Berichten

Overstroming in de Poelpolder

 Sporen van vroeger  (LisserNieuws)

1 april 2025

door Nico Groen

 In het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’ worden 5 overstromingen in de Poelpolder uitgebreid beschreven. Het boek is nog verkrijgbaar. De bedijkte Lisserpoel was in 1624 drooggevallen, maar even later, in 1625, stond alles weer onder water. Dat kostte veel geld en een jaar niet oogsten. Ook in 1675 was het weer raak.

 In het begin van 1625 was er een hevige stormvloed waardoor de dijken van de Zuiderzee bij Muiden en Diemen doorbraken. Het water overstroomde een groot gedeelte van de veengebieden ten noorden van de Oude Rijn. Dat gold ook voor de directe omgeving van het Haarlemmermeer. Op 22 maart 1625 werd er melding gemaakt dat ook de dijken van het pas aangelegde bedijkte Lisserpoel het hadden begeven door ‘den grooten vloet en hoogen water’ Het pas ingepolderde land stond dus opnieuw onder water. Niet alleen de dijk was beschadigd, maar ook de pas gegraven molentocht en de sloten tussen de kavels. Dit moest allemaal hersteld worden. Ook de werven bij  molens waren grotendeels weggeslagen en de huisjes waren beschadigd.

Extra kosten moesten worden gemaakt om de Ringdijk te herstellen en steviger te maken. De eigenaren van de kavels hadden in de zomer van 1625 de eerste oogsten van het land willen halen, maar door de overstroming was dat onhaalbaar. Op de drooggevallen gronden werd eerst haver geteeld en uit de rekeningen blijkt dat pas in de zomer 1626 voor het eerst werd geoogst, De eigenaren van de kavels zullen dus pas in 1627 de eerste inkomsten van hun nieuw verworven gronden hebben gehad. Om de eigenaren van de kavels tegemoet te komen werd hun toegezegd dat zij nog minder belasting hoefde te betalen.

Het jaar 1675

In de nacht van 4 op 5 november woedde er een hevige noordwesterstorm, ook bekend als de Allerheiligenvloed. In Noord-Holland braken meerdere dijken door. Zo liep ook de Spaarnedammerdijk ernstige schade op. Er ontstond ten oosten van Halfweg een gat van 140 m. breed. Ook de zeedijk bij Muiderberg brak door. Tot aan de Oude Rijn kwam alles tot de duinen onder water te staan. Bij de stormvloed werd ook de Ringdijk om de bedijkte Lisserpoel op 3 plaatsen doorgebroken. Een van de drie was bij de dam in het Hellegat, het tegenwoordige fietspad tussen de grote Poelmolen en de 3e Poelaan. De tweede was bij de huidige haven van Lisse achter de Copinstraat en de derde helemaal aan de zuidkant voorbij de 3e Poelllaan in Sassenheim. Op 30 november kwamen de directeuren en de eigenaren bij elkaar.Er moest begonnen worden met het dichtmaken van de 3 gaten volgens een bestek dat publiekelijk werd aanbesteed. Het werk werd afgerond in maart 1676.

De aanwezige 2 molens bij de 2e Poellaan waren niet toereikend  om de Bedijkte Lisserpoel effectief droog te malen, ook omdat een van de twee molens in zeer slechte staat verkeerde. Op 25 maart 1676 namen de  ingelanden (eigenaren) daarom het besluit een nieuw achtkantige vijzelmolen te bouwen nabij de huidige 3e Poellaan. Deze molen staat er nog steeds.

Foto.: Ondergelopen gebieden na de stormvloed van 1625
Foto: Gottschalk 1977 uit het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’

Het wapen van Lisse.

Sporen van vroeger   (LisseNieuws)

18 maart 2025

  Door Peter Vink 

In deze ‘Sporen van vroeger’ iets over heraldiek of wapenkunde en het verhaal achter het wapen van Lisse.

Heraldiek of wapenkunde is de wetenschap achter herkenningstekens van personen, families of organisaties. Het is ontstaan in de 12e eeuw tijdens de kruistochten toen ridders hun wapenuitrustingen versierden met symbolische voorstellingen en emblemen. Op het slagveld dienden ze als herkenningstekens.

Daarna wenste elke gerespecteerde edelman met aanhang zich met tekens op schilden, vaandels, banieren en zadeldekken van paarden kenbaar te maken. Zoiets van: dit is mijn grondgebied en dit zijn mijn strijdkleuren. Rond het jaar 1200 werden wapenschilden erfelijk en blijvende familietekens. Om te zorgen dat niet iedereen dezelfde tekens en kleuren ging gebruiken werden in de 14e en 15e eeuw registers of wapenboeken ingesteld. Deze werden bijgehouden door een ‘heraut’ of ‘wapenkoning’.

