Berichten

Harddraverijvereniging 150 jaar

Sporen van vroeger (LisserNieuws

27 september 2022

door Nico Groen

De kortebaan wordt algemeen beschouwd als de bakermat van de drafsport in Nederland. Het begon al eeuwen geleden met onderlinge wedstrijden en weddenschappen van boeren en andere paardenbezitters. In het begin werd paard tegen paard gereden. Naarmate er meer deelnemers kwamen, werd het een afvalrace zoals we die nu ook nog kennen. In Lisse werd in 1872 voor het eerst gedraafd.

In het nieuwste Nieuwsblad van de Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse” staat een verhaal van Tom Rooijakkers over 150 jaar HDV. Tom was voorzitter van 2011 tot en met 2021. In deze ‘Sporen van vroeger’ nemen we een klein gedeelte over van het uitgebreide artikel. Het Nieuwsblad is gratis voor leden van de VOL. Niet-leden betalen 5 euro.

De eerste race was in 1872

Op 9 oktober 1872 kwamen in de “Witte Zwaan” aan ’t Vierkant deelnemers en notabelen bij elkaar om daarna met elkaar de eerste kortebaandraverij te beleven. Een kortebaan op de Heereweg ongeveer op de plek waar deze ook heden ten dage wordt verreden. De belangstelling beperkte zich niet alleen tot dit gezelschap. Jong en oud, arm en rijk begaven zich naar de baan om het evenement te aanschouwen. De draverij begon met de startzin ‘Klaarmaken op uw plaatsen, een, twee, drie af..’. Een startzin die staat als een huis en nog steeds is te horen. Vertier was in die tijd nog vrij zeldzaam. Het leven bestond uit werken en nog eens werken om te overleven, de kerk en de zorg voor het gezin. Vrije tijd was zeer schaars. Het evenement was mede daarom zeer succesvol. Al eind negentiende eeuw werd gesproken over het versterken van het draverij-evenement door gelijktijdig ook de kermis en een ringrijderij te organiseren. De draverij, hoe succesvol ook, werd nog niet jaarlijks verreden. Dat kwam pas na de officiële oprichting van de vereniging in 1902.

Bij Vreeburg van 1902 tot 1975

Over de Heereweg reed een tram. De draverij werd dan ook als zeer hinderlijk ervaren door de Noord-Zuid Hollandsche Stoomtramweg Maatschappij. In 1902 werd een alternatief gevonden, een particulier terrein. Datt was het terrein van de gebroeders Vreeburg. Het gebied waar nu o.a. Dirk is gevestigd en de achtergelegen woonwijk. In 1924 ging ook de kermis naar het Vreeburg-terrein en zo ontstond één grote feestlocatie.

Het comité, dat ooit het initiatief had genomen om de draverij te organiseren, besloot om er een vereniging van te maken. Op 7 augustus 1902 was de “Harddraverijvereniging Lisse & Omstreken” een feit. Vanaf dat moment was de draverij een jaarlijks terugkerend festijn en kon men ook lid worden. Alles ging toen nog heel simpel. Letterlijk stond de financiële verslaglegging achter op een sigarenkistje.

In 1975 verhuisde de kermis naar het centrum en  kwam ook de draverij terug op de Heereweg op de plek waar het ook nu nog wordt georganiseerd. Eindelijk op verharding!

Foto: een poster uit 1913 van de Harddraverijvereniging Lisse & Omstreken

F

Mensen houden van bomen

Sporen van vroeger (LisserNieuws)

13 september 2022

door Nico Groen

 In de 14e en 15e eeuw was de hele bollenstreek één groot bos. Volgens een oude beschrijving hoefde men vanuit slot Teylingen naar Haarlem en verder niet in de zon te lopen, maar kon men altijd in de schaduw van de bomen blijven. Een van de weinige restanten van dit bos is het Keukenhofbos, waar je nog steeds in de schaduw kunt wandelen. Lisse heeft gelukkig nog steeds behoorlijk wat bomen in het straatbeeld.

 

Lisse telt meer dan 400 waardevolle bomen, waarvoor niet zomaar een kapvergunning wordt verleend. Deze werden voorheen monumentale bomen genoemd.  Er zijn zowel particuliere als gemeentelijke waardevolle bomen. De vele waardevolle bomen  uit de 19e eeuw van het park rondom het kasteel, het Keukenhofbosch en tentoonstellingsterrein zijn daarbij  niet meegenomen.

