Berichten

Lisse 825 jaar en de Trekvaart een trein

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                           

24 oktober 2023

 door Nico Groen

De aanleg van de Trekvaart tussen Leiden en Haarlem had grote invloed op de ontwikkeling van het westelijk deel van Lisse. Door de aanleg konden buitenplaatsen worden gerealiseerd. Daarom hoort de Trekvaart thuis in deze serie over 825 jaar Lisse. Nadat er een trein kwam, was het betrekkelijk snel gedaan met het personenvervoer over de trekvaart. Maar door het station was Lisse goed bereikbaar voor bezoekers. Ook veel Lissers gingen met de trein mee.

De komst van de trekvaarten en trekschuiten in de gouden eeuw, zo omstreeks 1650, verbeterde de verbindingen tussen steden enorm.  Zo ook de trekvaart tussen Haarlem en Leiden. De staten van Holland en West-Friesland gaven op 6 april 1656 toestemming onder voorwaarden voor het graven van een trekvaart tussen Leiden en Haarlem. De vaart werd 28,4 km lang, 15 tot 20 m breed met een minimale diepte van 2 m. het bijbehorend jaagpad werd 6,5 m breed.  De noordelijke helft van Haarlem tot Halfweg bij Lisse ging ‘Leidse trekvaart’ heten, de andere helft van Lisse tot Leiden ‘Haarlemmer trekvaart’.  Er moesten 425 grondeigenaren afstand doen van hun grond. Op 27 februari 1657 vond in de Doelen in Haarlem de aanbesteding plaats. Op 25 april 1657 werd met het graven begonnen en al een half jaar later, op 1 november 1657 werd de trekvaart opengesteld voor het verkeer. “Een onmoogelyk wonder!”

Aanleg van buitenplaatsen

Door de aanleg van deze trekvaart in 1657 ontstond een aaneengesloten verbinding tussen Amsterdam en Rotterdam. Zonder vertragingen konden de passagiers in één dag  heen en weer tussen beide steden. De trekschuit was weliswaar niet snel maar wel zeer degelijk.

Dat was zeer aantrekkelijk voor rijke mensen uit de grote, smerige steden om in de zomer naar Lisse te komen. Daarom werden er veel buitenplaatsen aangelegd. Bij de bouw kwam de trekvaar goed van pas voor vervoer van bouwmaterialen. Ook later werd van de trekvaart dankbaar gebruik gemaakt voor de aanvoer van voedsel en goederen, evenals voor het vervoer van de mensen.

Dankzij een zeer strakke dienstregeling was de nieuwe manier van reizen direct een groot succes. In het topjaar 1671 maakten maar liefst gemiddeld ruim 400 passagiers per dag gebruik van de trekvaart tussen Haarlem en Leiden. Zowel de heenreis als de terugreis kostte maar 4 uur. Een hele verbetering ten opzichte van de hobbelige postkoets.

De opening van de spoorlijn tussen Haarlem en Leiden in 1842, vrijwel parallel aan de trekvaart, was de doodsteek voor het trekschuitenvoer. Daardoor werd de trekschuit dienstregeling in 1860 opgeheven.

De trein

In 1842 werd de spoorlijn Haarlem-Leiden gerealiseerd. De komst van de trein betekende het einde van de trekschuiten omdat reizen per trein veel sneller en comfortabeler was. Door de komst van de trein duikelde het aantal passagiers van de trekschuiten door de “Treckvaert” van 400 naar 5 per dag in 1843.

Helaas werd vlak na de Tweede Wereldoorlog, in 1945, het station uit de dienstregeling geschrapt.

 

Foto: De volkstrekschuit omstreeks 1850 van R. de Vries Jr.
Foto: Scheepvaartmuseum Amsterdam

STATION LISSE; VAN SLOOP TOT RIJKSMONUMENT

Sporen van vroeger (Lisser Nieuws)                             5 april 2016

door Nico Groen

In 2016 bestaat de Historische Vereniging Oud Lisse 25 jaar.
Een van de hoogtepunten in deze 25 jaar is ongetwijfeld het behoud van het Station Lisse. Het Station is ontworpen door architect D.A.N. Margadant. Hij ontwierp onder meer het station van Haarlem. In de details van het Lissese Station herkent men het monumentale Haarlemse station! Het Lissese Station werd in 1905 in gebruik genomen. Vlak na de Tweede Wereldoorlog, in 1945, werd het Station uit de dienstregeling geschrapt.
Rond 1991 besloot de NS overtollige stations te slopen. Dat zou ook met het Station Lisse moeten gebeuren.
De Vereniging Oud Lisse ging hiertegen in het geweer. De Vereniging slaagde er na slepende onderhandelingen in het Station van de NS te huren voor een periode van twintig jaar met automatische verlenging, tegen een kleine huursom, maar wel met de verplichting het onderhoud voor eigen rekening ter hand te nemen. De Vereniging zei ja, want dit was de enige manier om het pand te behoeden voor sloop zoals de NS vast van plan was. De ondertekening van de overeenkomst door voorzitter Den Boer van de VOL en de directie van de Nederlandse Spoorwegen vond plaats op 26 maart 1993.