In de loop van de tijd werd het wapen steeds meer een symbool van eenheid binnen een familie. Met een wapenzegel werden brieven en belangrijke oorkonden bekrachtigd. In het begin was heraldiek eenvoudig, maar later verviel het in decadentie met wanstaltige wapens zonder heraldische regels. Met Napoleon kreeg de heraldiek een nieuw impuls en werden de regels verandert. Het voeren van een wapen werd niet meer alleen voorbehouden aan de adel en hogere klasse. Thans heeft iedere burger het recht tot het voeren van een wapen volgens de heraldische regels.

Wapen van Reinier Dever uit het wapenboek van Gelre 1395

Sinds de 13e eeuw is de naam Aper oftewel d’Ever (Dever) bekend en verbonden met Lisse.

Rond 1375 woont Heer Reinier Dever in een ridderhofstede bij Lisse het huidige Huys Dever.

De d’Evers voerden een wapen te weten ‘een halve Hollandse leeuw van rood, getongd en genageld van blauw op een gouden veld’. Dit doet afstamming vermoeden uit het Hollandse gravenhuis. Vanaf 1589 werd de Heer van Dever ook heer van de ambachtsheerlijkheid Lisse. De heerlijkheid Lisse zegelde vanaf die tijd altijd met het wapen van het geslacht d’Ever.

Het wapen van Lisse:

Na de stichting van het Koninkrijk der Nederlanden in 1815 stelde de Gemeente Lisse er prijs op om een eigen wapen te gaan voeren. Dat moest wettelijk worden vastgelegd in een register bij de Hoge Raad van Adel in Den Haag die daartoe bevoegd was. Zoals eerder genoemd zegelde Lisse altijd al met een wassen zegel (groen of rood) met het wapen van Dever. Dus koos men in 1815 voor het wapen van Dever maar wel met andere kleuren namelijk geel als goud en blauw als lazuur (de kleuren uit het wapen van het Koninkrijk).

Op 24 juli 1816 verkreeg de Gemeente Lisse het volgende wapen: ‘van goud, beladen met een halve klimmende leeuw van lazuur’.

Er zijn wel kleine verschillen met het wapen van Dever zoals de kleuren, de vorm van de leeuw en de schildvorm. Toch is het wapen van Lisse een mooie verwijzing naar het geslacht Dever en de bewoners van ‘den huijse van Lisse’ oftewel ‘t Huys Dever.

 

 

Wapen van de Gemeente Lisse

 

Wapenschild met het wapen van Dever;

Foto’s: Wapen van Reinier Dever uit het wapenboek van Gelre 1395; Wapenschild met het wapen van Dever; Wapen van de Gemeente Lisse

Hoe leefden de vroegste bewoners van Lisse en omgeving?

Sporen van vroeger   (LisserNieuws)

4 maart 2025

 Door Peter Vink

In de vorige column van ‘Sporen van vroeger’ werd geschreven over recente archeologische vondsten in Lisse. Daarbij zijn sporen van vroege bewoning uit de steentijd gevonden. Maar hoe woonden en leefden deze vroege bewoners?

De nieuwe steentijd, ook wel Neolithicum genoemd, was de tijd waarin de landbouwcultuur langzaam opkwam. De mens verruilde zijn rondtrekkende levenswijze als jager-verzamelaar in voor een verblijf op een vaste plek. Deze eerste ‘boeren’ behoorden tot de zogenaamde bekerculturen, zoals de Vlaardingencultuur. Men heeft bij opgravingen elders in Nederland al goede reconstructies kunnen maken over hoe deze mensen woonden en leefden.

Daarbij is vastgesteld dat de eerste ‘permanente’ bewoners hun nederzettingen bouwden op de hoger gelegen schrale zandgronden, zoals nu ook het geval bleek bij de opgraving in Lisse. Men bouwde grote familiehuizen van stevige houten palen met een dak van riet. De wanden bestonden uit een vlechtwerk van takken die was dichtgesmeerd met klei. Met het bouwen van deze huizen kon men zich goed tegen regen, kou en wind beschermen.

Nu men van een rondtrekkend bestaan was overgegaan naar wonen op een vaste plaats moest men het voedsel natuurlijk ook in de directe omgeving kunnen vinden en verbouwen. Dat was in een gebied rond Lisse op de grens van nat en droog en bij de kust geen probleem. Men kon er volop eetbare planten vinden en jagen op zowel land- als waterdieren. Het was waarschijnlijk de belangrijkste reden om in het gebied bij Lisse op een duintop te gaan wonen.