In het beleidsplan bomen van de gemeente Lisse uit 2016  staat dat Lisse streeft naar 0,5 gemeentelijke boom per inwoner. Met ruim 11.000 bomen lukt dat aardig. Men vraagt zich af waarom in Lisse voor grotere particuliere bomen geen kapvergunning meer hoeft te worden aangevraagd. Dat moest vóór 2016 wel. De reden is dat 98% van de aanvragen goedgekeurd werd en dat de boom gekapt mocht worden. Dat stelde dus niets voor. Eigenlijk waren alle inspanningen en kosten voor niets.

Bomen zijn van oudsher belangrijk

Onder bomen vonden vroeger belangrijke bijeenkomsten plaats. Er werd vergaderd, recht gesproken, en er werden religieuze handelingen verricht. Bij heilige bomen kwamen mensen samen om de goden te vereren, te bidden of te offeren. Die bomen mochten nimmer gekapt worden. Op 29 december 1642 werd door Jan Dircks “een eikenboom in ’t Viercant” omgehakt en weggevoerd. Hij krijgt daarmee moeilijkheden met Schout en Schepenen. Ook in Lisse werd onder deze boom recht gesproken en werden mensen veroordeeld.

De rituele functie hebben bomen, althans in Nederland, niet meer. Maar we kunnen nog steeds niet zonder ze. Want bomen geven rust en troost, roepen respect en bewondering op. En ze zijn er altijd. Ze staan er bij je geboorte, je klimt erin en bouwt een boomhut, je zet je fiets ertegenaan, kerft er met je zakmes een hartje en twee pijltjes in, schuilt eronder wanneer het regent (niet bij onweer!), holt eromheen met je kinderen, je kleinkinderen. Ze zijn vertrouwd, ze horen bij je leefomgeving. Mocht een boom gevaar lopen gekapt te worden, dan trap je mensen doorgaans op hun ziel. Want het wel en wee van een boom roept massaal emotie op. Hele volksstammen gaan de barricaden op wanneer ergens in ons land mannen met kettingzagen bomen te lijf gaan.

Temperatuurverlaging en CO2  opname.

In het centrum van Lisse zijn betrekkelijk weinig oudere bomen te vinden. Bomen verlagen de omgevingstemperatuur en nemen veel  CO2  en fijnstof op. Grote, oude bomen nemen vele malen meer CO2  op dan gemiddelde bomen. Zij geven natuurlijk ook veel meer schaduw en temperatuurverlaging dan pas geplante bomen decennia lang kunnen leveren. Het is dus zaak zoveel mogelijk bomen oud te laten worden in het centrum van Lisse.

Foto: Het boekje van de VOL met wandel- en fietsroutes langs bomen is nog steeds verkrijgbaar.
Foto: Vereniging Oud Lisse

 

 

 

 

Grote Kerk open tijdens Monumentendag 

Sporen van vroeger (lisserNieuws) 

30 augustus 2022

door Nico Groen

Op 10 september is het weer Open Monumentendag, ook weer in Lisse. Een van de deelnemende gebouwen is de Grote Kerk aan ’t Vierkant. Dit is de eerste keer na de fusie op 15 mei 2022 van de Hervormde Gemeente en de Gereformeerde Kerk (Klister) tot Protestantse Gemeente Lisse (PGL).

Het is waarschijnlijk de laatste keer dat de banken en de preekstoel te bewonderen zijn. Een renovatie ligt in het verschiet. In de Grote Kerk staat namelijk een grote verbouwing gepland zodat er naast kerkdiensten ook culturele activiteiten kunnen plaatsvinden. De Grote Kerk is de oudste kerk van Lisse.

Preekstoel

Een preekstoel is kenmerkend voor kerken. Voor deze oude kerk geldt dat zeker. In 1574 wordt het kerkgebouw zwaar beschadigd door de Spaanse troepen Het is immers in de tachtigjarige oorlog. In 1592 is de kerk provisorisch gerestaureerd, in 1630 is deze restauratie pas geheel voltooid. De eiken preekstoel met een ‘koperen lezenaar’ is in 1668 geplaatst.

E zijn na die wederopbouw diverse verbouwingen en restauraties geweest. Om verschillende redenen: meer ruimte, indeling anders, herstelwerkzaamheden. Dat had soms gevolgen voor de preekstoel. Timmerbedrijf Van der Zaal op het Vierkant was betrokken bij meerdere verbouwingen. Cornelis van der Zaal hield een dagboek bij waar de “Kroniek van de Lisser timmerman en molenmaker Cornelis van der Zaal 1762-1839” op gebaseerd is. De kroniek, die nog bij Oud Lisse te koop is, bevat het volledige, door Bert Kölker getranscribeerde dagboek, voorzien van uitgebreid aanvullend commentaar. Uit het dagboek, waarop kleinzoon Albertus nog een aantekening zette, halen we enkele uitspraken aan.

