Berichten

Schriftspiegel, Oud-Nederlandse handschriften van de 13de tot in de 19de eeuw.

Nieuwsflits

Nieuwsblad Jaargang 21 nummer 3, 2022

Peter Horsman is gewaardeerd lid en vrijwilliger van de VOL. Onlangs heeft hij samen met Peter Sigmond een boek uitgegeven bij Uitgeverij Verloren met de titel ” Schriftspiegel, Oud-Nederlandse handschriften van de 13de tot in de 19de eeuw”.

Schriftspiegel is een handboek voor een ieder die het handschrift van onze voorouders wil lezen. Een oefenboek vol uiteenlopende teksten uit alle eeuwen: oorkonden, notariële akten, brieven, journalen, rekeningen, gerechtelijke vonnissen, pagina’s uit doop- en trouwboeken. Alle teksten zijn voorzien van korte verklarende inleidingen.

Het boek Schriftspiegel heeft 296 bladzijden en is verkrijgbaar bij onze lokale boekhandel Grimbergen voor de prijs van € 35.

Peter, van harte gefeliciteerd met de uitgave van dit mooie en waardevolle boek

OudNieuws: C.P. van der Codden, eerste herbergier van de Swaen

Cornelis Pietersz van der Codden was eigenaar van de Swaen, de latere Witte Zwaan. Na zijn ovelijden laten zijn weduwe en zijn zoon het voornemen van verkopen en andere afspraken in 1612 officieel vastleggen. Deze afspraken worden behandeld.

Door Dirk Floorijp

Nieuwsblad Jaargang 21 nummer 3, 2022

Afspraken na zijn heengaan, opgesteld in 1612

Leentgen Jansdr en haar zoon Pieter Cornelisz van der Codden lieten hun voornemen voor verkoop en verdere afspraken, alle samenhangend met het overlijden van Cornelis Pietersz van der Codden, in 1612 officieel vastleggen. De verkoop is bekrachtigd in 1613.

Het staat er zo:
Leentgen Jansdr weduwe van wijlen Cornelis Pietersz van der Codden vergeselschapt bij Maarten Jacobsz van Langevelt als haar voogt daartoe vercoren ter eenre, ende Pieter Cornelisz van der Codden, haar zoon tegenwoordig waert in de Swaene ter anderen zijden, beijde onse inwonende, dewelke voor hen ende haren erfen zo zij openbaarlijk bekenden ende verclaerden seckere schriftelijke contracte van de coop handelinge tussen henlieden opgericht, ende alhier van woorde te woorde gesustereert ofte geinterpereert zijnde, luijdende den inhouden aldus.

De Swaen
Cornelis Pietersz van der Codden was waard in De Swaen, hij is zelfs de eerst bekende waard van De Swaen in Lisse. Meerdere eerdere meldingen daarover zijn in de archieven terug te vinden. Hij kwam oorspronkelijk uit Noordwijk waar hij bakker was. In 1587 vinden we hem in Lisse, ook als bakker. Maar in 1589 is hij waard in De Swaen. In februari 1612 is hij overleden. Leentgen, voluit Magdalena, was zijn weduwe. Zijn zoon is daarna, zoals in de acte staat, tegenwoordig waert in de Swaene. Na het overlijden van Cornelis Pietersz van der Codden moest de nasleep van de erfenis natuurlijk afgehandeld worden. Wat opvalt is dat de weduwe er met een voogd, Van Langevelt, is. Dat was in die tijd gewoon en ook noodzakelijk. Het recht was gebaseerd op bijbelse gronden en de vrouw was ondergeschikt aan haar man. Weduwen hadden voor juridische zaken nog altijd een voogd nodig. Langevelt is vast een goede bekende die als voogd optrad, hij is daartoe vercoren (uitverkoren).

Verkoop
Leentgen en haar zoon verklaren, in het bijzijn van Gertruijt, de dochter van Leentgen: dat zij luijden in presentie ende ten overstaen van Gertruijt Cornelisdr hare respective dochter ende suster, hiermede present sijnde verdragen ende veraccordeert waeren dat de voors: Leentgen Jansdr ten behouve van haren voors: soon, in vollen eijgendomme  vercopen ende opgedragen soude, gelijk sij vercopen mitsdesen ende ten eerster gelegender tijt voor schout ende schepenen van Lisse opdragen sal, hare huijsinge ende erve
genaempt De Swan.De Swaen komt dus in eigendom van zoon Pieter Cornelisz  van der Codden. In de acte wordt beschreven waarover het gaat: De Swaen, staende ende gelegen in den voors: dorpe van Lisse, mitsgaders de schuur barch ende gebouwen daer strekkende van den heereweg tot achteraen den breckhouts duijn toe, belendt aan de noordwestzijde Harman de Vries van Onninga aen de zuijdwestzijde Maritge Engelsdr weduwe van Jacob Florisz van Heemskerck.Door deze omschrijving weten we vrij zeker dat het om dezelfde locatie gaat  als waar het latere vermaarde etablissement  herberg. Waarom die naam steeds gekozen werd, daar zijn vele verklaringen voor te geven. Feit is dat het vaak voorkwam.

Een 17e -eeuws gedichtje zegt het zo:

Swaen voert ieder kroeg

So wel in dorp als stad

Omdat hij altijd graag

Is met den bek in`t nat!

 

 

Waarom ons vermaarde etablissement “De Witte Zwaan” die naam droeg weten we niet. In de eerste akten wordt er alleen gesproken over De Swan.

Lasten en overige bezittingen
Aan de te verkopen bezittingen zijn nog wel wat lasten verbonden, een erfhuur van drie groten (oude munteenheid) per jaar bestemd voor de ambachtsheer van Lisse, en nog een losrente van twaalf gulden en tien stuiversper jaar en ter aflossing de penninck zestien die aan d e erfgenamen van Catharina Gerritsdr. toekomen. Dit
vraagt wel een beetje uitleg. Vroeger was het niet ongebruikelijk om geld te lenen tegen ‘de penning zestien’. Dat betekende dan 1/16 deel van het geleende geld als rente betaald moest worden. Best veel in onze ogen. Er is in onze tijd nog een gezegde dat daar op slaat. Iets ‘tegen penning zestien’ verkopen is iets heel duur van de hand doen. Bij de verkoop is inbegrepen: huijsraedt van linnen, ende verder toebehoren mitsgaders houdtwerck, ijserwerck, ende alle tgene Int voors:huijs, aert ende nagelvast is, uitgesei jteenige kleine dingen, die sij daeruit tot haer eijgen gemack ende nootdruft gerefereert heeft. De uitdrukking aard- en nagelvast zal iedereen kennen die wel eens een huis gekocht heeft. Dat moeder Leentgen enige kleine dingen die ze nodig heeft behoudt, spreekt voor zich. Volgens de acte ging dat in goed overleg.

Rechten tot haar overlijden
Kleine dingetjes zou Leentgen dus houden. Er werden ook afspraken gemaakt over hoe Leentgen verder zou kunnen wonen en waar zij van zou kunnen leven. Leengen zal de kamer houden waar ze op dat momentslaapt en ze mag ook haar 6 á 7 (of meer) koeien blijven stallen. Haar dochter Adriaentge mag bij haar blijven wonen, omme haer te assisteren en de voors: koeiengaede te slaen. Over wanneer ze zou komen te overlijden  zijn ook afspraken gemaakt. Alles wat Leentgen op dat moment in pacht heeft en de opbrengst daarvan gaat dan over op haar zoon. Daar mag niemand bezwaar tegen maken of zoals het is verwoord; sonder tegenspreken. Zoon Pieter Cornelisz zorgt dan voor de verdere afhandeling zoals verkoop van de spullen die er dan zijn.

Schulden
Pieter Cornelisz belooft ook de schulden die er zijn af te handelen. Er volgt in het verbaal een opsomming van wat de schulden inhouden. als eerst de somme van seshondert drie entwintig gulden, toecomende Cornelis Claesz van Rijn brouwer tot Haarlem, her comende van geleverde bieren, Jan Fredericxzoon wijncoper tot Leijden die somme van hondertvijftien gulden vier stuijvers, over coop ende leveringe van wijnen, Haarlem stond in die tijd bekend als een echte bierstad. De dan bekende dominee-schrijver Ampzing (1590-1632) schrijft zelfs dat het bier de ‘eerste Hoofdneringe’ van de stad is: de sector groeit, er komen steeds meer brouwerijen en de kwaliteit van het Haarlems bier is onovertroffen. De biernering is de tak van bedrijvigheid waardoor Haarlem ‘so deeglijk is vermaerd’ en waardoor de stad ‘so dapper wel ook vaert’. Vooral het zware bier uit Haarlem is vermaard. Dat er meer schulden waren bij de bierbrouwer lijkt logisch.Bier dronk iedereen maar wijn was toch meer een luxe artikel. Dan was er nog een schuld bij de kerk van Lisse. Die krijgt: de hooftsomme van twee ende tachtig gulden acht stuijvers. Daarover moet rente betaald worden. Tegen den penninck sestien. Dan een rente van twaalf gulden. De erfhuur komt daar nog bij: van drie grooten sjaars daermede de voors: huijsinge ende erve beswaert is, die tsijne laste sullen nemen, na meidach deses jaars 1612. Het meifeest luidde het nieuwe seizoen in. Met een meiboom en feesten. Het was heel gebruikelijk om bij het begin van mei, Meidach dus, allerlei officiële, en financiële zaken te regelen. Nieuwe huurcontracten bijvoorbeeld of erfhuur betalen. Pieter Cornelisz moest ook zijn zusters, Geertruijt en Adriaentgen Cornelisdochters, elk driehonderdvijftig gulden betalen voor hun vaders erfdeel en de uitzet en aan Jan Bastiaensz, getrouwd met Maritgen Cornelisdr, honderdachtentwintig gulden uit vaders erfdeel. Over Jan Bastiaensz staat er: als hem van sijne huijsvrouwen vaders erfenisse sijnd opterende. Maritgen was als getrouwde vrouw niet handelingsbevoegd, haar man is daartoe bevoegd. Alles moet betaald worden op sulcke dagen ende termijnen, als bij het contract van uijtcoop in date als boven sijn belooft. Afgesproken dus.

Gelden
Pieter Cornelisz moet zijn moeder betalen, de somme van veertienhondert carolus gulden te XL grooten t stuck, te weten drie hondert gulden te mei toecomende, gereet als wanneer hij de voors:huuringge ende erve sal ontfangen, en de resterende elfhondert gulden, op hondert gulden sjaars, waarvan mei anno XVI C dertien, d’eerste hondert gulden verschenen sullen worden, ende voorts alle meidagen daaraen volgende gelijke hondert gulden ter volre betalinge toe. We zien hier weer dat mei het moment van (af)betaling is, in dit verband te beginnen in 1613 (er staat anno XVI C dertien). Het toch al lastige begrijpen van oude teksten wordt bemoeilijkt doordat wij gewend zijn aan allerlei eenduidige aanduidingen. In 1612 is dit noch voor schrijfwijzen, noch voor becijferingen het geval. Bedragen zijn voor ons helemaal lastig te duiden. (zie kader)

Het slot
In de acte volgt aan het eind opnieuw een opsomming van waar moeder tot het einde van haar leven recht op heeft. De opzet van het wonen en het vee wordt herhaald en er wordt nog aan toegevoegd moeder haer leven lanck buijten hare costen te voorsien van brant turf ende hout, so veel sij van noode sal hebben soowel in siekte als gesontheijt. Voor alle toegezegde overeenkomsten moeten deugdelijk schuldbrieven passeren bij schout en schepenen van Lisse. Ondertekenaar bij deze acte was van rechtswegen Cornelis Vesmer, notaris bij het Hof van Holland. Het stuk werd ingeschreven ten huize van Joost van Rijn, procureur van het Hof van Holland. Bovendien zijn er nog de geloofwaardige getuigen Jacob Florisz van Wijngaerden, ende Adriaen van Sorijen. De afspraken voor Leentgen waren keurig opgesteld. Haar oude dag was bij wijze van spreken veiliggesteld. Helaas heeft ze niet lang kunnen genieten van haar kamer, de koeien en van de dingen die sij tot haer eijgen gemack ende nootdruft mocht houden. Zij overleed in augustus 1614.

Bron:

Transportregister nr.4 , 1608-1621

De carolusgulden bestond zowel in een gouden als zilveren uitvoering. De gouden carolusgulden werd voor het eerst in 1517 geslagen, de zilveren in 1543. Beide vertegenwoordigden bij de invoering van de zilveren carolusgulden dezelfde waarde. Deze bedroeg 20 stuivers.

GELDSTELSEL
De Zeventien Provinciën kregen in 1582 hun eerste eenheidsmunt. Maar elk gewest had nog wel zijn eigen munt. Daarvoor was er al een gouden carolus. In de tekst staat veertienhondert carolus gulden te XL grooten t stuck. Die XL grooten t stuck gaf de waarde van de gulden aan. Er waren namelijk verschillende guldens in omloop. Ze rekenden niet met een tientallig stelsel. Het geldstelsel uit de tijd van onze acte leek sterk op het stelsel dat tot voorn kort in Engeland in gebruik was. Een gulden had de waarde van 20 stuivers van 16 penningen. In oude geschriften wordt een bedrag vaak weergegeven met 3 cijfers. Bijv. 6 – 12 – 4. Te lezen als 6 gulden, 12 stuiver en 4 penning. Wil je dat in het tientallig stelsel uitdrukken dan wordt dat 6 + 12/20 + 4x((1:20):16), dus 6 + 0,60 + 0,0125 = 6,6125 gulden. Er waren in die tijd ook nog veel buitenlandse munten in omloop. Om dat in goede banen te leiden werden wel speciale boekjes uitgegeven. De notarisomschrijvingen, (waar het in dit verhaal om gaat) moesten natuurlijk maar op één manier uitgelegd kunnen worden.

 

HOE KLOOTSCHIETEN TOT EEN VEROORDELING LEIDDE

Eerst wordt een uitleg gegeven wat klootschieten inhoud. Een wedstijd klootschieten van Lisse naar Hillegom ontaardde door drankgebruik in een vechtpartij met gewonden.

door Leo van der Geer

Nieuwsblad Jaargang 19 nummer 4, 2020

De schietkloot in de minste worpen van Lisse naar Hillegom gooien, daartoe hadden de Lissese Arie van Graave (de baggerman) en Jan van der Klugt elkaar uitgedaagd. De verliezer zou op twee vaan oud bier, ongeveer 16 pinten bier, moeten trakteren die ze gezamenlijk zouden consumeren.

