Berichten

Hoog bezoek in Lisse

Het CDA bestuur vergaderde  rond het aan het begin van de 20e eeuw in het gebouw aan de Bondstraat van de Katholieke Arbeidersbond. Het was een armoedige kroeg.  Een aantal leden van de Staten Generaal kwam op bezoek. De ordinaire omstandigheden in de kroeg worden besproken.

NIEUWSBLAD Jaargang 10 nummer 2, april 2011

Van de heer Bas Romeyn kregen we een artikel dat op 28-8-2000 in de NRC-Handelsblad heeft gestaan. Hij beschrijft op hilarische wijze over CDA-vergaderingen in het KAB-gebouw, een tijdsbeeld om van te genieten.

door Bas Romeyn

Het zal een jaar of vijftien geleden zijn dat ik gevraagd werd om het CDA-bestuur in Lisse te komen versterken. Na ampel beraad, zoals dat zo mooi heet, besloot ik de uitdaging aan te gaan. De vergaderingen werden gehouden in het KAB-gebouw, aan de Bondstraat (overigens niets van doen met onze 007-held) te Lisse. Een schamel pand uit 1914, waar de Katholieke Arbeiders Bond haar hoofdkwartier had gevestigd. Een fraaie benaming voor iets dat gewoon een tempel van koning Alcohol was. Als je binnenkwam, ging je langs de biljarttafels l naar rechts. Daar kon je kiezen uit de meest steile trap die ik ooit in m’n leven heb gezien (hij stond vrijwel recht omhoog), óf de deur naar de urinoirs, een benaming die volledig recht deed aan de grondstof die daar afgewerkt werd. In deze ruimte stond een groot aantal granito bakken tegen de muur, alwaar duizenden katholieke arbeiders, sinds de Eerste Wereldoorlog hun door zware landarbeid op de bollenvelden gekromde ruggen nog krommer trokken bij het lozen van met ureum vermengde alcohol. Het resultaat mocht er zijn. Als je ooitaa n scholieren aanschouwelijk wilt maken hoe de grotten van Han zijn ontstaan, is één blik in voornoemde ruimte voldoende. Het spreekt voor zich dat een ieder die zelfs maar over een slechts gedeeltelijk reukvermogen beschikte, de urinoirs blindelings kon vinden.

Bovenaan de trap der alpinisten bevond zich onze vergaderzaal. Aan de grote wand hing een aantrekkelijk klein schilderij, voorstellende een heidelandschap met een wat moedeloos ogende herder met een dito sjokkende hond, naast een schier onafzienbare kudde schapen. Het bijzondere was dat om dit oliewerkje heen gewoon gordijnen aan een rails hingen, aldus de illusie wekkend dat de paarswollige gloed door een venster naar binnen scheen. Dat zou het geval geweest zijn, indien de verlichting redelijk zou zijn. Echter, vrijwel de gehele zoldering was bedekt met tl-buizen, aldus de oude Philips-slogan: “Wie licht spreidt, spreidt gezelligheid”, op rigoureuze wijze opvolgend.

De eerste keer schoof ik, duizelig van alle indrukken, aan een lange rij, terdege met formica voorziene, tafels aan. Voor de pauze kregen we een kop koffie, na de pauze nog een, geserveerd door de vaste kracht van het KAB-gebouw, een zekere Inge. Na een aantal vergaderingen deze consumpties met lede ogen aanschouwd te hebben, stelde ik dat aan de verzorging van het inwendige van het CDA-bestuur toch wel wat schortte en dat ik graag, als donatie aan het CDA, voortaan de catering zou willen verzorgen. Dat werd geaccepteerd.

Na een indringend gesprek met Inge, die opveerde gelijk eens Lazarus uit z’n graf, schets ik u een gemiddelde vergaderavond: Voor de pauze koffie met een werkelijk royale keuze uit taart, gebak en cake, vaak door Inge zelf gebakken. Daarna, na de pauze, zalmsalade, visschotel, sateh met stokbrood, al dan niet begeleid door versnaperingen uit de frituurpan. Tevens, ook niet onbelangrijk, de volledige keuze uit het bar-assortiment van de katholieke arbeiders. En neem maar aan, die was ruim. Op mijn verzoek werden hier wat betere wijnen aan toegevoegd.

Lid van bestuur was, de ook in Lisse wonende, Joep de Boer, voorzitter van de buitenland­commissie van de Tweede Kamer. Als Joep aanwezig was, hij was vaak buitengaats, werd door de voorzitter gevraagd of er nieuws was uit de Tweede Kamer of het buitenland. Met veel genoegen en uitvoerig, in alle betekenissen van het woord, kweet Joep zich van z’n taak, zodat de rest van het gezelschap zich kon spijzen en laven. Op zekere dag, het werd van tevoren aangekondigd, zou Joep langskomen met een delegatie Kamerleden. Inge werd tijdig gewaarschuwd. Het hoge gezelschap arriveerde wat later op de avond. Het bestuur was inmiddels al begonnen met vergaderen. Ik zal u uitleggen wat er te zien was: onder de onbarmhartig schijnende tl-buizen (de penningmeester droeg altijd een zonnebril), stonden de tafels vol met door Inge zelfgemaakte salades, dampende schalen met satehstokken, manden stokbrood, bitterballen en vlammetjes, alsmede restanten taart. Mannen en vrouwen, aan de shag dan wel sigaretten of dikke sigaren rokend, met handen glazen omklemmend, waarin bier, witte of rode wijn of limonadeglazen gevuld met ‘baco’s’ van Inge, die, het mag niet verzwegen worden, een uitzonderlijke nadruk legde op het gedeelte ‘ba’ en beduidend minder op de ‘co’.

Leden van de Staten Generaal

De leden van de Staten Generaal, al overweldigd door het gebouw en zaal, deinsden terug en keken zoals eens de vrouw van Lot moet hebben gekeken naar de ondergang van Sodom en Gomorra. Lang duurde dit niet, want ze werden allerhartelijkst, mogelijk zelfs een tikkeltje oneerbiedig, begroet. Pas aan het einde der vergadering zag ik door wat tabaksrook een hand over de tafel schuiven, toebehorende aan een Kamerlid uit de Anti-Revolutionaire bloedgroep, die het laatste satehstokje van de schaal pakte. Hij was de enige van het hoge gezelschap die dit aandurfde. Het voltallige bestuur was het er over eens: het was een grandioze avond geweest! Ik kan mij voorstellen dat een zekere gelijkenis met gepeperde avonden in Rotterdam zich opdringt. Vergeet echter niet, in Lisse was geen sprake van verteren van gemeenschapsgelden. Het CDA had in mijn tijd 10 van de 19 gemeenteraadsleden en nu zes. Zegt dat niet voldoende? Voor politieke adviezen houd ik mij beschikbaar.

De voorkant van het patronaatsgebouw

 

Vaandel “De Hanze”

Nieuwsflits

NIEUWSBLAD Jaargang 10 nummer 2, april 2011

De Vereniging Oud Lisse heeft een nieuw pronkstuk aan de verzameling toegevoegd. Voorzitter Wim Bosch nam in Voorhout uit handen van Broeder Dalmatius van Heel een vaandel in ontvangst dat bijna honderd jaar oud moet zijn. Het vaandel behoorde toe aan de R.K. Kruideniersvereniging van St. Jozef afdeling Lisse, ‘De Hanze’ die in maart 1912 werd opgericht. Broeder Dalmatius (91), van de Broedercongregatie Onze Lieve Vrouw van Zeven Smarten, vertelde bij de overhandiging dat het vaandel een jaar of vijftien geleden bij de congregatie (die een heel uitgebreid museum heeft) werd gebracht. De congregatie loopt overigens op de laatste benen. De gemiddelde leeftijd van de nog aangesloten 26 broeders is 87,5 jaar en er is geen nieuwe aanwas meer die zich voor projecten op het gebied van onderwijs en opvoeding kan inzetten.

Eigenlijk wist ik niet goed wat ik ermee aan moest en hebben we het in goede staat gebracht en opgeslagen bij de spullen waarmee we geen binding hebben, maar die wel historisch zijn” vertelde Broeder Dalmatius. Met tussenkomst van Emiel van der Hoeven van de Historische Kring Voorhout werd contact gelegd met de Vereniging Oud Lisse. Voorzitter Wim Bosch liet blijken zeer verguld te zijn met het cadeau, dat een goede plaats zal krijgen in het gebouw De Vergulde Zwaan aan de eerste Havendwarsstraat. “Een prachtige aanwinst die op een bijzondere manier tot ons is gekomen en waaruit blijkt datje als historische verenigingen het nodige voor elkaar kunt betekenen.” Het vaandel is al die tijd opgeslagen geweest in het depot van de congregatie, dat is gevestigd in het woonzorgcentrum in Voorhout op de plaats waar ooit de Bisschoppelijke Nijverheids School (BNS) stond. Het vaandel blijkt toch wel wat van de tand des tijds geleden te hebben. Om de staat van het vaandel weer op peil te krijgen mag de vereniging een beroep doen op de hulp van mevrouw Swinkels, Mevrouw Swinkels is een deskundige op het gebied van textielconservering

Het vaandel

Broeder Dalmatius en Wim Bosch

“TROU MOET BLIJCKEN” ??

Op 15 februari kreeg de VOL een vaandel, waarop ‘Trouw moet blijken’ staat uit 1926. De muziekvereniging was echter al in 1897 opgericht met de naam ‘Eensgezind’. De naam werd in 1926 veranderd. De overhandiging van het vaandel en de geschiedenis van de vereniging, die later opging in Da Capo, worden beschreven.

door Arie in ’t Veld

Nieuwsblad 20 nummer 1, 2021

Het vaandel kwam richting de vereniging mede (of vooral) dankzij de inzet
en bemoeienis van Chris Balkenende, die daar twee jaar mee bezig is geweest.
Hij hoopt dat er elders in Lisse meer vaandels te vinden zijn.. Chapeau voor Chris!