“Den 10de februari 1817 ben ik begonnen de Gereformeerde kerk te veranderen. …..heb ik een 3 duims dik schot gemaakt en daar de preekstoel tegen gezet, die op de zuidzijde tussen het 2de en 3de glasvak stond, zoals het misschien 200 jaar was geweest, maar zeer ongemakkelijk om te preken en daarom het meeste veranderd”.

Zijn kleinzoon Albertus schrijft: “In 1906 is door mij, Albertus van der Zaal en H. Marseille en J. van Hemert de kerk weder veranderd, omdat er te weinig plaatsen waren. Toen is de preekstoel weder naar zijn vorige plaats verplaatst tussen het 2de en 3de raam”.

De ‘predikstoel’ was ondertussen in 1858 verhoogd en met beeldhouwwerk versierd. In 1943/44 is de achterwand en de preekstoel vernieuwd met gebruik van oude materialen. De kuip van de preekstoel is vergroot. De preekstoel is toen ook weer verlaagd met een andere voet.

De banken

Vóór 1858 stonden er stoelen in de kerk, maar geen banken. De stoelen zijn toen vervangen door  banken met Amerikaans linnen bekleed. Het geheel is allemaal betaald door Mej. C.J. van der Beek. Dat zijn niet de banken die er nu staan.

De banken die er nu zijn werden waarschijnlijk in 1924 geplaatst, toen ook de zijbeuk (het nieuwe gedeelte!) werd gerealiseerd vanwege ruimtegebrek.

Een tekening van de grote kerk

 

 

 

Veldhorststraat 100 jaar

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                           

21 juni 2022

 door Nico Groen

In het eerste kwartaalblad van de Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse”  staat een uitgebreid artikel met veel foto’s over de Veldhorststraat. Deze straat is 100 jaar geleden, in 1922 dus, aangelegd ter ontlasting van de huidige Berkhoutlaan, toen Stationsweg. Dit kwartaalblad is, zoals elk kwartaalblad, te koop voor 5 euro per stuk tijdens de inloop op dinsdagmorgen. De bladen zijn gratis voor leden.

De enige doorgang van het dorp naar het station was de Stationsweg, in de volksmond ook de Steeg genoemd. De weg liep vanaf de Heereweg bij de Kanaalstraat tot aan het station. Van de Von Bönninghausenlaan was 100 jaar geleden nog geen sprake. De Veldhorststraat werd met een bocht om de tuinen van landgoed Rosendaal geprojecteerd richting villa Veldhorst. Rechts op de foto is tussen het bladerdek van de nog jonge bomen villa Veldhorst te zien. Deze bollenvilla is in opdracht van bloembollenteler Gerrit van der Mey omstreeks 1915 gebouwd op het perceel waar ook hun bedrijf gevestigd was. Het adres was toen nog Stationsweg 158. De naam Veldhorst is ontleend aan Gerrit Veldhorst. Hij was herbergier in de “Witte Zwaan” en ook eigenaar van diverse landerijen in Lisse, waaronder het hele gebied van de Veldhorststraat. Naar hem is de nieuw aangelegde straat en de villa genoemd.

In 1922 werden de eerste huizen gebouwd in de net aangelegde Veldhorststraat. Op de foto ziet u deze eerste huizen. Zij zijn gebouwd door bouwbedrijf Gebr. Moolenaar. Het zijn de huizen links van de straat vanuit de Westerdreef gezien. De eerste paar huizen werden gebouwd en verkocht en dan was er weer geld voor de volgende huizen, zo kreeg langzaam maar zeker de Veldhorststraat zijn bewoners.

Blikvangers

Het huis “In de bocht”, het kerkgebouw van de christelijk gereformeerden kerk en huize Panorama waren in het begin gezichtsbepalend voor deze nieuwe straat. Maar later, vanaf 1940, gold dat ook voor nr. 50 van huisarts Holl op de punt waar de Stationsweg en de Veldhorststraat samen kwamen. Dat was een prachtige entree als je Lisse binnen kwam.

Het huis “In de bocht”, is gebouwd in 1923 door Leen Tol sr. voor directeur Bert van der Nat van bollenbedrijf H. de Graaff & Zn.

Door ds. Simon van der Molen werd in 1927 de eerste steen gelegd voor de nieuw te bouwen christelijk gereformeerde kerk, sinds 2001 opgegaan in de SamenWerkingsGemeente. De christelijk gereformeerde kerk was toen uit haar jasje gegroeid in de Kanaalstraat. De kerk werd gebouwd door de firma Gebr. Moolenaar. Huize Panorama heeft het moeten ontgelden en werd gesloopt. Dit huis op nr. 51 tegenover de kerk deed haar naam eer aan, want wat een prachtig uitzicht hebben die mensen gehad over de bollenvelden tot aan het Keukenhofbos. Van het panorama is niet veel meer over. Verder dan de geluidswal van de Randweg kun je niet kijken. Er is een mooi huis voor in de plaats gekomen, dat als adres Von Bönninghausenlaan 41 kreeg.

