’t Roemwaard Lisse: Kaart van de Bedijkte Lisser Poel

Door Alfons Hulkenberg

Overgenomen uit het boek ” ’t Roemwaard Lisse” uit 1998, 2e druk, Grimbergen boeken – Lisse

Een kaart van de Poelpolder kort na de drooglegging in 1623/24. Links onder ligt het dorp Lisse met de “Binnenwegh” (Achterweg), Vuur-steeg, “Brouckwegh” (Kanaalstraat), de “Quawegh” (Broekweg en Grevelingstraat) en de “Graft”. Over de gedempte Gracht rijdt men thans de Poelpolder binnen. Aan de Gracht staat de korenmolen en daar dichtbij is de “Hotpoel”, die in de vorige eeuw is dichtgeplempt. Over de vaart die de Gracht via het Hotpoeltje met de Beek verbindt ligt in de Broekweg de Keizersbrugge, sinds 1764 een heul (blz. 42). Aan de onderzijde van de kaart is de “Verlaner Santsloot”, waardoor Van der Laan van Ter Specke zand afvoer (blz. 50). In het midden de “Trijnenlaen” en de “Nieuwe weg” (Tweede Poellaan) en nog iets naar rechts de “Nieuwe Waterlosinge” (het Mallegat) bij de Engel. De nieuwe polder is omgeven door de Ringsloot (Rijnsloot) en in het midden is de “Molenwateringe”. De laatste molenstomp is juist in 1970 gesloopt. Boven zien we het “Grote Meer”, “’t Langerack” en het “Kagermeer”, delen van het Haarlemmer of Leidse Meer, waarin “Abenes” en de “Rovers-brouck”1 eilanden waren. Bij de inpoldering van het Meer in 1854 zijn stukken van de Roversbroek en van de Lisserbroek (met zijn slingerend Turfspoor) afgesneden en bij de Haar lemmer meer polder getrokken. Sinds 1433 was het visrecht van de Poel door Philips van Bourgondië verpacht aan de stad Leiden.2 Het droogleggen is dan ook geschied door de drie Leidse “parochiekerken”, de St. Pieterskerk, de St. Pancras-of Hooglandse kerk en de Lieve-Vrouwekerk. Namens hen richtten “de Burgemeesteren en Regeerders der Stad Leiden” tot de Staten van Holland het verzoek aan deze kerken het octrooi tot droogmaking van het “Geestwater” te verlenen. Op l januari 1615 was men met de voorbereidingen reeds begonnen, zoals blijkt uit de stukken die zich in het Lissese Gemeentearchief bevinden. Nummer 472 is een “Declaratie ende specificatie van zodanige kosten als sedert den Ie januari anno 1615, her meten van de oever landen, gelegen aan de Meer en de Poel in Lisse, gedaan en gevallen zijn, ter cause van salaris, loon, vacatie, teerkosten (vertering), wagen- en schuit vracht en, zulks ende zo hierna gearticuleerd en verklaard staat, geteld in guldens, etc.”. Deze kosten zijn voornamelijk gemaakt door de secretaris van Rijnland, door Schout Van Immerzeel van Lisse en door Jan Pietersz Dou, gezworen landmeter van Rijnland.3 Toen de gevraagde vergunning afkwam is er met grote voortvarendheid gewerkt. In 1624 was de droogmaking een feit en kon het uitgeven van percelen een aanvang nemen. Verscheidene aangelan­den voelden zich echter te kort gedaan. Om een nette, rechte ringsloot te graven waren grote stukken land afgestoken en bij de nieuwe polder getrokken. In een uitvoerig “Verbaal” worden alle percelen genoemd, die door het bedijken kleiner zijn geworden.4 “Eerst de geestkant”, de westzijde, “beginnende aan ’t Scheid (de grens) van Sassenheim, gaande noord aan tot de Graft toe.” Jan Claaszoon van Zand vliet is hier 389,5 roeden kwijt, de Abdij van Leeuwenhorst te Noor dwijkwijkerhout, de eigenaresse was van het huidige land van Gebr. Meskers, 400,5 roeden, en achter Dever is zelfs 939 roeden, dus veel meer dan een hectare grond verloren gegaan. Aan de andere zijde van de Poel, in de Roversbroek, is hetzelfde gebeurd, evenals tussen de Graft en de “Grevelyn”. Pas na ampele besprekingen en langdurig financieel touwtrekken zal deze zaak in het reine kunnen komen. De financiën blijven trouwens een moeilijke zaak. De schout en gezworenen van Lisse, de kerkmeesters der drie kerken, mitsgaders de directeuren en ingelanden van de Poel zenden een fraai request naar de Staten van Holland en Westfriesland, waarin zij “met behoorlijke reverentie” te kennen geven, dat zij “naar het voorbeeld van diverse andere polders minder oppressie en kosten” van hun belastingen verlangen.5 Iets dergelijks komt regelmatig voor. Daar komt nog bij, dat ook de dorpen Lisse en Sassenheim enerzijds en de heemraden te Leiden en de gecommitteerden van de bedijking ander­zijds het over financiële zaken het maar niet eens kunnen worden. Zij beroepen zich op het Hof van Holland te ‘s-Gravenhage, maar dit verklaart in 1627 op een fraai perkament niet ontvankelijk te zijn.6 En zo duren de moeilijkheden maar voort. Tenslotte schrijft de schout een fraaie “Acte van insinuatie (aanzegging) en protestatie” tegen de dijk­graaf en de gecommitteerden van de Lisser Poel.7 Het gaat zo door, jaren lang …

Veel huizen zijn er in de Poel aanvankelijk niet gebouwd. Uytermeer, in 1642 een soort Noordhollandse stolphoeve (“de boerderij van Lange-veld”) en een jaar later de boerderij Poele-way. Dijkdoorbraak en overstroming: 1677, 17668, en Kerstmis 1838. De hele nacht was Piet Verdegaal (van Poele-way) in de weer! Verdegaal is er niet meer en Poele-way is gesloopt. Nu moet Lisse zelf op de dijken acht geven.

  1.   A.M. Hulkenberg, Het Huis Dever te Lisse (1966), blz. 75/76.
  2. A.J. van der Aa, Aardrijksk. Woordenb. (1845).
  3. Gemeentearch. m. 412.
  4. ld. 473.
  5. ld. 474.
  6. ld.475.
  7.  ld. 476.
  8.  Zie ook 477.

 

  1. 7. Kaart van de zo juist bedijkte Lisser Poelpolder getekend door Jan Pietersz Dou(w) gezworen landmeter van Rijnland in 1624. Kopergravure 19,5 x 32,5 cm. Archief Hoogheemraadschap Rijnland te Leiden en elders