Berichten

Kanaalstraat 44 en de raad

De gemeenteraad besliste dat het pand van Kanaalstraat niet weer een gemeentelijk monument wordt.

nieuwsflitsen

NIEUWSBLAD Jaargang 5 nummer 4, oktober 2006

In de raadsvergadering van woensdag 20 september heeft het college van B & W aan de raad gevraagd wat men dacht van het collegevoorstel om het pand aan de Kanaalstraat 44 niet aan te wijzen als gemeentelijk monument. De fracties hadden dit heikele onderwerp goed voorbereid. En zo bleek dat de PvdA, het CDA en de VVD (samen 11 zetels), hoe spijtig ze het ook vonden, het collegevoorstel zouden steunen. Hun belangrijkste argument was dat een overheid betrouwbaar diende te zijn en zij vonden dat de Lissese onbetrouwbaar zou wezen als ze het pand weer als monument aanwees, waar dezelfde overheid (in een andere samenstelling) het pand in 2003 van de monumentenlijst had geschrapt. Nieuw Lisse en de SGP/Christen Unie (samen 5 zetels) wilden het pand op de monumentenlijst plaatsen en vervolgens de rechter laten beslissen over de juistheid daarvan en een eventuele schadeclaim van de eigenaar. D’66 (3 zetels) wilde het pand zonder voorwaarden op de monumentenlijst.

Kanaalstraat 44 en de claim

Het college van B & W had zich laten adviseren door het Haagse advocatenkantoor Houthoff Buruma. Dat wees er op dat de huidige eigenaren, zodra het pand wordt aangewezen als monument, met succes een schadeclaim zullen kunnen indienen. Men baseert dit oordeel op het feit dat

B & W in 2003 het pand van de monumentenlijst hebben gehaald en dat het nu opnieuw op die lijst plaatsen ‘in strijd is met het vertrouwensbeginsel terwijl de rechtmatigheid van een beleidswijziging dat beginsel in de weg kan staan.’ In andere woorden: de gemeente heeft na aanwijzing van het pand tot monument, geen poot om op te staan zodra de eigenaren een schadeclaim gaan indienen.

Kanaalstraat 44 en de VOL

U

w Vereniging Oud Lisse heeft bij verschillende gelegenheden gebruik gemaakt van het inpreekrecht en wel bij monde van voorzitter Wim Bosch. Die betoogde dat het hier niet alleen gaat om het pand Kanaalstraat 44, maar ook om het eeuwenoude Hofje van Six waarvan Kanaalstraat 44 altijd deel heeft uitgemaakt. ‘Als nieuwbouw op deze plek wordt toegestaan,’ zo zei hij, ‘wordt het historische centrum van ons dorp onherstelbaar verwoest.’ Blijkens een handtekeningenactie, zo voegde hij er aan toe, is een groot deel van de Lissenaren tegen afbraak en nieuwbouw. Voorts stipuleerde de voorzitter dat er nogal wat aan te merken valt op het juridische advies van het Haagse advocatenkantoor. Hij vroeg zich daarom af of de rechter een eventuele schadeclaim wel zal toekennen, wat kennelijk door het college van B & W wordt gevreesd. Hij noemde het halen van bakzeil vóórdat de rechter een uitspraak heeft gedaan, bijzonder slap. Hij raadde aan – gelet op het feit dat de Stichting Dorp, Stad en Land het pand Kanaalstraat 44 als zeer monumentwaardig heeft beoordeeld – het pand aan te wijzen als monument en dan de rechter maar zijn licht laten schijnen over de juistheid ervan én over een eventuele schadeclaim. ‘Als u verliest, kan altijd nog de handdoek in de ring gegooid worden,’ zo zei hij.

Kanaalstraat 44 en de bewoners

Bewoners van het Hofje van Six hebben zich gewend tot de Raad van State en de Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland in een laatste poging de sloop van het pandje aan de Kanaalstraat 44 te voorkomen. ‘Door de sloop zou het karakter en de samenhang van het pand en het hofje dat er achter ligt, volledig verloren gaan en moeten we tevens vrezen voor de monumentwaardigheid van het Hofje,’ aldus de brief. Een van de bewoonsters, mevrouw Mien Dol, maakte in de raadszaal ook gebruik van het spreekrecht. Zij was kort en krachtig en bad: ‘Heer, wilt U

in ons midden zijn, ons een open hart geven en een helder verstand, zodat er wijze beslissingen genomen kunnen worden. Amen!

Kanaalstraat 44 en acties

Vereniging Oud Lisse is van plan om, als het college de meerderheid van de raad volgt en Kanaalstraat 44 niet verheft tot monument, 1.) daartegen een bezwaarschrift in te dienen en 2.) de voorzieningenrechter in Den Haag te verzoeken het besluit van het college nietig te verklaren.