We beginnen dit verhaal met gelijk iets recht te zetten. Sinds jaar en dag en door zo ongeveer iedereen is de muziekvereniging Trou Moet Blijcken als zodanig geschreven. Fout, zoals ook uit het onlangs aan de Vereniging Oud Lisse overhandigde vaandel  blijkt.Het was gewoon Trouw Moet Blijken (TMB) en de vorige schrijfwijze hopen we hiermee uit de wereld geholpen te hebben. De vereniging startte overigens niet met die naam. Onlangs werd het vaandel overhandigd aan de VOL. Een pracht stuk!

Harmonie Eensgezind in 1918 naast etablisement “De Witte Zwaan”

Hoe het begon: Op 31 juli 1897 kwamen in Hotel Café De Witte Zwaan op het Vierkant (waar nu Dirk is gevestigd) Joh. Wesselo, Anton v.d. Meer, P. Kaptein, IJ. van der Mark en H. Verdegaal in de roemruchte uitspanning bijeen om eens te onderzoeken of een muziekvereniging in Lisse enige grond onder de voeten kon krijgen. Bij die beraadslagingen werd men terzijde gestaan door meester Berfaas, die later de dirigeerstok zou hanteren. Ter plekke vormde men een voorlopig bestuur en  sprak het gezelschap af om een week later weer bij elkaar te komen. Ondertussen zou men enige dorpelingen polsen over het aangaan van een lidmaatschap. Dat sloeg aan, want op 5 augustus waren er al 18 liefhebbers die de vrije tijd met het maken van muziek in groepsverband wilden doorbrengen en dat was voldoende om van start te gaan. Het definitieve bestuur werd benoemd en gevormd door Joh. Wesselo (president), F. de Meulder (penningmeester), C. Caspers (secretaris) en als commissarissen IJ. van der Mark en H. Verdegaal. Op 16 augustus volgde de oprichtingsvergadering. Toen stond tevens vast dat de benodigde gelden er zouden komen met als ruggensteun het niet misselijke bedrag van honderd gulden dat door Gravin van Lynden werd neergeteld. Een andere rijkdom was het feit dat men totaal 23 leden in het verenigingsregister kon aantekenen. Een start waar muziek in zat.

Eensgezind
De naam van de nieuwe vereniging werd Eensgezind’ en dat was niet voor niets, want juist in die beginjaren zat men op eenzelfde golflengte en was zo ongeveer het hele dorp enthousiast over de nieuwe vereniging. Zo erg zelfs, dat iedereen die op enigerlei wijze van muziek hield, zich aan wilde sluiten. Een ledenstop was dan ook al gauw aan de orde en dat is natuurlijk aan de ene kant sneu, doch anderzijds een grote rijkdom. Onder leiding van Berfaas werden al spoedig de eerste melodieën aan de instrumenten ontlokt en konden de Lissers op korte termijn genieten van de eerste optredens. In de muziektent die in de zomermaanden op het Vierkant stond opgesteld bijvoorbeeld. De Zomeravond-concerten werden vermaard en druk bezocht en bezorgden Eensgezind een goede naam. (O, goede oude tijd, tijd met een Vierkant dat nog echt gezellig was….). De naam bleef echter niet. In de twintiger jaren werd een scherpe streep getrokken tussen het roomskatholieke en het protestantse Lissese leven. Eerder al was onder leiding van pastoor B.A. Lasance de harmonie St. Gregorius de Groote opgericht, maar toen deze vereniging in 1926 werd losgekoppeld van St. Jozefgezellen en het de harmonie Adolf Kolping werd (het latere Canite Tuba) stonden veel Rooms-Katholieke Lissese muziekmakers voor de niet te passeren keuze om zich bij die vereniging aan te sluiten. Meneer pastoor hielp een handje bij die overwegingen… Slechts vijftien leden bleven bij Eensgezind met baanbrekers als Mastenbroek, de Schrama’s en de heren De Haas, Nederpelt en Van der Linden. Trouwe lieden die de basis vormden van een nieuwe vereniging op oude leest en het Eensgezind in 1926 inruilden voor de welluidende
en alleszeggende naam Trouw Moet Blijken’. Een stuk Lisse dat niet aan de aanacht van de geschiedschrijvers mag ontbreken en wordt voortgezet, hoe het in de toekomst allemaal ook moge verlopen. Want hoe het ook zij, er zijn altijd redenen om de bazuin te steken (sorry dat was de naam van Canite Tuba…) en dat wordt dan veelal gedaan door mensen die in hun hobby hun trouw laten blijken…. Uiteraard kwam de sfeer in de vereniging zoals die vanouds was ten einde toen in de negentiger jaren een fusie werd aangegaan met Canite Tuba. Min of meer afgedwongen door toenmalig burgemeester G. van der Kroft die het zat was dat zo’n beetje elke vereniging een eigen verenigingsgebouw wilde en beloofde dat als de beide muziekverenigingen zouden fuseren, de gemeente hen tegemoet zou komen.
Da Capo en Het Speelkwartier werden toen een feit.

Da Capo is in 1995 ontstaan na deze fusie.

Momenteel bestaat Da Capo uit zo’n 150 leden, en heeft twee eindafdelingen, namelijk de harmonie en de show- en marchingband. Da Capo heeft een eigen opleidingstraject dat zich richt op instroom in een van beide eindafdelingen. Tot die tijd spelen jonge muzikanten bij Jong Da Capo; het opleidingsorkest van de vereniging. Daarnaast is er de twirlgroep, die in diverse samenstellingen en formaties regelmatig deelneemt aan lokale en nationale twirlwedstrijden.

Jubileum
En dan nu de hamvraag voor onze lezers. Bent u lid geweest van een van beide verenigingen en beschikt u over leuke foto’s, of kent u aardige anekdotes? Dan horen we dat graag van u. We willen als VOL-nieuwsblad aandacht besteden aan de viering van het 125-jarig bestaan van de basisvereniging in 2022.
Show en drumfanfare Trouw Moet Blijken’ in 1985 in de kleuren van Lisse.

Show en drumfanfare Trouw Moet Blijken’ in 1985 in de kleuren van Lisse

De afdeling Lisse van de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur 150 jaar.

De afdeling Lisse van de Algemene Vereniging Bloembollencultuur werd in 1879 opgericht. De Lissese afdeling organiseerde onder andere tentoonstellingen. De tentoonstellingen werden gehouden in de Witte Zwaan. Deze afdeling bestaat nu 150 jaar. De wetenswaardigheden van de afgelopen 150 jaar worden besproken. In museum de Zwarte Tulp is een tentoonstelling hierover met de titel ‘Van windhandel tot wereldhandel’.

door Arie in ‘t Veld

NIEUWSBLAD Jaargang 9 nummer 1, januari 2010

In 2010 viert de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur het 150-jarige bestaan. Een belangrijke vereniging voor de kwekers van bloembollen en knollen en dus ook van belang voor de Lissese kwekers. In de geschiedenis van Lisse neemt de bollencultuur namelijk een belangrijke plaats in. Met name de laatste tweehonderd jaar. Veel ondernemers handelden voor de voet op, frank en vrij en naar eigen inzicht, maar op een gegeven moment ontstond de behoefte om zich te bundelen. Een vereniging op te richten. Dat werd dus de toen nog niet Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur en de Lissese afdeling daarvan zag op 13 maart 1879 het licht.

Afdelingen.

De oprichting vond plaats in een tijd waarin de zaken er een beetje anders aan toegingen dan vandaag de dag. We laten maar in het midden of dat inderdaad de goede oude tijd was, maar bedenkingen zijn er wat dat betreft hier en daar wel. Dat neemt niet weg, dat initiatieven ooit eens moeten worden genomen en dat gebeurde in 1860 onder meer voor de toekomst van het bloembollenvak. In dat jaar werd de Algemene Vereniging van Bloembollencultuur opgericht. Een vereniging die tot doel had het bollenvak meer naar buiten te laten komen en uiteraard allerhande zaken te regelen binnen het vak. Het verging de organisatoren echter niet zoals ze hadden verwacht. De belangstelling voor de vereniging bleef vrij lauw en het ledenbestand was niet bepaald om over naar huis te schrijven. In een ledenvergadering in het jaar 1878 werd besloten, de verenigingen op te splitsen in afdelingen en zie…..; met de komst van de afdelingen groeide het totale ledenbestand van de vereniging zienderogen en dat zette zich gedurende vele jaren voort.

Lisse

Op 13 maart 1879 werd dus de afdeling Lisse bij de vereniging ingeschreven. Een afdeling die in latere jaren zeer geducht in de weer zou zijn en tot vele zaken het initiatief zou nemen. Een afdeling ook, die meteen zeer duidelijk bijdroeg in de groei van het totale ledenaantal van de vereniging, want van de 24 eerste leden van de afdeling waren tot dat moment slechts twee mensen al lid van de moedervereniging. Een hele aanwinst dus. Onder leiding van voorzitter C. Blokhuis werden de eerste stappen op het verenigingspad gezet. Een naam waarmee men overigens nog vele jaren werd geconfronteerd, want toen de driejarige voorzittersperiode eenmaal voorbij was nam de heer G. Blokhuis de hamer over. Dit hamertje wisselen duurde tot 1896. In dat jaar verkoos de vergadering de heer A. Guldemond als voorzitter en deze bleef het voorzitterschap tot 1912 bekleden. Overigens is de naam Blokhuis daarmee niet opzij gezet, want nog heden ten dage is deze naam in Lisse zeer bekend. Denk maar aan het winkelcentrum met dezelfde naam.

