H.W.M. van Os, “Het Oude Koningshuys”, in: Leids Jaarboek 1945

Het Oude Koninghuys in Sassenheim heeft een rijke historie

 

HET OUDE KONINGSHUYS: juweeltje waar nooit een koning woonde

De oudste delen van het Oude Koningshuis  zijn naar schatting uit de 13e eeuw. De familie van Egmond stond aan de basis van Nyenburg. Deze lieten het huis in 1628 bouwen. De verdere geschiedenis en zijn bewoners wordt besproken.

door Sjaak Smakman Fotografie Hans Smulders

NIEUWSBLAD Jaargang 3 nummer 1, januari 2004

Bas Romeyn, makelaar uit Lisse, houdt zijn handen een centimeter of dertig van elkaar om aan te geven hoe groot kloostermoppen zijn. Ze werden onlangs gevonden bij bet wegbikken van stucwerk in de kelders van het Oude Koningshuys in Sassenheim. Ze vormen het bewijs voor wat de Lissese streekhistoricus A.M. Huikenburg al in 1978 vermoedde: het monumentale pand aan de Sassenheimse Westerstraat is veel ouder dan het jaar 1628 waarin het landgoed voor het eerst officieel is vermeld.

Volgens de nieuwste schatting zijn de oudste delen van het Oude Konings­huys uit de dertiende eeuw, waarmee het woonhuis zich kan voegen bij illustere kastelen als Dever en de ruïne van Teylingen. Wat er in die dertien­de eeuw op de fundamenten heeft gestaan, is overigens onduidelijk. Romeyn zelf, die er dit voorjaar hoopt in te kunnen trekken, vermoedt dat het een versterkt gebouw is geweest, wellicht bedoeld om roversbendes te weren.

mogen van hun rijke tante en Portugese prinses Juliana Catharina in 1667 gaan wonen op ’t Huys ter Nieuwburgb. Officieel kopen zij het zelfs, maar aangezien niets met het huis mag gebeuren zonder de uitdrukkelijke toe­stemming van tante Juliana, lijkt hier vooral sprake van een fiscaal trucje. Ook dat was eeuwen geleden blijkbaar al populair.

’s Konings huis

Als tante Juliana in 1680 overlijdt, blijkt ze het huis te hebben vermaakt aan haar neef prins Willem 111. Die woont zelf op paleis Soestdijk en laat zijn verre nichtjes Elisabeth en Emilia er rustig wonen. Hij geeft ze zelfs nog 2.000 gulden per jaar huishoudgeld. Dat is een mooie geste die hem nog veel geld zal kosten, want de Elisabeth en Emilia overlijden pas in respec­tievelijk 1717 en 1731!

Een echt Koningshuys is het dan nog niet, want Willem 111 is nog ‘slechts’ een prins. Maar als bij het in 1688 schopt tot koning van Engeland, is ’t Huys ter Nieuwburgh dan toch met recht ’s Konings huis.

Katholiek bolwerk

Lang duurt dat niet: op 13 juni 1699 doet Willem 111 het huis voor 4.560 gulden van de hand aan zijn griffier Willem van Schuylenburg, die het ver­volgens een jaar later verkoopt aan zijn schoonzoon Nicolaas Dierqens. Die verkoopt het op zijn beurt een week later weer voor 6.000 gulden aan Jacob d’Aumale d’Haucourt.

De nieuwe eigenaar laat zijn gezicht echter nooit zien in Sassenheim. Schelto Baron van Bronkhorst van Vliet daarentegen spreekt regelmatig over ‘mijn buiten’ en heeft er vrijwel zeker enige tientallen jaren gewoond. De reden daarvan ligt waarschijnlijk in het feit dat het Koningshuys werd gebruikt voor katholieke bijeenkomsten, hetgeen in die tijd een strafbaar feit was. En de baljuw wel raad wist met boetes (en omkoopgelden) als er echt wat te halen was.

Het katholicisme blijft een rol spelen. Als Van Bronkhorst in 1727 overlijdt, vermaakt bij de woning – hoewel nergens valt terug te vinden dat bij ook de eigenaar is – aan het op dat moment 8 jaar oude weesmeisje Wilhelmina Theresia van der Laen. Wellicht woonde ze al een paar jaar bij hem, want haar ouders overleden in 1721 en 1724. Maar als het de opzet was om het huis als katholiek bolwerk te bewaren, mislukt dat. In 1757 trouwt Wilhelmina met een Antwerpse jonker en het huis gaat in de verkoop. En wie koopt het? De zojuist in Sassenheim beroepen predikant Jan Balthasar Bennet.

