Berichten

Heereweg 137 en 139 Woonhuizen met winkels

Symmetrisch ingedeelde voorgevel met geveltrapjes. Stijlvolle detaillering.

Kadaster: D-7771 en D-3289. Bouwjaar: ca. 1910.

De rechter woning heeft nu niet meer dezefde voorgevel

Het dubbel woonhuis was oorspronkelijk symmetrisch van vorm

Voor DSL beschrijving klik hier: Heereweg_137-139

Heereweg 172 en 174 – Vroegere bakkerij met woonhuis

Zeldzaam voorbeeld van een winkel met woning er naast.

Kadaster: C-4288 en C-4289. Bouwjaar:  winkel en woonhuis eind 18e eeuw en achterliggende bakkerij 19e eeuw.

Vroeger was hier een bakkerij gevestigd

Voor DSL beschrijving klik hier:Heereweg_172-174

Heereweg 214-218 – Rij winkelpanden met bovenwoningen

Opvallend is de art-deco entree van nr. 214 en 214a.

Kadaster: C-4533, C-2899 en C-4587. Bouwjaar: 1930. Architect: C.W. Barnhoorn en Th. van der Eerden.

De DSL beschrijving uit 2009 staan behoeft enkele aanpassingen.

Huisnummer 214 is ondertussen gesplitst in 214 en 214a. De art-deco entree behoort nu dus ook bij 214a, naast 214

In de beschrijving staat ook dat het pand deels opnieuw is opgetrokken, maar het hele pand 214 en 214a is nieuw gebouwd met uitzondering van de art-deco entree na een brand in 1986.

Oorspronkelijk waren deze huizen symmetrisch.

Voor DSL beschrijving klik hier: Heereweg_214-216-218

 

Heereweg 228 en 230 – Dubbel winkelpand met bovenwoningen

In het linkerdeel was kruidenier Albert Hein gevestigd.

Kadaster: C-2668 en C-2667. Bouwjaar: 1930. Architect: J. Francken.

Links was de Albert Hein winkel

Voor DSL beschrijving klik hier: Heereweg_228-230

Heereweg 240b – Winkel met bovenwoning

Pand in fasen vernieuwd. De winkelpui uit 1935 is zeldzaam.

Kadaster: C-2890. Bouwjaar: 17e eeuw (casco en zijgevel), rest 1880.

Winkel van De Bruin

Voor DSL beschrijving klik hier:Heereweg_240b

Kanaalstraat 33 – vroegere winkel ‘Magazijn de Zon

De vroegere winkel van Tissing met opvallende hoek-entree.

Kadaster: D-4222. Bouwjaar: ca 1935.

Winkelmagazijn De Zon

Voor DSL beschrijving klik hier: Kanaalstraat_33__Van_der_Veldestraat 2

Kanaalstraat 56 – Winkelpand

Deze winkel was vroeger onderdeel van de RK Coöperatie ondeling belang, nu is er een opticien.

Kadaster: D-3293. Bouwjaar: 1929.

Het winkelpand is gebouwd in 1929 heeft als adres Kapelstraat 2. Het winkelpand met bovengelegen woonhuis (Kanaalstraat 56), is een gaaf voorbeeld van de architectuur uit die tijd. Architect C.W. Barnhoorn uit Lisse ontwierp dit pand in de stijl van de Amsterdamse School. Naast het winkelpand was in de Kapelstraat oorspronkelijk de woning van de bedrijfsleider. Dit pand is gesloopt.

Het hoekpand heeft een rechthoekige plattegrond en bestaat uit twee bouwlagen onder een samengesteld schilddak. De muren aan de rechter kant (kant Kanaalstraat) zijn iets hoger opgemetseld, waardoor de vensteropeningen in het hogere muurvlak op de 1e verdieping groter zijn.
De gevels zijn opgebouwd uit rode baksteen in kettingverband. De vensteropeningen op de begane grond worden omlijst door bakstenen kapitelen voorzien van decoratief metselwerk en afgesloten door natuurstenen ornamenten. Een doorlopende, ronde latei boven de vensteropeningen verbindt het geheel met elkaar.
In de afgeschuinde hoek bevindt zich de entree met een deuromlijsting van betonnen blokken. Rechts in de kopgevel bevindt zich de toegang tot de bovenwoning.