Ook gingen de mensen in deze periode land bewerken voor het verbouwen van eetbare of nuttige planten. Dat bewerken van het land ging nog wel zeer primitief waarbij de grond werd losgemaakt met een eenvoudige hak van hout of steen. Deze hak ontwikkelt zich tot een zogenaamde haakploeg of eergetouw. Na het losmaken van de grond werden zaden gezaaid van bijvoorbeeld gierst, vlas, boekweit of emmertarwe een oergraansoort. Na de oogst werd het graan en gierst als belangrijke voedsel gebruikt naast de gevangen land- en waterdieren. Later werden ook dieren als tam vee gehouden zoals varkens, geiten en runderen voor melk, vlees en huiden en een os om met een eergetouw de grond te kunnen bewerken en uiteindelijk voor het vlees.

Het wonen op een vaste plaats betekende dus een nieuwe levenswijze. Van deze levenswijze zijn nu in Lisse duidelijke sporen gevonden zoals een stenen bijl, fragmenten van aardewerken beker(s), vuursteen-fragmenten, een stuk van een maalsteen en botmateriaal van dieren. Ook zijn in het zand diverse paalafdrukken van een nederzetting, sporen van grondbewerking met een eergetouw en een voetafdruk gevonden. We kunnen dus stellen dat rond Lisse al heel vroeg sprake was van bewoning en menselijke activiteit.

Er zijn ook veel grondmonsters verzameld en gespoeld die nu worden geanalyseerd.

Het verhaal krijgt dus nog een vervolg.

Het analyseren van de gespoelde grondmonsters door een archeoloog
Foto: VOL

De vroegste bewoners van Lisse en omgeving

Sporen van vroeger    (LisserNieuws)

18 februari 2025

 door Peter Vink

Zelden is de naam van deze column zo actueel als de laatste tijd. Er zijn namelijk bij opgravingen op de plek waar de nieuwe woonwijk Geestwater komt bijzondere vondsten gedaan. Daarbij zijn sporen van vroege bewoning aangetroffen en tastbare voorwerpen zoals een natuurstenen bijl, een fragmenten van een klokbeker, en botmateriaal. De vondsten en sporen gaan terug tot de periode van ca. 3800-2000 jaar voor Chr. Daarmee zijn de vondsten zeer uniek te noemen omdat uit deze periode maar weinig is gevonden in de Duin- en Bollenstreek.

 Kustvorming van Nederland

De geschiedenis van het Nederlandse kustgebied begint zo’n 8000 jaar voor Christus. De laatste ijstijd maakt plaats voor de warme periode (Holoceen) waardoor de zeespiegel stijgt en de Noordzee ontstaat. Nadat de zeespiegelstijging stopt worden door de zee grote hoeveelheden zand aangevoerd en ontstaat langzaam een blijvende kustlijn met langgerekte zandbanken die uitgroeien tot strandwallen. Op de strandwallen ontstaan door wind zandduinen ook wel bekend als ‘oude duinen’. Vanaf die tijd gaat de kust zich steeds verder zeewaarts uitbreiden waarbij nieuwe strandwallen ontstaan. Op de oudste strandwallen liggen nu de dorpen Lisse, Sassenheim en Hillegom.

De vroegste bewoning

Op de oudste strandwallen kon men droge voeten houden en dus is het logisch dat dit de oudst bewoonde plekken werden langs de kust. De eerste mensen die hier rondliepen waren waarschijnlijk jagers-verzamelaars. Van deze mensen zijn geen sporen gevonden omdat ze nooit lang op een plek woonden.

Opgegraven schedel van een varken

In de nieuwe steentijd oftewel het neolithicum gaan mensen ook gewassen verbouwen en dieren houden waardoor ze langer op een plek verblijven. In het kustlandschap van de Duin- en Bollenstreek strijken vermoedelijk vanaf 3500 voor Chr. de eerste permanente bewoners neer. Ze leven van de jacht en visserij en worden om die reden naar de voedselrijke kuststrook getrokken, maar ze leven ook al een beetje een boerenbestaan. Deze bewoners worden gerekend tot de zogenaamde ‘Vlaardingencultuur’ omdat sporen van hun bestaan voor het eerst in Vlaardingen zijn gevonden. Toch zijn in de Duin- en Bollenstreek tot nu toe weinig sporen van deze cultuur gevonden.