Koninghuys

Bennet woont er tot zijn overlijden, waarna zijn weduwe het pand in 1760 via via doorverkoopt aan de Sassenheimse schout Johannes van Dijk en Hendrik Horsman. En eindelijk krijgt het pand dan weer de naam waar het recht op heeft. Want in de koopakte wordt gesproken over ‘de Hoffsteede van ouds genaamd ’t oude Koningshuijs’. Van Dijk en Horsman verkopen het pand zeven jaar later aan de in Leiden wonende Adriaen van Assendelft, wiens zoon Barthout het in 1781 nog tot burgemeester van Leiden schopt. Maar een Leidse burgemeester zal nooit in het huis wonen, want Barthout verkoopt zijn erfgoed in 1780 aan de Amsterdammer Jan Jacobus Bosé. Die woont er maar weinig: op een zogeheten inkwartieringslijst uit 1814 – het is dan de Franse tijd – wordt Bosé wel genoemd als eigenaar, maar de bewoner is de tuinman, Willem Carel Nobel.

Verdieping meer

Hoewel het een arme tijd is, wordt in die jaren het Koningshuys flink uitge­breid. Er komt een verdieping op en de toegangspartij met bordes, de deur en de grote schuiframen zijn zeker niet zeventiende-eeuws. Maar hoe dan ook: in 1816 gaan de uit Zwolle afkomstige George Gerard Lans en zijn (tweede) echtgenote Agatha Sara Klein er wonen. Lans is behalve schatrijk -hij bezit ook bet Haagse Ockenburgh – ook een gulle man. Als bij in 1819 op 54-jarige leeftijd overlijdt, is er zo weinig over dat zijn weduwe en hun negen kinderen elk dubbeltje moeten omdraaien. Als ze in 1830 overlijdt, komt het huis in bezit van de Amsterdamse arts A. Willet. Als die in 1852 overlijdt, ziet het er somber uit voor het Koningshuys. Veel buitenplaatsen worden in die tijd gesloopt, het land wordt verkaveld en het puin wordt gebruikt om wegen aan te leggen. Het Koningshuys lijkt hetzelf­de lot beschoren als het in 1852 op een veiling wordt gekocht door een Goudse slopersfirma.

Familie Kruijff

Maar de redding komt in de vorm van de kwekersfamilie Kruijff, die het pand nog in hetzelfde jaar koopt, het land eromheen in gebruik neemt als bollengrond en in het pand zelf een kostschool vestigt. De naam Kruijff wekt in Sassenheim ontzag. Jan Jansz. Kruijff duikt al in 1629 in de Sassenheimse annalen op en in de loop der eeuwen zijn Kruijffs onder meer schepen en zelfs waarnemend schout. De kruitramp in Leiden is indirect de start van de bollencultuur bij de familie Kruijff. Engel Kruijff is weliswaar huisschilder, maar ziet zijn kans schoon en verkoopt na de ont­ploffing in 1810 zoveel ruiten in Leiden dat hij zijn lang gekoesterde wens in vervulling kan laten gaan: hij koopt een kraam bollen en is volgens een’Acte van Patent’ vanaf dat moment bloemist. Bang is hij niet: hij gaat naar bet buitenland om bollen te verkopen en  in 1813 zelfs midden in de slag bij Leipzig, waar Napoleon verpletterend wordt versagen.

Slopershamer

Engels zoon Leendert (1827-1905) is de man die in 1852 het Koningshuys van de slopershamer redt. De eerste tien jaar is het een kostschool, maar daarna gaan Leendert en zijn vrouw Classina van Waveren er wonen – en ook dat is een beroemde naam uit de bollenwereld. Leendert is ook de eer­ste firmant van ‘Gerrit van Waveren & Kruijff’, een machtige onderneming in de bollenwereld. Kruijff is beroemd om hyacinten, tulpen, irissen en spi­rea’s. Hij is ook actiefin de standorganisatie. In de in 1860 opgerichte Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuür is hij van 1880 tot 1896 vice-voorzitter onder niemand minder dan Krelage. In die jaren worden ach­ter het Koningshuys schuren en andere bedrijfsgebouwen neergezet. Leendert doet op latere leeftijd de zaken over aan zijn zoons Gerard en Engelbert, maar tot op hoge leeftijd blijft Leendert betrokken bij zijn bedrijf.

Auto’s en fietsen

Een hoogtepunt is de organisatie van de vollegrondstentoonstelling, die in 1907 wordt gehouden op de terreinen rond het Koningshuys. „Van alle hui­zen wapperde de vaderlandse driekleur en auto’s en fietsen en tal van wan­delaars bewogen zich langs den weg, die naar het tentoonstellingsterrein leidt. Dat terrein is gelegen op de gronden van de firma Gt. Van Waveren en Kruijff voor het Oude Koningshuis. Het geheel maakt een alleraangenaamsten en aantrekkelijken indruk”, meldt het Weekblad voor de Bloembollencultuur op 12 april 1907.

De Eerste Wereldoorlog laat zijn sporen na: in 1916 wordt de firma opgehe­ven en de Kruijffs verhuizen naar Oegstgeest. Ook de bollencultuur wordt vaarwel gezegd: Gerards zoons worden majoor, docter in de medicijnen en directeur van een metaalwarenfabriek, terwijl zijn broer Engelbert helemaal verzot is op fietsen. Hij is een van de oprichters van de ANWB en gaat later zelfs fulltime voor de bond werken. Een herinnering aan zijn jeugd is het pseudoniem waaronder bij artikelen schrijft in de De Kampioen: Bertus Bol.

