De trekvaart was van 1657 tot 1860 in gebruik. Het verleden, het heden en de toekomst worden besproken. Vooral de perikelen rond de aanleg komen aan de orde.
Marca Bultink.
Nieuwsblad Jaargang 20 nummer 3, 2021
Van 1657 tot 1860 werd de Trekvaart Haarlem-Leiden gebruikt voor e trekschuitdienst. Aan de Leidsevaart in Lisse stond het commissarishuis Halfweg, waar ook het wisselpunt van de paarden was. Wat is er uit de tijd van de trekschuit anno 2021 nog te zien in Lisse?
Kaart van J.Dou, van 1678, herzien in 1746, met Sixenburg naast Halfweg en de paal (Reg Archief Leiden PV 70295
De Trekvaart Haarlem-Leiden vormde de ontbrekende schakel in het Hollandse trekvaartennetwerk. Vanaf 1657 vertrokken volgens een vaste dienstregeling dagelijks negen trekschuiten vanuit zowel Haarlem als Leiden. De schuiten werden getrokken door een paard, dat aan een lange lijn op het jaagpad liep en dat in Lisse werd gewisseld. De passagiers zaten op het dek onder een dekzeil of comfortabel in de roef. De schuit gleed met een vaartje van zeven kilometer per uur over het water en reizigers bereikten in vier uur tijd veilig hun bestemming. Buitenlandse reizigers spraken vol lof over dit Nederlandse vervoerssysteem, dat uitsluitend bedoeld was voor personenvervoer van stad tot stad. Daarom wordt de trekvaart wel de “intercity van de Gouden Eeuw” genoemd. In de periode 1657-1860 zijn op het traject Haarlem-Leiden naar schatting 13,2 miljoen reizigers vervoerd.
Personenvervoer
De volkstrekschuit omstreeks 1850, ook op de voorplaat,litho van R. de Vries Jr. (Scheepvaartmuseum Amsterdam)
De trekvaart Haarlem-Leiden was niet bedoeld voor goederenvervoer. Passagiers mochten in de trekschuit alleen handbagage meenemen. De trekvaart met zijn vaste bruggen was voor grotere schepen ongeschikt en voor zeilschepen grotendeels verboden terrein. Kleine schepen die getrokken of geboomd werden, mochten wel van de trekvaart en het jaagpad gebruik maken, als ze tol betaalden. Voor goederenscheepvaart bleven het Haarlemmermeer en Leidsche Meer de aangewezen route. Nadat de trekschuitdienst in 1860 stopte is de Leidsevaart nog een eeuw lang gebruikt voor goederenvervoer, zoals zand, bloembollen, mest en riet. Deze periode laat ik omwille van de ruimte buiten beschouwing.
Over het trekschuitbedrijf en het reizen per trekschuit kunt u meer lezen in de dit jaar verschenen Atlas van de trekvaarten in Zuid-Holland en in het jubileumboek Blauwe ader van de Bollenstreek, dat in 2007 verscheen ter gelegenheid van het 350-jarig bestaan van de Leidsevaart en Haarlemmertrekvaart. Aan dit boek en aan de gelijknamige tentoonstelling hebben de historische verenigingen in de regio een grote bijdrage geleverd.
Aanleg van de trekvaart
De aanleg van de 29 km lange trekvaart was een gezamenlijke onderneming van de steden Haarlem en Leiden, die allebei de helft van de aanleg en de exploitatie betaalden. In april 1656 ging het voorbereidende werk van start en in de winter van 1656-1657 werd het duin ten noorden van Hillegom doorgraven. In maart 1657 begonnen aannemers met het graven van de vaart, het verbeteren van de jaagpaden en de bouw van stalgebouwen en tolhuizen. Er werden tien stenen en vier houten bruggen gebouwd, waarvan de stenen bruggen al snel te steil en te smal bleken. Daarom werden ze vervangen door houten bruggen met een middenpijler. Dat was ook zo bij de Halfwegsebrug in de Delfweg. Op 1 november 1657, anderhalf jaar nadat het besluit voor de aanleg werd genomen, startte de dienstregeling van de trekschuitdienst. Naar hedendaagse begrippen is de Trekvaart Haarlem-Leiden wonderbaarlijk snel aangelegd, zeker als je bedenkt dat al het graafwerk met de hand is uitgevoerd. Dit was mogelijk omdat bij grote
delen van de trekvaart gebruik gemaakt werd van bestaande veenwateringen, die tussen de hogere strandwallen liepen. Het verbreden en rechttrekken van deze vaarten bespaarde veel tijd en kosten. Soms werd een nieuw tracé gekozen en is iets verderop de loop van de oude watering nog zichtbaar.
