’t Roemwaard Lisse: Dever omstreeks 1850 (11)

Door Alfons Hulkenberg

Overgenomen uit het boek ” ’t Roemwaard Lisse” uit 1998, 2e druk, Grimbergen boeken – Lisse

Dit zeer kleine tekeningetje komt uit het “souverniralbum” van Profes­sor Schlegel. Dit album is een fraai doosje, waarin zich een aantal beschilderde kaartjes bevindt, 8 bij 3,5 cm, met het opschrift: ‘Prof. H. Schlegel, Math. et Phys. Album von Leiden seiner lieben Grossmutter zum Geburtstag, 23 September”. Op het eerste kaartje staat het aardige trapgevelhuis dat de professor in Leiden bewoonde. Verder diverse stadsgezichten en ook een aantal beelden uit de omgeving. Achter op dit afbeeldinkje staat: “Ruine Deventer bei Lisse, Umgegend Leidens”. Schlegel was niet de eerste die Dever met Deventer verwarde.1 En dit terwijl Dever, “’t Spookhuis”, bij de Leidse studenten genoeg bekend­heid genoot! 2

Professor Schlegel was in l 804 in Duitsland geboren, maar reeds sinds mei 1825 verbonden aan het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie te Leiden, sinds 1858 als directeur (zie blz. 60). Hij hield zich vooral bezig met de gewervelde dieren. Het is bekend, dat hij een afkeer had van het gebruik van vergrootglas of microscoop, omdat hij meende, dat dit de zuivere, natuurlijke waarneming in de weg zou staan. Dat doet vlak naast het Laboratorium voor Bloembollenonderzoek thans wel vreemd aan, maar toch moet ook Schlegel in de bollenwereld een zekere bekendheid hebben genoten, want er zijn een tweetal tulpen naar hem genoemd. De eerste is een enkele vroege tulp, een gele La Reine-sport uit 1882. In 1908 verkreeg ze in Haarlem het Getuigschrift van Verdien­ste. Thans staat zij officieel ingeschreven als Primrose Queen. “Herman Schlegel maxima” heet officieel Madame Gevers. Het is een sport van White Hawk (Witte Valk) en verkreeg in 1912 het Getuigschrift Eerste Klasse.

Een jaartal wordt niet vermeld, maar het plaatje moet omstreeks 1850 gemaakt zijn. In augustus 1848 was de noorderzijgevel van het “nieuwe huis”, dat tussen 1631 en 1634 tegen de donjon was aangebouwd, ingestort. Daarna ging iedereen die stenen of hout nodig had aan het slepen. Vooral voor de versteviging van de kaden kon men veel puin gebruiken. (Het Haarlemmer Meer was nog niet drooggelegd! ). Ten slotte zijn in 1857 de laatste restanten gesloopt.

Bezien we nu het aquarelletje iets nader. De professor heeft het geschil­derd van uit het zuid-oosten, ongeveer van de plaats waar nu de brug is voor de boerderij van Rotteveel. We zien Dever hier dus evenals op de vorige afbeelding schuin van achteren. De voorgevel is al geheel verdwe­nen. Men ontwaart duidelijk de bijna 150 jaar oude beukebomen op het voorplein. Ook een deel van de zuiderzijgevel is al weg. Wat vlak tegen de oude burcht is aangebouwd, staat nog overeind. Van de brug uit 1767 zijn nog de bogen over. De gracht is al ten dele dichtgegroeid en er staan een paar bomen. Links ziet men nog vaag de contouren van het tuinmanshuisje van Govert van den Aardweg, dat nog steeds aan de Deverlaan staat. Dit huisje is de portierswoning, die naast de binnen-poort stond gebouwd en van het Dever-complex een integrerend deel uitmaakt. Deze afbeelding is daarom zo interessant, omdat ze tot nu toe de enige is die van deze toestand, waarin het “nieuwe huis” half is gesloopt, bezitten.

Wie thans vanaf de zuidzijde Lisse binnenrijdt, vindt aan zijn rechter­hand niet ver van de Heereweg de oude Devertoren.3 Het is een van de vele die stonden aan de voet der binnenduinen aan de rand van visrijke poelen en ontoegankelijke veenmoerassen. Van al de kleine toren­burchten is alleen Dever overgebleven. Volgens deskundigen een zeld­zaam en waardevol monument met uitzonderlijke vorm. De bodem rond de Devertoren herbergt nog de resten van de oude voorburcht met de bijgebouwen. Dever slaapt. Maar de Deverslaap nadert zijn einde; Dever zal herrijzen!

Intussen geeft het genoemde portiershuisje de “Stichting Dever”, die zich het lot van de oude ridderhofstede heeft aangetrokken, veel reden tot zorg. Dit huisje uit de vijftiende en zestiende eeuw stond gebouwd tegen de binnenpoort, die reeds lang is verdwenen. Van dit oude en interessante huisje, door Leembruggen in 1848 geschilderd, zijn nu een aantal pannen af en het dreigt eerdaags in te storten. Weliswaar staat het op de “Monumentenlijst”, maar bij de behandeling van de Monumen­tenwet in 1961 is de onderhoudsplicht bij amendement uit het ontwerp geschrapt. Hoe zeer men ook zijn best doet, het interessante monu­mentje dreigt aldus verloren te gaan. Dan zal men het opnieuw moeten opbouwen; het hoort erbij en bovendien is het als woning voor degene die in de toekomst toezicht houdt op de Dever landerijen onmisbaar. De strijd om het behoud van Dever gaat voort. “Want uwe knechten hebben een welgevallen aan hare stenen en hebben medelijden met haar gruis” (Psalm 102 : 15).

1      Het Huis Dever te Lisse, blz. 233 en 257 e.v.

2      De hertekop van Dever, Leids Jaarb. 1969, blz. 167-173.

3      A.M. Hulkenberg, Lisse in oude ansichten, 1970, blz. 77.

11. Dever omstreeks 1850.Tekeningete in kleur (8×3,5 cm) uit hte “souveniralbum”van Professor Hermann Schlegel te Leiden (1808-1884), in de collectie van de heer J. de Koning, Lorenzkade 71 in Leiden.

11. Dever omstreeks 1850.Tekeningete in kleur (8×3,5 cm) uit hte “souveniralbum”van Professor Hermann Schlegel te Leiden (1808-1884), in de collectie van de heer J. de Koning, Lorenzkade 71 in Leiden.