De klootzak is is er altijd al geweest

Klootschieten is misschien wel een van de oudste balspelen die we kennen. Het is een eenvoudig volksspel waarbij het erom gaat wie het verst met een houten met lood verzwaarde bal, en dat is dan de kloot, kan gooien. Wie in een vooraf bepaald aantal beurten de grootste afstand weet af te leggen, is winnaar. In wat tegenwoordig Nederland is werd het spel van de vijftiende tot de zeventiende eeuw alom beoefend. Het was niet zonder gevaar. In Amsterdam werd in de vijftiende eeuw al een speelverbod uitgevaardigd, ‘Alsoo der Stede muren daerdoor beschadigt werden’. Hier en daar werd met ijzeren in plaats van met houten kloten gespeeld. Dat werd al in de vijftiende eeuw in Leiden verboden. ‘So moet nyemant doer die stede cloeten dan mit houten cloeten’. Ook in Lisse werd de sport beoefend en veroorzaakte ongelukken. Daarom besloten de schout en burgemeesteren (wethouders) van Lisse op 11 maart 1749 dat de sport verboden werd binnen de bebouwde kom met de volgende tekst: Schout ende burgemeesteren van Lisse, voorgekomen sijnde verscheijden klagten van jon(g) gesellen met het schieten van de kloot en met het tollen, en daar op gevolgde ongelukken, verbiedende hiermede aan allen, ende een ijgelijk met de kloot te schieten, veel minder de kloot te mogen goijen tegens eenige dorps boomen, of palen soo als men segd op den aftrek alsmede met taas of swieptollen te mogen tollen ende ook wel expresselijk het soogenaamde herrejen (is een voorwerp laten draaien op een pin) met de tol ende dat tusschen de gehuijsdens in den dorpe van Lisse van de Lisserbrugge tot Adam Vreburg Graftweg, Broekweg ende Veenderweg, op verbeurte t’ elkens van ses stuijvers d eene helfte ten behoeve van den Schout van Lisse ende de andere helfte ten behoeve van den H Geest Armen van Lisse, sullende de ouders voor haarlieder kinderen ende de voogden voor hare wesen, moeten instaan, ende dese boete betalen, onvermindert het regt van den heer balliuw. Aldus gedaan gekeurt ende verboden bij den schout ende alle de burgemeesteren in ’t regthuijs van Lisse, op den 11 maart 1749 en op den 12 daar aanvolgende na voorgaande klokkegeslag ter poeje (is pui in de betekenis van een verhoging van waaraf men een menigte toespreekt) van het regthuijs van Lisse voor den volke afgelesen en geaffigeert.
(bron: gemeentearchief Lisse inv.nr. 16, Erfgoed Leiden en omstreken).

Wie zich er niet aan hield werd dus beboet met 6 stuivers. Arie en Jan startten daarom op zondag 1 juli1764 om half vijf ’s middags hun weddenschap bij de Lisserbrug, juist buiten het dorp, met als einddoel de herberg ‘Het wapen van Vrieslandt’, aan de Houttuin in het centrum van Hillegom. Ze werden aangemoedigd door hun dorpsgenoten Dirk Huijgen van der Klugt, Pieter Hendrikse Wassenaar, Pieter Teunisse, en Cornelis Reks, alias Kees Pons. Om ongeveer half zes was het gezelschap bij de genoemde herberg aangekomen, waar zij voor de deur de twee vanen bier consumeerden. Nu was bij de herberg ook een kolfbaan en Arie van Graave en Pieter Teunisse besloten om een spelletje te spelen om pintjes bier. Thomas van Dijk en Cornelis Reks voegden zich al spoedig bij hen. De Lissese broodbakker Dirk Romijn en Jan Leenderdse Wassenaar zagen hun dorpsgenoten en sloten zich bij het gezelschap aan. Elk spelletje kolf ging om een kannetje oud bier. Het bier dat men rond 1750 dagelijks dronk leek overigens niet op het bier dat we nu drinken. Het bevatte nauwelijks alcohol en smaakte waarschijnlijkmvrij zuur. Vandaar dat er veelal, zoals ook bij deze weddenschap, om oud bier werd gewed datmdonkerder van kleur was en zoeter. Ten slotte deden Pieter Teunisse en Arie van Graave nog een aantal spelletjes, elk spel om een fles witte wijn, waarmee ze vier flessen witte wijn verdienden. Daarna gingen ze weer voor de deur van de herberg zitten en nadat alle drankjes opgedronken waren, zijn Dirk Romijn en Jan Leendertse Wassenaar naar huis gegaan. Het was inmiddels bijna 10 uur ‘s avonds en de overblijvers legden ieder een stuivertje bij, wat veertien stuivers opbracht, zodat zij nog een laatste fles witte wijn konden kopen om daarna de terugtocht naar Lisse te aanvaar den. Dirk van der Klugt en Pieter
Hendrikse Wassenaar gingen de herberg binnen om de fles wijn te halen. De van oorsprong Limburger Ruth Gerritszoon, waard van de herberg ‘Het wapen van Vrieslandt’, zal geen probleem hebben gehad Dirk en Pieter nog een fles wijn te verkopen. ‘Binne die Lisser jongens hier nog, binne die nog niet weg’, zei de Hillegomse dagloner Ruth van Triest, die zich op dat late tijdstip bij de ingang van de herberg vertoonde. Had het gezelschap uit Lisse het bier en de wijn de gehele avond gemakkelijk door de kelen laten stromen, die uitdrukking van Ruth schoot bij hen toch in het verkeerde keelgat. Jan van der Klugt en Pieter Teunisse maakten Ruth duidelijk dat zij ‘die Lisser jongens’ geen gezegde vonden. Er ontstond een woordenwisseling en om de stemming niet al te veel te laten ontaarden bood Cornelis Reks aan dat Ruth wat wijn met hen dronk. Hij ging zitten en dronk vervolgens drie à vier glazen wijn. Nu was Ruth van Triest ook weer niet een van de gemakkelijkste Hillegommers. Op 24 juni 1756 was hij door de vierschaar van het baljuwschap van Noordwijkerhout, Lisse, Hillegom en Voorhout veroordeeld voor een geval van mishandeling. Vijf jaar later op 5 maart 1761 moest hij weer voor de vierschaar verschijnen omdat hij in september 1760 in de herberg de Morgenstar in Hilllegom ene Gerrit van Triest te lijf was gegaan. Voor het uithalen met een ijzeren tabakscomfoor naar het gezicht van Gerrit werd hij door de vierschaar voor de tijd van een jaar uit het baljuwschap verbannen. In die tijd hoorden de ambachten (dorpen) Hillegom, Lisse, Noordwijkerhout en Voorhout tot eenzelfde baljuwschap of hoge vierschaar. Het centrum van dit baljuwschap was Noordwijkerhout waar recht werd gesproken in het rechthuis en de eerste jaren ook gevonnist werd. Vanaf 1763 werden de vonnissen uitgevoerd in Lisse waar op het Vierkant een gevangenis werd ingericht en op welk plein ook een galg werd opgesteld voor misdadigers van ernstige misdrijven. Er werd recht gesproken door de baljuw of schout met een jury van dertien ‘welgeboren mannen’ ook schepenen genoemd. Dat zijn dus heren die bekend zijn in de ambachten die ze vertegenwoordigen en die van onbesproken gedrag zijn.

De plaats van het delict! Het Dorpsperk te Hillegom door Jacob Cats (1741-1799). Deze nachtelijke tekening is de omgeving waar het verhaal van de Lissese klootschieters eindigde in een grimmige schermutseling

We gaan weer terug naar onze klootschieters uit Lisse. Toen Ruth van Triest zijn glazen wijn had gedronken en juist op weg was vroeg hij Cornelis Reks te spreken. Cornelis liep naar hem toe, maar keerde onmiddellijk weer terug naar de groep omdat hij zag, naar hij later zei, dat Ruth van Triest een ontbloot mes in de hand had en hem dreigde te steken. Cornelis ging weer bij het gezelschap zitten en de groep ging ervan uit dat Ruth van Triest daarop naar huis was gegaan. Het was inmiddels al over elven en het gezelschap dronk daarom de laatste restjes wijn op en maakte zich klaar om naar huis te gaan. Plotseling stond Ruth van Triest weer bij hen met het mes in de hand wat hij over de keien van de straat haalde, zodat de vonken ervan af spatten. Jan van der Klugt ontstak in woede door deze provocatie en ging naar hem toe gevolgd door Thomas van Dijk, die bezig was zijn pijp met de houten kaars aan te steken. Het aansteken van een pijp gebeurde vroeger meestal met gloeiende kool. Een nadeel was dat de gloeiende kool soms inbrandsporen naliet op de boven zijde van de pijpenkop. Om dat te voorkomen werd de pijp daarom, zoals Thomas deed, aangestoken met een stuk smeulend hout, een zogenaamde houten kaars. Al ruzie zoekend dwaalden de strijdende partijen in het donker af naar het kerkhof, waar het onder de bomen nog donkerder was. Het kerkhof lag toen nog rond de Maartenskerk midden in het dorp. Thomas verklaarde later dat hij Jan volgde omdat hij bang was dat Jan komend vanuit het licht op het donkere kerkhof niet zou zien waar Ruth zou staan met zijn mes. Hij zou in een hinderlaag kunnen lopen, letsel kunnen oplopen of zelfs door Ruth om het leven kunnen worden gebracht. Ruth schijnt gezegd te hebben ‘bliksems kind moet jij bij ligte’. De achtergebleven Lisser zagen dat de meegenomen houten kaars, op het kerkhof aangekomen, uit ging. Kees Pons was het tweetal naar het kerkhof gevolgd. Wat er precies op het kerkhof is gebeurd, weten we uit het verslag van 11 juli 1764 van een tweetal leden van de groep, namelijk Dirk Huijgen van der Klugt en Pieter Hendrikse Wassenaar, een verslag dat werd vastgelegd bij notaris Willem Jacobus Sennepart te Lisse. Verder vinden we ook details van het gebeurde in de notulen van de verhoren van 12 juli 1764 door de vierschaar van Noordwijkerhout, op 13 december 1764 door de baljuw en op 23 januari 1765 door de vierschaar van Hillegom. Na enige tijd keerden Jan en Thomas weer terug van het kerkhof en vertelden de groep dat Jan van der Klugt de aanval van Ruth van Triest goed had afgeslagen, Kees Pons daarna Ruth op de grond had gegooid, waarna Thomas had gezegd dat het toen het moment was om Ruth van Triest aan te vallen waarna Jan hem zo geschopt had dat de zool van zijn schoen los gekomen was. Thomas van Dijk bleek Jan gewaarschuwd te hebben zijn eigen mes niet te gebruiken, waarop Jan van der Klugt het weggestoken had. Teruggekeerd van het kerkhof voegden zij zich weer bij het gezelschap, dat inmiddels op de weg stond te wachten omdat de herberg al gesloten was. Daarna ging de groep weer naar Lisse, eenieder naar zijn eigen huis na een enerverende avond. Wie nu denkt dat de Lissese klootschieters hiermee weg kwamen heeft het mis. We hebben al beschreven wie de Hillegommer Ruth van Triest was, maar laten we ook eens kijken wie de twee hoofdrolspelers uit Lisse waren. Thomas van Dijk werd in 1727 te Alkmaar geboren. Hij was meestersmid in Lisse. Thomas trouwde op 20-05-1759 te Lisse voor de schout en op dezelfde dag voor de kerk (RK) met Pieternelletje Harmensdr Schuurman, die toen 39 jaar oud was. Thomas was al snel weduwnaar en op 20-10-1765 hertrouwde hij (RK) met Maria Pietersdr van Oerle, die toen 27 jaar oud was. Uit het eerste huwelijk werden twee kinderen, Hendrik en Jannetje, en uit het tweede huwelijk vier kinderen, Pieter, Jacob, Hendrik en Sophia, geboren. Thomas overleed op 31-05-1771 te Lisse, waar hij ook begraven werd. Over Jan van der Klugt is minder bekend. Hij was mogelijk een broer van Dirk Huijgen van der Klugt, die hem aanmoedigde tijdens de weddenschap. Hoe komen we nu te weten of de Lisser klootschieters werden gestraft voor het mishandelen van Ruth van Triest? Daarvoor kunnen we de dingboeken raadplegen. Zoals al eerder beschreven behoorde Lisse met Hillegom, Noordwijkerhout en Voorhout tot één baljuwschap. De verslagen van de zittingen van de rechtbank van de baljuw werden vastgelegd in dingboeken. In het woord dingboek herkennen we ‘ding’ als juridische term zoals we die nu nog kennen in kort geding. In de dingboeken vinden we uitspraken over geschillen tussen dorpsbewoners over betalingen, eigendommen, criminele handelingen en gerechtshuwelijken (huwelijken tussen niet-gereformeerden).
In het crimineel dingboek van de jaren 1747-1776 van de baljuwschap van Noordwijkerhout, Lisse, Hillegom en Voorhout vinden we vanaf bladzijde 82 een verslag van de rechtdag gehouden te Lisse op 13 december 1764. Thomas van Dijk stond toen terecht voor baljuw Elbert Testart, die tevens hoogheemraad van Rijnland was en oudburgemeester van Haarlem. Thomas werd gedwongen op 32 van tevoren opgestelde vragen te antwoorden over wat er nu toch was voorgevallen op die eerste juli 1764 in Hillegom. Hij bevestigde dat hij op 1 juli 1764 met Dirk en Jan van der Klugt, Pieter Teunissen, Pieter Korsen, Arie van Gra(a)ve(n) en Cornelis Reks, bijgenaamd Kees Pons, voor de Hillegomse herberg van Ruth Gerritsz heeft gezeten en gedronken heeft. Hij vertelde dat hij de Hillegommer Ruth van Triest kende waarmee hij om 10 uur ’s avonds een woordenwisseling heeft gehad en dat Cornelis Reks op verzoek van Ruth van Triest naar hem toegegaan is. Dat daarna Cornelis uitbracht dat Ruth een mes bij zich had. Thomas beschreef dat later op de avond Ruth terug kwam en langdurig met een groot mes over de stenen van de straat schraapte. Cornelis Reks zou tegen Pieter Teunisse hebben gezegd ‘wie staat er op’, waarop Jan van der Klugt is opgestaan ‘met groote furie’, waarbij eenieder heeft gezien dat Jan een mes in zijn handen had. Thomas zette uiteen dat Jan Ruth geslagen en een schop gegeven heeft. Betreffende de brandende kaars bevestigde hij dat hij die in de hand had toen hij op het kerkhof was, maar dat die kaars al spoedig uit was gegaan en daarom niet de plaatsdelict kan hebben bijgelicht.