Kanaalstraat 44 (links) naast Kanaalstraat 34 (rechts) met daartussenin de poort naar het Hofje van Six (Foto: HS)

Kanaalstraat 44 Juliana

Voor Kanaalstraat 44, sigarenwinkel Juliana, is een redengevende omschrijving gemaakt om de winkel op de gemeentelijke monumentenlijst te krijgen. De conclusie van deze omschrijving wordt gegeven.

NIEUWSBLAD Jaargang 5 nummer 3, juli 2006

Nieuwsflitsen

Nadat het college van B&W in januari 2006 had bekendgemaakt het voornemen te hebben het pand Kanaalstraat 44 wederom op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen, gaf de gemeente de Stichting Dorp, Stad & Land opdracht een redengevende omschrijving te maken. Die verscheen in april. Uit de Samenvatting en Aanbeveling: ‘Uit historisch onderzoek blijkt dat het pand tot 1926 deel uitmaakte van het naastgelegen hofje van de diaconie van de Nederlands Hervormde Kerk, in de volksmond bekend als ‘het hofje van Six’. De dwarse huizen aan de straatzijde van zowel de Kanaalstraat 44 als van het naastgelegen hofje zijn tegelijkertijd gebouwd en vertonen veel overeenkomsten in architectuur.

Het pand Kanaalstraat 44 is een kenmerkend voorbeeld van een kleinschalig woon-winkelpand van rond de vorige eeuwwisseling, met een vroeg 20ste eeuwse aanpassing. Als winkelpand vervulde het een rol in de sociale

en economische geschiedenis van Lisse. In het interieur zijn in diverse ruimten karakteristieke interieurelementen aanwezig. Door de ligging in

de as van de Van der Veldstraat is het beeldbepalend karakter groter dan voor de Kanaalstraat alleen. Het beeldbepalend karakter van dergelijke historische gevels is ook het uitgangspunt in de gemeentelijke beleidsnota ‘Beeldkwaliteitplan ’t Vierkant en omgeving’. Door de overeenkomst in hoofdvorm is er sprake van een ensemble-werking met het naastgelegen hofje. Er zijn geen vergelijkbare panden in Lisse aanwezig. Daarom er er sprake van zeldzaamheidswaarde.

Geconcludeerd wordt dat Kanaalstraat 44 cultuurhistorische, monumentale en beeldbepalende waarde heeft en op grond van die waarde in aanmerking komt om aangewezen te worden als beschermd gemeentelijk monument. Deze waarde wordt versterkt door het naastgelegen hofje. Echter, ook zonder de aanwezigheid van het hofje heeft Kanaalstraat 44 voldoende kwaliteit om een plaats op de monumentenlijst te krijgen.’

Monumentencommissie (1)

In de vergadering van de Lissese Monumentencommissie van 2 mei 2006 werd het rapport over het pand Kanaalstraat 44 van de Stichting Dorp, Stad en Land, Bouwhistorische Verkenning Kanaalstraat 44,besproken. Dat heeft ertoe geleid dat de gemeenteraad is geadviseerd het pand wederom op de gemeentelijke monumentenlijst te zetten. Op aandringen van commissielid Hildebrand de Boer werd al tijdens de vergadering aan het college van B & W het advies meegegeven. Hij onderbouwde dit met de conclusies van het rapport. Aangezien de heer F. Meijer uit Lisse Kanaalstraat 44 in eigendom kreeg toen de juridische procedure (van het college van B & W om het pand wederom op de monumentenlijst te plaatsen) achter de rug was en bekend gemaakt, acht de commissie Meijers kansen op een eventuele (forse) schadevergoeding minimaal. (Het Witte Weekblad)

Kanaalstraat 44, ernaast het Hofje van Six.

COÖPERATIE ONDERLING BELANG SLUIT DE DEUREN, MAAR HET WERK GAAT DOOR

De Coöperatie Onderling Belang sluit de deuren, maar het werk gaat door. De huuropbrengsten van de winkels komt ten bate van de Lissese gemeenschap. De historie begon in 1918.

door S. Smakman

Nieuwsblad Jaargang 5 nummer 3, juli 2006

.

Huuropbrengst winkels ten bate van Lissese gemeenschap

Coöp Cooking op de hoek van de Kapelstraat en de Kanaalstraat. Dit gemeentelijk monument is reeds verhuurd aan een Lissese ondernemer

Om maar meteen het grootste misverstand uit de wereld te helpen: met de sluiting op 1 juni van dit jaar is de Coöperatie Onderling Belang géén verleden tijd. Maar, beaamt secretaris René Elfering meteen, in de beleving van de Lissers komt op die dag wel degelijk een einde aan een historie die begon op 27 september 1918. ‘Met het vermogen van de meubelzaak en de luxe kookwinkel, kunnen we nu dingen gaan doen in de geest van de oprichters.’