Het gebouw werd geheel gerenoveerd en zoveel mogelijk in de oude staat teruggebracht. Tijdens het schilderwerk in de wachtkamer van de 3e klasse ontdekte men Jugendstil-patronen op de banken en die versieringen heeft men wederom teruggebracht! In de wachtkamer der 1e Klasse zat een heel fraaie plafondafwerking, maar die moest helaas afgedekt worden door een geluidwerend plafond in verband met het feit dat de bovenwoning nog werd bewoond.
Het duurde niet lang of het gebouw kwam op voorspraak van de Historische Vereniging Oud Lisse op de Rijksmonumentenlijst te staan!
De VOL verhuurde het gebouw sedert 1994 aan de heer John Nederstigt uit Lisse, die er het restaurant De Verloren Koffer in vestigde (feestelijke opening op 6 december 1994). Hij was er in geslaagd de hele inrichting in de oude staat van de jaren dertig terug te brengen en de oude sfeer zo veel mogelijk te handhaven.

In 2010  zijn het Station en de grond door de NS verkocht aan Landgoed Keukenhof. Sinds die tijd heeft de Vereniging Oud Lisse er geen bemoeienis meer mee. Het Station is in ieder geval behouden. Op de website is onder Historie een goed verhaal uit 2005 te lezen bij het 100-jarig bestaan van het Station, geschreven door Frits Treffers.
Door de vele leden kon de Vereniging haar invloed aanwenden om het Station te behouden en te zorgen dat het een rijksmonument werd. Hoe meer leden, des te meer invloed kan zij uitoefenen bij de gemeente en andere instanties bij heikele kwesties, zoals nu bij de Factorij en het pand de ZON aan de Kanaalstraat. Via onderstaand mailadres kunt u zich aanmelden als lid.

Dank zij de VOL is het station nu een rijksmonument. Foto: Nico Groen

Sationsweg 57 – Spoorwegstation Lisse

Het voormalige station heeft kenmerken van de Jugenstil. Boven de ingang was de statonswoning.

Kadaster: C-4408. Monument: 516111. Bouwjaar: 1905. Architect: D.A.N. Margadan.

Het ligt aan de spoorlijn die vroeger de Oude Lijn heette. Deze Oude Lijn is de oudste spoorlijn van de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij (HIJSM) en loopt over de route Amsterdam – Haarlem – Leiden – Den Haag HS – Delft – Schiedam – Rotterdam. Het eerste gedeelte, Amsterdam-Haarlem, was de oudste spoorverbinding in ons land. Haarlem-Leiden volgde in 1842.
Tijdens de aanleg van de spoorlijn kreeg de HIJSM te maken met grootgrondbezitters in de Bollenstreek. Zij zagen de spoorlijn het liefst ten westen van de Leidse Vaart. Niet direct over hun gebied. Dit werd niet ingewilligd, maar de grondeigenaren kregen het wel voor elkaar om de lijn op een (voor hun) zo gunstig mogelijke plek aan te leggen. De toenmalige eigenaar van het landgoed Venenburg (Leembruggen) had bij de HIJSM zelfs een eigen stopplaats bedongen, ten noorden van Lisse dus. Het duurde nog tot 1896 voordat de HIJSM eindelijk van deze stopplaats verlost was.
In 1891 werd een halte Delfweg geopend en had Lisse een eigen stopplaats. In 1896 werd de naam gewijzigd in Lisse. Van een station was nog geen sprake.

In 1905 kreeg Lisse een volwaardig stationsgebouw. Naar een ontwerp van architect D.A.N. Margadant. De bouwsom werd begroot op fl. 153.000,-.
Het is ontworpen in een asymmetrische vorm. Het hoge deel, boven de ingang, is de stationswoning. Naast het stationsgebouw staat een toiletgebouw dat oorspronkelijk door middel van een poortje met het stationsgebouw was verbonden. Het gebouw heeft vele kenmerken van de Jugendstil. Ook binnen zijn nog diverse oorspronkelijke details bewaard gebleven. De link met de Bollenstreek is te herkennen aan enkele schilderingen met bolbloemen. Het station werd op 15 november 1905 in gebruik genomen.
In 17 september 1944 (grote spoorwegstaking 2e wereldoorlog) werd de halteplaats gesloten. Vlak na de oorlog werd de halteplaats uit de dienstregeling geschrapt. In 1970 was het ook gedaan met de stopplaats voor het goederenvervoer.
Vanaf de jaren 50 van de vorige eeuw stopten er in het voorjaar nog treinen voor bezoekers van de Keukenhof. Het noodperron van station Lisse is voor het laatst (90-er jaren)gebruikt door Lovers Rail om reizigers voor de Keukenhof af te zetten.
Op station Lisse heeft tot 1980 een treindienstleider gezeten voor de bediening van de relaisbeveiliging.
In de loop der jaren verpauperde het gebouw sterk. Aan het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw kwam het op de nominatie te staan om gesloopt te worden.
In de stationswoning woonden toen nog de tweede stationschef met zijn echtgenote. Deze mevrouw U.M.Möller-Blom vroeg bij het bestuur van de Vereniging Oud Lisse aandacht voor de dreigende sloop van het markante pand.
Na moeizame onderhandelingen slaagde de Stichting Oud Lisse er in om in 1993 een contract met de NS af te sluiten en zo afbraak te voorkomen. De vereniging moest zorg dragen voor het (achterstallig) onderhoud. Het gebouw werd gerenoveerd. In de wachtkamer van de 3e klasse ontdekte men bijvoorbeeld nog Jugendstil-patronen op de banken. Die versieringen zijn teruggebracht.
Sinds 1994 was in het voormalige station Restaurant “De Verloren Koffer” gevestigd, in 2011 opgedoopt tot restaurant LiZz. In 2013 sloot dit restaurant.
Het stationsgebouw verwierf de status rijksmonument.
Stichting Kasteel Keukenhof verwierf in 2008 het voormalige station Lisse en het belendend terrein in eigendom. Na een restauratie werd Station Lisse, het voormalige stationsgebouw, in 2014 weer een horecagelegenheid.

