De oudste delen van het Oude Koningshuis zijn naar schatting uit de 13e eeuw. De familie van Egmond stond aan de basis van Nyenburg. Deze lieten het huis in 1628 bouwen. De verdere geschiedenis en zijn bewoners wordt besproken.
door Sjaak Smakman Fotografie Hans Smulders
NIEUWSBLAD Jaargang 3 nummer 1, januari 2004
Bas Romeyn, makelaar uit Lisse, houdt zijn handen een centimeter of dertig van elkaar om aan te geven hoe groot kloostermoppen zijn. Ze werden onlangs gevonden bij bet wegbikken van stucwerk in de kelders van het Oude Koningshuys in Sassenheim. Ze vormen het bewijs voor wat de Lissese streekhistoricus A.M. Huikenburg al in 1978 vermoedde: het monumentale pand aan de Sassenheimse Westerstraat is veel ouder dan het jaar 1628 waarin het landgoed voor het eerst officieel is vermeld.
Volgens de nieuwste schatting zijn de oudste delen van het Oude Koningshuys uit de dertiende eeuw, waarmee het woonhuis zich kan voegen bij illustere kastelen als Dever en de ruïne van Teylingen. Wat er in die dertiende eeuw op de fundamenten heeft gestaan, is overigens onduidelijk. Romeyn zelf, die er dit voorjaar hoopt in te kunnen trekken, vermoedt dat het een versterkt gebouw is geweest, wellicht bedoeld om roversbendes te weren.
mogen van hun rijke tante en Portugese prinses Juliana Catharina in 1667 gaan wonen op ’t Huys ter Nieuwburgb. Officieel kopen zij het zelfs, maar aangezien niets met het huis mag gebeuren zonder de uitdrukkelijke toestemming van tante Juliana, lijkt hier vooral sprake van een fiscaal trucje. Ook dat was eeuwen geleden blijkbaar al populair.
’s Konings huis
Als tante Juliana in 1680 overlijdt, blijkt ze het huis te hebben vermaakt aan haar neef prins Willem 111. Die woont zelf op paleis Soestdijk en laat zijn verre nichtjes Elisabeth en Emilia er rustig wonen. Hij geeft ze zelfs nog 2.000 gulden per jaar huishoudgeld. Dat is een mooie geste die hem nog veel geld zal kosten, want de Elisabeth en Emilia overlijden pas in respectievelijk 1717 en 1731!
Een echt Koningshuys is het dan nog niet, want Willem 111 is nog ‘slechts’ een prins. Maar als bij het in 1688 schopt tot koning van Engeland, is ’t Huys ter Nieuwburgh dan toch met recht ’s Konings huis.
Katholiek bolwerk
Lang duurt dat niet: op 13 juni 1699 doet Willem 111 het huis voor 4.560 gulden van de hand aan zijn griffier Willem van Schuylenburg, die het vervolgens een jaar later verkoopt aan zijn schoonzoon Nicolaas Dierqens. Die verkoopt het op zijn beurt een week later weer voor 6.000 gulden aan Jacob d’Aumale d’Haucourt.
De nieuwe eigenaar laat zijn gezicht echter nooit zien in Sassenheim. Schelto Baron van Bronkhorst van Vliet daarentegen spreekt regelmatig over ‘mijn buiten’ en heeft er vrijwel zeker enige tientallen jaren gewoond. De reden daarvan ligt waarschijnlijk in het feit dat het Koningshuys werd gebruikt voor katholieke bijeenkomsten, hetgeen in die tijd een strafbaar feit was. En de baljuw wel raad wist met boetes (en omkoopgelden) als er echt wat te halen was.
Het katholicisme blijft een rol spelen. Als Van Bronkhorst in 1727 overlijdt, vermaakt bij de woning – hoewel nergens valt terug te vinden dat bij ook de eigenaar is – aan het op dat moment 8 jaar oude weesmeisje Wilhelmina Theresia van der Laen. Wellicht woonde ze al een paar jaar bij hem, want haar ouders overleden in 1721 en 1724. Maar als het de opzet was om het huis als katholiek bolwerk te bewaren, mislukt dat. In 1757 trouwt Wilhelmina met een Antwerpse jonker en het huis gaat in de verkoop. En wie koopt het? De zojuist in Sassenheim beroepen predikant Jan Balthasar Bennet.
Koninghuys
Bennet woont er tot zijn overlijden, waarna zijn weduwe het pand in 1760 via via doorverkoopt aan de Sassenheimse schout Johannes van Dijk en Hendrik Horsman. En eindelijk krijgt het pand dan weer de naam waar het recht op heeft. Want in de koopakte wordt gesproken over ‘de Hoffsteede van ouds genaamd ’t oude Koningshuijs’. Van Dijk en Horsman verkopen het pand zeven jaar later aan de in Leiden wonende Adriaen van Assendelft, wiens zoon Barthout het in 1781 nog tot burgemeester van Leiden schopt. Maar een Leidse burgemeester zal nooit in het huis wonen, want Barthout verkoopt zijn erfgoed in 1780 aan de Amsterdammer Jan Jacobus Bosé. Die woont er maar weinig: op een zogeheten inkwartieringslijst uit 1814 – het is dan de Franse tijd – wordt Bosé wel genoemd als eigenaar, maar de bewoner is de tuinman, Willem Carel Nobel.