Het belang van de opgraving in Lisse

De oudste strandwallen in de Duin- en Bollenstreek zijn helaas voor het grootste deel afgegraven ten behoeve van de bloembollenteelt waardoor veel archeologisch materiaal verloren is gegaan. Toevalsvondsten zoals (vuur)stenen bijlen, sikkels en fragmenten van aardewerk en bot waren al wel het tastbare bewijs van de aanwezigheid van mensen uit de Vlaardingencultuur in onze contreien.

Door proefboringen en sleuvenonderzoek in het opgravingsgebied in Lisse zijn nu oude duinafzettingen gevonden onder een laag veen. Deze duinafzettingen zijn niet afgegraven of verstoord en onaangeroerd gebleven en dus zeer interessant voor archeologisch onderzoek naar vroege bewoning. Daarbij zijn tot nu toe bijzondere vondsten uit het neolithicum gedaan die veel extra informatie kunnen verschaffen over de eerste bewoners van deze streek.

Lisse is dus veel langer bewoond geweest dan in zijn huidige 827-jarig bestaan.

Opgravingsgebied in Lisse

De molens van de Poelpolder

 Sporen van vroeger (LisserNieuws)

4 februari 2025

 Door Nico Groen

 

In het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’ worden de molens uitgebreid beschreven. Voor de afwatering van ‘De Bedijkte Lisserpoel’, zoals deze toen genoemd werd, werden 2 molens in een tweegang gebouwd aan het einde van de huidige 2e Poellaan. In 1676 werd de Grote Poelmolen gebouwd bij  de 3e Poellaan. Het boek is nog verkrijgbaar.

De 2 nabij elkaar liggende molens bij de 2e Poellaan vormden samen een molengang. Deze zogenoemde tweegang bestond uit 2 samenwerkende poldermolens. Vanwege de maximale opvoerhoogte van ongeveer 1,75 m. per molenrad  was bij diepere gelegen meren zoals de Lisser poelen was één molen onvoldoende. Daarom was een stapsgewijze waterverhoging noodzakelijk. De onderste molen (ondermolen) verplaatste het water naar de onderboezem. Daarna schepte  de bovenste molen (bovenmolen) het water in de in oostelijke  Ringsloot, die in 1963 gedempt is. Een molenwatergang (molentocht), die van zuid naar noord van de hele bedijkte poel liep zorgde voor de afwatering. Vanuit deze tochtsloot voerde een sloot naar de onderste molen.

Deze 2 molens stonden op grond, die destijds bekend stond als het oude land en oorspronkelijk deel uitmaakte van het eiland Rooversbroek. Na de droogmaking maakte ze deel uit van De Bedijkte Lisserpoel.

Wipmolens met scheprad

De molens bevonden zich aan het einde van de toenmalige Nieuwe Weg, die nu 2e Poellaan heet. Het waren 2 wipmolens, ieder voorzien van een scheprad.

De wipmolen is een type windmolen dat veelvuldig voorkwam  in Zuid Holland. Een wipmolen is te herkennen aan het draaibare bovenhuis met staart, dat rust op een piramidevormige  constructie van de ondertoren. Deze ondertoren staat op zijn beurt op een vierkante muur. Ondanks hun relatieve ‘smalle taille’ kunnen deze molens aanzienlijk groot zijn. Een van de wipmolens had een muur van 7 x 7 m, wat de molen geschikt maakte voor bewoning.

De molens waren dus oorspronkelijk uitgerust met schepraderen, die het water nier erg hoog konden opvoeren. De introductie van de vijzel maakte het mogelijk water tot 4 meter hoog op te voeren. Tussen 1634 en 1645 verving men de scherpaderen in de onder- en bovenmolen door vijzels. Na deze vervanging werden de molens veranderd van een tweegang in 2 onafhankelijke molens, die beiden uitmaalden op de oostelijk Ringsloot. Dit verlaagde de kwetsbaarheid van het systeem, aangezien bij defect van een van de molens de andere kon blijven draaien.

Dijkdoorbraak

In 1675 werd de Bedijkte Lisserpoel getroffen door een overstroming na een doorbraak van de Spaarndammerdijk. De aanwezige 2 molens bij de 2e Poellaan waren niet toereikend  om de Bedijkte Lisserpoel effectief droog te malen, ook omdat een van de twee molens in zeer slechte staat verkeerde. Op 25 maart 1676 namen de  ingelanden (eigenaren) daarom het besluit een nieuw achtkantige vijzelmolen te bouwen nabij de huidige 3e Poellaan. Deze molen staat er nog steeds.