Op 11 juli 1764 waren Dirk Huigen van der Klugt en Pieter Hendrikse Wassenaar al verschenen voor Willem Jacobus Sennepart, notaris te Lisse, waar zij een beëdigde verklaring aflegden ten behoeve van Thomas van Dijk. In deze verklaring stonden dezelfde feiten vermeld als door Thomas op 13 december 1764 werden bevestigd. Op 23 januari 1765 verscheen Jan van der Klugt voor de vierschaar van Hillegom, waarbij hij bevestigde dat zowel hij als Ruth van
Triest messen bij zich hebben gehad. Hij bevestigde tevens dat Ruth van Triest door Kees Pons op het kerkhof van Hillegom werd vastgegrepen en op de grond gegooid, dat Thomas van Dijk het geheel bijlichtte met een kaars en dat hij Ruth op aanraden van Thomas van Dijk heeft geslagen en getrapt. Op 18 april 1765 werden beiden veroordeeld voor de mishandeling van Ruth van Triest. Jan van der Klugt werd veroordeeld tot een boete van 14 gulden en 7 gulden voor de kosten van de rechtszaak, totaal dus 21 gulden (koopkracht nu ongeveer € 250,-), voor de mishandeling van Ruth van Triest. Thomas van Dijk werd veroordeeld tot een boete van 7 gulden en 14 gulden en drie stuivers voor de kosten van de rechtszaak, totaal dus 21 gulden en 3 stuivers, voor het bijlichten van de mishandeling met een kaars. De Lisser vriendengroep zal niet snel meer een wedstijd klootschieten hebben gehouden.

Geraadpleegde bronnen o.a.
DTB (doop, trouw en begraafregisters) Lisse; archief Notaris Willem Jacobus Sennepart en een transcriptie gemaakt door Arie den Hoed uit dat archief; crimineel dingboek van de jaren 1747-1776 van het baljuwschap Noordwijkerhout, Lisse, Hillegom en Voorhout (Erfgoed Leiden en omstreken).

Een kolfje naar zijn hand

Leven en laten leven in Lisse:  Een onderzoek naar de zorg voor armen (1587 – 1729)

Op 17 november 1587 vergaderen in de Jonker Johan van Mathenesse, heer van Lisse Nijclaessone,  Zij vergaderen om te komen tot de oprichting van de Heilige Geest Armen. Om iedere schijn van fraude te voorkomen moest ieder jaar een degelijke jaarrekening gepresenteerd worden waarin precies werd vermeld waar de inkomsten vandaan kwamen  en waar de uitgaven aan  uitgegeven waren. Deze moest ieder jaar door de heer van Lisse of zijn gevolmachtigde goedgekeurd worden. De pastoor had enkel een adviserende taak. De armoede in Lisse wordt beschreven.

door Arie de Koning

2020

Hoe kwetsbaar was de bevolking van het Hollandse platteland aan het einde van de late Middeleeuwen tot het begin van de vroegmoderne tijd bij voedselcrises en hoe was de situatie in Lisse in het bijzonder?

Met deze vraag aan mijzelf zadelde ik me op met een megapuzzel. Terugvallen op eerder onderzoek was niet mogelijk omdat er altijd onderzoek is gedaan in de grote steden, wat ook wel logisch is, want men kan gerust veronderstellen dat de grootste problemen bij voedseltekorten zich afspeelden in die zelfde grote steden.

Waar in perioden van sterk gestegen voedselprijzen de mensen, die zich normaliter het hoofd maar net boven water konden houden, in ernstige problemen kwamen. Meestal reageerden de steden hierop met een regulatie van de broodprijzen en werden er export- verboden ingesteld voor granen. Dit alles om de rust te bewaren binnen de stad. Dit kostte de stad veel geld, maar werd nodig geacht om volksoproeren te vermijden. Maar hoe ging dat dan in de dorpen en gehuchten op het Hollandse platteland?

De 16e en 17e eeuwse Republiek der Vereenigde Nederlanden kende in tegenstelling tot bijvoorbeeld Frankrijk of het Duitse Rijk geen ernstige hongersnood met grote sterfte onder mens en dier. Hier is althans in de archieven niets van te vinden, maar extreme prijsstijgingen en voedseltekorten deden zich wel degelijk voor.

Hoe Lisse zich in de eeuwen achter ons heeft staande weten te houden gaan we proberen duidelijk te maken

We moeten ons realiseren dat het verbouwen van tarwe en rogge, de hoofdbestanddelen van brood, maar op een paar plaatsen in Holland mogelijk was en die opbrengst was zeker niet voldoende om de groeiende bevolking te voeden. Ook in het Ambacht Lisse groeide graan zeer slecht, er werd beweerd dat er meer zaad de grond inging dan er geoogst werd. Dat is bewijsbaar in de archieven. Daar ontbreken namelijk de handel in de tienden van de graanopbrengst. Gras en koeien daar en tegen, groeiden opperbest in Lisse, maar daar kon je geen brood van bakken. Juist in Holland was de plattelandsbevolking al sinds de Middeleeuwen aangewezen op de stadsmarkten als het ging om voedselvoorziening en dan met name voor brood. Marktschippers brachten rurale producten naar de stadsmarkten en kwamen terug met koopwaar welke niet in de dorpen voorhanden was. Zo ook in Lisse waar  vier marktschippers diensten onderhielden op respectievelijk Amsterdam, Rotterdam, Haarlem en Leiden, waar men uit Lisse zuivel, aardbeien en ander fruit, groenten en peulvruchten bracht en uit Amsterdam tarwe en Rogge meenam naar Lisse voor de plaatselijke bakkers die ook bleken te bakken voor enige buurdorpen. Dit had alles te maken met de aanwezigheid van een molen in Lisse welke de “windrechten” bezat van het district. Maar dat is weer een ander verhaal.

De keuze voor Amsterdam als graanleverancier voor Lisse was een juiste keuze gebleken. Gedurende de 16e eeuw groeide Amsterdam uit tot het centrum van de graanhandel in Europa die met speciaal ontworpen en gebouwde Fluitschepen op zeer efficiënte manier graan kocht in de Baltische landen en met minimale kosten het graan vervoerde naar Amsterdam. Lisse was al sinds mensenheugenis opgenomen in het handelsnetwerk van Amsterdam en zo’n netwerk was in schaarsteperioden moeilijk af te sluiten door de autoriteiten. Daarbij kwam dat Amsterdam zijn rurale partners niet in de kou liet staan. Zo gebeurde dat Lisse meestal voldoende graan had om haar inwoners te kunnen voeden, ook al om te voorkomen dat Amsterdam overspoelt zou worden door massa’s hongerige plattelanders. Dat vergde enige organisatie waarbij twee mechanismen een rol speelden.

Ten eerste was dat de regulering van de handel in graan en vooral brood, onder andere door exportverboden, broodprijszetting en, misschien wel de belangrijkste, de aanleg van publieke graanvoorraden. In het gewest Holland was hiermee in de donkere 15e eeuw een begin gemaakt. In de moeilijke 16e eeuw werd dit soort beleid alom toegepast en ook in de 17e eeuw greep men er regelmatig op terug. Het tweede relevante mechanisme was de armenzorg, welke vrijwel geheel een lokale aangelegenheid was  en daar gaat het ons in eerste instantie om in dit onderzoek.

De Hollandse stedelijke en gewestelijke autoriteiten hadden al in de 15e eeuw, tijdens de ernstige voedselcrises van 1437-39, 1481-82 en 1490-91 tot ingrijpen besloten, maar de maatregelen behelsden maar twee dingen:  het standaard repertoire, exportverbod op graan. Dit ging zeer  ver en zelfs een stad als Amsterdam, welke toch alle belang had bij een vrije graanhandel, verbood de uitvoer van graan uit de stad in de duurtejaren 1623-24 en 1629-30. Een tweede pakket aan maatregelen  betrof de beheersing van de broodprijzen. Het belangrijkste instrument hiertoe was de broodprijszetting, een systeem waarbij de prijs van brood door de lokale autoriteiten werd vastgesteld op basis van de marktprijs van graan met een zekere demping van de graanprijsfluctuaties. Dit zou je subsidiëring kunnen noemen. Op het platteland was hier niet veel van te merken geweest, maar altijd bleef er een groep mensen die tussen de wal en het schip dreigden te geraken, de armen.

Armenzorg op het platteland

Het groeiend aantal armen noodzaakte tot een gecoördineerd stelsel onder regie van de autoriteiten en beperking tot bedeling van de zogeheten ‘eerlijke’ of ‘regte’ armen, zij die door oorzaken buiten hun schuld, zoals ziekte, handicap of ouderdom, niet in staat waren om te werken en een streng optreden tegen bedelaars en klaplopers die Europa overspoelden uit gebieden waar oorlog heerste. Deze rondtrekkende armen werden in vergelijking met de “eigen” armen gezien als oneerlijke armen. Ze waren gezond van lijf en leden en konden dus wel werken. Deze bedelfraude bereikte zijn hoogtepunt bij de uitgave van het boek “Liber Vagatorum” (het boek van de zwervers). Hierin werden alle trucs en allerlei soorten bedelmanieren, van stomme spelen tot het verstoppen van ledematen, uitgebreid uit de doeken gedaan. Het resultaat was een verbod op de bedelarij.

Op het platteland, dus ook in Lisse, had men ook te maken met rondtrekkende groepen armen, eerlijke en oneerlijke, groepen soldaten en groepen deserteurs. Het was de autoriteiten van Lisse er alles aan gelegen dat dit soort bezoekers zo snel mogelijk weer op weg te helpen om problemen te voorkomen, een brooduitdeling was meestal toereikend.

Op de smalle corridor in de duinen, begrensd door het Leidse meer in het oosten en de Wildernis in het westen, op de weg tussen  Haarlem en ’s Gravenhage, lag het Ambacht Lisse zeer strategisch en allerlei gelukzoekers, bedelaars, allerhande troepen en deserteurs, kwam door Lisse op weg naar de grote steden. Dit is waarschijnlijk ook de reden dat de versterking Dever op deze plaats is gebouwd; militaire controle over de doorgaande route.

We weten uit de oude archieven van Lisse wanneer de armenzorg is opgericht.

Personificatie van een 16e eeuwse arme bedelaar uit de Liber Vagatorum

Op 17 november 1587 vergaderen in de ” costerije huijsinge  staende aent Kerchof”, Jonker Johan van Mathenesse, heer van Lisse Nijclaessone, tegenwoordig residerende op Sijne Hoffstadt genaamd Dever alhier te Lisse ten eenre, en een groot aantal lieden ten sijde. Zij vergaderen om te komen tot de oprichting van de Heilige Geest Armen. Deze lieden, van wie er een aantal worden genoemd, zijn de zogenaamde “opsyenders ende ondervinders” van het Onse Lieven Vrouwe Gilde. Genoemde personen zijn onder andere: Dirc Barthoutssoen van Betanyen, van beroep snyder (kleermaker), Jan Jacobssoen Wassenaar alias Doncker, Pauwels Reynoutszoen van Broeckhuijsen, Jan Hendricxsoon van Egmondt alias Mol, Willem Adryaenssoon Schenaert, Pieter Aelbertssoen backer, Pieter Willemsen van Moerkercken alias vouger (metselaar) en Jan Dirk Jacobssoen van der Son, “mit meer andere gebuijren”.

De voornoemde Gilde-broeders hebben beloofd en gegeven de jaarlijkse inkomsten van pacht en rente die toebehoren aan de Gilde, te samen de somma van 17 gulden en 10 stuivers. Het geschatte kapitaal aan land en obligaties wordt geschat op 300 guldens. Hieruit blijkt dat er in Lisse niet een absolute noodzaak was te veranderen van armenzorg wat voorheen door het bovengenoemde gilde werd verzorgd.

De Heilige Geest Armen

De oprichting van de Heijligen Geest Armen  zal een gevolg zijn geweest van een andere koers die gevaren werd door de leiding van de Roomse Kerk op het gebied van armenzorg onder druk van het gemor van de burgerij op het voorgaande beleid van dezelfde Kerk. Anders dan de naam zou vermoeden is de Heiligen Geest Armen geen parochiale instelling geweest, maar stond onder toezicht van het dorps bestuur  die de Armmeesteren aanwees die volgens een rouleersysteem twee jaar in functie bleven.

Om iedere schijn van fraude te voorkomen moest ieder jaar een degelijke jaarrekening gepresenteerd worden waarin precies werd vermeld waar de inkomsten vandaan kwamen  en waar de uitgaven aan  uitgegeven waren. Deze moest ieder jaar door de heer van Lisse of zijn gevolmachtigde goedgekeurd worden. De pastoor had enkel een adviserende taak.

De Kerk had natuurlijk het allerbeste overzicht over het wel en wee van haar parochianen waardoor de Armmeesteren maatwerk konden leveren. Met het groeien van het dorp zal er meer maatwerk geleverd zijn maar dit was van korte duur. Vijf jaar na de oprichting van de Heiligen Geest Armen raasde de Reformatie ook over Holland. Zelfs Lisse onderging het ten volle en toen het weer tot rust kwam was het Roomsche geloof verboden en was de Kerk overgegaan in handen van de Gereformeerden. Het was voor veel mensen zeer verwarrend. Wat bleef waren de Heiligen Geest Armmeesters. Deze organisatie welke in haar korte bestaan zo slagvaardig had gehandeld was te kostbaar om op te heffen.