Ingekleurde foto van het station

Ansichtkaart van station Lisse

Station Lisse is nu eigendom van Landgoed Keukenhof

Een oude foto van het station

Overdracht station aan Keukenhof

Op 23 mei 2008 heeft de Stichting Kasteel Keukenhof het station gekocht. Per 1 januari 2011 heeft de VOL de onderhuur en de verplichting tot onderhoud over gedragen aan Keukenhof.

Nieuwsflits

NIEUWSBLAD Jaargang 10 nummer 1, januari 2011

Overdracht onderhuur en onderhoud van Station aan Stichting Kasteel Keukenhof per l januari 2011.

Op 23 mei 2008 heeft de Stichting Kasteel Keukenhof het station Lisse gekocht van NS . De NS wilde oorspronkelijk het pand slopen, maar in 1994 kwam de Stichting Oud Lisse (een stichting vanuit de Ver. Oud Lisse) met NS overeen om het station voor een gering bedrag van NS te huren maar met de verplichting het pand te renoveren en te onderhouden. Als resultaat van het grote renovatie project van het station, waar met name ons bestuurslid Ir. F. Treffers heel veel aan bijgedragen heeft, werd met medewerking van de Gemeente Lisse het pand aangewezen tot Rijksmonument. Om inkomsten te verwerven voor de renovatie en onderhoud van het station verhuurde de Stichting Oud Lisse de begane grond van het station aan het restaurant de Verloren Koffer.

Na de aankoop van het station blijkt dat de Stichting Kasteel Keukenhof eigen plannen heeft met het station. Mede gezien ook het feit dat de Stichting Oud Lisse haar doelstelling (renovatie en onderhoud van het station) had bereikt, heeft de Stichting Oud Lisse besloten de onderhuur aan het restaurant en haar verplichting tot onderhoud van het pand per l januari 2011 over te dragen aan de nieuwe eigenaar Stichting Kasteel Keukenhof.

Stichting Kasteel Keukenhof koopt het oude NS station

Op 23 mei 2008 heeft de Stichting Kasteel Keukenhof het station gekocht. Per 1 januari 2011 heeft de VOL de onderhuur en de verplichting tot onderhoud over te dragen aan keukenhof.

Nieuwsblad Jaargang 10 nummer 1, januari 2011

Nieuwsflitsen

 

De heren Ignus Maes en Frits Treffers bij het voormalige station

Stichting Kasteel Keukenhof, eigenaar van het complete landgoed, kocht in maart 2008 van NS een flink stuk land langs de spoorbaan en tevens het oude stationsgebouw waar nu restaurant De Verloren Koffer resideert.
Zoals wellicht bekend is, was de NS indertijd van plan om het stationsgebouw te slopen. Daar werd toen een stokje voor gestoken door uw Vereniging, die er keihard voor heeft geknokt om het gebouw te behouden. Die kans kregen we door in 1992 via de nieuw opgerichte Stichting Oud Lisse het pand van de NS te huren en het gebouw te restaureren, waarna het werd onderverhuurd aan De Verloren Koffer. Omdat de NS het pand zonder huurder wilde verkopen, begon de NS in 2004 een gerechtelijke procedure tegen de Stichting Oud Lisse om het huurcontract dat tot 2019 doorloopt te verbreken. Na voor de Stichting Oud Lisse zeer positieve uitspraken door het Kantongerecht en het Gerechtshof, dreigde men met een cassatieprocedure, maar gelukkig heeft de NS nu eieren voor zijn geld gekozen en het pand onverwacht verkocht aan de Stichting Landgoed Keukenhof.