Verkaveling

De nieuwe eigenaar van het Koningshuys wordt in 1918 de net benoemde burgemeester Ferdinand de Smeth. Maar die woont er maar heel eventjes: na twee jaar wordt bij hofmaarschalk en verkast dan uiteraard naar het Haagse. Een andere Hagenaar wordt eigenaar: de groentehandelaar Tb. van Koningsbruggen. Hij woont er van 1921 tot 1931 en verkoopt in die tijd flinke stukken grond, onder meer voor het inmiddels weer verlaten gemeentehuis. Wel laat hij een nieuwe brug bouwen, een koningsbrug natuurlijk. Twee leeuwen die eerder op een inmiddels gesloopte poort staan, krijgen er een plaatsje. Op een gegeven dag staan ze echter met hun rug naar de straat toe. Iedereen denkt aan een grap, maar het tegendeel is waar: Van Koningsbruggen is het zat om steeds maar tegen de achterkant van de beesten aan te kijken en heeft ze laten omdraaien.

Als Van Koningsbruggen in 1931 vertrekt, volgt leegstand. Tot 1936 woont er niemand in, daarna eventjes locoburgemeester A. Vogelaar in afwachting van de oplevering van zijn nieuwe woning. Als in 1941 de Haarlemse hout­handelaar J. Beerkens van Liempt het huis uiteindelijk koopt, kan hij er niet in: Duitse soldaten hebben het in beslag genomen en slaan er zelfs enige tijd munitie in op.

Restaurant

Na de Oorlog, in 1947, krijgt het Koningshuys een bestemming die velen zich nog herinneren: een sjiek restaurant. Lang duurt dat in eerste instantie niet: de opzet – achter elke stoel een bediende – slaat niet aan en na vijfjaar moet de Amsterdammer R. de Hoog de pijp alweer aan Maarten geven. Maarten is in dit geval de Leidse fietsenfabrikant D. Dusoswa. Vader en zoon wilden er een fietsenshowroom van maken, maar konden eerst flink klussen: de ruiten waren stuk en daarna dichtgetimmerd, de binnendeuren waren verdwenen, de elektra was afgekeurd, de centrale verwarming was stukgevroren, de waterleiding kapot en er zat een groot gat in het dak als herinnering aan een proefopstelling van een radar voor de Noord-Zuidhollandse Reddingmaatschappij. Gelukkig bleken de deuren uit voor­zorg elders opgeslagen en de beelden stonden nog bij de opkoper in Hoorn. De zaak werd opgeknapt en aanvankelijk deed Dusoswa Rijwielen Compagnie er goede zaken. Maar vanaf 1956 maakte de horeca-bestemming zijn rentree. De zaken liepen wat terug en Dusoswa senior toverde het Koningshuys om tot een hotel met ontbijt en twee jaar later tot een Hongaars specialiteitenrestaurant. De mensen stonden in de rij voor de shaslicks.

Maar ook dat ging over: in 1966 werd het Koningshuys een partycentrum, wat het lang zou blijven. Eerst onder leiding van Dusoswa junior en later van de familie Kramer liep dat lange tijd goed, maar in de loop van de jaren negentig kwam ook daar de klad in.

Renovatie  

Dan volgen er weer jaren van — opnieuw — een dramatische achteruit­gang. Maar dan komt het Koningshuys uiteindelijk in handen van de Lissese makelaar en projectontwikkelaar Bas Romeyn. Vanaf oktober 2002 wordt er hard gewerkt en wordt het pand grondig aangepakt. Dat is dan nodig ook’ vogels vliegen in en uit tussen de planken door waarmee de ruiten zijn dichtgetimmerd, smakeloze ornamenten en muurschilderingen heninneren aan de horeca-jaren, een trap naar boven is slechts met grote voorzichtig­heid te nemen. De koppen van de draagbalken in de muren zijn verrot Het gespecialiseerde architectenbureau Bob van Beek heeft er een mooie klus aan.

Voor eeuwen

Maar inmiddels is een groot deel van de klus geklaard, zoals iedereen kan zien die er langs komt. Nog een paar maanden, dan is het Koningshuys zijn oude naam weer waardig en gaat Bas Romeyn er wonen. „En dan moet het pand wel weer een paar eeuwen mee kunnen”, zegt hij met vooruitziende blik.

Bronnen: interview met Bas Romeyn/A.M. Huikenburg Het Oude Koningshuys 1628-1978

Op de eerste verdieping werd een oude zogenaamde Brabantse Wand ontdekt, een wand van houten planken met daartussen isolerend hooi.

Bas Romeyn voor zijn Koningshuis dat totaal gerenoveerd wordt en links fraai en evenwichtig gecompleteerd is met een deel nieuwbouw.