Zoveel ervaring hadden de protestanten niet opgedaan in hun verbanningsoorden dat zij het zich konden permitteren deze organisatie op te heffen. De Protestante Diaconie werd naadloos overgenomen en men ging op de oude manier en met gebruik van de oude kapitalen en beleggingen verder. Alleen om Armmeester te worden moest men Protestant zijn. Armoede was in de vroeg moderne tijd overigens een vrij relatief begrip. Wie onvoldoende kon beschikken over de noodzakelijkheden voor het dagelijks bestaan, zoals men aan zijn stand verplicht was, kon men arm noemen. Hieronder viel de armoede van een jonge weduwe met kleine kinderen die onvoldoende inkomen had om haar gezin onderdak, gevoed, gekleed en ’s winters warm te houden. Maar ook de koopman of ambachtsman, die door ziekte of economische tegenslag verarmde zodat hij beneden zijn stand moest leven kon men arm noemen. Het blijkt uit de Rekeningen van den Heiligen Geest Armen dat de grootste groep armen te bestaan uit gewone gezinnen waarin én de ouders én de kinderen werken, maar er niet in slagen voldoende inkomen te genereren. Opvallend is dat de hele groep bestaat uit mensen welke geen toegang hadden tot land, pachtland dan wel te verstaan. De investering was blijkbaar niet op te brengen voor deze mensen. Mensen die in normale tijden er net in slaagden rond te komen maar bij tegenslag direct afhankelijk werden van de armenzorg. Bijvoorbeeld door ziekte. Wie voor langere tijd op één plek woonde had doorgaans de beschikking over een netwerk van buren, familie, geloofsgenoten, vrienden of werkgever waarbinnen met elkaar over en weer hielp. Was de tegenslag echter voor langere tijd, dan was een meer structurele ondersteuning nodig. Overigens was arm zijn absoluut geen schande. De arme mens was immers het evenbeeld van Jezus die ook niets bezat. Door de arme te helpen kwam dat weer ten goede van je eigen zielenheil en dat was in die tijd heel belangrijk. Dat verkortte namelijk de tijd welke de overleden goede gever in het vagevuur door moest brengen alvorens opgenomen te worden in de hemel. Het was dan ook vanzelfsprekend dat de ontvanger van de gulle gaven, de arme, zou bidden voor de gever, ook dat was goed voor zijn zielenheil.

Vaak wordt verondersteld dat de armoede op het platteland wel meeviel en onder het percentage van de grote steden moet hebben gelegen, maar is dat altijd waar?

Lezend in de Kohieren van het Zout en Zeep van de jaren 1680 en 1685 berekende ik dat in Lisse 3% van de huishoudens bedeling ontving. Ter vergelijking in Noordwijk lag dit percentage op 8%, in Berkel op 11%, ’s Gravendeel 4% en het Noord-Hollandse Graft zelfs op 14%. Hier steekt Lisse zeer gunstig af maar voor een verklaring voor deze verschillen is meer onderzoek nodig. Bedenk dat in deze tijd het percentage in de stad Delft op 15% lag.

Om te zien of deze 3% de normale standaard was in Lisse hebben we de Rekeningen van de Heilige Geestarmen nodig. In het Gemeente Archief van Lisse zijn deze aanwezig voor de periode 1587 tot en met 1729, een goede 140 jaar. Hierin moeten we meer kunnen vinden. Probleem was de kwaliteit waarin deze Kohieren zich bevonden. Veel van de boeken waren uitgehold door de muizen en het gebruikte handschrift toonde veelal overeenkomsten met het Assyrische spijkerschrift. Zo ben ik begonnen de kohieren te transcriberen om meer duidelijkheid te verkrijgen samen met leden van de Genealogiegroep van de Cultuur Historische Vereniging Oud Lisse, Dirk Floorijp en Leo van der Geer. De eerste resultaten kwamen binnen en na een vluchtige analyse viel op dat het aantal mensen wat bijstand ontving of “gealimenteerd werd” ongeveer gelijk bleef maar ook viel me op dat de namen van de gealimenteerden nauwelijks veranderden. Blijkbaar waren er een aantal vaste klanten van de Armenzorg niet uit hun armoede te halen met de geboden bijstand. Helaas werd in de Kohieren niet vermeld de reden van hun armoede, wel dat zij meestal een groot aantal kinderen bezaten. Zo bezaten de Heilige Geest Armen een huijsje aan het Kerkhof die aan daklozen ter beschikking kon worden gesteld. Een enorme luxe voor een plattelands dorp. In dit huijsje konden twee gezinnen gehuisvest worden en de bedoeling was dat er enige bijdrage in huur zou worden betaald. Ik vond dat sedert mei 1695 ene Pieter Pieterse Berendregt met zijn grote kinderschare daar woonde en dat hij daar nog steeds woonde in mei 1729 en dat hij geen huur kon betalen wegens onvermogendheid. In 35 jaar had hij geen kans gezien zijn positie te verbeteren! Waarschijnlijk was deze Pieter zwaar gehandicapt anders was dit nooit toegelaten.

Uit de kohieren blijkt dat er een systeem bestond van bijstand in natura, zoals schoeisel en kleding, voeding als brood, en geld. Helaas wordt niet per persoon gespecificeerd wat de behoeftigen kregen alleen een totaal bedrag. Alleen in 1695 wordt vermeld dat er aan de armen was geleverd 102 Roggebroden en 51 Tarwebollen a 30 gulden 5 stuivers en 10 penningen. Ook boter ter waarde van 10 gulden 16 stuivers en 12 penningen stond op de lijst evenals loon voor de Chirurgijn voor zijn heelkunsten. Aan geld werd in 1695 gemiddeld 20 gulden uitgekeerd voor 8 personen per maand.

In de leesbare gedeelten van de Kohieren is de Rekening zeer transparant, uitgebreid wordt verklaard hoe de kas werd gevuld en ook hoe de kas werd benut. De Heilige Geest kas werd gevuld voor een groot deel door renteopbrengsten uit Losrente brieven en Obligaties uitstaande bij de overheid. Solide beleggingen. Verder uit inkomsten van landbezit in de vorm van Erfpachten, collectes bij de uitgang van de Kerk (niet in de Kerk) of langs de deuren verkregen. Uniek waren de extra leges welke werden geheven bij handelstransacties aangegaan voor het Gerecht van Lisse ten behoeve van de armen, boetes opgelegd door de Schout kwamen geheel ten goede aan de Armen en een percentage van de openbare veilingen of Boelhuizen die werden bedongen voor de armen. Er was zelfs in de loop der jaren een heus Armenbos ontstaan waarvan de houtopbrengst voor de armenkas was bestemd. Als in oktober de kramen voor de Lisser Kermis arriveerden kregen zij allemaal een bezoek van de Schout welke om ” Recognitie” kwam. Met andere woorden betalen of wegwezen van de Kermis. Het was verrassend wat de Schout  zoal bij elkaar bedelde.

Zoals iedere armeninstelling was de Heiligen Geest Armen afhankelijk van de goedgeefsheid van de burgers, Collectebussen, zoals dit 17e eeuws  exemplaar, moesten daarom een wervend karakter hebben en werden daartoe opgesierd met tot de verbeelding sprekende afbeeldingen.

Er zitten wel behoorlijke verschillen van jaar tot jaar in de boekhouding. Dit zou te maken gehad kunnen hebben met de strengheid van de winters want de Armmeesteren verstrekten ook brandhout of turf aan de behoeftigen. We zoeken verder. Lisse is een van de weinige dorpen in Zuidholland waarvan de Rekeningen van de Heilige Geest, belastingregisters en doop, trouw en begraafboeken van de Hervormde Kerk voor deze vroege periode beschikbaar zijn. Data van de Hervormde Diaconie ontbreken helaas maar de Hervormde Kerk groeide in Lisse maar heel langzaam dus aangenomen mag worden dat de Heiligen Geest in Lisse het grootste deel van de armenzorg voor het dorp bediende, maar nogmaals, de Heilige Geest en de Diaconie waren feitelijk één “bedrijf”.

Vooral in het begin van zijn bestaan kreeg de Heiligen Geest Armen een vuurdoop. Eind jaren  1590 was er sprake van een langdurige periode  van zeer hoge voedselprijzen. Er waren hiervoor meerdere omstandigheden verantwoordelijk. Zowel in 1595 als in 1597 was er sprake van misoogsten in grote delen van Noordwest Europa.  Holland zelf kreeg in die jaren te maken met omvangrijke overstromingen, terwijl het gebied in het tussenliggende jaar 1596 ook nog een muizenplaag te verwerken kreeg. De gevolgen waren dat jarenlang de prijs van rogge, het belangrijkste broodgraan, ver boven zijn normale niveau uitstak zoals in grafiek 1 duidelijk wordt aangegeven. Ook weten we uit andere studies dat in de jaren 1597 en 1598 bij de armenzorg in de steden in Holland het water aan de lippen stond.

 

Grafiek 1. Roggeprijzen  in  Amsterdam  en  Utrecht in gram  zilver  per  hectoliter Rogge. Bron: N.W. Posthumus, Nederlandse prijsgeschiedenis 2 (Utrecht 1964)

Er werden grote hervormingen in de steden doorgevoerd om de problemen het hoofd te kunnen bieden. In de dorpen was hervorming niet nodig maar de Rekeningen laten ons zien dat er ook in Lisse problemen waren ontstaan. Dit waren bekende jaren van tekorten aan het einde van de 16e eeuw. Hoe was dat in andere jaren? Laten we het einde van de 17e eeuw eens nemen, de eeuw die volgens onze schoolboekjes een “Gouden Eeuw” moet zijn geweest. We zullen een tijdsbestek van 10 jaar nemen voor een ruim gemiddelde. We beginnen met het jaar 1696 en gaan tot 1705. Wat blijkt: in de 10 jaar tussen 1697 en 1705 werden in totaal zeventien huishoudens regelmatig bedeeld door de Heilige Geest. Opvallend was het relatief grote aantal weduwen en alleenstaande vrouwen welke bedeeld werden. Ook waren er twee gezinnen welke de gehele periode bedeling ontvingen inclusief woonruimte. Ook zien we in het duurtejaar 1699 het totaal aantal bedeelde huishoudens bijna verdubbelen van 9 naar 15 gezinnen. Dit bewijst dat de hoogte van de graanprijs wel degelijk invloed had op het aantal behoeftige huishoudens in Lisse. Nemen we de gehele tijdsduur van 1587 tot 1729 is het gemiddelde aantal bedeelde huishoudens in Lisse 12.

Bij voorbeeld in 1680 waren er negen huishoudens die bedeling ontvingen. Verdeeld  over zes weduwen met kleine kinderen, één weduwe zonder kinderen, één vrouw alleen en één compleet gezin met vader, moeder en drie kinderen boven de tien jaren waar van er één in de oorlog was. Lisse had toen in 1680 een bevolking van 290 inwoners. Er waren 48 zg Capitalisten, 233 arbeiders of ambachtslieden en 9 armlastigen.  Hierbij komen we uit op een percentage van ruim 3% en dat ligt ongeveer gelijk met de gemiddelden welke we vinden in de andere jaren en komt overeen met het  reeds gevonden percentage in 1680. Hierbij steekt Lisse goed af bij andere dorpen. Door hoge graan- en voedselprijzen en de strengheid van de winter waren er tekorten op de balans in 1679, 1698, 1699, 1700 en 1701. En vanaf 1702 waren de uitgaven torenhoog maar werd de balans sluitend afgesloten en later werden zelf bescheiden overschotten in de Rekeningen gemeld zoals in het jaar 1729 toen het boekjaar werd afgesloten met een overschot op de balans  van twee honderd twee guldens en elf stuivers. Het jaar ervoor had men nog een tekort van 149 gulden. Het systeem had gewerkt in Lisse.

Anders was de situatie in de steden.

Door de enorme toeloop van mensen die niets  meer bezaten , werd de situatie dikwijls onbeheersbaar. Zo ook in de stad Leiden waar de Armmeesteren constateerden dat de  geschonken goederen of gelden niet altijd goed werden  besteed. Vaak vond men een bedeelde  laveloos in de kroeg waar hij zijn geschonken  geld voor nieuwe schoenen  belegde in alcoholische versnaperingen. Er zou een enorm controle systeem moeten worden opgezet. Men ging daarom over op het verstrekken van een muntje, gemaakt van lood. Een “loodje” genaamd in de volksmond waarmee men bijvoorbeeld bij de bakker brood kon kopen. Als de bakker voldoende muntjes had kon hij deze bij de Armmeesteren in leveren voor geld. Kroegbazen konden dat niet. Men zegt dat hier het gezegde “zijn laatste loodje leggen” van af zou stammen, ofwel hij is overleden. Het zou zo maar kunnen.

Conclusie

In perioden van voedselschaarste en hoge prijzen heeft het dorp Lisse ook alle zeilen moeten bijzetten maar de schade bleef desondanks te overzien. Er was geen sprake  van massale trek naar de steden van hongerende inwoners van Lisse. Dat is mijns inziens te danken aan het feit dat Lisse in normale tijden via de stedelijke markten hun graan inkochten. Daarmee was in duurdere tijden een kant en klaar netwerk voorhanden maar had Lisse ook een zekere morele aanspraak op een deel van de in de steden aanwezige graanvoorraad. De Heilige Geest Armmeesteren van Lisse reageerden daadwerkelijk op prijsstijgingen door én hogere uitkeringen te verstrekken én meerdere bedeelden toe te laten. Let wel dat de uitkeringen uiterst sober gebeurden, men werd er niet beter van maar men bleef wel in leven en ook niet onbelangrijk, werd men bedeeld, hoorde daar bij wel  een begrafenis van de Armen in een graf van de Armen.

Bronvermelding:

J.A. Faber,                           Dure tijden en hongersnoden in pré-industrieel Nederland

Remi van Schaik,               Prijs- en levensmiddelen politiek in de Noordelijke Nederlanden van de 14e tot de 17e eeuw: bronnen en problemen

Gemeente Archief Lisse   Inv.nr.229,289,290,291,293,294,295 (Transcripties)

www.oud.noordwijk.nl    H. Schelvis: Zout zeep heere en redemptiegeld 1680

Peter van der Krogt;         Berkel: familiegeld 1680

Ingrid van der Vlis:           Leven in armoede. Delftse bedeelden in de 17e eeuw.