De raampartijen op de begane grond zijn in de loop der tijd veranderd.
Tussen de twee bouwlagen zijn enkele uitkragende bakstenen banden aangebracht. De gevel wordt door een aangesmeerde kroonlijst en een uitstekende bakgoot afgesloten.

De winkel werd lange tijd gebruikt door de RK. Coöperatie. De telefoongids van 1950 vermeldt onder nummer 3324 Coöp. Verbruiksvereen. Onderling belang door steun verkregen. Het pand is nu in gebruik als opticien.

De oude foto toont nog een ingang aan de linker kant die blijkbaar later is prijsgegeven.

Kanaalstraat 56

Voor DSL beschrijving klik hier: Kanaalstraat_56

JOHANN(JO) DE KOOKER

Johannis De Kooker geboren in 1904 was rijwielhersteller. Zijn levensverhaal wordt vertelt. Hij richtte een solexclub op.

Door Annette Heus

Nieuwsblad Jaargang 16 nummer 4 Herfst 2017

Grootvader Johannis was in Breskens geboren en werkte al voor 1885 als grondwerker in de Haarlemmermeerpolder die al in 1852 was drooggelegd. Voor het verder geschikt maken van het land was veel arbeidskracht nodig. Dat trok jonge kerels aan uit gebieden waar minder werk was, ook uit het Zeeuwse. Toen Johannis hier een plekje had verworven, liet hij in 1885 zijn gezin overkomen, eerst in Abbenes en in 1902 zijn zij verhuisd naar Lisserbroek. Willem was het 7e kind uit dit huwelijk en trouwde met Jaantje Scheering. Vader Willem verdiende zijn geld als bloembollen-controleur. Jo was de oudste van de negen kinderen, twee zijn al vroeg gestorven en één kindje werd levenloos geboren. De kinderen gingen naar de openbare school in Lisserbroek. Een schoolfoto (1914) laat wel zes kinderen met De Kooker als achternaam zien, het was inmiddels al een grote familie geworden. Zie pagina 123 van “Zo was het in Lisserbroek”.

Hoe het begon

Hier heeft moeder Jaantje nog lang gewoond

Jo bracht zijn diensttijd door bij het Regiment Wielrijders. Zo zou zijn voorliefde voor de fiets kunnen zijn ontstaan en heeft hij er later zijn beroep van gemaakt. Maar zijn grootste liefde ging later uit naar Trijntje (Truus) van Houten, waarmee hij trouwde en zij kregen twee dochters. In oktober 1925 startte hij zijn eigen zaak. Hij begon met het repareren van fietsen in het schuurtje bij zijn ouders achter Kanaalstraat 157. Dat is het punt waar nu de Oranjelaan (die was er nog niet) met de Kanaalstraat kruist.

Nelson en Stokvis

Jo startte zijn loopbaan als rijwielhersteller maar daar kwam al snel ook de verkoop bij. Het was dan wel crisistijd, maar een fiets moest je in die tijd toch wel hebben. Het moesten wel degelijke fietsen zijn en we vinden de naam Jo De Kooker al vermeld als agent voor Nelson rijwielen in de Nieuwe Leidsche Courant van begin 1929. Deze Nelson rijwielen kwamen van de rijwielfabriek Alt uit Leiden. Degelijke fietsen, je ging er in die tijd nog vanuit dat een fiets je leven lang mee zou gaan. De vernikkelde delen van deze fietsen werden “vercadminiumd” en zouden niet meer roesten. Deze Leidse fabriek vervaardigde ook voor de Firma Stokvis te Rotterdam, dit bedrijf zullen we verderop nog tegenkomen.

 

werd in die tijd belasting geheven. Dat je betaald had kon je bewijzen door een fietsplaatje aan het stuur.
Zo’n plaatje kocht je voor drie gulden bij het postkantoor.

Jo met klant voor zijn bedrijf op Kanaalstraat 179. Deze huizen zijn nu wit gepleisterd. Kent u de klant en zijn motormerk?

Rond 1930 kon hij een pand huren op het adres Kanaalstraat 179. Daar begon hij zijn fietsenwinkel. Daar heeft hij ongeveer 5 jaar gezeten. Op 15-03-1935 opende hij een andere winkel op het adres Kanaalstraat 50. Later werd dit uitgebreid naar het pand van de buurman sigarenwinkelier Hendrik van Voorst, te weten Kanaalstraat 52.