Foto.: De wipmolen van Hofwegen bij Dordrecht als voorbeeld.
Foto: Wikipedia

Frits Treffers Penning 2024 voor pompgebouw aan de Ringdijk

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)

21 januari 2021

Door Nico Groen

 

Op 17 september heeft de Cultuur Historische-Vereniging “Oud Lisse” de jaarlijkse

Frits Treffers Penning uitgereikt. De keuze is gevallen op het markante voormalige

pompgebouw aan de Ringdijk 8 te Lisse.

Een korte historie: Het is zeer bijzonder, dat de keuze voor deze penning is gevallen op dit markante gebouw aan de Ringvaart. Bij een eerdere inventarisatie van monumentale panden was het stoomgemaal over het hoofd gezien. Het Hoogheemraadschap van Rijnland bouwde het een dikke eeuw (1898) geleden om de Rooversbroekpolder droog te houden. Het gemaal was een relatief groot gebouw, omdat het een stoommachine moest herbergen. Het werd gefundeerd op houten palen. De stoommachine was zo bewerkelijk dat de machinisten, eerst Lisser Cozijn en daarna vader en zoon Koelewijn, het warme eten vaak naast de machine opaten.

Stoommachine werd dieselgemaal

“De vervanging door een dieselmotor van Crossley Bros Manchester in 1924 was een hele verbetering, ook al moest de motor om het uur worden gesmeerd. Voor de familie Koelewijn was het bedienen van het gemaal overigens een bijverdienste, want vader en zoon waren in eerste instantie bollenkwekers. In 1974 nam de Lisserpoelpolder de bemaling van de Rooversbroekpolder over. De bemaling van zowel de Rooversbroekpolder als de Poelpolder geschiedt nu door een elektrisch gemaal. Het gemaalgebouw aan de Ringvaart werd verkocht aan de familie Roozen en door de inzet van Mary Roozen en haar zoon Ruud is dit bijzondere pompgebouw gerenoveerd en verbouwd tot een woning, Mary Roozen woonde er vanaf 30 juni 2007. Het oude houten woonhuis ernaast werd afgebroken. Daarbij werd Frits Treffers van de Vereniging Oud Lisse benaderd om hen daarbij te helpen. In 2021 is het voormalig pompgebouw verkocht aan Guido op ’t Hof en Pim van Deun. Zij hebben er op hun beurt alweer vele uren werk en zorg aan besteed om dit pand te behouden voor de toekomst. De Vereniging Oud Lisse wil hun inzet belonen met een waarderingspenning “de Frits Treffers-Penning” met de bijbehorende oorkonde. De penning – een ontwerp van Frans en Truus van der Veld – hoort bij het huis.

De kenmerken van het gebouw zijn met name het metselwerk dat toch wel opvalt voor zo’n eenvoudig pompgebouw. Het metselwerk om de roosvensters, de overstek van de dakranden en de horizontale lagen zijn uitgevoerd in donkere en lichte stenen”.

 Bovenstaande staat letterlijk in het laatste Nieuwsblad van 2024 van de VOL met 6 foto’s. Er staat ook nog de volgende tip: “ Op de website OudLisse.nl staan 2 artikelen over het pompgebouw uit Nieuwsblad nummer 2 van april 2007 en uit Nieuwsblad nummer 3 van juli 2013”.

Het nieuwsblad van de VOL is een kwartaalblad in full colour op A4-formaat. Het is gratis voor leden, maar ook te koop voor niet-leden voor 5 euro. Het lidmaatschap kost 25 euro per jaar en u ondersteunt daarbij het werk van de VOL, onder andere voor het behoud van monumentale gebouwen. De VOL zoekt nog iemand die zitting wil nemen in de erfgoedcommissie namens de VOL.

Foto: Ansichtkaart uit ca 1920 van het stoomgemaal in bedrijf
Foto: Uit het Nieuwsblad nr. 4 van 2024

Foto: Het stoomgemaal.
Foto: Uit het Nieuwsblad nr. 4 van 2024

Poelmarkt 50 jaar

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                             

7 januari 2025

 door Nico Groen

De Poelmarkt en de etagewoningen daaromheen zijn in 1974 opgeleverd. Vorig jaar dus 50 jaar geleden. Op 8 mei 1974 opende burgemeester Berends, door het in gebruikstellen van een neonverlichting, het nieuwe winkelcentrum. Onderstaand verhaal is ontleend aan het boek  ‘Kroniek van Lisse 1970 tot en met 1979’ van Arie in ’t Veld.