Activiteiten

Graven in de geschiedenis van de afdeling, is graven in een eeuw waarin zich op alle mogelijke terreinen heel wat heeft afgespeeld en waarvan het weergeven ettelijke pagina’s zou vergen. Veel geschiedenis werd ook in Lisse geschreven, omdat vele activiteiten in het hart van de bollenstreek werden geboren en verder ontwikkeld. Naast de steun die men die moederorganisatie verleende bij haar activiteiten, zoals het Scheidsgerecht, de bloemenkeuringen en opnaamstellingen, de proeftuin en de diverse tentoonstellingen, wist men in Lisse ook van wanten en zo organiseerde men ook zelf tentoonstellingen. De tentoonstelling die in 1929 in de (houten) HBG hallen werd gehouden vanwege het 50-jarig bestaan van de afdeling, spande wel de kroon. Niet alleen omdat men een enorme berg werk verzette om alles zo mooi en groots mogelijk te doen zijn, maar ook voor wat betreft de enorme tegenslagen die men kreeg te incasseren. Het vroor in die bewuste februarimaand namelijk dat het kraakte (het gemeentehuis in Leiden brandde af en veranderde door het bevroren bluswater in een schitterend ijspaleis). De pakweg 20 graden vorst konden niet worden verwerkt door de nog experimentele oliestook c.v. en de tentoonstelling ging door de kou ten onder. Zelfs de voor 4000 gulden gehuurde palmbomen gingen eraan. Dat het publiek het liet afweten was iets dat zich duidelijk laat raden als we thans zien dat vele evenementen niet door kunnen gaan omdat men (zelfs met de huidige moderne middelen) er niet door kan. Een jubileum dus om maar gauw te vergeten. Voor u lichten we nog het volgende uit de annalen van de afdeling; “Meermalen hield deze afdeling welgeslaagde tentoonstellingen, die getuigenis afl egden van de volmaaktheid, welke het vervroegen, vooral der Hyachinthen, te Lisse had bereikt. De eersten dezer tentoonstellingen werden gehouden in 1881 en 1882, de volgende in 1886 en de derde in 1892.” Omtrent deze laatste tentoonstelling lezen wij in het Weekblad voor Bloembollencultuur: “Het feest is schitterend geweest; nooit werden hier schoonere bloemen gezien. Nooit ook mocht een tentoonstelling te Lisse zich in zulk een succes verheugen. Het lokaal van “De Witte Zwaan” was in een waar lustoord veranderd en reeds bij het binnentreden was de aanblik grootsch. Ofschoon tulpen schaarsch waren en Narcissen en Crocussen geheel ontbraken, werd men voor dit gemis schadeloos gesteld door de grote massa Hyachinthen welke in onberispelijke exemplaren voorhanden waren. De voorzitter der afdeeling, de heer P. Joh. Weijenbergh, hield bij de opening der tentoonstelling eene rede, waarin hij de geschiedenis van Lisse, voor zoover de bloementeelt betreft, verhaalde. De spreker herinnerde eraan, dat reeds in het begin der 19e eeuw vanuit Lisse handel werd gedreven met het buitenland. Reeds in 1813 waren, tijdens den slag bij Leipzig, twee bloemisten namelijk de heren Affourtit van Lisse en Kruijff van Sassenheim in die stad ingesloten geworden, waardoor zij in hunnen handel zeer waren bemoeilijkt…” In 1840 onderging de teelt eenige uitbreiding. Zij werd toen door een achttiental personen beoefend die tezamen evenwel niet meer teelden dan ongeveer anderhalf bunder (hectare) Hyacinthen en wat Tulpen en Crocussen naar verhouding. In 1841 werd voor het eerst een stuk weiland van 1000 roeden voor de cultuur ingestoken en ofschoon zulks later ook nog af en toe geschiedde, bleef het een zeldzaamheid tot aan het jaar 1865. Toen begon men de bloembollenteelt niet meer als een bijzaakje te beschouwen, maar zochten sommigen daarin het hoofdbestaan. Eerst in 1880 evenwel ging de teelt met reuzenschreden vooruit. Ettelijke bunders weiland werden jaar op jaar voor de cultuur geschikt gemaakt, zoodat in het jaar 1892, volgens de meededeling van den heer Weijenbergh, niet minder dan 40 bunders weiland voor de teelt werden gereed gemaakt. En wat een cijfers die Weijenbergh meegaf: “Er waren in dat jaar ongeveer 250 bunders land voor de Hyacinthenteelt in gebruik en er werd jaarlijks ruim f. 120.000 aan arbeidsloon uitgegeven. Het is welbekend, dat de ontwikkeling van Lisse sedert niet heeft stilgestaan, en de geschiedenis  der afdeling is van die geregelde ontwikkeling een afspiegeling. In 1898 nam zij het initiatief tot de oprichting van een ziekenfonds voor werklieden. In 1901 werkte zij krachtig mede tot de totstandkoming der districtstelefoon, waarvan Lisse het middelpunt werd. In 1903 droeg zij het hare bij tot bespoediging van den bouw van het nieuwe station en gebruikte zij haren invloed, om dit aan de belangen van het bloembollenvak te doen beantwoorden. In 1907 richtte zij een tuinbouw wintercursus op en krachtige pogingen werden door de afdeeling in het werk gesteld om de vestiging eener voor de bloembollenstreek op te richten tuinbouw winterschool voor de gemeente Lisse te verzekeren.”

Onderwijs

De afdeling bewoog zich ook op het gebied van het onderwijs en wel door middel van het organiseren van cursussen in de bloembollenteelt. Een belangrijke steun werd ook verleend aan het onderzoek dat de toenmalige Dr. van Slogteren verrichtte. Onderzoek dat zich steeds verder uitstrekte en uiteindelijk leidde tot de stichting van het Laboratorium voor Bloembollen Onderzoek, dat een wereldwijde naam heeft opgebouwd als onderzoekinstituut. De afdeling manifesteerde zich ook fl ink op het gebied van tentoonstellingen en veroverde vele prijzen. Vooral de tentoonstellingen met de vervroegde hyacinten waren befaamd en vele bezoekers keken in De Witte Zwaan de ogen uit het hoofd. Men zond ook in naar de Floriade van 1972 en behaalde een ereprijs met lof van de jury en een drietal eerste prijzen en ook in Keulen timmerde de afdeling geducht aan de weg. Als laatste voorbeeld noemen we het mede dankzij de bemoeienissen van de afdeling ontstaan van de Nationale Bloembollenmarkt in Lisse, die elke 3e zaterdag van de maand oktober wordt gehouden en waarvoor een groeiende belangstelling bestaat. Ook sociale problemen werden in de afdeling aangesneden, doch konden niet altijd succesvol worden afgewerkt.

Door onderwijs probeerde men de werkomstandigheden te verbeteren.

Reeds in 1892 stelde de 29-jarige J. Pynacker voor een pensioenfonds in het leven te roepen voor de werklieden. Na veel voorbereidend werk bleek dit echter geen haalbare kaart. Omstreeks die tijd had men in Lisse ook nog de handen vol aan een andere zaak, namelijk het streven in Amerika om de 30 procent invoerrechten op bloembollen in dat land weg te nemen. Er werd door de afdeling een advocaat in de arm genomen op een basis van zo ongeveer no cure – no pay. Het heeft een hele poos geduurd voordat die man centen zag.

Namen

Vele namen worden in de wereld van de Lissese bloembollencultuur vermeld en zeer velen hebben zich op onschatbare wijze verdienstelijk gemaakt voor dit vak. Een naam om nooit meer te vergeten is die van Nicolaas Dames. (zie onze vorige artikelen). De man die nooit luisterde naar wat anderen aan meningen trachten op te werpen, doch zijn eigen proefondervindelijke gang ging en vriend en vijand versteld deed zijn met zijn resultaten van de vroege en late hyacintenbroei. Aan het front van het huidige laboratorium dat nu PPO Bloembollen en bomen heet, staat nog immer een borstbeeld ter nagedachtenis aan deze vakman, met als onderschrift “Voor kunde en Gemeenschapszin”. Een spreuk waaronder eveneens de (schaarse) medailles namens Nicolaas Dames Fonds worden uitgereikt, aan lieden die zich op de een of andere wijze bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt voor het bloembollenvak. Een andere naam die niet ongenoemd mag blijven is die van D.W. Lefeber. De “winner” zoals dat heet, van de darwin hybride Apeldoorn. Een rode tulpensoort. Zijn broer kon er trouwens ook wat van, want nog heden ten dage is de hyacint Pink Pearl zeer bekend. Een soort die maar liefst zo’n dikke tachtig jaar geleden al in de Beurszaal te Haarlem werd genoteerd. Lisse was en is het hart van bollenland en vele activiteiten werden en worden hier ontwikkeld. Activiteiten die in de gehele wereld eer en roem oogsten. En laat dat vooral zo blijven.