Vlak voor het einde van de Eerste Wereldoorlog – ‘Waarschijnlijk in de kermisweek,’ grapt voorzitter Kees van der Zwet – kreeg Lisse zijn Rooms-Katholieke UA (die letters staan voor uitgesloten aansprakelijkheid) Onderling Belang. De plaats van vestiging was een klein winkeltje in de Kapelstraat. Die plaats heeft de coöperatie nooit meer verlaten, ook al beschikt de winkel daar sinds jaar en dag over 1200 vierkante meter.
De coöperatie, zegt Van der Zwet, kwam niet zozeer voort uit de angst van de confessionele zuilen voor het socialisme, waartegen via het opbouwen van eigen zuilen een solide tegenmacht moest worden geschapen, maar kwam eerder overgewaaid uit Engeland. Daar bloeiden de verbruikscoöperaties op waarmee de arbeiders een einde wilden en konden maken aan de gedwongen winkelnering. De arbeiders werden daar door hun werkgevers niet zelden verplicht om hun salaris bij bepaalde winkels te besteden.
Van der Zwet: ‘Die coöperaties zorgden ervoor dat de arbeiders zich vrij konden bewegen. En je moet het zien in de tijd: in die tijd paste het coöperatieve denken. Dat zie je aan bijvoorbeeld de kredietcoöperaties, wat de enige manier was om geld bij elkaar bij te krijgen. En in de agrarische wereld zie je de coöperatieve veilingen opkomen.’

‘In Nederland,’ zegt Henk Elfering – zoon van oprichter Hein Elfering en 39 jaar actief geweest in het bestuur van Onderling Belang – ‘was het idee achter de verbruikscoöperaties vooral: een tegenwicht te vormen tegen het grootwinkelbedrijf dat langzaam maar zeker opkwam: Albert Heijn, De Gruijter en de Spar.’
Voor een paar gulden kon je lid worden. Dat was niet voor iedereen direct te betalen in een tijd waarin een volwassen man met 6 of 7 gulden in de week thuis kwam en daarvan een groot gezin van moest onderhouden. Daarom was er mogelijkheid om in termijnen te betalen. Langzaam maar zeker kwam dat geld terug, herinnert Henk zich: ‘Er stond een grote kast op kantoor en daar werden alle bonnen van de kassa ingedaan. Aan het einde van het jaar werden de bonnen opgeteld en ieder lid kreeg dan een dividend van 1, 2 of 3 procent over het geld dat hij in de winkel had besteed. Iedereen kon kopen, maar alleen de leden kregen dat dividend uitgekeerd.’
Maar er gebeurde meer. Op een gegeven moment deed het bestuur het voorstel aan de leden om de Agathakerk een beeld cadeau te doen van Sint Nicolaas. Een paar leden waren daarop tegen: de kerk was al mooi genoeg en bovendien ging dat ten koste van de winst en daarmee van het dividend. Uiteindelijk is het beeld er ook nooit gekomen: de toenmalige pastoor wilde het beeld alleen aannemen als de leden daar met algemene stemmen achter stonden. Ondanks de oorlog ging de coöperatie door. Henk: ‘Ik herinner me nog hoe er een juffrouw de hele dag niets anders deed dan bonnen plakken. Met de volgeplakte vellen gingen we dan naar de distributie om nieuwe voorraad te halen. Ik weet nog wat een feest het was toen aan het einde van de oorlog het Zweedse wittebrood werd uitgedeeld.’