Ansichtkaart van station Lisse

GEMEENTERAADSNOTULEN (5). DE LISSESE SPOORWEGKWESTIE

De reeks gemeenteraadsnotulen in de 19e eeuw gaat het nu over de spoorwegkwestie. Eigenaar van Veenenburg, de heer Leembruggen was in 1842 tegen het doortrekken van de spoorlijn richting Leiden. Hij ging akkoord, mits er een station bij het landgoed zou komen. Daar kwam dus een station, maar niet bij de Delfweg. Na veel discussies werd In 1896 het station Veenenburg gesloten en de Delfweg geopend.

Door R.J.Pex

INHOUD Jaargang 10 nummer 1, januari 2011

Inleiding
In de reeks notulen bespreken we diverse kwesties die zich in het Lisse van de negentiende eeuw afspeelden. Eén daarvan is de Lissese spoorwegkwestie. Wat was de aanleiding en hoe heeft het gemeentebestuur in deze gehandeld?
Problemen met de heer Leembruggen, 1842
Nadat in 1839 de eerste trein was gaan rijden, vatte de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij al gauw het plan op om naar Rotterdam eveneens een spoorwegverbinding aan te leggen. In Lisse zou deze over een drietal landgoederen gaan lopen, te weten van noord naar zuid Veenenburg, Keukenhof en Wassergeest. Met de eigenaren van Wassergeest en Keukenhof viel over de verkoop van de benodigde percelen wel te praten. Anders was dat met de heer Leembruggen, eigenaar van het buiten Veenenburg. Hij wilde best meewerken, maar dan moest daar een tegenprestatie tegenover staan. Dat hield in dat de trein regelmatig stopte op zijn eigen landgoed, waar de HIJSM dan een station moest onderhouden. Die eis hield de Spoorwegmaatschappij voor onredelijk.

De buitenplaats Veenenburg op een ansicht uit circa 1900-1910. Coll. R.J. Pex.

 

Het station Veenenburg, 1842
Bij het aanleggen van het spoor moest echter een brug aangelegd worden over de Hillegommerbeek, waarvoor men de toestemming nodig had van niemand minder dan…de heer Leembruggen! En natuurlijk kwam deze onmiddelijk weer op de proppen met de reeds eerder gestelde voorwaarden: er moest een halteplaats komen op het landgoed Veenenburg. En zo geschiedde…

 

 

Geen stations te Halfweg en Lisse
De trein stopte één keer per dag op het station Veenenburg. Men zag er vanaf om op zo’n korte afstand nog een ander station op te richten op Lissese en/of Hillegomse bodem. Dat had echter als gevolg dat inwoners van Lisse die van de diensten van de trein gebruik wilden maken eerst van het dorp naar de Zwartelaan moesten lopen en vandaar naar het station Veenenburg. Een mooie wandeling in die tijd, dat wel. Maar het deed afbreuk aan het algemeen belang van de Lissese ingezetenen; slechts de heer Leembruggen profiteerde van de nieuwe situatie.

Het verzoekschrift van de gemeente Lisse
Een tijdlang legde de besturen van Hillegom en Lisse zich neer bij dit ‘fait accompli’, maar niet voor lang. In de notulen van de Gemeenteraad van 29 oktober 1850 lezen we dat de gemeente Hillegom een verzoekschrift had ingediend ’ter bekoming van een station aan de Hillegommerbeek’. Het gemeentebestuur van Lisse besloot in deze zaak niet achter te blijven en besloot eveneens een ‘adres’ aan de Minister van Binnenlandse Zaken te richten. In de betreffende brief legt de burgemeester nogmaals het algemeen belang uit van een halteplaats ter hoogte van Lisse in de buurtschap Halfweg. Afschriften van de brief werden gezonden naar de Gouverneur van Zuid-Holland en de directie van de HIJSM met de vraag om het genoemde verzoek aan de Minister kracht bij te zetten.
In de brief aan de HIJSM wordt onder meer ook vermeld dat de burgemeester overleg heeft gevoerd met de eigenares van Keukenhof, mevrouw Cecilia Maria barones Steengracht. Zij is genegen de benodigde gronden voor de bouw van een station bij Halfweg in gebruik af te staan.
Maar dan komt op 5 december het antwoord binnen. Het is verpletterend. Mede namens de HIJSM wordt medegedeeld dat men aan het verzoek van de besturen wil tegemoet komen, mits deze ook de kosten van vergoeding aan de eigenaar van Veenenburg, te weten een bedrag van f 5000,–, alsmede de kosten van verplaatsing van het station, op zich willen nemen. Er volgt onderling overleg tussen de betrokken gemeentebesturen. Men vindt het voorstel onbestaanbaar en men besluit nogmaals op deze zaak bij de minister aan te dringen, aangezien men de kwestie van voldoende belang acht.