Dekker:                                Holland in beroering

Cult.Hist. Ver. Oud Lisse Arie de Koning: Resolutieboek van Schout en burgemeesteren van Lisse 1681-1795

Jessica Dijkman:               Het dagelijks brood

Dirk Floorijp:                     Fotografie en controle transcripties

Leo van der Geer :              Transcripties

Vaak werd men van de armen begraven

Pestdokter met hoed

Pandemieën  ook in Lisse (Pest)

Sporen van vroeger (LisserNieuws)

16 juni 2020

Door corona  zijn wereldwijd veel mensen overleden. De angst voor en voorzorgmaatregelen tegen het coronavirus heeft de wereld in zijn greep. Ook in Nederland. Ook in Lisse. Zo’n ernstige wereldwijde epidemie is in de geschiedenis echter geen uitzondering.

Voorbeelden van gevaarlijke besmettelijke ziekten door bacteriën zijn de pest, de tering=tuberculose en cholera en door virussen de pokken, H.I.V., Spaanse griep=Influenza en nu corona. Malaria krijg je door een parasiet.

Tuberculose is nog steeds de meest dodelijke infectieziekte ter wereld. Elk jaar krijgen 10 miljoen mensen deze ziekte. Er overlijden meer dan 1,5 miljoen mensen per jaar aan tbc. Vooral door de combinatie met een hiv-infectie en een multiresistente tbc is het moeilijk om de ziekte wereldwijd onder controle te krijgen. In het verleden waren er in Europa, waaronder Nederland miljoenen slachtoffers te betreuren.

Pest, ook de Haastige Ziekte of Zwarte Dood genoemd, is een besmettelijke infectieziekte die wordt veroorzaakt door een bacterie. De bacterie wordt overgedragen van ratten op mensen via rattenvlooien. De ziekte heeft in het verleden tot massale sterfte onder de Europese bevolking geleid. Wereldwijd komt de pest nog voor in een aantal landen, waaronder Madagaskar, Congo en Peru.

De pest kwam vanuit de in het wild levende knaagdieren via de Zijderoute uit het Oosten. In 1347 bereikte de eerste pandemie de havensteden van Italië en verspreidde zich van daaruit razendsnel over Europa en bracht ongekende rampspoed met zich mee. In enkele jaren stierf een derde van de Europese bevolking. De ziekte bleef in Europa hangen. Met wisselende tussenpozen veroorzaakte de pest aan het begin van de 17e eeuw her en der catastrofes met vele doden. De derde pestpandemie begon in 1855 in de provincie Yunnan in China. Deze pandemie kostte alleen al in China en India meer dan twaalf miljoen mensenlevens.

Ook in Lisse heeft de pest toegeslagen.

Arie de Koning, vrijwilliger bij de VOL, heeft onderzoek naar de pest in Lisse gedaan en daarover in 2018  een lezing  in de Vergulde Zwaan gehouden. Hij is in de oude archieven van Lisse diverse aanwijzingen over de pest in Lisse tegengekomen. Het staat vast dat er minimaal 4 slachtoffers aan de pest zijn overleden. Zo staat er in een transportacte uit 1603 van de Heilige Geest Armen van Lisse dat Dircx Thonis Vranckenssoon (van den Burgh) 100 gulden aan de Armenmeesters vermaakte. Er staat dat hij ‘te bedde lag vanweege de Pest’. Later bezweek hij daaraan.

In 1603 was er een grote epidemie in Leiden. De regio tussen Leiden en Haarlem had goede verbindingen via Lisse. Door de postkoets, vrachtkarren en ander vervoer werd de ziekte verspreid over de dorpen langs deze route. Onhygiënische toestanden met ratten en vlooien deden de rest.

Pestdokter met hoed

Pestdokter met hoed.Foto: Oud Lisse

CRIMINEEL DINGBOEK: VOL droeg financieel bij aan de aanschaf van achttiende-eeuws Crimineel Dingboek

Baljuw Gerard II Bicker van Swieten

VOL droeg financieel bij aan de aanschaf van het achttiende eeuwse Crimineel dingboek. Enkele voorbeelden worden gegeven.

door Ria Grimbergen

Nieuwsblad Jaargang 18 nummer 4, december 2019

Jannetje Jans van der Wilde uit Lisse baarde op woensdag 17 maart 1723 een dochter. Het begin van een klein drama, want Jannetje was ongetrouwd. Als vader wees zij aan Adriaan Jacobs de Goede, eveneens uit Lisse, een getrouwd man. Jannetje bekende dat zij overspel had gepleegd en “vleeselijke conversatie“ met De Goede had gehad. Baljuw Gerard II Bicker van Swieten oordeelde dat volgens de landswetten en goddelijke wetten overspel ten hoogste strafbaar is en veroordeelde Jannetje tot 14 dagen gevangenis op water  en brood en betaling van de proceskosten. Adriaan bleef ongestraft. Dit is een van de zaken uit het Crimineel Dingboek van de Hooge Vierschare van Noordwijkerhout, Hillegom, Lisse ende Voorhout over de jaren 1698-1726.

De historische verenigingen van Lisse, Noordwijkerhout, Voorhout en Leiden kochten onlangs
gezamenlijk van het Lissese antiquariaat Goltzius dit achttiend eeeuws manuscript. Donderdag 21 november vond de overdracht  plaats aan Erfgoed Leiden en Omstreken. Helmi Beijsens en Henk Schaap vertegenwoordigden bij deze plechtigheid Oud Lisse. Als secretaris had Helmi de eer voor de vereniging de overdrachtsacte te tekenen. In het Nationaal Archief berustten voorheen de Criminele en Civiele Dingboeken van de Hooge Vierschaar van onze streek, maar deze zijn onlangs overgedragen aan Erfgoed Leiden. De verzameling vertoont leemtes, jaren waarin de baljuw zijn zaakjes niet netjes overdroeg. Een Dingboek bleef dan eeuwen familiebezit. De mensen van Erfgoed Leiden zijn enthousiast dat met dit manuscript nu een van die gaten is opgevuld en wij met hen, want het Dingboek bevat een schat aan verhalen.

Wat is zo’n crimineel dingboek nu precies?

Daarop gaf archivaris  André van Noort van Erfgoed Leiden op deze 21ste november toelichting. Het baljuwschap werd gevormd door een baljuw en zijn schepenen, de welgeborenen, de mannen met aanzien. Zij spraken recht in civiele zaken, zoals onderlinge ruzies, die werden vastgelegd in de Civiele Dingboeken. Die werden vaak afgedaan met boetes. Misdaden en overtredingen van de wet berechtten zij in de criminele of hogere rechtspraak, die de bevoegdheid had lijfstraffen en zelfs de doodstraf op te leggen. Prostitutie, bedelarij, overspel, messentrekkerij, moord, dat waren de zaken waarover de criminele rechtspraak oordeelde. Jannetje hoorde haar vonnis aan van mr. Gerard II Bicker van Swieten. Bicker van Swieten was vanaf 1714 baljuw van Noordwijkerhout, Hillegom, Lisse en Voorhout en een lid van een van de zeer rijke families die de dienst uitmaakten in de Republiek. Voor hem was mr. Pieter Dierquens (tot 1713) baljuw van het rechtsgebied. In de achtentwintig jaren die het Dingboek beslaat worden rond de 75 personen door het baljuwschap berecht. Erfgoed Leiden heeft het manuscript gedigitaliseerd. Het toegangsnummer is 0755.

Dingboek

Veldnamen in Lisse

door A. de Koning

25 november 2018

VELDNAMEN ZO ALS VAN OUDS GEBRUIKT IN LISSE

BEEKCAMP: gelegen in de Lisserbroek
ZO Broekweg, ZW Bredeweg, NW Lisserbeek, NO wed. Adriaen Willems.

BENTCAMP: gelegen in de Lisserbroek

BOODCAMP: gelegen in de Lisserbroek.

BOSCAMP: ZO de Cruijsweg, NW de Schouwbeek

CALFCAMP: gelegen in de Lisserbroek

CRUIJSCAMP:

DONKERE CAMP:

GARSTCAMP: gelegen in de Lisserbroek
ZO de Schouwsloot, ZW de Kwadeweg, NW de Broekweg

GEESTCAMP: gelegen in de Lisserbroek
NW de Broekweg

GERRIT AVENWEG: noordelijke grens Lisse – Hillegom

GREVELINGCAMP: gelegen in de Roversbroek

HELLECAMP: gelegen in de Sassemerbroek
3 morgen land gelegen op Hellegat, NO Gravewater

HONGERCAMP: gelegen achter het Huijs te Lisse

KOECAMP: gelegen in de Lageveen

LOOSTERCAMP: 13 ½ hont land in de Mosveen

MIDDELWEIJ:gelegen in de Lageveen

NESSE VAN DE PASTORIE VAN LISSE: ZO de Lisserbroekweg

POELCAMP:

SANT TOOM:gelegen op Hellegat

SMALLE CAMP: gelegen bij de Broekweg

SMALLECAMP:

SIJMON WITZESCAMP:

VENNETGEN: gelegen in Oosteinde

ZWADDELCAMP: gelegen in Sassemerbroek

 

Het onderhoud en bestraten van de wegen in Lisse.

door Arie Koning

9 oktober 2018

Het onderhoud en bestraten van de wegen in Lisse.

Lees de kortere samenvatting De allereerste bestrating van wegen en straten in Lisse

In de vroege jaren van de 18e eeuw kon men nauwelijks van wegen of straten spreken in Lisse, zo was de Heereweg niets meer dan een karrepad van zand en puin zoals deze er al eeuwen bij gelegen had. Er was een onderhoudsplicht voor de inwoners van het dorp. Ieder moest zijn gedeelte waar zijn huis of boerderij aan lag begaanbaar en schoon houden en als het erg droog werd moest de weg nat gehouden worden om verstuiving van het droge zand te voorkomen. iedere inwoner van Lisse welke paarden bezat moest bij toerbeurt “puin karren” om de grootste gaten te dichten en weer af te vlakken met zand, welke in ruime massa aanwezig was in Lisse. Als vergoeding hiervoor mochten de paardenbezitters hun paarden laden grazen in het duin van de wildernis. De animo voor deze weg werkzaamheden was zoals men begrijpt niet erg groot, ook bij de bewoners zonder paarden. Men had het druk genoeg en het kwam er meestal op neer dat vrouwen en kinderen zomers de weg nat hielden. Dit werd gecontroleerd en verzaakte men hierin, werd er een boete gegeven.

’s Winters was de weg meestal onbegaanbaar door diepe karrensporen welke volstonden met regenwater. De dagelijkse postwagens uit Leiden en Haarlem, welke rond het middaguur elkaar in Lisse ontmoetten en elkaars post overdroegen en tevens de poststukken bestemd voor Lisse bezorgden, hadden met veel moeite en uiterste stuurmanskunst Lisse weten te bereiken.

De bestuurders van Lisse onder leiding van de Schout Jacob van Dorp, besloten dat er voor eens en altijd begaanbare wegen in het dorp moesten komen en besloten dat het tijd werd om de wegen van Lisse te bestraten. Dit was een zeer ambitieus plan en men besloot eerst te kijken of de financiering rond te krijgen was en men besloot een handtekeningen actie te houden waarmee men kon aangeven bereid te zijn om bij te dragen aan de realisatie van de bestrating. (Door deze lijst kunnen wij als geschiedvorsers mooi even meekijken welke inwoners niet konden lezen en schrijven. De analfabeten zetten namelijk een merkteken in plaats van een handtekening). De bestuurders hadden al gauw in de gaten dat het door vrijwillige bijdragen alleen niet haalbaar was en er dus via belastingen geld vrijgemaakt moest worden. Men had gedacht om een omslag op te leggen aan alle inwoners welke land in bezit hadden van 35 stuivers per morgen land. Maar dan kwam je op het terrein van het Hoogheemraadschap van Rijnland en daar moest je, als het even kon verre van blijven. Er werd een verzoek, een zg. Requeste, aan het Hoogheemraadschap van Rijnland gestuurd met het verzoek om te mogen bestraten. Dit verzoek werd op 20 februari 1723 verzonden maar er kwam geen antwoord. Nou was de Schout van Lisse een geduldig maar ook een zeer vasthoudend man dus een tweede Requeste werd geschreven, maar ook daarop werd geen antwoord gegeven. Pas na de vierde Requeste op 21 April 1725 kreeg men de gewenste toestemming en werd in Lisse de bestrating gerealiseerd. Dat werd een succesverhaal want Lisse werd nu met respect beschreven door voorbeeld de geschiedschrijvers Mattheus Brouërius van Nidek en Isaac Le Long als:
“Men heeft dit dorp in het jaar 1725 geheel bestraat. Onder deselfs straten loopt er één met een kromme bogt naar eene haven, welke de Graft genoemd wordt, en zyne uitwatering heeft door de Ringsloot van de Lisserpoel tot in het Haarlemmer meïr, alwaar dit water de naam van de Greveling aanneemt”
Anderen noemen Lisse een schoon en weelderig dorp welke geheel bestraat is. Niettemin bleef de verplichting van onderhoud van de wegen en voetpaden bestaan. Vuil, paardenpoep, stuifzand en rommel van afgevallen lading moesten door de aangrenzende bewoners schoon gehouden worden, de boetes waren even hoog als voor de bestrating. De bevolking welke normaal gewend waren hun afval overal neer te gooien, werden bewust gemaakt dat het ook anders kon. Dat heeft heel wat voeten in de aarde gehad. Lissers stonden bekend om enorme rotzooimakers. Overal werd huisvuil gestort, tot op het Kerkhof aan toe. In bijvoorbeeld de Resolutie Boeken van Schout en Burgemeesteren komt het item vervuiling van het dorp veelvuldig ter sprake, maar de aanhouder, in dit geval Schout Jacob van Dorp, heeft dit gevecht glansrijk gewonnen

Transcriptie Resolutieboek 2 Lisse. film 26088-26089 pag. 76

Alsoo Henrik Janse Korsten, overleden, ende bij deselfs nagelaten wed: Cornelia Huberts Heemskerk afgestaan was aan de Delfweg.
Soo hebben Schout ende Ambagtsbewaarders van Lisse, van des Ambagtswegen besteed, ende Pieter Engelse van Schie, schilpkarder, ende bouman aan de Delfweg in Lisse, voors: van deselve aangenomen, de vermelde Delfweg na vereijs, ende ten genoegen, ende prijs van de besteders, mitsgaders van den ingelanden, ende ingesetenen, soo als Schout ende Ambagtsbewaarders, in der tijd, sulks sullen ordenneren tot een bekwame Rijweg ’t elkens alle daags slenken, ende dellen te vereffenen uijt de bij gelegen hoogtens, ofte ribbens, ook ter bekwamer plaatse de Gruppen, ende afloopen van water te maken, ende als ’t vereijst Spijkers aan de hekken te slaan, soo lange den aannemer aan de Delfweg sal blijven wonen, sullen de Besteders bij gebreke van den aannemer, na voorgaande waarschouwinge, ende verloop van 24 uren tijd, ‘t selve tot des aannemers kosten, selfs tot haar genoegen mogen laten doen, waar voren den aannemer alleen sal geniete de beweijdinge van deselve delfweg, ende sal den aannemer boven ’t voors: Onderhout, alle jaren aan ’t Ambagt nog moeten betalen, op den Tweeden kersdag, een somme van eene Gulden, onder verband van den Aannemers persoon ende goederen, gene uijtgesondert, onderwerpende deselve de Geregtsdwang van allen Keuren, Regten ende Regteren, ende wel Specialijk de Judicature van de WelEd: Heeren Dijkgrave ende Hoogheemraden van Rijnland. Des blijft het sandkarren, ende verder onderhout der hekken op de voors: weg hier buijten gehouden, ende den aannemer daartoe niet verpligt.