Jaren vijftig en zestig: bloeiperiode

De echte bloeiperiode van de coöperatie ligt in de jaren vijftig en zestig. In die tijd van de wederopbouw leefde het coöperatieve denken nog volop en waren de zuilen nog volledig intact. De protestanten hadden bijvoorbeeld hun eigen coöperatie Ons Belang aan de Heereweg. Na de manufacturenhandel en de kruidenierswaren had Onderling Belang een bakkerij, een steenkolenhandel en uiteindelijk de tot op de dag van vandaag bestaande meubelhande. Dat laatste was overigens geen bewuste keuze, vertelt Henk: ‘In die tijd hadden de chef van de manufacturenwinkel en de tweede man een probleem met elkaar en daar moest een oplossing voor komen. Toen zijn ze met meubelen begonnen. In een weekeinde werden een paar wanden in het pand getimmerd en vervolgens verkocht de coöperatie meubelen.’
In die hoogtijdagen telde Onderling Belang 1900 leden: vrijwel alle katholieke arbeiders in Lisse waren lid. Maar toen braken de jaren zestig aan. Het streng gereguleerde Nederland ging op de schop. Het coöperatieve denken maakte plaats voor meer individualisme, de welvaart nam toe en een paar loongolven overspoelden Nederland. Mijnders begon een zelfbedieningszaak in de Kanaalstraat (‘Wat van Mijnders komt is goed.’) en een paar jaar later werd de aardgasbel bij Slochteren werd ontdekt. De steenkolenhandel verdween en de opkomst van de supermarkten werd onderschat.
Van der Zwet: ,,We hebben heel laat ingeschoven op de zelfbediening en daarmee hebben we de slag gemist. Maar los daarvan: de winkel was er ook niet geschikt voor.’’
René, de derde generatie Elfering in Onderling Belang die zes jaar geleden aantrad in het bestuur, toen er alleen nog meubelen werden verkocht: ‘Het punt is dat we zijn begonnen met een aantal klanten en dat we met die klanten zijn meegegaan. Een van de eerste vragen die ik stelde bij mijn aantreden was: wat is de doelgroep van de coöperatie? Ik kreeg te horen: 40 procent van onze klanten zit in Berkhout. Dan moet er een bel gaan rinkelen en moet je je afvragen: ben ik wel goed bezig? Een van de eerste dingen waar ik ook achter kwam: de klant had al besloten om te gaan kopen voor dat hij bij de coöperatie binnenstapte. Dat is wel leuk, alleen: hoeveel klanten komen op die manier binnen?’

Mondigheid van de klant

Henk: ‘Ik woon in Vorstenhove. Als je ziet hoeveel meubel- en andere leveranciers daar komen en waar die vandaan komen…. niet uit Lisse in ieder geval. Paul Windt heeft er een showappartement ingericht. Als hij twee of drie appartementen heeft geïnstalleerd, dan is het op.’
René: ‘De mondigheid van de klant is ook toegenomen. Vroeger ging je naar de coöp, je kocht daar je hele interieur en twintig jaar later kocht je er een nieuw interieur. Je ouders deden dat, dus jij deed dat ook. Dat was normaal.’’
De coöp moest dus veranderen, vond het bestuur. De etalage van het bedrijf, het pand op de hoek Kanaalstraat-Kapelstraat, moest de entree worden van de grote winkel. René: ‘We hebben daar wel veel aan gedaan door verbouwingen en interieur-aanpassingen. Cooking had puur als doel om meer klanten te trekken. Het zou de entree worden van de grote winkel, ooit. Maar hoever moet je gaan als je vier, vijf jaar geen zwarte cijfers draait? Dan moet je de beslissing nemen om door te gaan met de lijn die je eigenlijk al vele jaren had: activiteiten afstoten. Waarbij het schrijnende in dit geval is dat het de laatste zichtbare activiteit is. En het is natuurlijk heel schrijnend voor de mensen die er werken. We hebben voor negen mensen ontslag moeten aanvragen, maar gelukkig heeft een aantal van hen al weer een andere baan gevonden.’

Coöperatie blijft actief

Maar het einde van de meubelzaak en de cooking-afdeling, benadrukt hij, is níet het einde van de coöperatie zelf. ‘We kunnen nu dingen gaan doen in de geest van de oprichters.We hebben nu vastgelegd dat het vermogen in de winkelpanden niet verder wordt aangetast en dat we met die winkeloppervlakte weer geld kunnen generen en dat weer ter beschikking kunnen stellen aan de gemeenschap voor bepaalde doelen.’
Niet aan de leden, zoals weleer, zegt Van der Zwet: ‘Waar alle coöperaties mee zitten, ook bijvoorbeeld de Rabobank, is dat je het contact met je leden langzaam bent kwijtgeraakt. Al jarenlang is er geen uitkering meer geweest aan de leden en vanaf dat moment is de band ook steeds losser geworden. Ook als je kijkt naar de ledenvergaderingen: het is voornamelijk personeel dat er zit. Officieel zijn er 200 leden, maar ook van een grote groep weten we niet weten of ze nog leven. Het lidmaatschap vererft wel naar de partner, maar niet naar de kinderen.’

Bijdrage aan de gemeenschap

Hoe het geld teruggaat naar de gemeenschap, is volgens Elfering en Van der Zwet iets waar het bestuur zich de komende tijd over zal gaan buigen. Van der Zwet: ‘Daarbij moeten we denken: wat is in de geest van de oprichters? Dat kan iets wezen op het gebied van ouderen of van de jeugd. Maar het kan ook best zijn dat je ergens een bijdrage kunt leveren aan het dorp. Maar laten we eerst maar eens zorgen dat de zaak gezond is.’