Het verzoek van de brievengaarder
De Lissese brievengaarder gooide er nog een schepje bovenop. Deze fungeerde rond 1850 als een soort postbode: hij bracht de brieven en andere post van Lisse naar het station (Veenenburg) en vice versa. Gezien de grote afstand tussen dorp en station vond de betreffende brievengaarder het onredelijk dat hij wat salaris betreft werd achtergesteld met naburige gemeenten. Het gevolg is dat hij een brief opstelt met verzoek tot gelijkstelling en deze overhandigt aan de burgemeester. Deze stuurt de brief op zijn beurt door, maar maakt van de gelegenheid gebruik om deze te doen vergezellen van zijn eigen commentaar (gedagtekend 28 december 1850).
Het eerste punt wat hij aanvoert is dat de wegen in de winter moeilijk begaanbaar zijn en dat indien de brievengaarder ook nog eens een relatief grote afstand moet afleggen om bij het station te geraken en zo ook weer terug naar Lisse ‘de moed zal laten zinken’.
In het laatste punt maakt burgemeester Van Rosse opmerkzaam dat de gemeentebesturen van Lisse, Hillegom en Noordwijkerhout verzoekschriften hadden gericht aan de Minister van Binnenlandse Zaken met het verzoek om het station Veenenburg op te heffen en in plaats daarvan stations op te richten in het Lissese Halfweg en bij de Hillegommerbeek in Hillegom. ‘Door deze maatregel zoude de afstand voor den Brievengaarder zoo wel te Hillegom als te Lisse op althans de helft minder worden gesteld’, zo beëindigd Van Rosse zijn begeleidende brief. De uitkomst met betrekking tot dit laatste punt hebben we in het voorgaande reeds vernomen en dat impliceerde dat er niets veranderde…

Het einde van de spoorwegkwestie, 1896
Nog jarenlang bleef het station Veenenburg in functie, totdat de HIJSM van het station af wilde. Het kwam aan op een proces met de familie Leembruggen, die aanspraak bleef maken op de oorspronkelijke overeenkomst van 1842. Laatstgenoemden werden in 1895 in het gelijk gesteld.
Maar de Spoorwegmaatschappij gaf zich niet gewonnen. Ze kwam met het slimme plan om te Hillegom en Halfweg hulpstations te bouwen. Op deze manier zou de trein op een traject van elf kilometer zes maal halt moeten houden. De Minister van Waterstaat, die de dienstregelingen moest goedkeuren, verleende hiervoor niet zijn accoord en veranderde mede op advies van de directie van de HIJSM het ontwerp. Dat hield in dat het station Veenenburg kwam te vervallen. De familie Leembruggen kwam in actie en sleepte de Spoorwegmaatschappij voor de rechtbank. Deze beriep zich echter op de Staat. De Arrondissementsrechtbank te Amsterdam aanvaardde het beroep op overmacht van de Maatschappij en veroordeelde de eiser in de kosten. Zo kwamen er in Hillegom en Halfweg nieuwe stations.

Naschrift
De politiek is en blijft echter een uiterst veranderlijk fenomeen. Zo werd in augustus 1896 een openbare vergadering gehouden van het Lissese gemeentebestuur. Er was hun medegedeeld dat het station Veenenburg zou worden opgeheven en in plaats daarvan te Hillegom en Lisse nieuwe halteplaatsen zouden komen. Men zou verwachten dat deze nieuwe situatie hartelijk bij het gemeentebestuur zou worden verwelkomd. Maar niets is minder waar. De vergadering nam een motie aan, waarin men zijn ongenoegen te kennen gaf. De opheffing van station Veenenburg zou een ramp wezen voor de gemeente Lisse, die daardoor in haar handelsverkeer gevoelig werd getroffen. Er werd dus een commissie in het leven geroepen die met betrekking tot dit punt in onderhandeling moest gaan treden met de betrokken autoriteiten. Het haalde echter niets uit en zo geschiedde het dat op 1 oktober 1896 de treinen geen halt meer hielden op station Veenenburg, maar – voor het eerst in 54 jaar – doorreden. En dat was tevens het einde van een langslepende kwestie.

Dienstregeling van de Hollandsche IJzeren Spoorweg, 1846. Uit: Hulkenberg (1989), p. 82.

Bronnen
Gemeentearchief Lisse inv.nrs. 513, 655.
‘De Lissese spoorwegkwestie’, in: A.M. Hulkenberg, Lisse rommeling (Lisse, tweede druk 1989), pp. 77-83.
A.M. Hulkenberg, ‘Keukenhof’, Hollandse Studiën 7 (Dordrecht 1975), pp. 157-159.

 

‘We stonden voor een grote uitdaging bij de restauratie’

DOOR WILMA VAN VELZEN

Deel 10 – Hart voor Histories Station Lisse
Uit het Witte Weekblad van 19 september 2007

Vooroorlogs zicht op Station Lisse. (Foto: archief – Vereniginig Oud Lisse)

LISSE – Station Lisse is ternauwernood aan de sloophamer ontkomen. Dankzij adequaat optreden van de Vereniging Oud Lisse (VOL) staat het historische gebouw anno 2007 nog steeds overeind. Grote inspanningen leidden ertoe dat het in 1995 tot rijksmonument is verheven. In datzelfde jaar werd het inmiddels populaire buffetrestaurant De Verloren Koffer erin gevestigd.
Station Lisse is ternauwernood aan de sloophamer ontkomen. Dankzij adequaat optreden van de Vereniging Oud Lisse (VOL) staat het historische gebouw anno 2007 nog steeds overeind. Grote inspanningen leidden ertoe dat het in 1995 tot rijksmonument is verheven. In datzelfde jaar werd het inmiddels populaire buffetrestaurant De Verloren Koffer erin gevestigd.