Aldus gedaan tot Lisse in ’t Regthuijs op den 14 Junij 1720.

Handtekening Gerrit Hendrikse Hoogkamer
J. van Dorp Leendert Willemse Oote
1720

Transcriptie Resolutieboek 2 Lisse. film 26172-26176 pag.177

Aan de WelEdelen Heeren Dijkgraaf ende Hoogheemraden van Rijnland,

Geven met Eerbiedigheijt te kennen, Schout ende Ambagtsbewaarders van Lisse, dat de Rijweg in Lisse, voor soo verre deselve Wedersijds betimmert is, tot nog toe is opgekarret ter bede bij beurten door alle de Lisseijselieden die paarden houden, soowel die wonen in de Lisserpoel, als daar buijten, ende den Weder sijdse Voetpaden, ende palen bij de gehuijsdens, ijder sooverre hare Erven strekken, gelijk den heereweg buijten de wedersijdse huijsens bij de gelandens aan den Heereweg, werd gemaakt en onderhouden bij die geland sijn, aan eene sijde de Rijweg, ende bij die geland sijn aan de andere sijde het voetpad met de palen, dat de gemelde rijweg in Sonderheijt tusschen de huijsen, door het menigvuldiger berijden, van de Postwagens, ende andere Rijtuijgen, als voor desen van tijd, tot tijd is vervangen, ende bij supplianten geen ander genoegsaam middel en kunnen uijtvinden, om de Rijweg tusschen den huijsen op te maken, ende onderhouden, als met deselven te bestraten, dat den heere van Lisse, ende andere heeren Ingelanden, Soo in als buijten de Lisserpoel,hadden getekend, daar tot Vrijwillig sekere Somme van penningen te sullen betalen, als den straat geleijd was, maar dat de tot nog toe ingetekende Somme op verre na soo veel niet bedragen, als de onkosten soude Lopen, waarom de supplianten met Verwilliginge van den heere van Lisse, ende den anderen Ingelanden, hen keerden tot UwelEd:, Ootmoedelijk versoekende UwelEd: consent om den Heereweg in Lisse, beginnende besuijdwesten den kerk, noordoost op, tot soo verre deselve met huijsen aan weder sijden betimmert is, te mogen bestraten, ende het gene het bestraten meerder sal komen te kosten als de Vrijwillige beloofde ofte nog te belooven, ofte anders te verkrijgen,onderstandig ende te ontfangen giften bedragen, te mogen brengen ten laste van alle de morgen talen van ’t Ambagt, soo als die in den binnelanden kosten Contribueren,mitsgader van de landen in den Lisserpoel onder Lisse, ende die afgesande landen, die in den jare 1666, in den verpondinge sijn aangeslagen, des dat den Ingelanden, soo ’t haar gelieft, hare Vrijwillige beloofde Sommen tegens haarlieder quiote in den ommeslagen soude mogen Rescontreren,te betalen den gemelde ommeslag, gereed op UwelEd: Consent, ofte bij die gene die sulks ongelegen mogten komen, ofte liever in termijnen soude betalen, in vijf jaar Termijnen, ’t elkens een opregte vijfde part, dog met bijvoeginge van Interest, van ’t agterstal, tegens vier percento, ’s Jaars, de gemelde termijn ’t elkens te verschieten bij de bruijkere ende voor den helft bij de Eijgenaars te korten.
Wijders dat UwelEd: gelieve te ordonneren dat alle de gehuijsdens, tot conservatie van de te leggen Straatweg, soo verre haar erven strekken, elks aan sijne sijde deselve Straatweg tot op het midden van, en tegens malkanderen aan sullen moeten onder ’t Sand ende bij droogte nat houden,als ook dat deselve ende alle andere gehuijsdens, ende inwoonders, aan den heere ende andere wegen in Lisse het bij de ordinaris schouwen tegenwoordig Subject, ofte niet, soo verre hare erven strekken een bekwaam voetpad sullen moeten onderhouden, ende de palen, die sij tot behoud van het voetpad gehouden sijn te stellen, ende houden op alle ordinaris schouwdagen, aan ’t bovenste, ende een halve Elle lang te laten verwen, verder dat niemand wie sig bij hem van nu voortaan sullen te vervoederen, den Heereweg, soo voetpad als Rijweg, als ook alle anderen gemene wegen, ende landen in Lisse, gene uijtgesondert, tot bewerpen, bestroojen ofte beleggen, met eenige vuijle materie, ’t sij drek, ofte schoven, hooij, stroo, potten, scharen, spaanderen, krullen ofte lappen, water, takken, ruijgten, bladeren, glas, ofte eenige dingen, daar mede deselve ontsiert ofte verergerd, souden kunnen worden, Elk poene op de ordinaris verbeurte van 12 stuijvers, ten behoeve van de Schout voor de Eerste reijs, ende van vier en twintig stuijvers voor de tweede reijs, ende van 10 gulden ten behoeve van den Heere Dijkgrave, voor 2/3 , ende van den Schout voor 1/3 voor de derde reijs, ende dat boven dien den overtreders ende de gebrekige gehouden sijn de straat te sanden ofte nat te maken, de Wegen en paden van de ingeworpe ende verbode materialen, te ontruijmen, de palen te laten Wit verwen, ende voetpaden te sanden, en gelijken, binnen 24 uur na gedane waar schouwinge, ofte dat de Ambagtsbewaarders gehouden sullen sijn, sulks te laste doen, tot kosten van de gebrekige, ende deselve kosten te laten Uijtleggen door den Schout, om die te innen na den Dijkregte, ’t welk doende was ondertekend, Fred: Heereman v: Suijdwijk, T.w de Wassenaar, A: G: Sohier de Vermandois, Vrij:hr van Warmenhuijse, Nicolaas Tjark, Pieter Tjark, L:L: van Dam, W: A: van der Stel, Johannis Kruijs, J. van Dorp, Schout, Lenard Willemsz Oote, ambagtsbewaarder, Dirk Janse van de Voord, ambagtsbewaarder, Johannis van ’t Hoog, Burgemeester, Herman Tijdeman, Burgemeester, Cornelis Jansz van der Jagt, Burgemeester, Jeremias Rouwens, MP dit merk is gestelt bij Dirk Maartense uijt den Hemel, Jan Vlaanderen, dit merk V is gestelt bij Mathijs Hubertse Erffort, Jan Saarse Krook, Jan Pieterse Verham, Klaas van der Does, Reijmpje Klaas, Adriaan Mathijsse, dit merk V is gesteld bij Barend Jansz van Bispik, dit merk C is gestelt bij Henrik Leonards van Roon, dit merk ^ is gestelt bij Cornelis Pieterse van Roon, Pieter van Aarle, Jacob Vranken Kats, Sijmen de Graaf, Rutgert Veldhuijse, Dirk van der Horst, Jan van der Jerk, dit merk ¥ is gesteld bij Jan Cornelisse Langeveld, Caterijna Jans Ammeraal, dit merk T is gestelt bij Adriaan Jacobsz de Goede, Cornelis Stellingwerf, Pieter de Bok, Jacob van ’t Hoog, Pieter Lenardse Brero, Frans Gerritse Brero, Benjamin Stellingwerf, dit merk + is gesteld bij Lenard Henrikse van Roon, Pieter Sijmonse Langendam, Barend Jochems Stellingwerf, dit merk T is gestelt bij Engel Dirkse van Steijn, dit merk Ö is gestelt bij Abraham Cornelisse van der Kluft, dit merk ñ bij Cornelis Adriaanse van der Wolf, dit merk X bij Gerrit Huijgense van den Bos, dit merk L is gestelt bij Willem Jans Slootman, Jacob Cornelisse van der Kluft, Jan Vlaanderen, Otto Jacobse Kranenburg, Sijmon Berkhout, Gerrit hendrikse Hoogkamer, Cornelis Onnosel, Jan Bekke, Warbout Jurriaans Vreburg, Jacob Florisse van Bourgondien, Huijbert Jans van de Voord, Elias Adriaanse van Geel, Crijn Cornelisse Geel, Cornelis van der Saal, Arent Meuse Velsbrugge, Tomas van Wetteren, Bart Jans Klinkenberg, Jochum Willemse Geel, Herman Schuurman, Willem Willemse Mens, Jacob Maarse Verduijn, Lenard Claasse van der Poel, Claas Janse ’s Gravenmade, Cornelis Verdel, dit merk X is gestelt bij Jan Jacobs Naardenburg, Jan Jacobs van der Hoven, Claas Arisse van der Helder, Andries Cornelisse Ploeg, Jan Arisse van der Wolf, Jan van Koorn, Jan Cornelisse Moerkerken, Jan Arisse van Sprokkelenburg, Lenard van den Bos, Jan Jans Vlaanderen, Jacobus Rek, Jan Jans van der Plas, Maartje Sijmons, dit merk X is gestelt bij Huijgh Jorisse Naardenburg, Jan Jans van der Jerk, Tieleman Stroom, Claas van Steijn, dit merk C is gestelt bij Dirk van Santen, Willem Philipsz, Catharina Verrijn, Gerrit Sijmonsz, David Panter, Pieter Arendse van Wateringen, Pieter Jansz Kok, Dirk Harmansz, Willem Cornelisse Dekker, dit merk B is gestelt bij Cornelis Cornelisse Geervlied, dit merk L is gestelt bij Joris Janse van Haastregt, dit merk C.d. is gestelt bij Cornelis Dirkse Huijgsloot, Joris [….], Cornelis van Dalen, Pieter van Velsen, Cornelis Huijgs, Cornelis Blok, voor de Diaconij, Jan Jansz van der Jagt, Maartje Arijs, Lourens Klaverweij, Jacob Willemse Akersloot, Maarten Korssen, dit merk (hij) is gestelt bij Henrik Jacobse van Boomen, dit merk X is gestelt bij Jacob Jans van Naardenburg, Cornelis Pieterse Akersloot, dit merk IB is gestelt bij Jacob Dirkse van Bruijnen, dir merk ß is gestelt bij Jan Philipsz van Velsen, dit merk CD is gestelt bij Pieter Cornelisse Larum. Dirk Claasse Klaver, dit merk Ü is gestelt bij Jan Jochemsz Stellingwerf, dit merk Å is gestelt bij Isaak Maartensz Verduijn, Mees Gerritse Outshoorn, Gerrid Burger, Gerrid Dirkse van Wateringen, Meijndert Huijgen, Jan Wassenaar, Jacobus van ’t Hoog, Dirk Cornelisse Oostdam, Clement Paulisse, Maarten van Outshoorn, Louwrens Jorisse van sGravenmade, Jan Tijs, dit merk X is gestelt bij Christina Dirks van Doelen, dit merk Ñ bij Anna Gerrits van Egmond, Maartje Jans Kok, Geertje van Adrichem, Cornelis Pieterse Gravendijk, dit merk Ü is gestelt bij Cornelis Pieters Barnhorn, Jacob Pieterse Wassenaar, Michiel Michielse, dit merk IWVM is gestelt bij Willem Willemse van der Moor, Arij Dirkse van Steijn, Trijntje Pieters de Jong, Elbertina Molleris, Trijntje Tijdeman, dit merk ÇÇ is gestelt bij Cornelia Jans Kok, Sijmon Langeveld, Jan Arisse SGravenmade, dit merk ¥ is gestelt bij Cornelis Gerrits SGravenmade, Albert Klaasse, Marij Pieterse, dit merk X is gestelt bij Henrik Pieters Arkshoek, voor mijn moeder: Cornelia Heemskerk, J.D: Graaf, Jan Pieters Langeveld, dit merk X is gestelt bij Anna Maartens Duijndam, wed: van Lenard Gerritse Brederoe, Jacob Cornelisse Warmond, dit merk X is gestelt bij Geertje Pieters Spitsbergen wed: van Willem Jansz Entepoel, Jacob Jans Fits, voor de kinderen van Cors Barendse van der Hoeven, Jacob Cornelisse Warmond, Sijmon Cornelisse de Graaf, Cornelis Pieterse van Schagen.