Oorlogstijd

In de oorlog was het natuurlijk moeilijk in de rijwielbranche. Materiaal werd schaars, maar hersteld moest er natuurlijk worden. Het waren de Duitsers die de belasting op de fiets en dus het fietsplaatje afschaften in 1941, maar wat had je er aan. Nieuwe fietsen werden toen eigenlijk al niet meer gemaakt. Nieuwe banden waren ook niet meer te krijgen want het rubber werd niet meer geleverd. De houten band was een mogelijkheid om dat probleem op te lossen.

Stiekeme foto vanachter de gordijnen. Duitse soldaat met twee ingepikte fietsen in de Kanaalstraat. Wat zouden die jongens daar zachtjes tegen elkaar zeggen?

Eind 1944 volgt dan de maatregel dat fietsen ingeleverd moeten worden. Daar werd natuurlijk niet mee akkoord gegaan, veel fietsen verdwenen naar een onvindbare plek. De fiets kreeg ook wel een andere bestemming. Elektriciteit werd problematisch, maar met een fietsdynamo kon je wel stroom opwekken. Dus fiets in de kamer en trappen maar. Na de oorlog nam de vraag naar fietsen weer snel toe. Maar een nieuwe fiets kopen was niet voor iedereen weggelegd. Heel wat oudjes werden opgeknapt in de reparatie bij De Kooker. Een kinderfiets was echt een luxe waar je niet zo snel aan begon. De oude fiets van opoe voldeed prima. Met houten klossen natuurlijk want anders kon je de trappers niet rond krijgen. Er zijn vast nog wel lezers die zo aan het fietsen begonnen.

Solex dealer

Toen Jo de Kooker in 1963 overleed werd de zaak overgenomen door Kuijper.

Gelukkig ging het voorspoedig met de wederopbouw. Men kon zich weer iets permitteren. Soms zelfs een Solex. Een Solex is van oorsprong een Frans ontwerp. In 1948 kwam de eerste Solex in Nederland aan bij de firma Stokvis te Rotterdam. Jazeker, dezelfde firma waar Jo de Kooker ook ver voor de oorlog al contacten mee had via rijwielfabriek Alt uit Leiden. Natuurlijk duurde het niet lang of ook in Lisse werd de “nieuwe” vinding getoond. Bij De Kooker uiteraard. Hij werd rayondistributeur. Animo om een Solex te kopen was er genoeg. Men kon zelfs niet meteen aan de levering voldoen. In 1949 was er zelfs een wachttijd van ruim 8 maanden! Wanneer Jo in oktober 1950 het jubileum viert ter ere van het 25-jarig bestaan van de zaak wordt ook het Solex-Service-Station geopend. In 1951 wordt door de Solex-maatschappij een Solex-rally georganiseerd vanuit allerlei plaatsen in Nederland met als eindpunt Schiphol. Dat bracht de Solexrijders bij elkaar. Iedereen vond het zo leuk dat er diverse Solexclubs in ons land werden opgericht. Als rayondistributeur van Solex nam Jo de Kooker hiervoor het initiatief in Lisse voor de Bollenstreek. Hier enkele namen van leden: dhr. Riedijk, dhr. Koordes en zijn vrouw T. Koordes–van Hoven, R. Moolenaar, dhr. Witte, dhr. Schaap, dhr. L.v. Dijk, de heren J. en M. van Zelst, en mvr. A.van Zelst-Bekkers.

De Solexclub staat startklaar voor de winkel,.. follow the leader.

Tijdens het seizoen werden dan door de Solexclub verschillende puzzelritten gereden en werden er ook andere activiteiten georganiseerd. Met de routebeschrijving in de hand leek de rit erg makkelijk. Maar soms viel het toch wat tegen en doolde men door de straten van Heemstede. De controleposten deelden met gulle hand de nodige strafpunten uit. Sommige deelnemers waren zo de weg kwijt dat ze niet in Bloemendaal maar bij Schiphol in de rondte reden. Maar toch overleefden 13 deelnemers de rit zonder strafpunten. Er lagen aardige prijzen te wachten op de winnaars. Levensgrote taarten, banden, fietstassen, blikjes brandstof e.d. De Solex bleef zeer succesvol en zo ook de verkoop hiervan.