De eerst gebouwde huizen aan de zuidkant van de Veldhorststraat.
Foto: Uit het Nieuwsblad nr 1-2022 van de VOL

 

 

Pact van Teylingen nog actueel: geen Bollenstad

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                             

7 juni 2022

 door Nico Groen

De laatste jaren wordt er veel gesproken in de politiek en in organisaties, zoals ondernemers verenigingen, over noodzakelijke oost-west verbindingen in de Bollenstreek. Het gaat dan veelal over het feit dat in de Bollenstreek regelmatig files staan en dat het verkeer in de Bollenstreek zonder betere oost-west verbindingen in de toekomst vast zou gaan lopen. Dat is niet zonder gevaar voor het open houden van de Bollenstreek.

Oostwestverbindingen naar de N206 onnodig

In Lisse gaan ideeën rond over het verlengen van de N207 bij de Steenfabriek en het verlengen van de toekomstige Poelweg (2e Poellaan) richting Noordwijkerhout. Zelfs een omleiding van de Van Pallandtlaan richting de 3e Poellaan is wel eens ter sprake gekomen. De toekomstige Poelweg tussen de  2e Poellaan en de A44 bij Abbenes zal de drukke Van Pallandtlaan van en naar Lisse echter al flink ontlasten.

Al deze verbindingen richting het westen kosten handen vol geld. Deze investeringen zullen op een of andere manier ‘terugverdiend’ moeten worden door investeringen in woningen en industriegebieden. Als men niet uitkijkt zal de streek volgebouwd worden en blijft het even druk op de wegen als nu. Meer robuustere oost-westverbindingen lossen dan niets op.

Deze discussies doen denken aan de negentiger jaren van de vorige eeuw, toen er een ‘Bollenstad’ dreigde te komen die een groot gedeelte van de Bollenstreek zou innemen.

Bollenstad

‘Bollenstad’ was toen de werknaam voor het plan tot grootschalige woningbouw in het gebied tussen Katwijk, Lisse en Hillegom. Door de grote verstedelijkingsdruk zou de bollenteelt plaats moeten maken voor woningbouw. De eerste aanzetten voor de bouw van ‘Bollenstad‘ werden in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (1990) gegeven. De Duin- en Bollenstreek was daarin een mogelijke locatie voor woningbouw. Ook in het Ontwerp Planologische Kernbeslissing uit 2001 werd er nog van uitgegaan dat dit gebied bestemd was voor grootschalige woningbouw.

Daartegen werd vanuit de Duin- en Bollenstreek sterk geprotesteerd. Grootschalig overleg heeft geleid tot het Pact van Teylingen in 1996. In het Pact van Teylingen hebben de gemeenten, andere overheden en veel maatschappelijke organisaties uit de Duin- en Bollenstreek afspraken gemaakt over de gewenste toekomstige ontwikkeling van de streek. Waaronder het uitsluiten van verdere verstedelijking en het beschermen van het bollenteeltareaal. Daarbij zijn afspraken gemaakt om d.m.v. ontwikkelingsplannen  een gewenste opwaardering van het landschap tot stand te brengen. Op het gebied van recreatie, natuur en milieu diende naar kwaliteitsverbetering gestreefd te worden. Het aantrekkelijke en gevarieerde landschap van bollenteelt, duinen, landgoederen en graslanden moest behouden blijven. De afspraken neergelegd in het Pact van Teylingen vonden een juridische verankering in de streekplannen van de provincie Zuid-Holland.

De doelstellingen van het Pact zijn anno 2022 nog springlevend en moeten vanuit gemeenten en andere organisaties met hand en tand worden verdedigd om  een ‘Bollenstad’ in de toekomst te vermijden.

Een veel hogere vierbaansbrug over de Ringvaart bij de Steenfabriek zal veel fileleed in Lisse voorkomen. De brug hoeft dan maar af en toe open.

 

 

 

 

 

Corso al 75 jaar springlevend

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                           

24 mei 2022

Door Nico Groen

 Het jaar 1947 kan gezien worden als het begin van het corso voor de Bloembollenstreek. Daarvoor had ieder dorp wel een soort corso, wat we nu een kindercorso zouden noemen. Grotere wagens deden toen nog niet mee. Maar in 1947 ontwierp Willem Warmenhoven, een bollenteler uit Hillegom, een heuse praalwagen. Deze wagen werd gerealiseerd.