Transcriptie Resolutieboek 2 Lisse. film 26177-26178 pag.180

Aan de WelEdele Heeren Dijkgraaf ende hoogheemraden van Rijnland,
Geven met eerbiedigheijt te kennen, Schout ende Ambagtsbewaarders van Lisse, dat sij supplianten, op den 20 Februarij 1723, aan UwelEd:, met verwilliginge van den Heere van Lisse, ende ’t meerendeel van den Ingelanden, soo in als buijten de Lisserpoel, bij Reqt: om reden, bij denselve Regt geallegueert hadden, versogt UwelEd: Consent, om den heereweg in Lisse te mogen bestraten, ende het gene het bestraten soude komen te kosten, als bij den vorigen, als bij den voorn: Regten, mede versmald was, te mogen brengen tot lasten van alle de morgen talen van ’t Ambagt, soo buijten als in de bedijkte Lisser poel, ende verders, soo ten Reguarde van het maken ende onderhouden van den Heereweg, buijten de huijsen, ende ook van de voet paden, als bij den voorsz; Reqt: breeder vermeld, tot het welke de Supplianten, hen alhier refereren dat UwelEd: alvoren op de voorsz: Requeste Finalijk te disponeren op den 27 Februarij kerkgebod hebben geordonneert, sig tegens het verlenen van het versogte Consent alleen geopposeert hadden Eijgenaars van den Landen in Lisse, ter Nombre van omtrent 120 morgen, en van omtrent 40 morgen binnen de voorsz: Lisser poel, ende de voorsz: opposanten, dat de voorsz: heereweg wel door inkarren van peuijn ende land konde worden gemaakt ende onderhouden, sonder bestraten, tot welke peuijn sij opposanten hun quote dan wel soude willen betalen, dat het Sant van de Duijnheeren wel, om niet te krijgen soude sijn, ende bruijkers wel souden willen karren, ter bede, en de Supplianten het Contrarie hadden gesustineerd, ende bij hun versoek hadden gepersisteert, gelijk ook de opposanten bij hare Weijgeringe gedaan hadden, dat UwelEd: sig selve inspectie oculair hadden mondeling gelieven tot ordonneren, dat tot lasten van de gene die verpligt waren, tot het maken van den voorsz: Heereweg, deselve Heereweg met peuijn, ofte besandige specie souden hebben in te laste vallen, ende ophoogen, tot gelijke hoogte als waren de drempels van de huijsen, aan de voorsz: Heereweg, ende sulks door die landmeter van Rijnland, hadden laten afbakenen, alle ’t welke gekomen sijnde tot kennisse, van de heere van Lisse, ende van de Ingelanden, soo die de gepresenteerde voorsz: Regte, benevens de Supplianten, ende getekend hadde, als die welke niet getekend hadden, maar door hun Vrijwillige beloofde giften, ende niet appelleren, tegen het gemelde kerkgebod, in der Suppliante voorsz; versoek, hadden geconsenteerd, soo hadden deselve ingelanden, aan de Supplianten, hun ongenoegen, wegens het inkarren van peuijn in den voorsz: Heereweg, te kennen gegeven, ook weten de supplianten geen raad, om soo grooten kwantiteit peuijn, of andere bestandige stoffen, als daartoe van Nooden soude sijn, te bekoomen, sijnde wijders niemand van de Bruijkers genegen peuijn te karren in de weg, en sullende over sulks, het karren alleen veel geld beloopen, ende het peuijn bijna soo veel kosten, als het bestraten ende van geen duur wesen, dat sij supplianten en bijna alle de ingelanden oordelen, dat den Heereweg met puijn niet goed gemaakt, veel mins goed gehouden, Sal kunnen worden, ende het daarom, dog Eijndelijk tot bestraten sal moeten komen, ende mitsdien het peuijnen Vergeefse onkosten soude sijn, Ja dat bevonden soude worden, dat de peuijn Weder uijt de weg soude moeten worden ontruijmt, eer men een Goede weg soude kunnen maken, ende wijle het Ambagt, het sij in het peuijnen, het sij in ’t bestraten, seer Importante kosten souden moeten ondergaan, ende ingelanden, ende bruikers, die de kosten daar van dragen sullen moeten, vermeden billijker te wesen, dat gevolgd word de Neijging van Eijgenaars van omtrent 1260 morgen, ende van alle de bruijkers, soo buijten als binnen de bedijkte Lisser poel, die sijn, ofte gehouden moeten worden voor het bestraten, ende tegens het peuijnen, als van de Eijgenaars van omtrent 120 morgens buijten ende omtrent 40 morgens in deselve bedijkte poel, soo menen de supplianten weder om met verwilliginge van den heer van Lisse, de Vrijheijt van UWelEd: nogmaals te versoeken, van de supplianten bij haar voorsz: eerste gepresenteerde Regt gedaan, soo als dat leijd te consenteren, en hen van het gemelde en bij UwelEd: geordonneerde peuijningen te ontheffen.

’t welk doende

Transcriptie Resolutieboek 2 Lisse. film 26179-26182 pag.182

Alsoo Schout ende Ambagtsbewaarders van Lisse, Aan den Wel Edelen heeren Dijkgrave ende hoogheemraden van Rijnland, met verwilliginge van den heere van Lisse, ende van den grootsten, ende ’t meerendeel van de Ingelanden, soo in, als buijten den Lisser poel, bij Reqt: op den 20 Februarij 1723, om redenen bij deselve Requeste geallignieert, versogt hadde om Consent, om den Heereweg in Lisse te mogen bestraten, ende het gene het bestraten soude komen te kosten, invoegen als bij den voorsz; Reqt: mede vermeld was, te mogen brengen ten laste van alle de morge talen van ’t Ambagte soo buijten als in de bedijkte Lisserpoel, ende verders, soo ten Reguarde van ’t maken, ende onderhouden van den heereweg, buijten de huijsen, ende ook van de voet paden, als bij den voorsz: requeste breeder staat vermeld, dat haar WelEdele als vooren op de voorsz: requeste
Finalijk te disponeren, op den 27 Februarij kerkgebod hebben geordonneert, sig teegens het verlenen van het versogte consent alleen geopposeert hadden den heeren Directoires van de Poelpolder, besittende te samen omtrent 41 morgens, voor soo verre als er versogt wierd, den ommeslag over den Landen in de Lisserpoel, en wijders ook Eijgenaars van Landen buijten de Lisserpoel, ter Nombre van omtrent 120 morgens, Sustineeren de voorsz: opposanten dat de voorsz: Heereweg, wel door inkarren van peuijn ende sant konde worden gemaakt ende onderhouden, Sonder bestraten, tot welke peuijn sij opposanten hun quote dan wel souden willen betalen, dat het sant van de Duijnheeren wel om niet te krijgen soude sijn, ende de bruikers wel souden willen karren, ter bede, ende de voorsz Impetranten het contrarie hadden gepersisteert , gelijk ook de opposanten bij haar Weijgeringe gedaan hadden dat haar WelEdele na genomen inspectie oculair, op den 1 October Seventien hondert drie en twintig mondeling hadden gelieven te ordonneren, dat Schout en Ambagtsbewaarders, tot Lasten van die gen die verpligt waren tot het maken, van de voorsz: Heereweg, deselve Heereweg met peuijn ofte bestendige specie souden hebben te laten vullen, ende ophoogen, tot gelijke hoogte als waren de drempels van de huijse, aan de voorsz: heereweg, ende sulks door den land meter van Rijnland hadden kunnen laten af bakenen, alle ’t welke gekomen sijnde tot kennisse van den heere van Lisse, ende van den ingelanden, Soo die den voorsz: gepresenteerde Requeste, benevens Schout ende Ambagtsbewaarders, mede getekend hadde, als die wel niet getekend, maar door hun Vrijwillig beloofde giften, ende niet appelleren ’t gene het gemelde kerkgebod in ’t voorsz: versoek, van Schout ende Ambagtsbewaarders, hadden geconsenteert, deselve ingelanden aan Schout ende Ambagtsbewaarders, hun ongenoegen wegens het inkarren van peuijn, in de voorsz: heereweg hebbende, te kennen gegeven, Schout ende Ambagtsbewaarders, ook geen Raad wetende, om soo grote quantiteijt peuijn, ofte andere bestendige stoffen, als daar toe van nooden souden sijn, te bekomen, bij nader Requeste aan haar WelEdele gepresenteerde, nog meer dringende redenen in deselve nader requeste, geexamineert, tot welke beijde Requesten beijde alhier gerefereert word nogmaals versogt hadden, dat U WelEdele het versoek van Schout ende Ambagtsbewaarders, bij haar voorschreve eerst gepresenteerde Requeste gedaan,soo als dat leijd, geliefde te Consenteren, ende hen van ’t gemelde bij haar WelEdele geordonneerde peuijnen te ontheffen, ende dat den voorsz: opposanten op die nader Requeste in het gemelde eerste gedane versoek, wel hadden willen Consenteren, ende van de oppositie dog mits ontheven wordende, van de reparatie, soo hebben wij Burgemeesteren van Lisse op de tusschen spraak van wel gemelde heeren Dijkgraaf ende hoogheemraden van Rijnland beloofd, ende beloven bij desen dat soo wanneer haar Wel Edele, het voorschreven, bij de voorgeschreve Requeste gedane versoek, om den Heereweg in Lisse te mogen bestraten, ende de onkosten van het zelver bestraten, te mogen omslaan, soo als dat versoek leijd, alleen de 21 morgen lands van den hoofdkerken van Leijden, ende twintig morgen lands van den voorsz: heeren Directeuren, in de voorsz: bedijkte Lisserpoel, soo het hem gelieft, van hun aandeel inden ommeslag geeximeert sijnde, aan Schout en Ambagtsbewaarders accorderen wij in dien gevallle, alle de onkosten van de reparatien die na dat de meer gemelde straat geleijd sal sijn, in tijden en wijlen van nooden, sal worden bevonden over elks van den Ingelanden, in den dorpe ende Ambagte van Lisse, voor hun aandeel in die onkosten, van den reparatie, op den Eed tot onse Bedieninge staande sullen setten, quotiseren ende invorderen ende de Ingelanden daar van ontheffen, onder verband van ’s Dorps inkomen.

Aldus gedaan tot Lisse, in ’t Regthuijs, ten overstaan, ende met goedkeur van Schout ende Schepenen ende alle de Burgemeesteren op den 24 Februarij 1724

Handtekening Elias Adriaanse Geel Cornelis Jans van der Jagt
Jacob van Dorp Cornelis van der Saal Joachim Willemse
1724 Jan Vlaanderen Jacob Fransse Kats
Otto Jacobs Cranenburg Adriaan Cornelis Plooy
Klaas van der Does

Transcriptie Resolutieboek 2 Lisse. film 26190 pag.194

Wij, Burgemeesteren van Lisse, nemen op het voorstel van Schout ende Ambagtsbewaarders, van wegen den WelEdele Heeren Dijkgraaf ende hoogheemraden van Rijnland, bij desen van wege ’t Dorp, te suppleren, ende over Elke van onser ingesetenen, in den Dorpe ende Ambagt van Lisse, voor hun aandeel in die vervulling, op den Eed, tot onse Bedieninge staande, te sullen setten, quotiseren, ende invorderen, alle het gene het bestraten van den Heererijweg in Lisse, Beginnende besuijdwesten de Kerk, noordoost op, tot soo verre deselve Heererijweg, met huijsen aan wedersijden betimmert is, so als die tegenwoordig is begonnen, ende afgebakend meerder sal kosten, als den vijfendertig stuijvers per morgen, de welke den voorn: haarWelEd: hadden voorgeslagen, tot kosten van den Landen in Lisse voorsz: te Consenteren, dat wij de ingelanden van de verdere Onkosten dienaangaande te vallen, sullen ontheffen onder verband van ’s Dorps inkomen.

Aldus gedaan tot Lisse in ’t Regthuijs, ten overstaan en met goedkeuring van de Schout, ende Schepenen ende bij alle de Burgemeesteren op den Eersten September 1724.

Handtekening Elias Adriaanse Geel
J. van Dorp Leendert Willemse Oote Cornelis van der Saal
Jan Vlaanderen Otto Jacobs Cranenburg
Johannis van ‘t Hoog
Sijmon Berkhout
Cornelis Janse van der Jagt
Joachim Willemse
Klaas van der Does