Eind zestiger jaren werden veel woningen in de Poelpolder gebouwd. Het gemeentebestuur vond dat de winkels in het centrum van Lisse te ver waren voor de nieuwe bewoners. Daarom werd besloten noodwinkels in garageboxen in de richten. Eind november 1969 werden de winkeltjes geopend in de garages op het binnenterrein van de huizen aan de westkant van de Ruyshornlaan.

De betreffende winkeleigenaren wilden later natuurlijk in de nieuwe Poelmarkt ook een winkel. Men wilde het onmogelijk maken dat een groot winkelbedrijf van elders zich hier zou vestigen. Besloten werd om alle benodigde grond van de gemeente te kopen. De gemeente wilde wel meewerken, maar wel met de eis dat binnen 5 jaar een winkelcentrum gebouwd moest worden, zodat de garageboxen beschikbaar kwamen voor de bewoners.

Opening op 8 mei 1974

In 1973 werd door W.J.E. Tissing, voormalig president van BV Winkelcentrum Poelpolder, de eigenaar van de grond, de eerste van 500 palen voor de bouw van de Poelmarkt geslagen. In het winkelcentrum zouden 16 winkeltjes worden gerealiseerd. Op 8 mei 1974 opende burgemeester Berends door het in gebruikstellen van een neonverlichting het nieuwe winkelcentrum met een bijltje dat 5 jaar eerder ook gebruikt was bij de opening van de noodwinkeltjes. Hij sprak hierbij de legendarische woorden: “Ik wens het eendje uit het Poelpolderembleem een behouden vaart”. Voor degenen die zich afvragen wat dit eendje in het embleem van de Poelmarkt deed: men koos bij het ontwerpen voor een ‘poeleke’ oftewel een eend.

Galerijwoningen

In juni 1973 werd het plan bekend gemaakt dat woningbouwvereniging ‘Het Gezinsbelang’ 60 galerijwoningen zou bouwen rondom het winkelcentrum. Het Gezinsbelang zou aan beide zijden van het winkelcentrum 2 woonblokken van 2 lagen bouwen voor sociale verhuur. Uiteindelijk werden 58 woningen gerealiseerd. Een maand na de opening van de Poelmarkt werd de eerste paal voor de bouw van deze 58 appartementen rondom het winkelcentrum geslagen. Binnen 3 maanden werden deze galerijwoningen gerealiseerd. Aan burgemeester Berends werd de eer gegund om in augustus 1974 de gedenksteen in te metselen. Aan de kant van de Händelstraat en van de Verdistraat werden toen vlak langs de galerijwoningen zuiliepen geplant. Het zijn bomen die een smalle en hoog opgaande groei hebben en mooi passen op die plek. Het zijn nu grote bomen met een monumentale uitstraling. De bewoners hebben er geen last van, want de zuiliepen staan allemaal langs een blinde muur.

In het laatste kwartaalblad van de Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse” staat een artikel van 2 pagina’s over de galerijwoningen rondom de Poelmarkt. Ook staat er bij de foto van de voorkant van het Nieuwsblad informatie over de Poelmarkt.

Foto: De voorkant van het laatste Nieuwsblad van de VOL met een foto van de Poelmarkt
Foto: PR

 

Carnavalsvereniging de Gaapstokken 50 jaar

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                           

10 december 2024

door Nico Groen

De carnavalsvereniging de Gaapstokken bestaat 50 jaar. Dit werd onder andere op 11 november feestelijk gevierd. Burgemeester Lies Spruit reikte toen ook een Koninklijke Erepenning uit. Hieronder volgt een samenvatting van de oprichting, ontleend aan het boek  ‘Kroniek van Lisse 1970 tot en met 1979’ van Arie in ’t Veld.

 In 1972 werd carnavalsvereniging De Spekkenbijters opgericht door de jeugdcommissie van voetbalvereniging Sportclub Lisse. De Spekkenbijters waren uiteraard op de jeugd gericht. Nico Molkenboer ging een paar jaar als prins verkleed de feestende jeugd voor. De Raad van Elf bestond uit het beroemde zesde elftal verkleed in voetbalshirts. De dames van de Raad van Elf waren ook verkleed, bijvoorbeeld als scheidsrechter.

In 1974 werd de naam officieel veranderd in De Gaapstokken en kwamen er ook feesten voor volwassenen. Dat was dus 50 jaar geleden. In november 1974 deed Prins Willem II zijn intreden in de zaal van het Trefpunt (Later De Gewoonste Zaak) bij tante Jo aan de Schoolstraat. Het weekblad de Lisser: “De residentie trilde op haar grondvesten. Kees van Ruiten was adjudant en leidde de avond met muzikale ondersteuning van De Bolknakkers. Op 11 november om klokslag elf over elf trad prins Willem II als prins van de Gaapstokken naar voren”.