 

Jo had 2 dochters maar geen opvolger in de zaak. Toen Jo de Kooker in 1963 overleed werd de zaak overgenomen door Kuijper. De Solexclub herdacht Jo in de jaarvergadering van februari 1964, die zoals gewoonlijk in De Witte Zwaan werd gehouden. De winkel en de werkplaats werden overgenomen. En natuurlijk ook het dealerschap van Solex. Kuijper had al een zaak in Sassenheim en stond al tijden samen met Jo de Kooker en andere distributeurs vermeld in de advertenties van Solex. De zaak in Sassenheim bestaat nog steeds. In mei 1966 vierde de Solexclub haar 15-jarig bestaan in gebouw Salvatori. Voorzitter Van Duijnhoven memoreerde natuurlijk Jo de Kooker als initiatiefnemer van de club en meldde trots dat de saamhorigheid bij de leden groot was. Ook leden die inmiddels een auto als vervoermiddel hadden bleven vanwege die saamhorigheid nog steeds lid van de club. Ook de jaarvergadering van 1969, weer in De Witte Zwaan, verhaalt van een goed jaar en kondigt weer diverse activiteiten aan voor het volgende jaar. Op 10-02-1970 meldde de Nieuwe Leidsche Courant echter dat de Solexclub was opgeheven. De avond ervoor was de laatste officiële vergadering in De Witte Zwaan gehouden. Voorzitter Van Duijnhoven gaf aan dat het steeds moeilijker werd om als club tochten te ondernemen. Daarom werd

Toen Jo de Kooker in 1963 overleed werd de zaak overgenomen door Kuijper.

besloten de Solexclub op te heffen. Men wilde nog wel doorgaan als gezelligheidsclub maar of die nog lang bestaan heeft is ons niet bekend. De Solex bleef nog een tijdje erg populair. Er volgde nog een verhuizing van het merk naar Hongarije. Sommige modellen werden daar en ook in China nog lang gebouwd. Dan was er ook nog een Frans bedrijf dat de oude modellen opnieuw produceerde, maar om juridische redenen niet onder de naam Solex maar als Black ’n Roll. In totaal schijnen er meer dan 8 miljoen exemplaren van de Solex verkocht te zijn. Solex rijden is puur nostalgie en de oude modellen doen het nog steeds goed. Organisaties die toertochten organiseren zijn als paddenstoelen uit de grond gerezen. Zou er nog een Solex rondrijden die ook al meedeed met de toertochten van de Solexclub? Ik wacht vol spanning op eventuele reacties. ■

 

 

Net twee dagen getrouwd openden ze hun winkel op Kanaalstraat 50.

Ter Gouw schoenen bestaat 60 jaar

Jan Janssen van schoenenspecialist Ter Gouw vertelt over de afgelopen 60 jaar.