Huidige Hardstenen paal bij Halfweg met wapens van Haarlem en Leiden, die de elzenhouten paal ter “Halfscheydt” verving
De Halfscheydpaal
Op 25 april 1656 sloegen de landmeters van de steden Haarlem en Leiden halverwege het traject een paal in de grond. Die maakte duidelijk voor welk deel van de vaart Haarlem verantwoordelijk was en waar het beheer van Leiden begon. Deze elzenouten paal stond zo’n 500 meter ten zuiden van de Delfweg, waar de Cromme Vaart uitmondt in de trekvaart, net ten noorden van de buitenplaats Sixenburg. Aan deze paal ‘ter halfscheyd’ dankt de buurtschap Halfweg haar naam. In 1820 is de houten paal vervangen door een hardstenen paal met daarop de stadswapens van Leiden en Haarlem. Na twee eeuwen staat deze paal er nog altijd, met een inmiddels onleesbaar bordje erbij. Bij wegwerkzaamheden in 1992 is de stenen paal helaas gebroken. De gemeente Lisse heeft hem na reparatie weer teruggeplaatst, maar vanwege de veiligheid is hij toen iets verder van de weg gezet, met als gevolg dat de paal sindsdien op het grondgebied van Noordwijkerhout staat!
Die gemeente besloot in 2009 de grenspaal aan te wijzen tot gemeentelijk monument. 1
Ontwerp voor het eerste Huis Halfweg uit 1658 (ELO)
Het commissarishuis Halfweg
In 1658 werd direct ten zuiden van de Delfweg het Huis Halfweg gebouwd. Hier woonde de commissaris die toezicht hield op de trekschuitdienst en op de tolheffing. Hier was ook het wisselpunt van de paarden van de trekschuit. Aan de voorzijde van het commissarishuis was een fraai gedecoreerde zaal, die was bekleed met goudleer behang. Hier kwamen de bestuurders van de steden Haarlem en Leiden bij elkaar om de administratie te controleren en besluiten te nemen. Daarna volgde er een feestelijke maaltijd. Het Huis Halfweg was ontworpen door de Leidse architect Willem van der Helm. In de voorgevel van het huis zaten twee grote stadswapens, gemaakt door de bekende beeldhouwer Rombout Verhulst. Links in de gevel zat het wapen van Haarlem, rechts het wapen van Leiden. Het achterste deel van het gebouw bestond uit een stal voor 24 paarden. Ernaast was een weiland waar de trekpaarden konden grazen. Bij Halfweg werd ook tol geheven aan gebruikers van het jaagpad. Er stond alleen een slag boom,geen apart tolhuis; die stonden alleen in Heemstede en Oegstgeest.
Ontwerp voor het tweede huis Halfweg uit 1696 (ELO)
Het tweede Huis Halfweg
Dit fraaie commissarishuis brandde in 1695 tot de grond toe af, maar werd een jaar later herbouwd. In de stadsarchieven zijn verschillende ontwerpen voor de herbouw van Halfweg te vinden, waarbij Haarlem een hoger en luxer gebouw voor ogen had dan Leiden. Uiteindelijk koos men voor een hoofdgebouw van
één bouwlaag met kap, dat door een binnenplein was gescheiden van het stalgebouw. De enorme wapenstenen die de brand hadden overleefd, werden opnieuw ingemetseld in het gebouw. Op de tekening van het Huis Halfweg, die J. van der Kloot in 1772 maakte, zijn deze wapenstenen in de voorgevel niet te zien. Zitten ze achter de bomen, zoals eerder werd gesuggereerd door Brigitte Rink? 2 Of zijn ze bevestigd boven de toegangspoort naar het binnenplein in de zijgevel?