Eerste carnaval in 1975

Met carnaval in februari ging het op dinsdagavond in het Trefpunt opnieuw los. De Lisser: “Op vrijdag 8 februari 1975 werd het openingsfeest gehouden waaraan meegewerkt werd door Appie Brommert. Hij gaf een persiflage van bekende liedjes. Een persiflage is een spottend optreden op een overdreven of uitvergrote manier van herkenbare eigenschappen van het origineel, zoals André van Duin deed bij de begin van zijn carrière. In het weekend werd een bezoek gebracht aan Het Bejaardencentrum Eikenhorst en ’s avonds aan Berkhout’. Op dinsdagmiddag was het voor de jeugd, waaraan ook werd meegewerkt door de speeltuinverenigingen Kindervreugd, De Bijenkorf, Wilhelmina, alsmede Harlekino en Gemeenschapscentrum De Poel”.

Het leven van een carnavalsprins is (als prins) echter van korte duur. In november werd en wordt steevast een nieuwe prins gekozen. Deze feesten en het kiezen van de nieuwe Prins worden nu al 50 jaar met de nodige aanpassingen jaarlijks herhaald

 Wat betekent Gaapstokken?

De naam Gaapstokken is zo op het oog een vreemde naam voor een vereniging. De naam grijpt terug op een oud scheldwoord aan het adres van de inwoners van Lisse door bewoners van naburige gemeenten. Volgens overlevering betekent dit dat Lissers buitengewoon nieuwsgierig zijn en graag over alles en iedereen het naadje van de kous willen weten. Maar het woordenboek van Van Dale geeft een heel andere betekenis. Een gaapstok is iemand die in gezelschap of bij een openbare bijeenkomst de aanwezigen stokstijf en stom zit aan te gapen. Een tweede verklaring geeft Van Dale voor iemand die lui is en thuis werkloos zit te gapen.

Foto: Bloemenmozaïek met het clubhuis van de Gaapstokken in 2005
Foto: LisseTijdReis, de heer Laroo

 

Aanleg Ringsloot en dijk om de Lisserpoelpolder

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                                       

26 november 2024

 door Nico Groen

Na het besluit om de poelen droog te malen gaven de kerken in Leiden opdracht aan landmeter Jan Pietersz Dou om een ontwerp voor de nieuwe polder te maken. De ringsloot en de dijk werden gepland op het oude vasteland. Dat betekende dat van iedere eigenaar langs de poelen grond moest worden gekocht of onteigend.

 Jan Pietersz Dou legde dit ontwerp voor aan de kerkmeesters van de 3 kerken in Leiden, die eigenaar van het gebied waren. Ook moesten de dijkgraaf met de heemraden en de penningmeester van de nieuwe polder hun goedkeuring hechten aan de plannen. Ook de eigenaar van de Cleijpoel moest met de plannen instemmen. Toen dat allemaal in orde was, konden de gronden langs de poelen worden aangekocht of onteigend. Dat ging in die tijd razend snel. Deze gronden langs de poelen, exclusief de Cleijpoel hadden maar liefst 75 eigenaren of pachters. De meesten raakten maar een tiental meters kwijt om de ringsloot aan te kunnen leggen. Maar de oevers van de poelen waren zeer grillig van vorm. De nieuw aan te leggen ringsloot op oude grond moest min of meer recht lopen, zodat er ook eigenaren waren die veel grond moesten inleveren. Zo moest de eigenaar van Dever maar liefst 13.323 m2 inleveren, zijn buurman aan de zuidkant 5.683 m2 en die daarnaast 5.531 m2. Het oude land stak op die plek tussen de 2e Poelaan en de Vennesloot dus erg ver uit richting Rooversbro Sommige eigenaren in De Rooversbroek raakten veel land kwijt. De abdij van Leeuwenhorst maar liefst 25.393 m2 aan een stuk.

Ringsloot, molens en molentocht

Daarna werd de Ringsloot met bijbehorende dijk gemaakt. De grond die voor de Ringsloot werd uitgegraven, werd gebruikt om de dijk van te maken. Aan het einde van de huidige 2e Poellaan werden 2 molens in tweegang gebouwd net op het vasteland van de Rooversbroek, maar dat viel later binnen de Poelpolder. Deze voorbereidingen maakten het droogmalen mogelijk. Na voltooiing van deze fase werd het project afgerond met de molentocht, inclusief een sloot naar de molens. Ook werden, dwars op de tochtsloot, kavelsloten gegraven.