Verdieping meer
Hoewel het een arme tijd is, wordt in die jaren het Koningshuys flink uitgebreid. Er komt een verdieping op en de toegangspartij met bordes, de deur en de grote schuiframen zijn zeker niet zeventiende-eeuws. Maar hoe dan ook: in 1816 gaan de uit Zwolle afkomstige George Gerard Lans en zijn (tweede) echtgenote Agatha Sara Klein er wonen. Lans is behalve schatrijk -hij bezit ook bet Haagse Ockenburgh – ook een gulle man. Als bij in 1819 op 54-jarige leeftijd overlijdt, is er zo weinig over dat zijn weduwe en hun negen kinderen elk dubbeltje moeten omdraaien. Als ze in 1830 overlijdt, komt het huis in bezit van de Amsterdamse arts A. Willet. Als die in 1852 overlijdt, ziet het er somber uit voor het Koningshuys. Veel buitenplaatsen worden in die tijd gesloopt, het land wordt verkaveld en het puin wordt gebruikt om wegen aan te leggen. Het Koningshuys lijkt hetzelfde lot beschoren als het in 1852 op een veiling wordt gekocht door een Goudse slopersfirma.
Familie Kruijff
Maar de redding komt in de vorm van de kwekersfamilie Kruijff, die het pand nog in hetzelfde jaar koopt, het land eromheen in gebruik neemt als bollengrond en in het pand zelf een kostschool vestigt. De naam Kruijff wekt in Sassenheim ontzag. Jan Jansz. Kruijff duikt al in 1629 in de Sassenheimse annalen op en in de loop der eeuwen zijn Kruijffs onder meer schepen en zelfs waarnemend schout. De kruitramp in Leiden is indirect de start van de bollencultuur bij de familie Kruijff. Engel Kruijff is weliswaar huisschilder, maar ziet zijn kans schoon en verkoopt na de ontploffing in 1810 zoveel ruiten in Leiden dat hij zijn lang gekoesterde wens in vervulling kan laten gaan: hij koopt een kraam bollen en is volgens een’Acte van Patent’ vanaf dat moment bloemist. Bang is hij niet: hij gaat naar bet buitenland om bollen te verkopen en in 1813 zelfs midden in de slag bij Leipzig, waar Napoleon verpletterend wordt versagen.
Slopershamer
Engels zoon Leendert (1827-1905) is de man die in 1852 het Koningshuys van de slopershamer redt. De eerste tien jaar is het een kostschool, maar daarna gaan Leendert en zijn vrouw Classina van Waveren er wonen – en ook dat is een beroemde naam uit de bollenwereld. Leendert is ook de eerste firmant van ‘Gerrit van Waveren & Kruijff’, een machtige onderneming in de bollenwereld. Kruijff is beroemd om hyacinten, tulpen, irissen en spirea’s. Hij is ook actiefin de standorganisatie. In de in 1860 opgerichte Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuür is hij van 1880 tot 1896 vice-voorzitter onder niemand minder dan Krelage. In die jaren worden achter het Koningshuys schuren en andere bedrijfsgebouwen neergezet. Leendert doet op latere leeftijd de zaken over aan zijn zoons Gerard en Engelbert, maar tot op hoge leeftijd blijft Leendert betrokken bij zijn bedrijf.
Auto’s en fietsen
Een hoogtepunt is de organisatie van de vollegrondstentoonstelling, die in 1907 wordt gehouden op de terreinen rond het Koningshuys. „Van alle huizen wapperde de vaderlandse driekleur en auto’s en fietsen en tal van wandelaars bewogen zich langs den weg, die naar het tentoonstellingsterrein leidt. Dat terrein is gelegen op de gronden van de firma Gt. Van Waveren en Kruijff voor het Oude Koningshuis. Het geheel maakt een alleraangenaamsten en aantrekkelijken indruk”, meldt het Weekblad voor de Bloembollencultuur op 12 april 1907.
De Eerste Wereldoorlog laat zijn sporen na: in 1916 wordt de firma opgeheven en de Kruijffs verhuizen naar Oegstgeest. Ook de bollencultuur wordt vaarwel gezegd: Gerards zoons worden majoor, docter in de medicijnen en directeur van een metaalwarenfabriek, terwijl zijn broer Engelbert helemaal verzot is op fietsen. Hij is een van de oprichters van de ANWB en gaat later zelfs fulltime voor de bond werken. Een herinnering aan zijn jeugd is het pseudoniem waaronder bij artikelen schrijft in de De Kampioen: Bertus Bol.