Niet Halfweg maar Het Schouwtje
Ontwerp zijkant
Het is een hardnekkig misverstand dat het Huis Halfweg te zien is op een tekening van de Engelse reiziger Samuel Ireland. Die reisde in 1789 door Nederland en maakte onderweg schetsen die hij thuis uitwerkte. In 1790 publiceerde hij zijn tekening “Half-way House between Leyden & Haerlem” (Huis Halfweg tussen Leiden en Haarlem, red.), die nog altijd wordt aangezien voor een afbeelding van het huis Halfweg in Lisse. Fons Hulkenberg zette hier al vraagtekens bij, omdat het huis niet lijkt op andere tekeningen van het Huis Halfweg. Bovendien loopt het jaagpad aan de verkeerde kant van de vaart en ontbreekt de herberg.3 Aad van Kampen ontdekte dat Samuel Ireland in de tweede druk van zijn boek van 1796 een andere locatie noemt, die veel beter klopt: ”About two miles from Haarlem the annexed sketch was made” (De schets hiernaast is ongeveer 2 mijl van Haarlem gemaakt, red.). Ireland beeldde dus niet Halfweg af, maar het nieuwe Heerenlogement op de hoek van de Pijlslaan, dat we nu nog kennen als Cafetaria Het Schouwtje in Haarlem. Brigitte Rink publiceerde hierover al in 2007, maar in de archieven staat bij deze tekening nog altijd dat dit Halfweg in Lisse is.4
Afbraak van het Huis Halfweg
Wapensteen van de stad Leiden, ingemetseld in
de tuinmuur van Keukenhof (foto Marca Bultink)
In 1839 werd de spoorlijn Amsterdam-Haarlem geopend, die in 1842 werd doorgetrokken tot Leiden. De veel snellere trein streefde de trekschuit al snel voorbij. In 1860 werd de trekschuitdienst Haarlem-Leiden opgeheven en werden de schepen, paarden en gebouwen verkocht. Het overbodig geworden commissarishuis Halfweg werd nog tot 1860 gebruikt als herberg, maar op 1 maart 1860 werd het openbaar geveild. Vaak is vermeld dat het Huis Halfweg in 1867 werd gesloopt, maar uit een krantenbericht van december 1860 blijkt dat het gebouw datzelfde jaar al geheel is afgebroken.5 In de literatuur over de trekvaart staat ook vermeld dat de eigenaar van de buitenplaats Keukenhof, Baron van Pallandt, het gebouw kocht, maar ook dat klopt niet. Uit het archief van de trekvaart blijkt dat logementhouder Pieter de Kan uit Noordwijkerhout het gebouw kocht, maar dat hij het alweer snel doorverkocht aan Engel Bakker en Lucas van der Lee uit Noordwijkerhout.6 De wapenstenen van Leiden en Haarlem zijn gelukkig bewaard gebleven. De steen met het stadswapen van Haarlem is ingemetseld boven de poort van het Magdalenaklooster aan de Kinderhuisvest in Haarlem. Baron van Pallandt van Keukenhof kwam in het bezit van de gevelsteen met het Leidse stadswapen en liet die inmetselen in de muur van de moestuin bij Frederiks Hof.
Goudleer behang
Wat is er eigenlijk gebeurd met het kostbare goudleren behang uit het Huis Halfweg? Deze met goudverf bedrukte vellen leer zagen er niet alleen fraai uit, maar hadden ook een isolerende werking. Zowel tijdens de bouw als de herbouw was dit goudleer, in 1698 geleverd door Willem van Eijckelenburgh uit Amsterdam, de hoogste kostenpost geweest. Uit een advertentie blijkt dat Pieter de Kan in mei 1860 “het goudleer behangsel eener groote Kamer” en andere materialen uit het Huis Halfweg dat “voor afbraak” stond, te koop aanbood.7 Juist in de jaren 1861-1864 werd Keukenhof ingrijpend verbouwd en voorzien van torens om de buitenplaats het uiterlijk van een kasteel te geven. De torenkamer die een kostbare porseleinverzameling herbergt is voorzien van kostbaar goudleer. Volgens deskundigen is dit goudleer eerder gebruikt in een ander huis en dateert het uit de zeventiende eeuw.8 Het is onbekend uit welk huis het afkomstig is, maar het kan haast niet anders dan dat het goudleerbehang uit het Huis Halfweg in Keukenhof is hergebruikt. En misschien geldt dat wel voor nog meer bouwmaterialen? Hopelijk zijn hiervan bewijzen te vinden in het huisarchief van Keukenhof.