Warmenhoven maakte eerst een tekening, die een walvis moest voorstellen. Hij maakte dit aan de hand van een krantenfoto van een walvis. Dit krantenartikel ging over de rentree van de  walvisvangst, die na de oorlog weer begonnen was door het fabrieksschip De Willem Barendsz. Hij legde het ontwerp voor aan de Hillegomse Harddraverijvereniging. Dat viel in goede aarde. De wagen met de walvis mocht meerijden in de optocht met Koninginnedag.

Één praalwagen in 1946

Onder leiding van Warmenhoven werd aan deze praalwagen gewerkt. Dat viel nog niet mee, want er was natuurlijk geen enkele ervaring. De Hillegomse timmerman Arie Graper bouwde het houten geraamte op een met hout verlengde vrachtwagen. Op dit geraamte werd betondraad aangebracht en daar ging weer gaas overheen. Vervolgens gingen plakken mos van 40 bij 50 cm over het gaas. Toen was de weggewerkte vrachtauto klaar om de hyacintentrossen vast te zetten. Dat was nog niet zo eenvoudig, want naalden waren er nog niet. Smid Sam Korbee  nam dun ijzerdraad en knipte deze in stukjes van zo’n 20 cm. Toen kon het steken beginnen met voornamelijk tinten blauw. In de bek hing een soort tralienetwerk van geregen witte losse hyacintenbloemetjes.

Het publiek tijdens de optocht was dolenthousiast, evenals de organisatie. Deze besloot om met de walvis door te rijden naar Amsterdam, waar het ook een groot succes was. Alleen voor de chauffeur was het minder leuk. Hij had bijna geen uitzicht en was voortdurend bang een aanrijding te veroorzaken.

“Door schade en schande word je wijs”

De burgemeesters van Hillegom, Lisse en Sassenheim besloten op aandringen van Willem Warmenhoven om er een streekgebeuren van te maken en dat gebeurde in 1948. De deelnemers moesten het allemaal zelf uitzoeken en hun fantasie gebruiken. Niemand had ervaring. Deelname was mogelijk voor alle soorten motorrijtuigen. Ze moesten wel versierd worden. In diverse bollenschuren en loodsen werd de opbouw voor auto’s en vrachtwagens in elkaar geflanst. Het corso van ongeveer 2 km startte op de Pastoorslaan in Hillegom. De 4 kraanwagens hadden een drukke dag, want er waren nogal wat uitvallers door motorpech, constructiefouten, te brede wagens en onwel geworden chauffeurs, die in een veel te krappe behuizing reden. Er viel dus nog veel te leren, maar de organisatie ging vol goede moed verder: “door schade en schande word je wijs”. In 1949 reed de stoet van het sportpark in Lisse naar Hillegom, vervolgens naar Sassenheim en weer terug naar het sportpark.

In 1951 werd Jos van Driel aangenomen als ontwerper van de praalwagens. Dat was een hele verbetering met een thema per jaar. Dat hield hij vol tot en met 1980. Zijn zoon Kees, die al een paar jaar zijn vader hielp met ontwerpen, nam toen officieel het stokje over.

Bovenstaande informatie is ontleend aan het boek ‘Corso Bollenstreek’ uit 1986 van Herman van Amsterdam.

Foto:  Een gedeelte van de walvis uit 1946
Foto: uit het boek ‘Corso Bollenstreek’ uit 1986

Oorlogsslachtoffer Willem Döll

Sporen van vroeger   (LisserNieuws)                                                           

10 mei 2022

 Door Nico Groen

Op 4 mei was in Lisse weer aandacht voor de slachtoffers van de tweede wereldoorlog. Deze dodenherdenking werd afgesloten met de  kranslegging bij het ´Monument voor de gevallenen´. Dit monument staat midden op de kruising van de Oranjelaan en de Heereweg. Wilhelmus Ludovicus Döll was een van de slachtoffers.

Volgens het boek `Wat toch een tijd` uit 2005 van Ed Olivier waren er in Lisse 60 oorlogsslachtoffers. De omstandigheden waaronder deze Lissers omkwamen worden in het boek beschreven met vele interviews van nabestaanden en andere bekenden van de slachtoffers.

Een van hen was Wilhelmus Ludovicus Döll, die geboren was op 9 maart 1910 in Leiden. Op 11 april 1939 werd hij tijdelijk in Lisse tewerkgesteld op de secretarie van de gemeente Lisse bij de afdeling bevolking. Dat beviel zo goed dat hij op 1 augustus 1941 een vaste aanstelling als hoofdklerk kreeg. Hij werd vanaf die tijd belast met het bijhouden van de burgerlijke stand, zoals geboorten en overlijden.