Initiatiefnemers
Tot 1957 deed Station Lisse officieel dienst. Daarna stopte er nog af en toe een trein in Keukenhoftijd. Het stationsgebouw raakte in verval. Vanaf 1994 ontfermde de VOL zich erover. Frits Treffers is een van de initiatiefnemers, die op vrijwillige basis veel tijd en energie in dit project staken. Door de bekende architect Aad Paardekoper werd hij hiervoor warm gemaakt. ‘Op verzoek mevrouw Möller, de echtgenote van de laatste stationschef, die in de woning boven het station woonde’, aldus Treffers. ‘Zij vroeg een kijkje te komen nemen, omdat eigenaar de Nederlandse Spoorwegen sloopplannen had. Ik begreep daarna wat Paardekoper bedoelde; dit unieke pand verdiende een reddingsplan.’
Nadat het officieel als rijksmonument te boek was gesteld, kon het voor een langere periode van de NS worden gepacht.
De oprichting van Stichting Oud Lisse moest leiden tot het verkrijgen van voldoende financiele middelen. ‘De NS droeg niet bij in de restauratiekosten. Voor de begeleiding van het proces werd een werkgroep in het leven geroepen, waarvan ikzelf deel uitmaakte. We stonden voor een grote uitdaging. De staat waarin het station verkeerde, was uitermate slecht. Toch zijn we erin geslaagd het met behoud van de karakteristieke kenmerken volledig te restaureren. Zelfs de verzakte uitbouw met de fraaie overkapping kon in haar oude staat worden teruggebracht.’
Besloten werd het gebouw als restaurant te gaan exploiteren. Er waren drie gegadigden, doch alleen John en Margareth Nederstigt wilden gebruikmaken van de bestaande ruimten.

Werkgroep
John Nederstigt: ‘We waren direct verkocht. Zelfs de slechte staat schrok ons niet a£ Ik hoor mijn moeder nog zeggen: “Jongen, waar begin je aan. Je hebt toch al een prima zaak in het dorp?” Natuurlijk moesten grote aanpassingen worden gedaan. Vanaf het begin heb ik daarom deelgenomen in de werkgroep, die elke woensdag bijeenkwam. Het is zelfs zo, dat ik tijdens de renovatieperiode geen dag vrij heb gehad.
Al mijn vrije tijd is hierin gaan zitten. Maar het was bet waard. Daar waar mogelijk is de authenticiteit van het gebouw bewaard gebleven, waaronder de prachtige art deco-stijl. Kenmerkend hiervoor zijn de bogen, de prachtige oude tegels en de bladgoudversieringen in de stationshal. Het mooist vind ik zelf de muurschilderingen met tulpen en narcissen. Deze kregen zelfs nog faam door opnames van de verzetsfilm Het meisje met de blauwe hoed. De sfeer is heel speciaal; tot in alle uithoeken van Nederland is De Verloren Koffer bekend.’

Copyright © 2007 Vereniging Oud Lisse

Door den docter zijn nog vruchteloos alle mogelijke middelen in het werk gesteld

In het politierapport uit 1847 wordt het relaas beschreven over het verdrinken van Mietje, de diensmaagd van Leembruggen, eigenaar van Veenenburg, vroeger Huis ter Panne genoemd.

door R.J. Pex

INHOUD Jaargang 6 nummer 2, april 2007

Uit het politierapport van Lisse, deel 7

Reeds vanaf de zestiende eeuw bevond zich op de grens van Lisse en Hillegom het Huis ter Panne, later wel Veenenburg genaamd. Het uitgestrekte duingebied tussen de Loosterweg-Noord, de Veenenburgerlaan en de Heereweg maakte deel uit van het landgoed. In 1847 was Veenenburg het eigendom van de Leidse textielfabrikant Johannes Leembruggen. In mei van dat jaar verdronk zijn dienstmaagd Mietje.

Op 22 mei 1847 verscheen voor de burgemeester van Lisse Nicolaas Deen, tuinknecht op Veenenburg.1 Hij verklaarde “op gisteren morgen ten zes uren in het huis gekomen te zijn om de bloemen daar uit te halen, als wanneer hem door de werkmeid wierd gevraagd of hij Mietje (Anna Maria Bosch, dienstmaagd bij den heer J. Leembrugge) niet gezien had”. Ze was reeds om half vijf in de ochtend opgestaan om naar de “beste kamer” te gaan, maar ze had haar niet teruggezien. Had Nicolaas haar soms bij de tuinman gezien? “Het antwoord daarop was neen”.