EXCELSIOR 100 JAAR

De geschiedenis van 100 jaar Excelsior wordt weergegeven. Na oprichting in 1909 was het eerste concert in 1911 .

door Liesbeth Brouwer

Nieuwsblad Jaargang 8 nummer 4, oktober 2009

Op 29 oktober 1909 werd in Lisse een koor opgericht. Het kreeg de naam Excelsior, wat steeds hoger betekent. De oprichters, in die tijd zoals gebruikelijk allemaal mannen, hebben niet kunnen bevroeden dat ze daarmee de start gaven voor een bijzondere geschiedenis. De oprichters hadden een gereformeerde achtergrond. In Lisse bestond sinds 1905 al een koor op hervormde grondslag, namelijk het koor Looft den Heer. Het paste in het tijdsbeeld om voor de verschillende protestante richtingen een apart koor te hebben. Later ontstond er wel samenwerking tussen beide koren en, hoewel de samenwerking soms wat moeizaam verliep, kwam het toch meerdere keren tot gezamenlijke uitvoeringen. Dat laatste kan niet meer omdat Looft den Heer in 2004 opgeheven is.

1915: concours in Lisse, dirigent C. Herrewijn (zittend precies in het midden)

 

Gelukkig is Excelsior na 100 jaar nog een springlevend koor. Men is nu druk bezig met het instuderen van het jubileumconcert van 30 oktober dat in de Agathakerk wordt gegeven.
Een concert in de R.K. Agathakerk zou in de begintijd van Excelsior natuurlijk onmogelijk zijn geweest, waaruit meteen blijkt dat ook het koor met de tijd meegaat. In de jaren 60 kreeg het koor een algemener kleuring. Er zijn nu leden van allerlei gezindten. In de statuten is natuurlijk wel verankerd dat het koor gestoeld is op de bijbel.

 

Het koor was dus in 1909 opgericht en kon al in 1911 de eerste uitvoering geven. Daarin werd Psalm 8 voor vier stemmen (sopranen, alten, tenoren en bassen) ten gehore gebracht. Bij het jubileumconcert zal deze Psalm 8 ook weer vierstemmig klinken, maar wel in een moderner jasje.

Er is vrij veel over het koor bewaard gebleven. Bestuursverslagen, statuten, maar ook uitvoeringsboekjes en affiches zijn er. Maar van het 50 jarige bestaan van het koor is niets terug te vinden. Werd er geen aandacht aan besteed, is men het gewoon vergeten? Wie zal het zeggen. Er is veel mondelinge geschiedenis. Hele families zijn al van moeder op dochter en van vader op zoon lid van het koor. In de verslagen wordt regelmatig gewag gemaakt van de ontvangst van een ondertrouwkaart. Menig koorlid vond een partner op het koor. Zeker in de beginperiode was het wekelijkse oefenen voor het koor het enige uitje dat er was. In de geschiedenis van het koor zie je ook bepaalde achternamen steeds terugkeren. We zullen daaruit 2 voorbeelden noemen: Daudeij en de Kooker. Adrie Vijfhuizen-de Kooker bijvoorbeeld is al 65 jaar lid van het grote koor. Daarvoor was zij al lid van het kinderkoor en zij was ook een tijd begeleidster van het kinderkoor.

Het jeugd- en kinderkoor werd in 1928 opgericht. Eenmaal enthousiast koorlid was de stap naar het grote koor makkelijk te zetten. Van de huidige 75 leden van het grote koor hebben er maar liefst 27 op het jeugd- of kinderkoor gezeten.

 

1949: 40-jarig jubileum, concert in de HBG-hal in Lisse met dirigent Th.Westerdaal (staand bij de lezenaar)

Helaas bestaat het kinderkoor niet meer. In de loop der tijd kwamen er steeds meer activiteiten voor de jeugd en liep het aantal jeugdleden te veel terug. In 1994 is besloten het jeugdkoor op te heffen.
Toch kunnen we dit jaar weer van dit koor genieten. Ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van Excelsior zijn er oproepen gedaan aan oud leden om zich te melden. Het oudst aangemelde jeugdlid is nu al boven de 80. Zij was zelfs bij de oprichting van het kinder- en jeugdkoor! Er hebben zich vanuit het hele land oud-jeugdleden gemeld. Zo kwamen er aanmeldingen uit Dieren, uit Bolsward, uit Leersum en Almere en uit onze Bollenstreekregio natuurlijk. Met de bedoeling om op het jubileumconcert als oud jeugdleden een muzikaal intermezzo te verzorgen met stukken die eertijds op het repertoire van het kinderkoor stonden.
Voor de oorlog was dat o.a. repertoire van Catharina van Renes. Misschien kent u nog wel Het Lentelied. Wanneer het niet meer bekend is dan kan men op het jubileumconcert zijn geheugen weer opfrissen, want dan zal dit stuk ook weer klinken. Het jeugdrepertoire was natuurlijk ook aan mode onderhevig en zo werden er in de jaren 60 diverse stukken uit musicals ingestudeerd. Bij de uitvoeringen was er soms ondersteuning van het grote koor. Ook uit dat repertoire zal weer wat klinken.

Zowel het grote koor als het kinder- en jeugdkoor hebben heel veel uitvoeringen gegeven. Sinds 1928 was er jaarlijks wel een uitvoering. Die uitvoeringen waren indertijd in de HBG-hallen en ook wel in de HoBaHohallen. Begeleiding kreeg het koor dan van een orgel of een piano, maar ook werd wel gebruik gemaakt van een kleine orkestbezetting, bijvoorbeeld van het symfonie orkest van Amsterdam. Dikwijls werden concerten gegeven met ondersteuning van andere koren, zoals van het residentie mannenkoor uit Den Haag.
Later volgden concerten in de Agathakerk. Het koor is heel bekend om de uitvoeringen van de Crucifi xion. Maar ook de Deutsche Messe en delen van de Jahreszeiten stonden op het repertoire. Tijdens het jubileumconcert zal een compilatie hiervan te horen zijn.

Een concertuitvoering is voor een koor een dure zaak. Dirigent en locatie moeten betaald worden. Gelukkig heeft het koor een eigen, zeer oude, vleugel (uit 1825). Normaal begeleidt de dirigent het koor tijdens het instuderen op dit instrument. Maar voor het jubileumconcert is er speciale ondersteuning van een pianist. Er wordt voor het concert een speciaal concertorgel gehuurd. Voor de repetities maakt men nu gebruik van dekerkzaal in de gereformeerde kerk. Daarvóór werd Rehoboth gebruikt en van 1966 tot 2000 werd gerepeteerd in Salvatori. Gelukkig heeft het koor
voor het jubileumconcert financiële ondersteuning gekregen van een aantal sponsors en kon ook gebruik gemaakt worden van het Schipholfonds.

EWat voor het koor, naast een dankbare taak, ook een prettige manier is om de kosten iets te drukken is optreden in verzorgingshuizen. Dit wordt gefinancierd door het fonds 1818, een fonds dat financiële ondersteuning geeft aan initiatieven op het gebied van zorg, welzijn en dergelijke. Bij zo’n gelegenheid worden voor de pauze geestelijke stukken ten gehore gebracht en volgt na de pauze een populair programma. Het koor treedt ook op in het LUMC en verzorgt jaarlijks een gehandicaptendienst in de Pelgrimkerk in Haarlem.

Vroeger deed het koor ook mee aan concoursen. In de periode van dirigent Th. Westerdaal waren dergelijke concoursen heel gebruikelijk.
Excelsior deed dat niet onverdienstelijk. Begonnen werd in een lagere klasse, maar al gauw deed men mee aan de ereklasse en behaalde nog 1e prijzen ook! Dat was de tijd waarin het ledental de 100 bereikte.
Zo’n ledental is er heden ten dage niet meer. Maar gelukkig is het dieptepunt uit begin jaren 60, toen nog maar 35 leden over waren en opheffing dreigde, voorbij. De 75 leden die het koor nu telt maken een ruime keuze mogelijk uit koorrepertoire. Er is nog altijd vraag naar de Crucifixion, dus wie weet wordt dat ooit weer ten gehore gebracht. Een uitvoering van passiemuziek van J.H. Maunder (Cantate olivet to calvary) behoort tot de wensen van het koor. Een uitbreiding naar 80 koorleden, met vooral mannenstemmen, zou dan wenselijk zijn.

Behalve een te laag ledental waren er wel meer dieptepunten voor het koor. Het overlijden van dirigent Westerdaal staat een aantal koorleden nog in het geheugen gegrift. Het koor was al druk aan het studeren voor een feestelijk concert, waar meerdere koren aan mee zouden doen. Het zou gegeven worden om te vieren dat dirigent Westerdaal 50 jaar organist/dirigent was. Toen kwam het bericht dat Westerdaal op 66-jarige leeftijd was overleden.

De oorlogsperiode was voor het koor ook een negatieve tijd. De Duitsers wilden bij de repertoirekeuze een vinger in de pap hebben. Dat wilden de koorleden niet en dus ging het koor min of meer slapend verder. Uitvoeringen werden niet gegeven, gerepeteerd werd er nog wel. Maar omdat de dirigent niet in Lisse woonde moest hij, in verband met de spertijd, in Lisse blijven overnachten. Na de oorlog werd een speciaal concert georganiseerd, samen met het koor Looft den Heer.
Excelsior beleefde na deze beroerde tijd weer een bloeiperiode.

 

1984: 75- jarig jubileum. Foto gemaakt in Salvatori, Lisse met dirigent Pieter de Jong (zittend in het midden, tussen de dames)

Om tot een repertoirekeuze te komen heeft het koor een muziekcommissie. Veel koorleden vervullen binnen het koor ook een vrijwilligersfunctie. Dat varieert van het verzorgen van de corsages en bloemstukken tijdens een concert tot het deelnemen aan een commissie, bijvoorbeeld de kledingcommissie. Want naast een mooie klank wil het oog ook wat.
Oorspronkelijk werd er gebruik gemaakt van speciale koorkleding. Droegen de dames bijvoorbeeld een wijnrode lange rok met een crèmekleurig jasje of, zoals bij het jubileumconcert bij het 90-jarig bestaan, een zwarte lange rok met afwisselend een fel blauw jasje en een gebloemde cape.