Topvervalser

Al snel begon hij samen met J.C. de Haan mensen, zoals onderduikers, te helpen met het vervalsen van persoonsbewijzen en velen werden clandestien in het bevolkingsregister van de gemeente Lisse opgenomen. Daarnaast knoeiden zij in de papieren om Duitse maatregelen te saboteren of te verijdelen.

Toen in 1943 nieuwe distributie-stamkaarten zouden worden  uitgereikt roken Döll en de Haan hun kans: als het bevolkingsregister zou verdwijnen, zouden er veel mensen aan deze kaarten kunnen worden geholpen door niet bestaande personen in het nieuw te maken register op te nemen.

De overval gebeurde uiteindelijk op 15 februari 1944. Het was Döll, die de overvallers van de groep Johannes Post het gemeentehuis binnenloodste. Uiteindelijk werden er vele niet bestaande personen ingeschreven in het nieuwe bevolkingsregister, maar dat heeft Döll niet meer meegemaakt. Hij werd verraden en op 21 februari 1944 gearresteerd door de SD en overgebracht naar de gevangenis van Scheveningen. Vandaar werd hij overgebracht naar Vught en in september van dat jaar naar Oranienburg in Duitsland. Hij stierf op 31 maart 1945 in concentratiekamp Rathenow door honger en uitputting.

Vrouw en kinderen

Willem was vóór de arrestatie diverse keren gewaarschuwd dat hij met zijn leven speelde. Maar dan zei hij: “Dat heb ik er voor over”. Zijn enige zorg was zijn vrouw en zijn 2 jonge kinderen. Die bleek terecht. Het was na de oorlog in het gezin bittere armoede. Er was niets geregeld. Dat duurde heel lang. Pas in de jaren vijftig kwam de wet op weduwen- en wezenpensioen. Maar dat was ook geen verpot of zoals zoon Jaap Döll het verwoordde in het boek “Wat toch een tijd” : “Maar dat was ook niks. Te weinig om van te leven en te veel om dood te gaan”. Er was ook weinig waardering onder de Lissers voor Willem Döll, want de meesten hadden nog nooit van hem gehoord. Hoewel hem na de oorlog postuum het Verzetsherdenkingskruis is toegekend. Gelukkig is er na veel gelobby van vooral Ed Olivier een paar jaar geleden een straat in De Engel naar hem vernoemd: de W.L. Döllstraat, vlak bij de J.C. de Haanstraat.

 

Foto:  Willem Döll, modelambtenaar en topvervalser.
Foto: uit het boek “wat toch een tijd”

 

De pastoors van de schuilkerk

Sporen van vroeger                                                            

26 april 2022

door Nico Groen

Na de hervorming in 1579 verenigden de katholieken in Warmond, Voorhout, Sassenheim en Lisse  zich in een statie. Een statie is de standplaats van een missionaris omdat Nederland als zendingsgebied werd beschouwd. De missionarissen woonden in Sassenheim en zullen mogelijk daar begraven zijn. Omstreeks 1630 werd oogluikend toegestaan dat ten westen van de Achterweg, net ten noorden van de zandsloot Mallegat, bij De Engel, een schuilkerk werd gebouwd.

Omdat in de loop van de tijd de scherpe kantjes er wat af gingen, kregen de katholieken in Lisse, Voorhout, Sassenheim en Warmond in 1631 weer een gezamenlijke pastoor, Johannes de Hoogh, die in 1635 aan de pest overleed. Na hem kwam pastoor Engelbertus Roxelius. Hij was pastoor van 1635 tot zijn overlijden in 1659. Pastoor Roxelius werd opgevolgd door Adriaan Houckgeest, die tot zijn overlijden in 1687 pastoor bleef in voornoemde dorpen. Deze pastoors staan niet op de vervallen grafzerk, die op het kerkhof van de Agathakerk ligt en waarover u eerder heeft kunnen lezen.

Pastoors op de grafzerk

In 1687 werd pastoor Johan van der Werve alleen voor Lisse benoemd. Hij overleed op 1 juli 1697 en werd opgevolgd door Lambert Schaap, die in 1708 stierf. Na hem is Arnoud de Leeuw gekomen. Hij herbouwde de kerk in 1710. Na De Leeuw werd Franciscus van den Heuvel pastoor en na diens overlijden Cornelius van der Valk of Valck. Deze 5 pastoors staan op de grafzerk. In 1828 werd bij de schuilkerk een kerkhof gerealiseerd. Omdat de 5 pastoors die op de oude grafzerk staan al vóór 1828 waren begraven, zullen deze in de Grote Kerk begraven zijn, waar de steen onder de vloer in 1938 tevoorschijn kwam. De latere pastoors van de schuilkerk stonden daar niet op.