Transcriptie Resolutieboek 2 Lisse. film 26217 pag.227 – 229

Aan de WelEd. Heeren Dijkgrave
ende Hoogheemraden van Rijnland

Geven met Eerbiedigheijt te kennen Schout ende Ambagtsbewaarders van Lisse dat sij, Supplianten, op den 23 Februarij 1723 aan UwelEd. met verwillinge van den Weledelen heere van Lisse ende ’t meerendeel van de ingelanden, soo in als buijten de Lisserpoel bij requeste om redenen bij deselve regte geallegueert hadden versogt Consent om de Heereweg in Lisse te mogen bestraten ende het gene het bestraten soude komen te kosten invoegen als bij de voork: requeste mede vermeld was te mogen brengen tot laste van alle de Morgentalen van ’t Ambagt, soo buijten als in de bedijkte Lisserpoel, ende verders, soo ten reguarde van ’t maken en onderhouden Vanden heereweg. Buijte de huijsen ende ook Van de voetpaden als bij de voors: Requeste breeder straat vermeld.
Dat Uedelen alvoren op de voorz: Req.-ten finalijk te disponeren op den 27 Februarij kerkgebod hebben geordonneert sig tegen het verlenen van ’t versogte consent geapposeert hadden, de heeren Directeurs van de Lisserpoel besittende tesamen omtrent Een en Veertig Morgens voor soo verre, als er versogt wierd een ommeslag over de Landen in de Lisserpoel en wijders ook Eijgenaars van Landen buijten de Lisserpoel ter nombre van omtrent Hondert en Twintig Morgens.
Dat UwelEd. de redenen van Oppositie alsook de Supplianten ende opposanten ende het wedersijtse Persistit hebbende gehoord UwelEd. na genomen inspectie Oculair op den 1 Oktober 1723 hadden gelieve te Ordonneren , dat de Supplianten tot laste van degene die verpligt waren tot het maken van de voorz: Heereweg met peuijn ofte bestendige specie souden hebben te laten vullen ende ophoogen. Dat de ingelanden sulks ter ooren sijnde gekomen bij alle aan de Supplianten hun ongenoegen wegen het peuijnen hadden te kennen gegeven, dat sij Supplianten ende ’t meerendeel van de ingelanden bij een tweede requeste aan Uedele om nog meer dringende redenen nogmaals versogt hadden. Dat Uedele het versoek bij haar Supplianten voorz: eerste gepresenteertde Request gedaan soo als dat leijd geliefde te consenteren ende hen van het geordonneerde peuijnen te ontheffen dat de voork: Opposanten op die tweede Requeste in het gemelde eerste versoek, den geconsenteert ende van de opposanten gerenunciert. Dog mits ontheven werden van de Reparatie welke volgende Burgemeesteren van Lisse op de tussenspraak bij acte onder Uedele gefurneert ten behoeve van de opposanten van dato 24 Februarij 1724 belooft hadden dat soo wanneer Uedele het voork: bij de voork: requeste gedane versoek soo als dat versoek leijd alleen de een en twintig morgen lands van de hooftkerken van Leijden en de twintig morgen van de voork: heeren Directeurs in de voors: bedijkte Lisserpoel soo ’t hun geliefde van hunne aandeel geeximeert sijnde aan de Supplianten accordeerden, Burgemeesteren van Lisse, indien gevalle alle de onkosten van de Reparatie die nadat de meer gemelde straat geleijd soude sijn. In tijden en wijlen van nooden soude werden bevonden over elck van de ingesetenen in de Beede soude setten ende de ingelanden daarvan ontheffen. Dat naderhand voor Uedele nog waren opgekomen drie ingelanden welke te voren niet geopposeert en hadden, waarna door Uedele de Suppliante voorgeslagen was.
Dat de Supplianten souden beginnen te straten ende ’t Arbeijtsloon van ’t leggen te besteden op den 15 Augusti 1724 het welk ter selve dag door de Supplianten also ook was ingevolgd, Eijndelijk dat op de nader Requisitie was geopposeert hebben de ingelanden in de tussenspraak van Ued. Burgemeesteren van Lisse bij een tweede acte van dato Eersten September 1724 desen annex op haar genomen, hadden van wege ’t Dorp uijt de bede te suppleren alle het gene het bestraten
Van voork: heere Rijweg soo als die tegenwoordig was begonnen ende afgebakent meerder souden kosten dan vijf en dertig stuijvers per morge, ende aangenomen de ingelanden van de verdere dienaangaande te vallen onkosten te sullen ontheffen tot alle welke soo vorige Req-ten als actens de Supplianten hen alhier Refereren, aanbiedende de Supplianten bovendien aan de ingelanden de vrijheijt om jaarlijks als het haar gelieft ter Secretarij van Lisse Dingsdag, acht dagen voor het doen van de Ambagtskeuringen derhalve Ambagtsrekeningen ende verificatien van dien te mogen komen visiteren ende daar van desnoods dog ’t haren Redelijken kosten copien bekomen ten eijnde sij ingelanden daar uijt souden kunnen informeren ende securen dat boven die voorz: 35 stuijvers per Morgen niet [wes] meerder tot betalinge vande onkosten van ’t voorz: bestraten ofte ook van reparatie aan die straat ingebragt sal sijn, mits alle ’t welk de Supplianten hun wederom keerden tot UweEd. Ootmoedelijk versoekende Uedele Consent om tot betalinge van de onkosten van de voorsz: straat boven de vrijwillige beloofde ofte nog te beloven ende te ontfangen giften ende boven ’t gene alreeds in vorige Ambagtige rekeningen is ingebragt te mogen ommeslaan ende ontfangen wegens de alle Morgentalen van ’t Ambagt soo als die in de binnelandse kosten Contribueren mitsgaders over alle de landen van de Lisserpoel ende landen die in den jare 1666 in de Verpondinge sijn aangeslagen. De vooren gemelde vijf en dertig stuijvers per Morge, alleen de voorgenoemde Een en twintig stuijvers van de hooftklerken tot Leijden ende twintig Morge van de andere heeren Directeuren in de Lisserpoel welke geopposeert ende niet bewilligt en hadden soo ’t haar gelieft van hun aandeel onder een vrijwillige gifte, ofte andersints geeximeert sijnde. Dus dat de ingelanden ook soo ’t haar gelieft hare vrijwillig beloofde sommen tegens haar heders quote in de voork: vijf en dertig stuijvers per morgen souden Rescontreren, te betalen den gemelden ommeslag gereed op Ued. Consent, ofte bij de gene die sulks ongelegen soude mogen komen ofte liever in Termijnen souden betalen in vijf jaar Termijnen, ’t elkens een op regt vijfde part, dog met bijvoeginge van interest van ’t Agter Stal, tegens vier per Cento ’s jaars, vrij van alle lasten. Dog soo Ued. niet mogte gelieven Consent te verleenen tot den ommeslag van vijf en dertig stuijvers per morge over den landen in de bedijkte Lisserpoel, soo de Supplianten niet alleen, om dat, so als bij der Supplianten eerste request geallegueert is, de nu bestrate Rijweg bevorens die bestraat is altoos opgehart bij ter bij beurten door alle de huijslieden die paarden hielden, soo wel die woonden in de Lisserpoel als daar buiten, blijkende bij Certificatie van Schepenen van Lisse van dato 15 September 1724.
Dese mede Annex op dat de ingelanden van Lisse, buijten de bedijkte Lisserpoel die der Supplianten twee eerste requesten mede getekent hebben onder beding dat den Ommeslag ook soude moeten worden versogt ende gaan over de landen in den bedijkten Lisserpoel buijten reden van verder oppositie, klachten ofte ongenoegen souden kunnen worden gehouden. Nogtans verhopen van Ja. Dat als van UwEd gelieve te dupicieren ende bij provisie te doen gelden een andere Modique Contributie ofte gifte van die van de Lisserpoel tot onderstand van ’t Ambagt in ’t dragen van de onkosten van ’t bestraten van de Rijweg in Lisse soo als UweEd. sullen bevinden Regtmatig te wesen ende te behooren. De gemeld Termijnen ’t Elkens te verschieten bij de bruikers ende voor de helft aan de Eijgenaars te korten. Wijders dat UwEd. gelieven te Ordonneren dat alle den gehuijsdens tot Conservatie van de voors: Straatweg, soo verre hare Erven strekken, daar aan weder Sijden voetpaden ende palen sijnde Elks aan sijne sijde tot op het midden toe, en tegens malkanderen aan, ende daar geen voetpaden ende palen aan weder sijden van den weg en sijn, bij de gene die tegenwoordig geen voetpad ende palen te onderhouden heeft in ’t geheel deselve Straatweg sullen moeten onder het Sand en bij droogte nat houden, ende ten opsigte van die wonen aan de Kruijsweg ende lanen uijtkomende aan den Heereweg, elks Sijn helft voor die weg of lanen, tegens malkanderen aan, ende van die huijsen die door twee of meer huijsgesinnen bewoond worden, elks hun aandeel na Proportie van den huur penningen, bij de Ambagtsbewaarders af te delen. Alsook dat deselve gehuijsdens ende alle andere gehuijsdens aan de heere ende andere wegen in Lisse, dat sij de ordinaris Schouwen tegenwoordig Subject, ofte niet, soo verre hare Erven Strekken een bekwaam voetpad te plaatse, daar tegenwoordig een voetpad is, sullen moeten onderhouden, ende de palen die sij tot behoud van ’t voetpad te Stellen, ende houden, ende tenminste vier voeten hoog boven de grond sullen moeten wesen Uijtgeseijd die palen, die alreede op de weg Staan, wit geverft, ende drie voeten boven de grond sijn, welke sullen kunnen blijven maar verniewt mogtende worden niet lager mogen sijn, als vol uijt vier voeten boven de grond, op alle Ordinaris Schouwdagen aan ’t bovenste ende een half Elle lang, wit te laten verven. Verder dat niemand wie hij sij hem van nu voortaan sal hebben te vervorderen, den heereweg, soo voetpad als rijweg, ook als alle andere gemeene wegen, ende Lanen in Lisse, geene uijtgesondert, ofte ook de bestrate wegen te bewerpen, bestroijen ofte beleggen met Eenige vuijle Materie, ’t sij Drek ofte schoven hoij, stroo, potten scharen, spaanderen, krullen, oude lappen, water, takken Ruijgte, bladeren, glas ofte eenige andere dingen. Daar mede de straat ontsiert ofte ver Ergert soude kunnen worden, ofte ook losse ende ongelijke steen, potten, scharen, glas ofte peuijn voor hare Erven op de bestrate wegen, schoon door anderen daar op geworpen, te laten leggen tot nadeel tot het bestrate. Elk peuijnt op de ordinaris Verbruijk van twaalf stuijvers ten behoeve van de Schout voor de Eerste Reijs ende van vier en twintig stuijvers voor de tweede Reijs ende van tien Guldens ten behoeve van den heere Dijkgrave voor twee derde ende van de Schout Een Derde voor de derde Reijs ende dat niet te min ijder van de ingesetenen ende ingelanden die van de straat ofte wegen ofte lanen belend sijn, gehouden sullen wesen in als voegen en als voren de Straat bekwaam te Sanden ende bij droogte nat te maken, De wegen ende paden van de opgeworpe, ende ver bode Materialen te ontruijmen, de palen te laten Wit Verven ende voet paden te laten Sanden, ende gelijkens, ende gelijken binnen vier en twintig uren na gedane van Waarschouwinge, ofte dat de Ambagtsbewaarders, eerst gehouden sullen sijn, sulks te laten doen, tot kosten van de gebrekige, ende deselve kosten te laten uijtleggen door den Schout, voor die door Den bode van ’t Ambagt bij pondinge te innen na den Dijkregte, ’t Welk doende so.

Transcriptie Resolutieboek 2 Lisse. film 26217 pag.230-231

Vierde Requeste,
Aan de Weledele heeren
Dijkgraven ende hoogheem
raden van Rijnland

Geven met Eerbiedigheijt te kennen, Schout ende Ambagtsbewaarders van Lisse, dat Sij Supplianten op den 20 Februarij 1723 aan UwelEd. met verwilliginge van den WelEdelen heere van Lisse, en ’t meerendeel van de ingelanden, bij requeste hadden Versogt, Consent, om den heereweg in Lisse te mogen bestraten ten laste van alle den Morgentalen van ’t Ambagt, ende tot beter onderhoud van den heereweg buijten de huijsen, ende ook van de voetpaden, tot welke, alsook tot het kerkgebod oculaire inspectie , twee acten van burgemeesteren van Lisse, bestek Van ’t Arbeijtsloon van het leggen vande straat, Certificaten van Schepen van Lisse, ende tweede ende derde Requeste van de Supplianten aan UwelEd., alle dese Sake betreffende de Supplianten haar alhier refereren, dat UwelEd. tot nog toe niet goedgevonden hadde op den inhoude van alle deselve Eijndelijk te Disponeren. Ende nademaal de Leveranciers van de steen, de Arbeijtsluijden, ende gevallen onkosten, Noodwendig moeten werden betaald, soo keerden de Supplianten hen nogmaals aan UwelEd. Ootmoedelijk vesoekende UwelEd. Consent, om gedurende UwelEd. deliberatie over den verdere inhoude van voorz: Requesten, boven de vrijwillige beloofde, ofte nog te beloven giften, tot betalinge van voorsz: Onkosten Van de voorsz: Straat, ende boven ’t gene alreede in vorige geslote Ambagts rekeningen is ingebragt, ende betaalt, te mogen ontfangen, wegens alle de morgentalen van ’t Ambagt, de voorgeroerde vijf en dertig stuijvers per Morge. Des dat de ingelanden soo het haar gelieft, hare Vrijwillig beloofde , ende betaalde sommen, tegens haarlieden quote in de voorsz: vijf en dertig Stuijvers per Morge Souden mogen Rescontreren.
Te betalen den gemelden ommeslag gereed op UwelEd. Consent, of bij de gene die Sulks ongelegen mogte komen, ofte liever in Termijnen souden betalen, in vijf jaar Termijnen, ’t Elkens een opregt vijfde part, dog met bijvoeginge Van interest van ’t Agterstal, tegen vier per Cento ’s jaars. Vrij Van alle Lasten. De gemelde Termijnen ’t Elkens te Verschieten bij de bruijkers ende voor de helft aan de Eijgenaars te korten ’t welk doende so.

Antwoord
Alsoo Schout, ende Ambagtsbewaarders van Lisse, de Weledele heeren hooge heemraden van Rijnland bij requeste hadden vertoond dat Sij Suppliante op den 20 Februarij 1723 aan haar WelEd. Met verwilliginge Van den WelEd. Heer van Lisse, ende het meerendeel van de ingelanden, bij Requeste hadden versogt, Consent om den heereweg in Lisse te mogen bestraten tot laste van alle de morgentalen van ’t Ambagt ende tot beter onderhoud van de heereweg, buijten de huijsen en ook van de voetpaden, tot welke alsook tot het kerkgebod, oculaire inspectie, twee actens van burgemeesteren van Lisse, bestek Van ’t arbeidsloon van ’t leggen van de straat, Certificatie Van Schepenen van Lisse ende de tweede ende derde Requeste van de Supplianten aan haar WelEd. alle dese Saken betreffende de Supplianten haar alhier refererende dat haar WelEd. Tot nog toe niet goedgevonden hadden, op den inhoude Van alle deselve Eijndelijk te Disponeren, dog nademaal de Leveranciers van de steen, den arbeijdsluijden, ende gevallen onkosten Noodwendig moesten werden betaald, soo waren de Supplianten haar nogmaals keerende tot haar WelEd. Ootmoedelijk Versoekende haar WelEd. Consent, om gedurende haar WelEd. deliberatien over de verdere inhouden Van de voorsz: Requesten, boven de vrijwillige beloofde ofte nog te beloven giften, tot betalinge van de voorsz: onkosten van den voorsz: Straat, ende boven het gene alreede in de vorige geslote Ambagts rekeningen was ingebragt, ende betaalt, te mogen omslaan, ende ontfangen wegens alle de morgentalen van ’t Ambagt, vijf en dertig Stuijvers per morgen, des dat ingelanden, soo ’t haar geliefde, hare geloofde vrijwillige, ende betaalde sommen, tegens haarliedens quote in de voorsz: vijf en dertig Stuijvers per morgen, souden mogen Rescontreren, te betalen den gemelden Ommeslag gereed op haar WelEd. Consent, ofte bij die genen die Sulks ongelegen mogte komen, ofte liever in Termijnen souden betalen, in vijf jaar Termijnen, ’t Elkens een opregt vijfde part, dog met bijvoeginge Van interest Van ’t Agterstal, van vier per Cento ’s jaars, Vrij van alle Lasten, de gemelde Termijnen ’t Elkens te verschieten bij de bruijkers, ende voor de helfte aan de Eijgenaars te korten. (Soo is ‘t) Dat welgemelde heeren in ’t Versoek hebben overgemerkt , ’t Selve Consenteren, en toestaan gelijk haarWelEd. Doen bij desen, mits hen Regulerende na de keuren en daar van doende behoorlijke rekeninge, bewijs ende Reliqua op Poene Van te Vervallen, in de Boeten daar jegens gestatueert.
Actum in ’t gemeene Lands huijs van Rijnland binnen Leijden den 21 April 1725.
Onderstond in kennisse Van mij, was getekent,

D.V. Leijden