Buitenplaats en langs de trekvaart.
De aanleg van de trekvaart Haarlem-Leiden maakteook de westkant van de binnenduinrand bereikbaar en zorgde eind 17de eeuw voor een toename van het aantal buitenplaatsen in de landgoederenzone. Eigenaren van grond langs de trekvaart hadden immers het recht mee te varen met de trekschuit en mochten er ook met hun eigen jacht varen. In de buurt van de trekvaart in Lisse zijn kort na 1640 de buitenplaatsen Sixenburg en Keukenhof gebouwd, dus nog voordat de trekschuitdienst van start ging. Daarna volgden Houtlust en Voorburg.
Andere gebouwen op Halfweg
Toen de trekschuitdienst van start ging, werd ten noorden van de Delfweg een herberg gebouwd, De Bonte Hengst. Die ondervond al snel concurrentie van de kastelein in het commissarishuis Halfweg, maar de herberg aan de noordkant van de brug, ook wel het Veerhuis genoemd, hield het wel langer uit. In 1860 is op die plek een nieuwe herberg gebouwd, die in 1972 is afgebroken. Ook het café Spoorzicht dat naast de herberg stond, is gesloopt. Wat er nog wel staat, is het huis van de Leidse schippers, dat aan de noordoostkant van de Halfwegsebrug staat. Het Leidse schippersgilde kocht dit huis in 1781 om op Halfweg in Lisse te kunnen overnachten. Nadat de trekschuitdienst stopte, verkochten zij het aan Keukenhof. Dit huis is in de 19de eeuw herbouwd, maar het staat nog altijd naast de brug.
Het verleden zichtbaar en beleefbaar
Foto: Onlangs zijn wegwijzers met informatiepanelen op zeven plekken langs de Trekvaart geplaatst. Foto: Marca Bultink
Hoewel veel gebouwen zijn afgebroken, zijn in Lisse nog aardig wat historische elementen uit de tijd van de trekschuit te zien. Langs de Leidsevaart en Haarlemmertrekvaart zijn sinds kort wegwijzers met informatiepanelen te zien, die de geschiedenis van de trekvaartdienst Haarlem-Leiden laten herleven.
Noten
1. Van Kampen (2010)
2. Rink, VOL 6-4 (2007)
3. Hulkenberg (1971)
4. Rink, VOL 7-1 (2008)
5. Advertentie Leydse Courant, 17 december 1860 (ELO)
6. Van Kampen, Notities Trekvaart.
7. Advertentie Opregte Haarlemsche Courant, 5 mei 1860 (NHA)
8. Haverkamp (2008), p. 32.
Bronnen
* Archieven: Erfgoed Leiden en Omstreken (ELO), Noord-HollandsArchief (NHA) en Hoogheemraadschap van Rijnland (HHR).
* F. Haverkamp: ‘Het goudleerbehang van de porseleinkamer’ In: Jaarboek Kasteel Keukenhof (2008), p. 25-37.
* A.M. Hulkenberg: Keukenhof (1975).
* A.M. Hulkenberg: ’t Roemwaard Lisse (1971)
* A.M. van Kampen: ‘Halfscheidpaal Halfweg’. In: Geo-Info (2010), p. 4-11.
* A.M. van Kampen: Notities uit de trekvaart-archieven. DVD in bezit van de Vereniging Oud Lisse.
* R. Pots, J. Knoester e.a.: Blauwe ader van de Bollenstreek (2007).
* B. Rink: ‘Herdenking 350 jaar Trekvaart met historie
Huize Halfweg.’ In 3 delen verschenen in Nieuwblad vande Vereniging Oud Lisse, jrg. 6-3 (juli 2007), p. 15-21,
jrg. 6-4 (okt. 2007), p. 11-17 en jrg. 7-1 (jan. 2008), p. 9-14.
* M. Wellenberg en A. van der Zee: Atlas van de trekvaarten in Zuid-Holland (2021).