2006: Uitvoering van The Crucifi xion in de Agathakerk, Lisse, met dirigent Aldert Fuldner

Zo om de 7 jaar werd andere koorkleding gekozen. Na 2006 is het idee van koorkleding losgelaten en nu dragen de dames een zwarte lange broek of rok. Met allemaal een blouse in dezelfde kleur, bijvoorbeeld wit bij het jubileumconcert of rood tijdens een kerstconcert. De heren hebben het makkelijker. Zwart is het kostuum met wit overhemd variërend met verschillende kleuren strikjes en pochetjes, waarbij de kleur dan weer overeenkomt met de sjaals die de dames dragen.

Voor het jubileumconcert wordt nog hard gewerkt. Onder leiding van de eerste vrouwelijke dirigent, Marja Goudzwaard, die sinds januari 2007 de scepter zwaait bij het koor. Zij is ook dirigent bij de Noordzeezangers uit Katwijk. Wat weer prettig is omdat enkele mannenstemmen uit dit koor voor versterking zullen zorgen bij het jubileumconcert. Begin oktober is er een speciale studiedag. Voor het gelegenheidskoor van oud jeugdleden zijn er in oktober 2 repetitiedagen gepland. Het jubileumconcert is gratis te bezoeken. Het koor geeft een feestje en trakteert. Maar mogelijk is er wel een gelegenheid om het jarige koor een financieel presentje cadeau te doen. Er worden Cd-opnamen gemaakt en een jubileumboek zal verschijnen.
Misschien een leuk sinterklaascadeautje?

Mocht u eind oktober verhinderd zijn dan is er nog de gebruikelijke volkskerstzang op 18 december. Dan organiseert het Ademacomité een samenzang met ondersteuning van Excelsior en het koor van de Agathakerk.

Lisse mag zich verheugen op een eerbiedwaardige, maar levendige eeuweling.
Dat er nog maar zeer vele harmonieuze, klankrijke jaren voor Excelsior mogen volgen.

 

2009: Het huidige bestuur en dirigent Marja Goudzwaard-Malipaard (tweede van links)

Reactie uit Nieuwsblad januari 2010

Excelsior
Gijs Overvliet reageerde op het verhaal over het 100 jarig bestaan van Excelsion. In 2004/2005 schreef hij het jubileumboek “100 jaar Crescendo in Sassenheim”, overigens samen met Aukjen Nauta uit Lisse. Hierin schrijft hij over de samenwerking van Crescendo met Excelsior in de periode dat Excelsior 40 jaar bestond. Naar aanleiding van dat 40jarig bestaan ontstaat er een unieke samenwerking tussen de koren waar dirigent J. Theo Westendaal leiding aan geeft en het, zoals het toen heette, Chr. Fanfare Corps Crescendo. In die tijd zijn er nog maaar weinig bewerkingen voor koor en blaasorkest, dus er wordt wel wat gevergd van de organisatie om de programmering rond te krijgen.
Op 20 mei 1950 is er dan het grote concertoptreden in de Hobaho te Lisse.
Daar is de foto van die in het vorige nieuwsblad staat.
De heer Overvliet herkent nog diverse muzikanten: geheel rechts Ab Helmus (op bariton; broer van Piet Helmus die jarenlang in Lisse woonde en oom van de Lissese organist en muziekleraar A. Helmus) voor hem Rens van Duijn (sopraansax, hij is de vader van Wim van Duijn, in de jaren 70 directeur van de Muziekschool en dirigent van het Symfonieorkest). Geheel links vooraan Rinus Moolenaar (1e piston), 3de schuin naast hem Gerrit Vos (2de piston.
Het wordt zo’n groot succes dat besloten wordt om het concert te herhalen in de plaatsen van alle deelnemende verenigingen. Een heel georganiseer in een tijd zonder E-mail!

Overigens het boek “100 jaar Crescendo in Sassenheim” is nog te koop.

Boek ter gelegenheid van 100 jaar Excelsior

 

 

Kortebaandraverij al fenomeen sinds 1872

door Arie in ’t Veld

Uit De Lisser van 24 september 2008 Toen en nu

LISSE 

De Harddraverijvereniging Lisse en omstreken heeft in haar turbulente leven heel wat veranderingen meegemaakt. En dat zal nog wel zo blijven. Al was het alleen al het gegeven dat over enige tijd men voor het probleem staat dat de kermis niet meer op de Haven kan worden gehouden. In ieder geval tijdelijk tijdens de grote bouwwerkzaamheden die daar gaan plaatsvinden, maar vermoedelijk ook definitief, omdat er na die bouw nog maar weinig ruimte voor een grootschalig evenement als een kermis op die plek zal zijn. Maar de kortebaandraverij blijft (wellicht lang) op de Heereweg. 

De plek waar het ooit allemaal is begonnen. 

Het is 9 oktober 1872: het is gezellig druk in het logement De Witte Zwaan op het Vierkant. Nu was dat op zichzelf niet zo bijzonder, want in De Witte Zwaan was altijd wel wat te beleven, maar op die bewuste negende oktober was het allemaal toch een beetje anders dan anders. Op die dag werd namelijk voor de eerste keer in Lisse een kortebaandraverij gehouden. Een nieuw fenomeen dat door enkele enthousiaste lieden in Lisse was geïntroduceerd. In het roemruchte etablissement kwamen de deelnemers en notabelen bij elkaar om zich vervolgens gezamenlijk naar het parcours te begeven en uiteindelijk te ervaren waarom dit evenement van meet af aan de harten van de dorpelingen veroverde.
De belangstellenden kwamen echter niet alleen vanuit De Witte Zwaan. Ze kwamen uit alle hoeken van Lisse en de regio. Jong en oud, arm en rijk begaven zich op die eerste draverijdag naar het zuidelijke einde van de Rijksweg der le Klasse nummer 4 (nu Heereweg) om persoonlijk te aanschouwen hoe paarden en pikeurs de strijd met elkaar aanspanden. Een evenement dat steevast begon met de startzin: ‘Klaarmaken, op uw plaatsen, één, twee, drie, af (…)’.

Feest
Feest in Lisse. Feest op het Vierkant en in De Witte Zwaan én feest langs de Rijksweg nummer 4, waar die dag het initiatief van het Comité dat de draverij organiseerde, officieel een feit werd. Onder het toeziend oog van de initiatiefnemers voorzitter M. van Ewijk, J.W. Lefeber, G. Vreeburg, P.C. van Vrijberghe de Coningh, J. van der Mey Azn., T. van Ruiten, P. Scholten, P. van der Zon, W. Verdegaal en A. van der Mey Wzn., werd de Rijksweg zowel ’s morgens als ’s middags door het publiek in bezit genomen en vonden er draverijen plaats, die klonken als de legendarische klokken uit het welbekende gezegde. Met overigens als ruggensteun een toelage van 30 guldens uit de gemeentekas van Lisse. Die gemeentelijke bijdrage was een teken dat het gemeentebestuur het nieuwe initiatief een warm hart toedroeg, doch gold tevens als handreiking om de kosten enigszins in de hand te houden. En dat was nodig ook, want de gehele draverij vergde een bedrag van welgeteld 541 guldens en 25 cent. Een klein vermogen, dat echter kon worden opgebracht dankzij onder andere de entreegelden en er resteerde zelfs een saldo.
Binnenkort staat dit gigantisch grote feest weer voor de deur. De vele activiteiten, de kermis in het centrum en als afsluiting de kortebaandraverij. Het ‘Klaarmaken, op uw plaatsen (…)’ zal dan weer over de Heereweg schallen.

Copyright © 2008 Vereniging Oud Lisse

Een eeuw sociale woningbouw in Lisse.

Woningbouwvereniging Trias viert jubileum

door Arie in ’t Veld

Nieuwsblad Jaargang 6 nummer 2, april 2007

Dit jaar viert de woningbouwvereniging Trias het honderdjarige bestaan. Trias zelf bestaat nog slechts enkele jaren als het gevolg van een fusie tussen twee woningbouwverenigingen uit Lisse en een uit Voorhout. En van die drie verenigingen zou dit jaar de woningbouwvereniging Volksbelang uit Lisse het eeuwfeest vieren. Honderd jaar sociale woningbouw in Lisse. Trias zal dit jubileum op gepaste wijze vieren.

Irenestraat

Kijkend in de geschiedenisboeken van de vereniging wordt duidelijk dat Volksbelang werd opgericht in een tijd waarin het gros van de Lissese inwoners het bepaald niet breed had. Het was de tijd van lage weeklonen (minder dan tien gulden per week) en heel lange werkdagen. Van ’s morgens zes tot ’s avonds zeven uur en op zaterdag kon men ook nog eens een keertje aan de bak tot in de middag.
Huizen waren er in Lisse uiteraard wel maar niet al te veel en als we dan de kapitale villa’s langs de Heereweg maar even wegdenken, was het allemaal nog zeer eenvoudig ook. Dat allereenvoudigste was goed genoeg voor met name de bloemistknechts waaruit zo ongeveer heel werkend Lisse bestond, maar het bleek een hele klus om een dergelijke woning in bezit te krijgen.

Links de Irenestraat zoals Volksbelang die volbouwde voor de oorlog. Hier¬boven dezelfde Irenestraat als nieuw onderdeel van de complete, eigentijdse herbouw van de Lissese Vorstenwijk in 2005 tot heden.

