De wilde flora van de Bollenstreek: Kornoelje
De Kornoelje is een veelzijdige struik of zo u wilt boom met bijzondere eigenschappen. Op medicinaal gebied, maar ook de hardheid van het hout heeft zo zijn voordelen voor werktuigen. Huize Kornoelje komt ook nog ter sprake.
door Liesbeth Brouwer
Nieuwsblad 22 nummer 2 2023
Inheems
Van het geslacht kornoelje zijn drie soorten hier inheems. De rode kornoelje (Cornus sanguinea) en de gele kornoelje (Cornus mas) zijn struiken die je in de Bollenstreek wel verwilderd kunt tegenkomen. De Zweedse kornoelje is een zeldzame kruidachtige plant die in ons land alleen in Drenthe gevonden wordt. De kornoeljefamilie is zeer groot en inmiddels zijn er door veredeling heel wat fraaie cultivars gekweekt.
Vondsten
De oudste vondsten van rode kornoelje dateren uit 7.500 v.Chr. In de steentijd werden twijgen verwerkt tot manden en visfuiken. In 1991 vonden bergwandelaars in het Italiaanse Ötzerdal een ijsmummie uit de kopertijd. Meer dan 5000 jaar geleden had deze mummie, die Ötzi de ijsman werd genoemd, geleefd. Doordat de mummie zo goed bewaard is gebleven kon er veel onderzoek gedaan worden naar hoe de man geleefd had. Zelfs wat hij vlak voor zijn dood gegeten had kon worden vastgesteld. Voor ons verhaal is het aardig dat Ötzi pijlen had, gemaakt van kornoeljehout.
Rode kornoelje
De rode kornoelje dankt zijn naam aan de in de herfst en winter roodgekleurde twijgen. De struik groeit in heggen en loofbossen, met graag wat vochtigheid en een wat voedselrijke bodem. De struik kan wel drie meter hoog worden. De witte bloemen van de rode kornoelje staan in een soort schermpje of tuil. De bloeitijd is mei-juni. Rode kornoelje geeft zwarte besachtige steenvruchten. Gekookt zijn die bittere bessen te eten, maar lekker is anders. Het taaie witte hout is goed bruikbaar, bijvoorbeeld voor het maken van stelen. In vroeger eeuwen werden de afgevallen herfstbladeren van deze kornoelje wel door landbouwers gebruikt om als bemesting over de akkers te strooien. Nog een aardig weetje: in de buurt van molens stonden vaak meerdere rode kornoeljes. Van het hout werden vroeger molenonderdelen vervaardigd.
Gele kornoelje
De gele kornoelje is de vroegst bloeiende van de inheemse struiken. Hij wordt hoger dan de rode kornoelje. In plantsoenen komen ze veel voor, maar in de natuur is hij wat zeldzamer. Daarom staat hij in Nederland ook op de rode lijst. Wanneer je in februari een geelbloeiende struik ziet, dan is de kans groot dat het de gele kornoelje is. Hij komt in bloei in een zachte periode van de winter en bloeit door, ook al vriest het en valt er sneeuw. Hij werd vroeger ook wel ‘bloeiend hout’ genoemd. De gele kornoelje is erg geliefd bij bijen, maar niet alleen bij bijen.
Vele andere insecten gebruiken in het vroege voorjaar de nectar. De plant geeft namelijk een rijke nectardracht. De hoofdbloei is meestal in maart en april. De bessen van de gele kornoelje zijn eetbaar en worden wel gebruikt om jam, siroop of een alcoholisch drankje van te maken. Van oudsher werden er ook medicinale eigenschappen aan toegekend. De bekende middeleeuwse abdis Hildegard Von Bingen
(1098 – 1179) beschreef in haar boeken ‘Causae et curae’ en ‘Fysica’ meerdere geneeskrachtige recepten. Zo schrijft zij: ‘De gele kornoelje reinigt en versterkt de zwakke en ook de gezonde maag en bevordert de gezondheid.’ In de middeleeuwen werd de gele kornoelje in kloostertuinen gecultiveerd.
Huis Kornoelje
Deze villa (Heereweg 107) is in 1907 ontworpen door de Haarlemse architect J. London (1872-1953), voor J. M. van Til, lid van de firma H. de Graaff en Zonen. In 1978 kwam er een einde aan dit gerenommeerde bedrijf dat in 1793 zelfs al een internationale prijscourant uitgaf. H. de Graaff en Zonen was een bollenbedrijf, maar de kwekerij had een veel breder assortiment, ook bomen en struiken werden er gekweekt en veredeld. De iepenbomen die later geplant werden rond het kerkhof bij de Grote Kerk kwamen van deze kwekerij. Zou de kornoelje, die naar men zei aan de achterzijde van het huis stond, veredeld zijn bij deze firma? We weten het niet, net zo min als we weten welk type kornoelje er gestaan heeft. ■