Nog 4 pastoors

Daarna kwamen er in de schuilkerk nog 4 herders die dus niet op de grafzerk staan, zoals Petrus Snarenburg die overleden is op 1 januari 1805. Hij werd begraven in de Pieterskerk in Leiden. De volgende pastoors waren Joannes Christophorus Freede overleden op 14 juni 1816 en Petrus van Halen, overleden op 13 juni 1840, die op het kerkhof bij de schuilkerk werd begraven. Waar pastoor Freede zijn laatste rustplaats vond is niet duidelijk. In 1840 kwam pastoor van der Hoven, onder wiens leiding een nieuwe kerk (1842) en kerkhof (1843) verrees aan de Heereweg.

Restauratie van belang

De oude grafsteen op het kerkhof bij de Agathakerk vertelt de geschiedenis van de schuilkerk. Dit is uit cultuurhistorisch oogpunt van groot belang. Het is ook onderdeel van de geschiedenis en identiteit van de katholieke gemeenschap  in Lisse. Deze grafzerk moet daarom behouden blijven. Het opschrift is nauwelijks te lezen en de steen is gebroken. Voor toekomstige generaties is restauratie van groot belang.

 

Alle pastoors van de Agathakerk vanaf 1461 tot 1956 staan op deze foto. De hele lijst hangt naast de ingang naar de kerkzaal.
Foto: Nico Groen

Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse”

 

De Schuilkerk aan de Achterweg

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                           

12 april 2022

door Nico Groen

Op 31 oktober 1517 spijkerde Maarten Luther zijn 95 stellingen op de deur van de slotkapel van Wittenberg in Duitsland. Dit is het symbolisch begin van de Reformatie. Er heerste grote armoede en er was veel onvrede binnen de R.K. Kerk. Het conflict tussen de R.K. kerk en de afgescheidenen ontaardde in 1566  in de Beeldenstorm.

De katholieken in Lisse kerkten in de Grote Kerk op ‘t Vierkant. Tijdens de Beeldenstorm werden de beelden van de heilige Agatha en van Maria vernield en verwijderd. De sieraden, zoals rozenkransen werden gestolen en later verkocht.

In 1579 werd bepaald, dat de Nederduitsche Gereformeerde Kerk in de Noordelijke Nederlanden voortaan de publieke kerk moest zijn. Er werd vastgelegd dat er persoonlijke vrijheid van godsdienst en godsdienstuitoefening zou zijn, maar de praktijk was anders. De protestanten namen de kerk in bezit, evenals de pastorie op ’t Vierkant.

Schuilkerk bij de Engel
Na een aantal jaren stabiliseerde de verhouding tussen de twee geloofsgemeenschappen zich. Omstreeks 1630 werd oogluikend toegestaan dat ten westen van de Achterweg, net ten noorden van de zandsloot Mallegat, bij de Engel werd gekerkt. Dit tegen een jaarlijkse betaling van zogenaamde recognitiegelden voor een officiële vergunning.

Het bouwjaar van de kerkschuur is onzeker, maar in 1631 krijgt Lisse een vaste priester, pastoor Johannes de Hoogh. Het jaar 1672 wordt in het kerkarchief als stichtingsjaar van de schuilkerk genoemd. Van deze kerk is geen afbeelding bekend, maar in 1710 wordt op dezelfde plaats een nieuwe kerk met een fraaie pastorie gebouwd. De nieuwe kerk werd bijna 10 m. breed en 20 m. diep.

De kerk werd gebruikt tot 1843 en toen gesloopt. Op de tekening is rechts de kerk en links het pastoorshuis te zien, met linksvoor een bijkeuken of iets dergelijks. De pastorie met 2 wimpels ziet er veel aanzienlijker uit dan het kerkgebouw. De tekenaar stond ten westen van de kerk, omdat aan de kant van Achterweg niets te zien mocht zijn wegens mogelijke aanstoot. Daar waren bosschages, een boomgaard  en een schutting. Op het binnenplaatsje is een muur te zien met een soort tuinhuisje en daarnaast een poortje.

Begraven werd in en later bij de oude Grote Kerk op ’t Vierkant. In 1828 hebben de Lissese katholieken echter bij de schuilkerk een eigen begraafplaats gekregen.