Bekend is, dat menigeen in een schuur de nacht doorbracht of er zelfs totaal woonde. Het kon dan ook niet uitblijven dat in de rijen van de plaatselijke afdeling van de Volksbond eens nadrukkelijk over dit onderwerp werd gesproken en ziedaar, men boekte resultaten. Onder leiding van de geestelijk leider van de Volksbond en de heer H. v.d. Lans werd een oprichtingsvergadering gehouden en meldden zich gelijk al 26 mensen als lid van de nieuwe vereniging die Volksbelang ging heten. Een vereniging die weliswaar op Rooms-Katholieke leest was geschoeid, doch steeds voor alle gezindten bereikbaar is gebleken, wat het sociale karakter van deze vereniging weergeeft. Welnu, de vereniging was er in 1907, maar men had nog geen enkel huis om uit te delen. Zelfs nog geen plekje grond en geen enkele steen om de eerste arbeiderswoning te gaan bouwen. Er werd, voordat het uiteindelijk zover was, nog heel wat vergaderd. Na zo’ n dikke vijftig bestuursvergaderingen was het dan eindelijk zover: De woningbouwvereniging Volksbelang kreeg de kans om een aantal huizen voor haar wachtende leden te gaan bouwen. Wel was het toen inmiddels al 1914, dus zeven jaar na de oprichting en met gezwinde spoed ging men er tegenaan. 25 Woningen werden gebouwd in de Julianastraat, te weten de nummers 102 tot en met 124 en 103 tot en met 125. Woningen die in het kader van de grote vernieuwing van de Oranjebuurt inmiddels zijn gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw.

Huur per week f. 1,85

Voor de eerste 25 huizen van de vereniging kwamen ook de eerste 25 leden in aanmerking en dat gaf weinig moeilijkheden bij het verdelen. De oorspronkelijke huur bedroeg f. 1,85 per week die iets later werd verhoogd naar f. 2,10 per week. De huurpenningen werden wekelijks geïnd door de bestuursleden, die zo ongeveer alle voorkomende baantjes voor hun rekening namen. Een ander saillant detail uit die beginjaren is dat men de activiteiten startte op grond die voor twee kwartjes per vierkante meter van de hand ging. Dat is nu wel een beetje anders.

Groei

De woningbouwvereniging had spoedig de smaak te pakken en het voorbereiden en het bouwen van een tweede complex woningen liet niet meer zo lang op zich wachten. De groei kwam er in en in de jaren voorafgaande aan de tweede wereldbrand telde het woningbezit van de vereniging 140 huizen in een tijd dat er aan woningen geen gebrek meer was, maar wel aan geld om daar in te kunnen wonen en leven. De explosie in de woningbouw door en voor Volksbelang kwam echter in de na-oorlogse jaren.
Eerst werd de Koningstraat en omgeving gebouwd en vervolgens richtte men de blikken naar Meer en Duin zoals men de wijk toen noemde, maar die nu Meerzicht heet. De zeeheldenbuurt dus. Dat was in het begin van de zestiger jaren.
Daarna gebeurde er iets in Lisse dat veel stof deed opwaaien en heel wat discussies losmaakte: Volksbelang ging namelijk in de Poelpolder zo’n 550 flats bouwen en dat stapelen van die konijnenhokken wilde er bij de Lissers niet in. Dat dacht men tenminste, want binnen de kortste keren waren alle flats bewoond. En tot volle tevredenheid van de bewoners. Daarna volgde de wijk Meerenburgh waar de tweeduizendste woning van de vereniging een feit werd en na die tijd is er in Lisse nog heel veel meer aan de hand geweest op woningbouwgebied. In De Blinkerd, in het oude centrum, in de Poelpolder zuid en op wat losse plaatsen en natuurlijk recent in Vorstenhove zoals de Oranjebuurt inmiddels heet.

Gezinsbelang

Een andere speler op de markt van de sociale woningbouw kwam later dan Volksbelang aan de bak, maar was zeker zo actief. Dat was de woningbouwvereniging Het Gezinsbelang. Nadat Volksbelang uit de startblokken was gegaan bleek dat op een plekje grond buiten Lisse-dorp ook behoefte aan woonruimte was. In De Engel dus, op de grens van Lisse en Sassenheim en met van ouds af aan het stempel van: “Er tussen hangen”. Op 8 maart 1935 kwam daaraan wat de woningbouw betreft een einde. In het verenigingsgebouw De Beekbrug kwamen namelijk mensen uit De Engel bij elkaar om te horen wat de mogelijkheden zouden zijn voor het oprichten van een woningbouwvereniging. Het plan bleek goed aan te slaan, want het was die avond bijzonder druk in het verenigingsgebouw en de oprichting van “Het Gezinsbelang”‘ werd een feit.

Zeven jaar en vijftig bestuursvergaderingen na de oprichting van Volks¬belang konden de eerste 25 huizen worden gebouwd in de Julianastraat. In middels zijn deze huizen bijna een eeuw later alweer gesloopt in het kader van de vernieujwing van de Vorstenwijk.

De drang om zelf wat meer aan het bouwen van huizen te gaan doen kwam vooral doordat er op dat terrein in het gebied tussen Lisse en Sassenheim eigenlijk totaal niets gebeurde. Er werd weliswaar af en toe een huisje gebouwd, maar dat was bij lange na niet voldoende om het aantal woningzoekenden te huisvesten. En voor de Engelbewoners (Engelaars zeggen ze zelf…) restte er niet veel anders dan te verhuizen naar elders. Met pijn in het hart, want men vertrok niet graag uit de hechte woongemeenschap en als het maar enigszins mogelijk was, keerde men zo snel mogelijk weer naar de bakermat terug. Een goede basis voor een nieuwe woningbouwvereniging dus, die al snel na de oprichting de eerste bouwplannen ontwikkelde. Dat had tot gevolg dat reeds in 1937, dus twee jaar na de oprichting, de eerste huizen aan het Engelplein en de Nic. Damesstraat in gebruik genomen werden. 37 Stuks in totaal en dat was alvast een fors begin. Maar daar bleef het niet bij. Een volgende bouwstroom kwam op gang en ditmaal betrof het 32 huizen in het verlengde van de Nic. Damesstraat. Daarna moest men vijf jaar alle plannen in de kast leggen vanwege de oorlog, maar nauwelijks was die voorbij of in De Engel ging men er wat woningbouw betreft weer flink tegenaan. De J.C. de Haanstraat ontstond en er werd gebouwd op het Engelplein. Daarna volgde er nog 73 huizen en…. : plots bleek de koek voor wat de bouw in dit gebied betreft helemaal op te zijn. Het provinciebestuur nam namelijk de beslissing dat er in De Engel niet meer gebouwd mocht worden. Geheel tegen de zin van de oudere bestuursleden in, meldde de jeugd uit dat bestuur zich vervolgens bij burgemeester de Graaf om te praten over de bouwmogelijkheden in Lisse dorp. Ondanks de eerdere bestuurlijke tegenwerpingen werden de plannen doorgezet en werd de eerste steen gelegd voor huizen in de Evertszenstraat en de Van Speykstraat. Het Gezinsbelang was vanaf dat moment niet langer meer puur de woningbouwvereniging die zich alleen in De Engel druk bezig hield, maar was temidden van Lisse en de Lissers gekomen. En de Poelpolder werd ontsloten. Een groot gebied diende volgebouwd te worden en Het Gezinsbelang hielp daarin daadwerkelijk mee. De bouw van 44 woningen aan de Zwaluwstraat-Reigerstraat-Ooievaarstraat en Sperwerstraat werd gerealiseerd. Huizen die lang opvielen, maar dan helaas in negatieve zin, want het bleken huizen te zijn die ‘vraten’ aan de geldkist van de vereniging. Er werd vervolgens gebouwd rond het winkelcentrum Poelmarkt en in de componistenbuurt. Daarna werd het tijd om de oversteek naar Meerenburgh te maken. Voor Het Gezinsbelang betekende dat bouwen aan het Zuiderkruis en de Voerman en daarmee was de koek in dit gebied voor de vereniging op. Dat betekende echter geenszins dat Het Gezinsbelang stilletjes aan de kant ging zitten toekijken hoe de zaken zich verder zouden ontwikkelen. In De Engel werd een aanzienlijk deel van het oude huizenbestand gerenoveerd en dat ging op bijzonder degelijke wijze. Het Gezinsbelang bleek ook de aangewezen vereniging om Vreewijk, ofwel het ‘Peujepark’, onder handen te gaan nemen en ook in deze straat zowel als in Klein Vreewijk, verrezen aantrekkelijke huizen. Aan de Heereweg verrezen appartementen, alsook in Kanaalstraat tegenover de winkelgalerij De Heul en ook in de Blinkerd kreeg Het Gezinsbelang ruimte om te bouwen. Intussen werd tevens een prima eigen kantoor aan de Catharijnelaan gebouwd en wijdde het bestuur zich aan het bouwen in de Poelpolder zuid II nadat eerst het project Ter Beek was gerealiseerd. Daarmee was men dan (tegen alle verwachtingen in) toch weer terug vlakbij de bakermat van de vereniging in De Engel.

Op 17 februari 2000 werd een fusie tussen de drie woningbouwverenigingen (eentje uit Voorhout dus) een feit en ontstond Trias Woondiensten. De vereniging heeft nu een bezit van rond de 3400 woningen waarvan 659 in Voorhout. Een van de grootste projecten van de laatste tijd is ongetwijfeld de renovatie van de Oranjebuurt” in Lisse die gelijk werd omgedoopt in “Vorstenhove”. In de komende tijd wordt in Lisse het nodige op stapel gezet, zoals het bouwen in het plan ‘Geestwater’ in de Poelpolder. De vereniging wil daar van de ongeveer 300 te bouwen woningen 65 woningen in de sociale sector en 30 starterswoningen realiseren. Verder wordt bestudeerd of op de plek van het voormalige kantoor aan de Nassaustraat 20 sociale woningen en 20 koopwoningen gerealiseerd kunnen worden. Daarnaast zal van een aantal complexen worden bekeken of ze in de huidige markt nog aantrekkelijk genoeg zijn voor het doel waarvoor die woningen zijn gebouwd. Want dat het werk van verenigingen als Trias, ofwel het bouwen van woningen in de sociale sector, is nog bij lange na niet vervuld!