Mietje wordt gevonden
Nicolaas begon een ongeluk te vermoeden en “liep even achter het huis om en zag daar een rok boven op het water”. Daarop haalde hij de betreffende persoon uit het water. Het bleek inderdaad Mietje, de vermiste persoon, te zijn. Met behulp van enige andere mensen bracht Nicolaas haar binnen in het huis. “Daar gekomen zijnde zijn nog alle mogelijke middelen in het werk gesteld door den heer J. Leembrugge en door den heer docter van Dieren om er eenig leven in te ontdekken, maar alles vruchteloos”.

Veenenburg gezien vanaf de huidige Loosterweg-Noord omstreeks 1900. Het huis waarvan we hier de voorgevel zien, dateert uit omstreeks 1797 en is afgebroken in 1913. Het bevindt zich temidden van een fraaie parkaanleg, een zogenaamde Engelse Tuin. Aanvankelijk zal hier echter een Franse Tuin, dus een meer formele tuinaanleg, aanwezig zijn geweest. (Coll. Auteur

De brief
De vorige avond had Mietje nog “met de laatste spoortrein” een brief aan haar moeder gezonden. Aan de rand van het landgoed van de heer Leembruggen bevond zich namelijk sinds enige jaren een station. Met de aanleg van het spoor in 1842 had hij deze voorziening van de Hollandse IJzeren Spoorwegmaatschappij afgedwongen. Vanaf die tijd beschikte Leembruggen dus over een privé-station. Stond er wellicht iets in de brief dat enig licht zou kunnen werpen op de mysterieuze dood van Anna Maria Bosch, ook wel Mietje genaamd? De brief werd inderdaad weer teruggevonden, maar helaas kon men uit de brief niet vernemen “dat ten tijde dat die ontvangen zou worden, zij er niet meer zijn zoude”.

Conclusie
De dood van Mietje zal wel hard aangekomen zijn. Toch kwam het in vroeger eeuwen wel vaker voor dat wanneer men om de een of andere reden te water geraakte, dit voor de betrokkene fataal afliep. Men moet nu eenmaal rekening houden met het feit dat niet iedereen kon zwemmen. Hoogstwaarschijnlijk gold dit ook voor Mietje.
Ironisch genoeg staat dit geval niet alleen. Ook Gerard, zoon van Johannes Leembruggen, zou op Veenenburg in de herfst van 1865 tijdens een jachtpartij om het leven komen door verdrinking.
Ook elders in de politierapporten lezen we weleens van een enkel geval van dood door verdrinking en in de begrafenisregisters is er eveneens zo nu en dan sprake van drenkelingen die bijvoorbeeld op de Lissderbroek aan de rand van het Haarlemmermeer waren aangetroffen na een flinke storm. Het zal dan ook niet zomaar om een slootje zijn gegaan, waarin Mietje was verdronken. Eerder denken we in dit verband aan een vijver, die deel uitmaakte van de parkaanleg ter plaatse.

Bronnen: Gemeentearchief Lisse inv.nr. 1115; Idem, bevolkingsregister 1840-1850 (huisnr. 68); Idem, huwelijksregisters (1851); A.M. Hulkenberg, ’t Roemwaard Lisse (tweede druk 1998), p. 31.

1 Nicolaas of Klaas Deen was in 1845 op Veenenburg als tuinmansknecht aangenomen. In 1847 was hij 27 jaar oud. Op 27 juni 1851 trad hij in het huwelijk met Maartje van der Werff. 

Copyright © 2007 Vereniging Oud Lisse

Station Lisse 100 jaar oud

Het station van Lisse bestaat honderd jaar.

In 1905 werd het station gebouwd in Art Nouveau stijl door architect Margadant. Hij ontwierp meer stations. Het is een rijksmonument. In 1993 werd het station overgenomen door de VOL en vervolgens gerestaureerd.

Door Frits Treffers

Nieuwsblad Jaargang 5 nummer 1, januari 2006

Ansichtkaart van station Lisse Het Lissese Station vlak na de ingebruikstelling in 1905

Uw Vereniging Oud Lisse heeft een bijzondere band met dit gebouw, want zij behoedde het in 1993 voor sloop. Thans is het een Rijksmonument en wordt het heel succesvol gebruikt als restaurant.

Begin 1840 kreeg de gemeente Hillegom bericht dat de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (H.IJ.S.M.) toestemming had gekregen om een spoorlijn tussen Haarlem en Leiden aan te leggen. Deze lijn zou evenwijdig gaan lopen aan de Haarlemmer Trekvaart. Zowel in Hillegom als in Lisse was een halte gepland.
Hiertegen kwamen drie grondeigenaren in het geweer. Eén van hen was de heer Leembruggen, eigenaar van het landgoed Veenenburg op de grens van Hillegom en Lisse. Die stelde een ander tracé voor, maar de minister weigerde. Ook de gemeente Lisse was tegen, want het door Leembruggen voorgestelde tracé zou het dorp Lisse isoleren. Leembruggen bleef zich evenwel verzetten. Hij wilde het recht hebben om de trein nabij Veenenburg te laten stoppen, zodat zijn kinderen gemakkelijker naar hun school in de stad konden reizen.