Door Arie in ’t Veld

Nieuwsblad Jaargang 15 nummer 4, oktober 2016

Het lijkt niet echt bijzonder, maar in een tijd dat veel winkels sluiten en met name de winkels in de schoenenbranche klap na klap hebben gekregen of krijgen, kan van voet- en schoenenspecialist Ter Gouw aan het Vierkant worden gezegd dat de groei er nog altijd in zit. Joop Janssen van dit gespecialiseerde schoenenbedrijf stelt dat het sluiten van winkels tot in de wijde regio te merken is aan het groeiende
klantenbestand van Ter Gouw. “Er komen mensen uit de noord, maar ook uit het zuiden die bij ons met name voor de kinderen speciaal schoeisel zoeken. Maatwerk eigenlijk.” Het is natuurlijk puur toeval, maar toen dit verhaal werd opgetekend zat er net een vrouw uit Nieuw Zeeland in de winkel. Niet omdat ze daar geen schoenen hebben, maar toch in de buurt zijnde viel haar keuze op Ter Gouw. Het bedrijf werd in de oorlogsjaren gekocht door ene Jack van Vliet, directeur van de Nederlandse Schoenen Unie en de naam het toenmalige schoenenmagazijn De Rijke veranderde in Ter Gouw. Dat was zijn handelsnaam en vermoedelijk een link naar de Gouwe in Gouda waar hij vandaan kwam. Dus aan de Gouwe, of ter Gouwe. In 1956 werd opa Jo Janssen eigenaar en kort daarop zoon Cor en inmiddels zwaait de derde generatie in de persoon van Joop er sinds 1996 de scepter. Schoenenspeciaalzaak Ter Gouw dus met eigenaar Janssen en niet meneer Ter Gouw zoals in de loop der jaren al zoveel mensen deze schoenenspecialist noemden en nu wellicht met enig gêne vernemen dat ze de eigenaren al die tijd bij een verkeerde naam hebben genoemd. Joop Janssen zit daar echter niet mee. Als een klant vraagt of meneer Ter Gouw ze aan een puik paar schoenen kan helpen, wordt deze met alle egards behandeld en gaat de klant in negen van de tien gevallen zeer tevreden huiswaarts. Met dank aan meneer Ter Gouw uiteraard….. Overigens is Cor Janssen op 82-jarige leeftijd nog altijd enkele dagen per week actief in het bedrijf. Onder andere voor het maken van steunzolen. Een precies werkje dat hij graag doet. “Beter dan achter de geraniums zitten. Bovendien houd ik helemaal niet van die planten.” Joop vertelt dat een groot deel van de klandizie bestaat uit ouders die de allerbeste schoenen voor hun kinderen willen, om te voorkomen dat ze verkeerd op hun voeten gaan staan en daar  later last mee krijgen. “We hebben in dat verband bijvoorbeeld de schoenen van Piedro in zes breedte maten. Ook van Birkenstock, waarin we ons ten opzichte van andere schoenenzaken ook onderscheiden.” Joop Janssen overdrijft niet als hij stelt dat hij voor elke voet wel speciale schoenen heeft. Ook “normale” schoenen trouwens. De voorraad is enorm, hetgeen in de winkel is te zien aan de rijen dozen die voor de schappen staan. “Ook boven staat het nodige, evenals in het magazijn achter de winkel.” Bij Ter Gouw is het kopen van schoenen geen kwestie van snel passen en snel weg wezen. Er wordt aan de voeten van elke klant veel aandacht besteed en er is de nodige voorlichting om er voor te zorgen dat de aanschaf in goede aarde zal vallen. “Dat kost allemaal best veel tijd, maar het geeft ook erg veel voldoening als er weer een tevreden klant de winkel verlaat”, aldus Joop Janssen die ook beslist geen concessies aan de kwaliteit wil doen in de jacht naar nog meer omzet. “We hebben in onze branche al van diverse bedrijven gezien dat de klant daar doorheen prikt en constateren dat ze met ons sortiment, het vakmanschap en de voorlichting het beste af zijn. Dat was zestig jaar geleden al zo en dat is het nog steeds.”

 

EEN NOTARIËLE AKTE UIT 1868: Vier pandjes op de Heereweg

Herberg Het Wapen van Haarlem met de uitbaters familie Nieuwenhoven

Door Arie den Hoed

Nieuwsblad Jaargang 14 nummer 2, april 2015

Wanneer we de Heereweg vanuit het Noorden richting het dorp afwandelen komen we langs vele mooie panden, genoemd in het boek van de V.O.L. “Registratie waardevolle panden in Lisse”. Als we de Veldhorststraat/Westerdreef naderen zien we daar tegenover twee kleine witte winkeltjes, een klein wit winkeltje met ernaast een wel heel klein wit winkeltje, de nummers 145 en 147. Het boek van de V.O.L. zegt daar eigenlijk niet meer over dan dat pand 145, evenals het vorige pand, No. 143, in de eeuw daarvoor, (het tijdvak 1800-1900) een boerderij geweest kan zijn. Ook Hulkenberg heeft er in zijn boekjes over Lisse, Lisse I op blz. 22 en in Lisse 2 op blz. 18 weinig over gezegd. Maar is het eerder wel een boerderij geweest?