 

LISSE HEEFT NÓG EEN HOFJE: AAN DE PRINSESSESTRAAT

door Arie in ‘t Veld

Nieuwsblad Jaargang 5 nummer 3, juli 2006

Prinsessenhofje

Gebouwd voor ouderen, maar nu vooral bewoond door jongeren
Er is veel commotie rond het voortbestaan van het Hofje van Six aan de Kanaalstraat. Maar Lisse heeft nog een hofje! Niet zo oud als het Hofje van Six en ook niet direct in het centrum, maar in de Prinsessestraat. Ruim een halve eeuw geleden, om precies te zijn op 19 juni 1951, metselde burgemeester Mr. Th. M. J. de Graaf de eerste steen.

 

Dit hofje werd ontworpen door architect Van Tol en gebouwd in opdracht van de woningbouwvereniging Volksbelang die later met de woningbouwvereniging Het Gezinsbelang fuseerde en het huidige Trias vormde. De woningen waren voor de “ouden van dagen” zoals het plaatselijke blad ‘Ons Weekblad’ indertijd meldde. Dat de eer voor het leggen van de eerste steen aan burgemeester De Graaf werd gegund was niet zo vreemd omdat hij zich enorm bij het ministerie van Volkshuisvesting en wederopbouw (…) had ingespannen om in een tijd waarin een bouwstop gold toch deze woningen te realiseren. Het plan om die huizen te bouwen kwam overigens van Leen Tibboel die als gebaar de tweede steen metselde, gevolgd door wethouder J.W.A. Lefeber met de derde steen en woningbouwvoorzitter M. van der Lans de vierde. Een half jaar later werden de huisjes opgeleverd.

Kolenkist bij de achterdeur
Het hofje omvat 23 kleine woningen die rond een fiks plantsoen zijn geformeerd en dankzij het feit dat die binnenplaats slechts beperkt vanuit de omliggende straten bereikbaar is, is er sprake van een zekere geborgenheid. Een rustig stukje in het alsmaar drukker wordende Lisse. Aanvankelijk waren de huisjes dus gebouwd voor de oudere dorpelingen, inclusief een kolenkist bij de achterdeur want er werd nog op kolen gestookt en dan was het voor de oudere Lissers wel zo prettig als zij bij slecht weer niet al te ver de deur uit hoefden om kolen te scheppen. De woningbouwvereniging had er echter geen flauw idee van of het plan zou slagen. De bejaarden zouden wellicht opzien tegen het verhuizen van het vaste vloerkleed of de kans op scheuren van het linoleum bij de verhuizing! Aan de ongetwijfeld hogere huursom was wel een mouw te passen. Maar of men bereid was de oude, vertrouwde stek en omgeving te verlaten was een vraag waarop alleen de tijd het antwoord zou kunnen geven. Het plan van de woningbouwvereniging pakte echter goed uit, want alle woningen konden aan mensen uit de doelgroep worden toegewezen. Met in de plaatselijke pers de kantekening dat men daarbij nu ook weer niet moest denken dat de bewoners uitsluitend bestonden uit mensen met zilvergrijze haren die met behulp van een wandelstok van de ene kamer naar de andere kreunden., maar wel door mensen die geen wieg en geen luiers meer nodig hadden. Het plan was dus geslaagd, maar anno 2006 voldoen de huisjes niet meer aan de eisen die nu aan woningen voor ouderen worden gesteld. Inmiddels wordt een aantal huisjes dan ook bewoond door jongeren, die daar een schitterende plek hebben gevonden.

Volksbelang
De woningbouwvereniging Volksbelang werd opgericht in een tijd waarin het gros van de Lissese inwoners het bepaald niet breed had. Het was de tijd van lage weeklonen (minder dan een tientje) en hele lange werkdagen van ’s morgens zes tot ’s avonds zeven uur en op zaterdag kon men ook nog eens een keertje aan de bak tot in de middag. Huizen waren er in Lisse uiteraard wel maar niet al te veel en als we dan de kapitale villa’s langs de Heereweg maar even wegdenken, was het allemaal nog zeer eenvoudig ook. Welnu, het allereenvoudigste was goed genoeg voor met name de groep bloemistknechts waaruit zo ongeveer heel werkend Lisse bestond, maar het bleek een hele klus om een dergelijke woning in bezit te krijgen. Bekend is, dat zelfs menigeen in een schuur de nacht doorbracht of er zelfs totaal woonde. Het kon dan ook niet uitblijven dat in de rijen van de Volksbond eens nadrukkelijk over dit onderwerp werd gesproken en ziedaar, men boekte resultaten. Onder leiding van de geestelijk leider van de Volksbond en de heer H. v.d. Lans werd een oprichtingsvergadering gehouden en meldden zich gelijk al 26 leden voor de nieuwe woningbouwvereniging Volksbelang. Een vereniging die weliswaar op Rooms-Katholieke leest was geschoeid, doch steeds voor alle gezindten bereikbaar is gebleken hetgeen het sociale streven van deze vereniging weerspiegelt. Wel, de vereniging was er in 1907, maar men had nog geen enkel huis om uit te delen. Zelfs nog geen plekje grond en geen enkele steen om de eerste arbeiderswoning te gaan bouwen. Er werd, voordat het uiteindelijk zover was, nog heel wat vergaderd.

 

Vijftig vergaderingen
Na zo’n dikke 50 bestuursvergaderingen was het dan eindelijk zover. De woningbouwvereniging Volksbelang kreeg de kans om een aantal huizen voor haar wachtende leden te gaan bouwen. Het was toen inmiddels al zeven jaar na de oprichting, dus 1914, en met gezwinde spoed ging men er tegenaan. 25 Woningen werden gebouwd in de Julianastraat, te weten de nummers 102 tot en met 124 en 103 tot en met 125. Huizen die inmiddels zijn gesloopt in het kader van de vernieuwing van de Oranjebuurt, tegenwoordig Vorstenhove genoemd. Voor de eerste 25 huizen van de vereniging kwamen ook de eerste 25 leden in aanmerking en dat gaf weinig moeilijkheden bij het verdelen. De oorspronkelijke huur bedroeg een gulden 85 per week en werd iets later verhoogd naar twee gulden tien. En dat op bouwgrond die voor twee kwartjes per meter werd gekocht…..
De explosie in de woningbouw door en voor Volksbelang kwam in de na-oorlogse jaren. Eerst werd de Koningstraat en omgeving gebouwd, alsook de Prinsessestraat en omgeving. Inclusief het hofje dat er na 55 jaar nog altijd in puike conditie bij staat en waarvan de huisjes erg gewild zijn. Al was het alleen al vanwege de rustieke ligging……

Entree van het Hofje in de prinsessestraat

 

De tuin met huisjes van het Hofje

COÖPERATIE ONDERLING BELANG SLUIT DE DEUREN, MAAR HET WERK GAAT DOOR

De Coöperatie Onderling Belang sluit de deuren, maar het werk gaat door. De huuropbrengsten van de winkels komt ten bate van de Lissese gemeenschap. De historie begon in 1918.

door S. Smakman

Nieuwsblad Jaargang 5 nummer 3, juli 2006

.

Huuropbrengst winkels ten bate van Lissese gemeenschap

Coöp Cooking op de hoek van de Kapelstraat en de Kanaalstraat. Dit gemeentelijk monument is reeds verhuurd aan een Lissese ondernemer

Om maar meteen het grootste misverstand uit de wereld te helpen: met de sluiting op 1 juni van dit jaar is de Coöperatie Onderling Belang géén verleden tijd. Maar, beaamt secretaris René Elfering meteen, in de beleving van de Lissers komt op die dag wel degelijk een einde aan een historie die begon op 27 september 1918. ‘Met het vermogen van de meubelzaak en de luxe kookwinkel, kunnen we nu dingen gaan doen in de geest van de oprichters.’

Vlak voor het einde van de Eerste Wereldoorlog – ‘Waarschijnlijk in de kermisweek,’ grapt voorzitter Kees van der Zwet – kreeg Lisse zijn Rooms-Katholieke UA (die letters staan voor uitgesloten aansprakelijkheid) Onderling Belang. De plaats van vestiging was een klein winkeltje in de Kapelstraat. Die plaats heeft de coöperatie nooit meer verlaten, ook al beschikt de winkel daar sinds jaar en dag over 1200 vierkante meter.
De coöperatie, zegt Van der Zwet, kwam niet zozeer voort uit de angst van de confessionele zuilen voor het socialisme, waartegen via het opbouwen van eigen zuilen een solide tegenmacht moest worden geschapen, maar kwam eerder overgewaaid uit Engeland. Daar bloeiden de verbruikscoöperaties op waarmee de arbeiders een einde wilden en konden maken aan de gedwongen winkelnering. De arbeiders werden daar door hun werkgevers niet zelden verplicht om hun salaris bij bepaalde winkels te besteden.
Van der Zwet: ‘Die coöperaties zorgden ervoor dat de arbeiders zich vrij konden bewegen. En je moet het zien in de tijd: in die tijd paste het coöperatieve denken. Dat zie je aan bijvoorbeeld de kredietcoöperaties, wat de enige manier was om geld bij elkaar bij te krijgen. En in de agrarische wereld zie je de coöperatieve veilingen opkomen.’