Verkaveling
De nieuwe eigenaar van het Koningshuys wordt in 1918 de net benoemde burgemeester Ferdinand de Smeth. Maar die woont er maar heel eventjes: na twee jaar wordt bij hofmaarschalk en verkast dan uiteraard naar het Haagse. Een andere Hagenaar wordt eigenaar: de groentehandelaar Tb. van Koningsbruggen. Hij woont er van 1921 tot 1931 en verkoopt in die tijd flinke stukken grond, onder meer voor het inmiddels weer verlaten gemeentehuis. Wel laat hij een nieuwe brug bouwen, een koningsbrug natuurlijk. Twee leeuwen die eerder op een inmiddels gesloopte poort staan, krijgen er een plaatsje. Op een gegeven dag staan ze echter met hun rug naar de straat toe. Iedereen denkt aan een grap, maar het tegendeel is waar: Van Koningsbruggen is het zat om steeds maar tegen de achterkant van de beesten aan te kijken en heeft ze laten omdraaien.
Als Van Koningsbruggen in 1931 vertrekt, volgt leegstand. Tot 1936 woont er niemand in, daarna eventjes locoburgemeester A. Vogelaar in afwachting van de oplevering van zijn nieuwe woning. Als in 1941 de Haarlemse houthandelaar J. Beerkens van Liempt het huis uiteindelijk koopt, kan hij er niet in: Duitse soldaten hebben het in beslag genomen en slaan er zelfs enige tijd munitie in op.
Restaurant
Na de Oorlog, in 1947, krijgt het Koningshuys een bestemming die velen zich nog herinneren: een sjiek restaurant. Lang duurt dat in eerste instantie niet: de opzet – achter elke stoel een bediende – slaat niet aan en na vijfjaar moet de Amsterdammer R. de Hoog de pijp alweer aan Maarten geven. Maarten is in dit geval de Leidse fietsenfabrikant D. Dusoswa. Vader en zoon wilden er een fietsenshowroom van maken, maar konden eerst flink klussen: de ruiten waren stuk en daarna dichtgetimmerd, de binnendeuren waren verdwenen, de elektra was afgekeurd, de centrale verwarming was stukgevroren, de waterleiding kapot en er zat een groot gat in het dak als herinnering aan een proefopstelling van een radar voor de Noord-Zuidhollandse Reddingmaatschappij. Gelukkig bleken de deuren uit voorzorg elders opgeslagen en de beelden stonden nog bij de opkoper in Hoorn. De zaak werd opgeknapt en aanvankelijk deed Dusoswa Rijwielen Compagnie er goede zaken. Maar vanaf 1956 maakte de horeca-bestemming zijn rentree. De zaken liepen wat terug en Dusoswa senior toverde het Koningshuys om tot een hotel met ontbijt en twee jaar later tot een Hongaars specialiteitenrestaurant. De mensen stonden in de rij voor de shaslicks.
Maar ook dat ging over: in 1966 werd het Koningshuys een partycentrum, wat het lang zou blijven. Eerst onder leiding van Dusoswa junior en later van de familie Kramer liep dat lange tijd goed, maar in de loop van de jaren negentig kwam ook daar de klad in.
Renovatie
Dan volgen er weer jaren van — opnieuw — een dramatische achteruitgang. Maar dan komt het Koningshuys uiteindelijk in handen van de Lissese makelaar en projectontwikkelaar Bas Romeyn. Vanaf oktober 2002 wordt er hard gewerkt en wordt het pand grondig aangepakt. Dat is dan nodig ook’ vogels vliegen in en uit tussen de planken door waarmee de ruiten zijn dichtgetimmerd, smakeloze ornamenten en muurschilderingen heninneren aan de horeca-jaren, een trap naar boven is slechts met grote voorzichtigheid te nemen. De koppen van de draagbalken in de muren zijn verrot Het gespecialiseerde architectenbureau Bob van Beek heeft er een mooie klus aan.
Voor eeuwen
Maar inmiddels is een groot deel van de klus geklaard, zoals iedereen kan zien die er langs komt. Nog een paar maanden, dan is het Koningshuys zijn oude naam weer waardig en gaat Bas Romeyn er wonen. „En dan moet het pand wel weer een paar eeuwen mee kunnen”, zegt hij met vooruitziende blik.
Bronnen: interview met Bas Romeyn/A.M. Huikenburg Het Oude Koningshuys 1628-1978
Op de eerste verdieping werd een oude zogenaamde Brabantse Wand ontdekt, een wand van houten planken met daartussen isolerend hooi.
Bas Romeyn voor zijn Koningshuis dat totaal gerenoveerd wordt en links fraai en evenwichtig gecompleteerd is met een deel nieuwbouw.