Zicht vanaf de Van der Veldhorststraat/Westerdreef, rond 1990

Wij kennen deze pandjes eigenlijk alleen maar als winkeltjes. Het grotere winkeltje staat nu al geruime tijd leeg maar in het kleine winkeltje vinden we een handwerkzaak voor bijzondere handwerken. Er zijn de laatste jaren in het grotere pand ook een aantal Woord en Daad-winkeltjes geweest o.a. ook van Mevrouw Verloop-Buurman. Er is nog een oudere foto van het grotere pandje, die o.a. ook in het boek van de V.O.L. staat, waar het lijkt alsof er in het grotere pand allemaal lampen hangen en bij het kleine pandje staat “Babyshop” op de muur. Maar van wanneer deze foto is staat er helaas niet bij. Het zou zelfs een foto van één van de eerste Woord en Daad winkels kunnen zijn. We weten helaas ook niet of er in deze twee pandjes altijd winkels geweest zijn. Zie ook de pagina’s 246-250 uit het boek van Erik Vergunst. Maar laten we daarvoor eerst maar eens een oude notarisakte uit 1868 bekijken.
Enige tijd geleden kreeg ik van een mede geïnteresseerde in historie een geschreven kopie van een notaris-akte uit 1868 over de betreffende pandjes. Hij had hem voor mij overgeschreven van de originele akte, die gevonden was in de nalatenschap van een oude tante met de naam “van Nieuwenhoven” en die naam komen we in het boek van Erik Vergunst ook bij die betreffende pandjes tegen.
Laten we eerst eens kijken wat die betreffende notarisakte ons te vertellen heeft. Het betreft een akte van notaris D.J. van Stockum gedateerd 29/7 1868 met betrekking tot de verkoop van een viertal pandjes, een wat groter pandje en een drietal hele kleintjes aan de Heereweg voor de familie Plevier. Die familie was toen in het bezit van die vier pandjes.
Het gezin Plevier dat wij hier tegenkomen bestond uit de volgende personen: Johanna Hoekveld, weduwe van Jan Plevier, en haar kinderen: Johanna Cornelia Plevier, overleden 6/9 1865, getrouwd met Joannes van Zanten. Frederik Plevier, in 1868 arbeider (en in 1875 tuinman) Jacobus Plevier, tuinman te Sneek Willem Plevier, spoorwegwachter te Lisse Johanna Maria Plevier getrouwd met Leendert-Willem Baak Pieter Plevier, tuinman te Haarlem Het gezin telde oorspronkelijk meer kinderen, maar die waren jong overleden. Overigens was die Joannes van Zanten een oomzegger van Rutgerd Velthuijsen van Santen, gedoopt op 22 mei 1785 te Hillegom, de stamhouder van de huidige familie Veldhuijzen van Zanten. Maar laten we eerst maar eens gaan kijken wat wij over de familie Plevier aan de weet kunnen komen. Daarvoor moeten wij eerst Lisse even verlaten. Jan Plevier jr. werd geboren op 13/8 1788 in Egmond Binnnen. Hij trouwt op 19/2 1815 te Lisse met Johanna Hoekveld, geboren op 23/11 1794 te Utrecht. Maar de eerste kinderen werden in Voorburg geboren en zijn beroep wordt daar dan tuinman genoemd. Drie van zijn zonen vinden we later ook terug als tuinman n.l. Jacobus te Sneek en Pieter te Haarlem en Frederik te Lisse. Later vinden wij Jan jr. toch weer terug in Lisse. Hij koopt daar dan in 15/8 1822 een pand dat in de aankoopakte een ”herberg en tapperij” genoemd wordt. Het pand draagt de naam “Het Wapen van Haarlem” en Jan Jr. wordt tapper genoemd.
De vader van Jan Plevier Jr. was ook een Jan Plevier, geboren in Haarlem op 26/3 1760. Hij trouwde op 30/10 1785 in Haarlem met Hendrika Veldkamp geboren in Varsseveld. We vinden Jan Plevier Sr. later terug in Hillegom, waar hij op 8/11 1823 is overleden. We maken nu even een ommetje naar Hillegom en daar komen we dan op 18/9 1830 Jan Plevier Jr. tegen, hij wordt dan tapper genoemd wonende in nr. 191 te Lisse. Hij is er voor het transport de rato caverend van Pieter Hogervorst voor zijn moeder, Hendrika Veldkamp, weduwe van Jan Plevier Sr. van een stuk tuingrond ten ZW van de Moolesteeg en ten NW van de laan van Six (tegenwoordig is dat op de hoek van de Molenstraat en de Van den Endelaan). Zijn moeder woont dan in Diemermeer buiten Amsterdam. Jan Plevier Jr. overlijdt op 27/6 1845 in Lisse. Hij is dan 23 jaar tapper geweest.
Nu gaan we dan eindelijk aan de overdracht van de tapperij/herberg “Het Wapen van Haarlem” beginnen. Wie de tapperij na het overlijden van Jan heeft waargenomen vertelt het verhaal niet, dat kan zijn weduwe geweest zijn, maar ook zijn oudste dochter Johanna Cornelia die getrouwd was met Joannes van Zanten. Want op 4/1 1856 koopt Joannes van Zanten, de man van Johanna Cornelia, de tapperij “Het Wapen van Haarlem.” Het lijkt er dus op dat die Johanna Cornelia de zaak heeft voortgezet. Maar op 6/9 1865 overlijdt Johanna en op 30/9 1865 ook nog haar dochter Johanna Cornelia jr. Na de dood van Jan Plevier heeft zijn weduwe Johanna Hoekveld naast “Het Wapen van Haarlem” nog drie kleine pandjes bij laten bouwen. Maar op 29/7 1868 wordt de hele zaak dan toch te koop aangeboden en de vier panden worden als volgt omschreven: No.1 Een huis genaamd “Het Wapen van Haarlem” No.2 Een huis bevattend; Woonvertrek, Keuken, Zolder en Kelder. Dit perceel is groot 4 roeden en eenendertig Ellen No.3 Een huis bevattend; Woonvertrek, Zijkamer, Keuken, Zolder en Kelder, tesamen groot drie Roeden, zevenenveertig Ellen No.4 Een huis bevattend; Woonvertrek, Keuken, Zolder tesamen zes Roeden achttien Ellen, huis schuur en erf.