‘In Nederland,’ zegt Henk Elfering – zoon van oprichter Hein Elfering en 39 jaar actief geweest in het bestuur van Onderling Belang – ‘was het idee achter de verbruikscoöperaties vooral: een tegenwicht te vormen tegen het grootwinkelbedrijf dat langzaam maar zeker opkwam: Albert Heijn, De Gruijter en de Spar.’
Voor een paar gulden kon je lid worden. Dat was niet voor iedereen direct te betalen in een tijd waarin een volwassen man met 6 of 7 gulden in de week thuis kwam en daarvan een groot gezin van moest onderhouden. Daarom was er mogelijkheid om in termijnen te betalen. Langzaam maar zeker kwam dat geld terug, herinnert Henk zich: ‘Er stond een grote kast op kantoor en daar werden alle bonnen van de kassa ingedaan. Aan het einde van het jaar werden de bonnen opgeteld en ieder lid kreeg dan een dividend van 1, 2 of 3 procent over het geld dat hij in de winkel had besteed. Iedereen kon kopen, maar alleen de leden kregen dat dividend uitgekeerd.’
Maar er gebeurde meer. Op een gegeven moment deed het bestuur het voorstel aan de leden om de Agathakerk een beeld cadeau te doen van Sint Nicolaas. Een paar leden waren daarop tegen: de kerk was al mooi genoeg en bovendien ging dat ten koste van de winst en daarmee van het dividend. Uiteindelijk is het beeld er ook nooit gekomen: de toenmalige pastoor wilde het beeld alleen aannemen als de leden daar met algemene stemmen achter stonden. Ondanks de oorlog ging de coöperatie door. Henk: ‘Ik herinner me nog hoe er een juffrouw de hele dag niets anders deed dan bonnen plakken. Met de volgeplakte vellen gingen we dan naar de distributie om nieuwe voorraad te halen. Ik weet nog wat een feest het was toen aan het einde van de oorlog het Zweedse wittebrood werd uitgedeeld.’

Jaren vijftig en zestig: bloeiperiode

De echte bloeiperiode van de coöperatie ligt in de jaren vijftig en zestig. In die tijd van de wederopbouw leefde het coöperatieve denken nog volop en waren de zuilen nog volledig intact. De protestanten hadden bijvoorbeeld hun eigen coöperatie Ons Belang aan de Heereweg. Na de manufacturenhandel en de kruidenierswaren had Onderling Belang een bakkerij, een steenkolenhandel en uiteindelijk de tot op de dag van vandaag bestaande meubelhande. Dat laatste was overigens geen bewuste keuze, vertelt Henk: ‘In die tijd hadden de chef van de manufacturenwinkel en de tweede man een probleem met elkaar en daar moest een oplossing voor komen. Toen zijn ze met meubelen begonnen. In een weekeinde werden een paar wanden in het pand getimmerd en vervolgens verkocht de coöperatie meubelen.’
In die hoogtijdagen telde Onderling Belang 1900 leden: vrijwel alle katholieke arbeiders in Lisse waren lid. Maar toen braken de jaren zestig aan. Het streng gereguleerde Nederland ging op de schop. Het coöperatieve denken maakte plaats voor meer individualisme, de welvaart nam toe en een paar loongolven overspoelden Nederland. Mijnders begon een zelfbedieningszaak in de Kanaalstraat (‘Wat van Mijnders komt is goed.’) en een paar jaar later werd de aardgasbel bij Slochteren werd ontdekt. De steenkolenhandel verdween en de opkomst van de supermarkten werd onderschat.
Van der Zwet: ,,We hebben heel laat ingeschoven op de zelfbediening en daarmee hebben we de slag gemist. Maar los daarvan: de winkel was er ook niet geschikt voor.’’
René, de derde generatie Elfering in Onderling Belang die zes jaar geleden aantrad in het bestuur, toen er alleen nog meubelen werden verkocht: ‘Het punt is dat we zijn begonnen met een aantal klanten en dat we met die klanten zijn meegegaan. Een van de eerste vragen die ik stelde bij mijn aantreden was: wat is de doelgroep van de coöperatie? Ik kreeg te horen: 40 procent van onze klanten zit in Berkhout. Dan moet er een bel gaan rinkelen en moet je je afvragen: ben ik wel goed bezig? Een van de eerste dingen waar ik ook achter kwam: de klant had al besloten om te gaan kopen voor dat hij bij de coöperatie binnenstapte. Dat is wel leuk, alleen: hoeveel klanten komen op die manier binnen?’

Mondigheid van de klant

Henk: ‘Ik woon in Vorstenhove. Als je ziet hoeveel meubel- en andere leveranciers daar komen en waar die vandaan komen…. niet uit Lisse in ieder geval. Paul Windt heeft er een showappartement ingericht. Als hij twee of drie appartementen heeft geïnstalleerd, dan is het op.’
René: ‘De mondigheid van de klant is ook toegenomen. Vroeger ging je naar de coöp, je kocht daar je hele interieur en twintig jaar later kocht je er een nieuw interieur. Je ouders deden dat, dus jij deed dat ook. Dat was normaal.’’
De coöp moest dus veranderen, vond het bestuur. De etalage van het bedrijf, het pand op de hoek Kanaalstraat-Kapelstraat, moest de entree worden van de grote winkel. René: ‘We hebben daar wel veel aan gedaan door verbouwingen en interieur-aanpassingen. Cooking had puur als doel om meer klanten te trekken. Het zou de entree worden van de grote winkel, ooit. Maar hoever moet je gaan als je vier, vijf jaar geen zwarte cijfers draait? Dan moet je de beslissing nemen om door te gaan met de lijn die je eigenlijk al vele jaren had: activiteiten afstoten. Waarbij het schrijnende in dit geval is dat het de laatste zichtbare activiteit is. En het is natuurlijk heel schrijnend voor de mensen die er werken. We hebben voor negen mensen ontslag moeten aanvragen, maar gelukkig heeft een aantal van hen al weer een andere baan gevonden.’

Coöperatie blijft actief

Maar het einde van de meubelzaak en de cooking-afdeling, benadrukt hij, is níet het einde van de coöperatie zelf. ‘We kunnen nu dingen gaan doen in de geest van de oprichters.We hebben nu vastgelegd dat het vermogen in de winkelpanden niet verder wordt aangetast en dat we met die winkeloppervlakte weer geld kunnen generen en dat weer ter beschikking kunnen stellen aan de gemeenschap voor bepaalde doelen.’
Niet aan de leden, zoals weleer, zegt Van der Zwet: ‘Waar alle coöperaties mee zitten, ook bijvoorbeeld de Rabobank, is dat je het contact met je leden langzaam bent kwijtgeraakt. Al jarenlang is er geen uitkering meer geweest aan de leden en vanaf dat moment is de band ook steeds losser geworden. Ook als je kijkt naar de ledenvergaderingen: het is voornamelijk personeel dat er zit. Officieel zijn er 200 leden, maar ook van een grote groep weten we niet weten of ze nog leven. Het lidmaatschap vererft wel naar de partner, maar niet naar de kinderen.’

Bijdrage aan de gemeenschap

Hoe het geld teruggaat naar de gemeenschap, is volgens Elfering en Van der Zwet iets waar het bestuur zich de komende tijd over zal gaan buigen. Van der Zwet: ‘Daarbij moeten we denken: wat is in de geest van de oprichters? Dat kan iets wezen op het gebied van ouderen of van de jeugd. Maar het kan ook best zijn dat je ergens een bijdrage kunt leveren aan het dorp. Maar laten we eerst maar eens zorgen dat de zaak gezond is.’

 

HET LAARZENPAD BEGAANBAAR (in Wassergeest)

Het laarzenpad van het Zuid-Hollands Landschap in Wassergeest wordt onderhouden door de Natuurvereniging voor de Bollenstreek (KNNV).

door de redactie

Jaargang 4 nummer 4, oktober 2005

Leden van Natuurvereniging De Bollenstreek hebben weer hun uiterste best gedaan om het zogenaamde laar­zenpad in Wassergeest begaanbaar te hou­den.

Het laarzenpad, dat in Wassergeest een lengte heeft van ongeveer 1100 meter, voert tussen de Loosterweg-Zuid en de Leidsevaart door hakhoutbossen en weilanden. Bij regenachtig weer is het raadzaam om laarzen te dragen. Vandaar de naam. De Natuurvereniging werkt voor het laarzenpad samen met de eigenaar het Zuid-Hollands Landschap. Behalve snoeiwerkzaamheden organiseert de vereniging voor natuurliefhebbers uit Hillegom, Lisse, Noordwijkerhout, Sassenheim. Voorhout en Warmond zoge­naamde groene activiteiten in de vorm van lezingen en excursies. Het laarzenpad is vrij toegankelijk op gemarkeerde paden tussen zonsop­gang en zonsondergang. Toegang is verboden met een motorvoertuig, (brom)fiets of paard, een huisdier en/of een spelend muziekinstrument of apparaat. Verder mag u op het laarzenpad niet het aanwezige vee voederen, dieren veront­rusten, eieren rapen, planten of bloemen plukken, afval achterlaten, vuur stoken, kampeermiddelen of windschermen opzetten, in groepsverband sport beoefenen en/of hengelen.

Het Laarzenpad in Wassergeest. De route begint op de parkeerplaats naast manege Puntenburg aan de Loosterweg-Zuid en voert door bossen en weilanden tot aan de spoorbaan