Op het kerkhof van de Agathakerk ligt een heel oude grafzerk, zoals we in een vorige Sporen van Vroeger gezien hebben. Deze grafsteen ligt op de begraafplaats op het linker gedeelte helemaal vooraan tegen het Franciscushuis aan. De namen zijn nauwelijks te lezen en er zitten een paar grote scheuren in. De onderhoudsgroep van het kerkhof probeert de steen uit de 18e eeuw te laten restaureren. Omdat de 5 pastoors die op de oude grafzerk staan al vóór 1828 waren begraven, zullen deze in de Grote Kerk begraven zijn, waar de steen onder de vloer in 1938 tevoorschijn kwam. De latere pastoors van de schuilkerk stonden daar niet op.

 

Zie ook het boekje Agathakerk 1843-1943 van Jaap Raaphorst ter gelegenheid van het honderdjarig kerkgebouw.

Raaphorst boekje 1943

 

LisseTijdreis Schuilkerk in 1830

 

Foto:  De schuilkerk met rechts de eenvoudige kerk en links het deftige pastoorshuis. Foto: Oud Lisse

 

 

Een mysterieus grafzerk

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                           

29 maart 2022

door Nico Groen

Op het kerkhof van de Agathakerk ligt een heel oude grafzerk. Deze grafsteen ligt op de begraafplaats op het linker gedeelte helemaal vooraan tegen het Franciscushuis aan. De namen zijn nauwelijks te lezen en er zitten een paar grote scheuren in. De onderhoudsgroep van het kerkhof probeert de steen uit de 18e eeuw te laten restaureren.

De steen ligt hier al heel lang op dezelfde plaats. Destijds werden hier alle belangrijke grafstenen, zoals van overleden pastoors van de Agathakerk geplaatst. Later is dit ‘centrum’ verplaatst naar de huidige plek, waar diverse belangrijke zerken liggen, zoals de oorlogsgraven. De oude zerk werd echter niet verplaatst en raakte in de vergetelheid. Onderzoek van de Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse” liet zien dat de personen, die er opstonden overleden waren tussen 1697 en 1798, dus in de 18e eeuw.

De zerk heeft het nauwelijks te lezen opschrift:

Grafstede van de volgende Heeren en Meesters.

Joannes van de Werve Obiit XIII July MDCXCVII (1697)

Lambertus Schaap Obiit X April MDCCVIII (1708)

Arnoldus de Leeuw Obiit 17 July MDCCXLVII (1747)

Franciscus van den Heuvel Obiit 23 Octobris MDCCLX (1760)

Cornelius van der Valk Obiit 1 Octobris MDCCXCVIII (1798).

 

Hoe kwam de grafzerk hier terecht?

Opheldering gaf een artikel in de krant De Maasbode van 8 december 1938.

Hierin staat een uitgebreid artikel over de grote renovatie in 1938 van de binnenkant van de Grote Kerk op ‘t Vierkant. Toen werd onder de vloer een grote grafzerk gevonden.

De Maasbode:

“Naar het opschrift te oordeelen meende men te doen te hebben met een gezamenlijk graf van Lisser schoolmeesters. Groot was dan ook de verbazing van de omstanders, toen men bij het verzamelen van de overblijfselen van de kistenresten stukken gewaden aantrof welke kennelijk kerkelijke paramenten waren geweest. Een nader onderzoek maakte duidelijk, dat de namen op de zerk eens gedragen waren door de pastoors, welke vanaf 1687, toen de St. Agatha-parochie weer zelfstandig werd, de katholieken van Lisse als herder hebben geleid. Dat deze pastoors in een kerk der hervormden begraven werden, behoeft geen verwondering te wekken, daar er toentertijd geen ander kerkhof geweest zal zijn dan het eeuwenoude in en bij de kerk. Ook het sierlijke in grote krulletters gebeitelde opschrift, dat zoveel verwarring stichtte, is te verklaren; het is een vertaling van het oude Domini et Magistri, Heeren en Meesters. Heer was de middeleeuwsche titel voor elke geestelijke en Meester was gebruikelijk voor hen, die aan een universiteit een graad hadden behaald. Met Heeren en Meesters werd dan de geestelijkheid bedoeld. …… De zerk der eerste vijf Lisser pastoors na de hervorming is door de kerkvoogden aan den huidigen pastoor afgestaan. Een waardige plaats voor dit steenen document der kerkgeschiedenis van het dorp zal worden uitgekozen”.

Hieronder staat het hele verhaal uit de Maasbode.

Vondsten in de Ned Hervormde kerk te Lisse in de Maasbode 8 dec 1938

 

De rekening van Boot voor het verplaatsen van de grafzerk in 1939

De grafzerk van 1700 kg, 125 cm breed, 250 cm lang en 20 cm dik is nauwelijks te lezen.
Foto: Oud Lisse