Blijkbaar was er in 1894 een verkoping van Het Wapen van Haarlem Leidsch Dagblad 1894

In eerste aanleg wordt er op pand 1 1450 gulden geboden door Johan Friederick Flinck, sinds 1862 eigenaar van “Rosendael”, oud-pastoor van Berkel en Rodenrijs, en rustend in “Rosendael”, dat schuin tegenover “Het Wapen van Haarlem” lag. Op de panden 2 en 3 werd zeshonderd en dertig gulden geboden door Frederick Plevier en op pand 4 zeshonderd en tien gulden door Cornelis van der Pluijm, arbeider. Na een tweede ronde werden de panden als volgt verkocht: “Het Wapen van Haarlem” aan Warbout Bergmen, tapper te Lisse voor veertienhonderd en vijfenzeventig gulden. Pand nummer 2, 3 en 4 , aan LeendertWillem Baak, Frederik Plevier ieder voor zeshonderdendertig gulden en aan Cornelis van der Pluijm voor zeshonderdtien gulden.

Het Wapen van Haarlem met de uitbaters familie Nieuwenhoven

 

 

 

 

Zo heeft één oude notariële akte ons aardig wat informatie gegeven over de Witte Winkeltjes in de periode 1818-1868. Zo zal er in alle notariële aktes van Lisse over heel wat gebouwen uit die periode wat terug te vinden zijn. In de huidige literatuur lezen we in de boekjes Lisse I en Lisse II, van Hulkenberg, dat in het grote witte pandje de tapperij “Het Wapen van Haarlem” gevestigd was en dat die in de volksmond ”De Hobbel” werd genoemd, omdat er in de tapperij behang met hobbelpaarden hing en dat Nieuwenhoven er in 1892 tapper was. Overigens valt er in die boekjes over andere zaken ook veel te vinden. Ook in het dikke boek van Erik Vergunst valt veel te vinden over die periode. We lezen daar de achtereenvolgende bezitters van alle dan aanwezige panden in Lisse. Een van de kleine pandjes wordt al snel gekocht door de slager Buschman en in 1878 wordt daar een grote schuur bijgebouwd, die dienst gaat doen als slachterij. In 1919 vertrekt Buschman dan naar het Vierkant in de winkel waar we nu Grimbergen vinden. Ook vinden we daar dan nog het pand dat Leendert-Willem Baak in 1868 gekocht heeft en dat is dan de enige van de aanvankelijke kopers die we in die tijd terug vinden. Ook zien we daar dat Theodorus Cornelis Duivenbode, groenteman, in 1955 het grootste pand koopt van Jan Nieuwenhoven. Hij heeft dat waarschijnlijk daarvoor gehuurd, want het is bekend dat daar omstreeks 1946 al een groentezaak was.

 

 

Correctie
Van A. Marseille kregen we een correctie op het artikel “EEN NOTARIËLE AKTE UIT 1868,Vier pandjes op de Heereweg“. Dit artikel stond in het april nummer van het Nieuwsblad. Aan het eind staat op blz. 17 dat slagerij Buschman vroeger gevestigd was in het pand waar nu boekhandel Grimbergen zit. Maar Buschman zat in een pand er naast, waar nu een bloemenzaak is.