Bij het Hellegat en de Greveling stroomde het water in en uit. Daar moest een andere aanpak worden gekozen en werd een aparte dam in het water aangelegd.

Voor de aanleg van de ringsloot werd bepaald dat per aannemer ongeveer 60 roe (226 m) kon worden uitgegraven, Bij een totale lengte van ruim 10 km ringsloot waren dus heel veel aannemers nodig om de Ringsloot uit te graven en de dijk te maken. Deze kwamen voornamelijk uit Noord-Holland, omdat zij al ervaring hadden opgedaan bij droogmakerijen. In 1623 was alles klaar en kon het droogmalen beginnen.

 Boek te koop

Bovenstaande komt uit het boek over de geschiedenis van de Lisserpoelpolder. Het telt 250 bladzijden met 150 illustraties en is genaaid in harde band. Het boek kost € 25,- en is te bestellen via de website van de VOL.

Foto: Het verschil in hoogte tussen de Poelpolder en het land aan de westkant is 2,50 tot 3 m.
Foto: Nico Groen

 

 

 

 

Aanleiding voor het droogmaken Poelpolder

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                           

12 november 2024

 door Nico Groen

In het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’ wordt beschreven wat de voordelen waren van de droogmaking. De financiële situatie van de 3 hoofdkerken in Leiden was slecht. Zij waren de eigenaren. Het dure onderhoud aan de oevers door het voortdurend afkalven zou er niet meer zijn. Ook zou er nieuwe vruchtbare grond ontstaan.

 Oorspronkelijk waren de poelmeren en het veen daaromheen eigendom van de graven van Holland. Het gebied werd in 1433 in erfpacht gegeven aan de stad Leiden. Op dat moment werden de poelen verpacht voor de visvangst aan de kinderen van Floris van Alkemade. Pas na afloop van het pachtcontract zou de pacht overgaan naar de stad Leiden. De erfpachtovereenkomst werd in 1583 afgekocht door Leiden, waardoor zij eigenaar werd. De visrechten gaf Leiden aan de 3 hoofdkerken om meer inkomsten te verwerven vanwege hun precaire financiële situatie. Deze kerken waren de Pieterskerk, de Hooglandse kerk en de Vrouwenkerk, later de Waalse kerk genoemd. Deze laatste kerk aan de Haarlemmerstraat is in 1819 gesloopt.

De financiële situatie van de kerken bleef slecht. Daarom verzochten zij bij de stad Leiden de lisserpoelen in eigendom te verkrijgen en droog te maken om meer financiële armslag te hebben door verhuur en verkoop van de nieuwe gronden voor landbouw en veeteelt. De stad ging op 23 oktober 1621 akkoord om de poelen in eigendom over te dragen.

Niet alleen de stad Leiden moest toestemming geven voor de droogmaking. Ook het Hoogheemraadschap van Rijnland en de rekenkamer van de graaf van Holland moesten hun fiat geven. Ook stuurden de burgemeester en het college van Leiden een octrooivoorstel naar de ridderschap van de steden van Holland en West-Friesland.

Afkalvende oevers

Een ander argument om de lisserpoelen droog te maken was het feit dat door afkalving van de zwakke oevers de poelen steeds groter werden. Het beschermen van de oevers moest gebeuren door de eigenaar. Dat was de stad Leiden. Het beschermen van de oevers met palen was ’costlick en beswaerlick’. Daarom wilde het stadsbestuur ook graag dat de 3 hoofdkerken van Leiden de poelen zouden droogmalen.

Cleijpoel van jonkheer Wassenaar

De Cleijpoel was niet in het bezit van de kerken van Leiden, maar van jonkheer Johan van Wassenaar, heer van Duivenvoorde en Starrenburg. Hij was ook houtvester van Rijnland. Hij was de eigenaar van de rechten van de Sassemerbroek, waar de Cleijpoel onderdeel van uitmaakte. Gelukkig kreeg hij op 1 oktober 1622 ook toestemming van het ridderschap van de Staten van Holland en West-Friesland om de poel droog te malen. Op 5 november 1622 werd dan ook een akkoord gesloten tussen jonkheer Johan van Wassenaar en de drie hoofdkerken van Leiden om de droogmaking te coördineren. Bovendien werd vastgelegd wie de visrechten zou krijgen in de te graven ringsloot en de nieuwe sloten die zouden ontstaan na het realiseren van de droogmakerij.

Foto: Het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’ is te verkrijgen bij de VOL
Foto: PR

Foto: Het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’ is te verkrijgen bij de VOL

Foto: PR

 

Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse”

Info@oudlisse.nl