Hinder

In 1901 deed de rechter eindelijk definitief uitspraak. ‘De behoorlijke uitoefening van de spoorwegdienst werd (door het idee van de heer Leembruggen) gehinderd, omdat er te vaak gestopt moest worden.’
Zo werd op 12 september 1904 ’s middags om half twee in het Centraal Personen Station te Amsterdam (in het lokaal naast de Wachtkamer 3e Klasse, ingang vestibule) de aanbesteding gehouden van het te bouwen station in Lisse.
Het gebouw werd in Art Nouveaustijl ontworpen door architect D.A.N. Margadant (1849-1945) die omstreeks 1870 in dienst van de H.IJ.S.M was getreden. Hij ontwierp onder meer de stations van Haarlem, Leiden, Santpoort, Amersfoort en het Hollands Spoor in Den Haag. In de details van het Lissese station herkent met het monumentale Haarlemse station! De bouwsom werd begroot op fl. 153.000,-.
Het Lissese station werd in 1905 in gebruik genomen. Vlak na de Tweede Wereldoorlog, in 1945, werd het station uit de dienstregeling geschrapt, omdat de afstand tot de dorpskern te groot was. Het deed een aantal jaren alleen nog dienst in het voorjaar tijdens de Keukenhofweken. In de loop der jaren verpauperde het gebouw sterk. Aan het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw kwam het op de nominatie te staan om gesloopt te worden. De Nederlandse Spoorwegen zagen handhaving van het gebouw niet meer zitten.

Stationschef Möller

De bemoeienissen met het Station van uw Vereniging Oud Lisse (opgericht in 1991) begon toen mevrouw U.M.Möller-Blom, de echtgenote van de tweede Stationschef met wie zij nog steeds in de Stationswoning op de eerste etage woonde, de aandacht van het bestuur voor het pand vroeg. De Vereniging bestond toen nauwelijks een jaar. De Bouwkundige Werkgroep bestond ook nog maar kort.
Niettemin pakte de groep in juli 1992 de zaak aan. Men bezocht het ondertussen zwaar verwaarloosde pand en vroeg bij de Nederlandse Spoorwegen de bouwtekeningen op.
Men kreeg de beschikking over één tekening, maar wel de belangrijkste. De gevels en de doorsneden stonden er duidelijk op vermeld. Het gebouw bestond uit een hoofdgebouw met op de begane grond loketruimte, twee wachtkamers en een opslagruimte. Daarboven was een woning van twee verdiepingen. Een los staand kleiner gebouw diende vroeger tot toiletruimte. Daartussen was een boog gemetseld., maar die is later afgebroken.
Op het perron was een waterpomp aangebracht. Nog niet zo lang geleden is die pomp weer opgedoken en aan de Vereniging Oud Lisse afgestaan!
Een jaar later, 1993 dus, pakte de VOL de koe bij de hoorns: men slaagde er na slepende onderhandelingen in het Station van de NS te huren voor een periode van twintig jaar met automatische verlenging, tegen een kleine huursom, maar wel met de verplichting het onderhoud voor eigen rekening ter hand te nemen. De Vereniging zei ja, want dit was de enige manier om het pand te behoeden voor sloop zoals de Nederlandse Spoorwegen vast van plan was. De ondertekening van de overeenkomst door voorzitter Den Boer van de VOL en de directie van de Nederlandse Spoorwegen vond plaats op 26 maart 1993.

Het hele station van Lisse was versierd met bloemslingers toen in 1939 de Nederlandse Spoorwegen honderd jaar bestond. Een drietal Nederlandse militairen heeft het zich heel aangenaam gemaakt met een rokertje op het perron. De Duitse inval in mei 1940 stond voor de deur.

Oude staat

Het gebouw werd geheel gerenoveerd en zoveel mogelijk in de oude staat teruggebracht. De oude oliestookinrichting werd vervangen door een propaangasinstallatie. Tijdens het schilderswerk in de wachtkamer van de 3e klasse ontdekte men Jugendstil-patronen op de banken en die versieringen heeft men wederom teruggebracht! In de wachtkamer der 1e Klasse zat een heel fraaie plafondafwerking, maar die moest helaas afgedekt worden door een geluidwerend plafond in verband met het feit dat de bovenwoning nog werd bewoond.

Rijksmonument

Het duurde niet lang of het gebouw kwam op de Rijksmonumentenlijst te staan!
De VOL verhuurt het gebouw sedert 1994 aan de heer John Nederstigt uit Lisse, die er het restaurant De Verloren Koffer in vestigde (feestelijke opening op 6 december 1994), dat vanaf het begin ‘liep als een trein’! Hij was er dan ook in geslaagd de hele inrichting in de oude staat van de jaren dertig terug te brengen en de oude sfeer zo veel mogelijk te handhaven.